Het is een vorm van beroepsdeformatie. Ik geef dat direct toe. Maar als je je leven lang gewerkt hebt in branches waar de klant centraal stond (staat) en jij als aanbieder van goederen of diensten moe(s)t zorgen dat jij jouw doelstellingen behaalt door vanuit dat klantgerichte denken rendement te verzorgen, valt het op dat nog steeds veel mensen kennelijk voor dat fenomeen zijn geroepen, maar slechts weinigen echt uitverkoren. Ze werken bij bedrijven die juist vanuit dat denken hun personeel zouden moeten screenen op geschiktheid. Maar het tegenovergestelde lijkt het geval. Een voorbeeld illustreert wellicht wat ik bedoel. Op de rand van zomer en winter knakte er iets in een van onze raambedekkers. Een mechaniekje, binnen in dat ding, vertoonde metaalmoeheid, het hele geval kon worden afgeschreven. De totale oude balk was twee meter breed, het betrokken raam qua bedekking asymmetrisch in twee delen opgesplitst. We moesten dus aan de vervanging. Nou, dat viel me niet mee. Niet doordat het spul wellicht niet leverbaar is hoor, nee, het zat hem meer in de wijze waarop je geholpen wordt (of niet) bij de diverse zaken die we bezochten. Bij sommige daarvan wordt je gewoon helemaal niet opgemerkt.
Lastig als blijkt dat ze jouw raambedekker niet hebben in de gewenste maat of kleur! Nee, men heeft wel iets anders. Maar dat was net niet de bedoeling. Bij goedkopere zaken (je wilt koste wat het kost slagen als je met een dergelijk pechgeval zit) is die servicegevoeligheid nog wat slechter dan bij de iets hoger gepositioneerde, maar de verschillen zijn minimaal. Na nog even nagedacht te hebben over een plan B, je moet kiezen of kabelen als blijkt dat Plan A toch een doodlopende weg is, besluiten we om dan maar twee balken van ieder 1.60mtr te kopen. Dan moest ik wel de hele boel qua ophanging ombouwen, maar dan werkt het tenminste weer. Ook dat viel nog niet zo mee. En ik moet zeggen, het was zeker niet met dank aan de medewerk(st)ers van die keten waar we uiteindelijk slaagden dat we onze keuze daar toch maar lieten vallen. Nee, je moest overal op zoek naar die mensen, ze kwamen soms steunend en klagend van hun werkplek (ze waren meestal ‘iets’ aan het uitpakken of neerzetten) en de kennis van zaken was matig tot slecht. Met dank aan de vestiging in Amstelveen waar we uiteindelijk deels slaagden, kregen we het voor elkaar dat in een Amsterdams filiaal een tweede balk werd gereserveerd.
En kon ik aan de slag. Het was net zo lastig als vooraf verwacht, maar daar konden die mensen in de winkels niets aan doen. Ik geef toe, het is klein ongemak in vergelijking met wat er zoal in de wereld speelt, maar toch. Werk je eenmaal in een winkel, doe dan je best om er een feestje van te maken. Dat helpt bij de verkoop, je dag verloopt er sneller door en klanten reageren domweg aardiger. Chagrijn, onwil, gebrek aan kennis, en (ik moet het toch stellen) geen benul van de Nederlandse taal soms, helpt niet bij het bereiken van persoonlijke of zakelijke doelstellingen. Daar mag best wat op getraind worden. Zoals men doet bij ketens als WoonXL. Daar krijg je antwoord, begeleiding en wil een verkoper er alles aan doen om je te helpen aan het gevraagde. Voor de rest zag ik alleen maar dat er nog veel werk is voor motivatietrainers en verkoopcoaches.

Weet je wat ik niet snap aan de internationale politieke verhoudingen? We hebben in de afgelopen jaren heel wat vijandsbeelden gecreëerd, maar leven zakelijk vaak op zeer goede voet als je ziet welke technologie er links en rechts wordt geleverd. Kennelijk zijn we als het om Dollars of Euro’s gaat een heel stuk minder principieel dan in de uitingen voor de publieke of politieke bühne. We boycotten Rusland vanwege de heftige intimidatiepolitiek van het Kremlin, maar leveren wel hele autofabrieken aan die lui en laten de Russen vliegen in de allernieuwste passagiersvliegtuigen van Boeing of Airbus. Als er een land is dat in het verleden goed bleek in het kopiëren van Westerse technologie dan toch wel Rusland. Zo kwamen ze bijvoorbeeld in 1946 al uit met een grote strategische bommenwerper van ontwerper (..)Tupolev, de TU-4, die 1 op 1, tot de laatste schroef, gekopieerd was van de Amerikaanse B-29’s die per ongeluk waren geland op een Sovjet-vliegbasis na een aanval op Japan.
Dat die technologie ook nu weer wordt benut door de Russen bewijst het feit dat in hun oorlogshandelingen tegen de rebellen die Syrië willen bevrijden van IS of Assad, klonen van Amerikaanse kruisraketten werden ingezet. Hun legervoertuigen zijn ook min of meer gekopieerde Hummers. Ik zou er dus toch eens over nadenken als we weer een mooie commerciele order kunnen scoren in dat land. Dat geldt ook voor China. Wie in dat land als fabrikant aan de slag wil moet wettelijk voorgeschreven domweg samenwerken met Chinese partners. En men wil daar ook liever niets inkopen, maar zelf bouwen. Met alle voorspelbare gevolgen van dien. Ooit leverde het luchtvaartconcern McDonnell-Douglas een assemblagelijn voor haar verkeersvliegtuig uit de MD80/90 reeks aan de Chinezen. Die konden zo tegen lagere kosten Amerikaanse vliegtuigen bouwen. Intussen werd McDonnell-Douglas na een overname Boeing en gingen de Chinezen lopen met de Amerikaanse technologie. Resultaat; een eigen verkeersvliegtuig dat wel erg lijkt op die aloude McDonnell-Douglassen. Ook andere fabrikanten als Airbus lopen dat risico omdat de Chinezen niet schromen technologie te kapen.


Het CIS (de unie van samenwerkende staten) werd de opvolger. Anno 2016 zien we weer een sterk Duitsland, dat in feit de EU bestuurt, zorgt voor de enorme vluchtelingenstromen vanuit de arme en geplaagde gebieden in Afrika en Midden-Oosten. We zien een Russische Beer die langzaam aan haar verloren gebieden weer inneemt. Goedschiks of kwaadschiks. Een leider aan het roer die de Russen weer zelfvertrouwen schenkt en de defensiemacht opnieuw brengt tot Sovjet-niveau’s. Poetin wordt een soort moderne Tsaar genoemd, Merkel de ‘Leider van Europa’. En de landen die tussen deze twee grootmachten in zitten kijken er naar en weten niet wat ze nu precies moeten. Kiezen of kabelen. Het lijkt er op dat die keuze nog wel eens een lastige kon worden. Feit blijft dat deze landen net als de VS een belangrijke rol spelen in de moderne geschiedenis en vermoedelijk ook de nabije toekomst. In hoop of vrees. En wij in ons kleine landje zullen daar mee moeten leren leven. Of we nu willen of niet.
Het bankje waar wij even wilden zitten in de zon, was gevestigd tegen de muur van het museum dat wij zojuist hadden bezocht. We zouden er met ons groepje van vier mensen met wat inschikken van billen of heupen net aan kunnen zitten, als dit bankje niet was ingenomen door een dame die haar bezittingen om zich heen had uitgestald. Nadat de vrouwen uit ons gezelschap naast haar neerploften trok zij wat van haar spullen naar zich toe en begon te praten over het weer. Nu was het lekker zonnig, uit de wind was het heerlijk. Zij zat met haar gezicht omhoog een volkomen donkere zonnebril bedekte haar ogen. Toen ze zag dat wij mannen moesten blijven staan zette ze haar tassen op de grond en schoof nog een stukje verder opzij. Ze trok haar lederen jack nog wat strakker om zich heen en maakte duidelijk dat ik best naast haar ‘mocht’ zitten. Dat deed ik. En dat was wellicht niet zo’n slimme zet. Ze keek me met haar donkere bril aan en zag kennelijk een soort biechtvader in mij. Nu ben ik veel, maar voor dat ambt van vergevingsgezinde priester ben ik minder in de wieg gelegd. Neemt niet weg dat ze op zachte maar goed hoorbare toon haar verhaal afdraaide. Ze woonde in Amsterdam-Oost, tussen de junks, de buitenlanders en ander schorem, dat haar het leven zuur maakte. Ze was overspannen, had tot vijf weken geleden nog gedronken als een ketter, was gestopt met roken, dus ook met haar stickies. Ze leefde nu gezond, maar het werd haar niet gegund om een leuk leven te leiden. Ze wilde graag verhuizen maar kreeg geen kans. De Gemeente werkte niet mee, en haar sociaal werkster had haar vanuit een onbewoonbaar verklaarde benedenetage weg gehaald en in die gribus gebracht waar ze nu nog woonde. Waar die junks haar belaagden, haar adres gebruikten om pakjes etc. naar toe te laten komen en haar dan te laten betalen, waar ze niks tegen kon doen, en de politie niet eens aangifte voor wilde opnemen. Haar verhaal rolde over me heen als een sneltrein die niet te stoppen leek. Mijn gezelschap naast me at intussen een boterham en dronk wat, ik durfde dat niet. Het verhaal van de vrouw deed me iets, aan de andere kant weet ik als Mokumer dat van dit soort verhalen elke dag tientallen keren worden verteld. Gemiste kansen, verkeerde beslissingen, verloren in de drank en geen steun waar hulp dringend nodig is. De vrouw vroeg mij op enig moment waar ik zelf woonde. Ik hield het wat op de vlakte. Gaf een indicatie. ‘O, daar zou ik ook graag willen wonen, in alle rust…’. Ik snapte dat. Maar het begon me nu toch wat te kriebelen. Verhalen zijn leuk, medelijden ook, maar het moest niet in de buurt komen. Met wat diplomatieke drukmiddelen richting mijn eigen gezelschap kon ik hen bewegen in de benen te komen. Ik nam afscheid van de dame met haar problemen. Zij bedankte me voor het ‘fijne gesprek’. Zwaaide nog eens, en zette toen haar tassen weer op de plek waar ik had gezeten. Haar hoofd richtte ze weer op de zon. Haar dag was toch weer een stukje fijner dan daarvoor en ik had weer een stukje Amsterdams klein leed mogen aanhoren. Later, op een mooi terras op het Rembrandtplein hoorde ik heel andere verhalen. Over ‘versieren’ en hoe snel een Porsche wel niet reed. Zo heeft ieder zijn eigen sores…..














