Leven met de Vliegende Pijl – Hoofdstuk 52 – Fabia en meer…

Toch had ik bij de Marketing Round Tables ook wel eens een klein zakelijk meningsverschil uit te vechten met die slimme Alfred Rieck. Want bij de Fabia was niet alles alleen maar Hossanah in de Hoge. De Tsjechen bedachten ook een erg lelijke variant op het thema, de sedan. Gewoon een Fabia Hatchback, die om een of andere reden een vrij lelijke ‘kont’ opgeplakt kreeg. Kennelijk omdat er in Finland, Griekenland of verre deelstaten van Rusland belangstelling voor bestond. Om de kosten te drukken moesten ook de West-Europese markten mee doen om die wagens te verkopen. Toen mij tijdens een MRT in Frankfurt werd gevraagd hoeveel van die sedans ik wilde bestellen voor onze markt, gaf ik aan: ‘nul’. Het was voor het eerst dat Alfred Rieck me boos aankeek. Wij hadden nooit echt ruzie, maar over deze auto en diens verkoopkansen waren we het niet eens. En wat mij betreft tot nu toe nog steeds terecht. Sedans waren (en zijn) geen handel in ons land. Het marktaandeel van soortgelijke Volkswagens (de Polo kende in Nederland ook een weinig succesvolle sedanversie) was bijster klein, met Skoda moesten we dus rekenen op flink wat winkeldochters als we zo door zouden gaan.

Vanaf ‘maximaal 50’ onderhandelde Skoda via Cees Hoekstra en mijn verkoopcollega naar 200 stuks van deze foeilelijke Fabia-versie en ik kan gerust stellen dat ik volkomen gelijk kreeg v.w.b. de vermarkting. Niet te verkopen die dingen. Maar toen was het al te laat. Intussen gingen de Marketing-gesprekken al weer over andere modellen na de Fabia. Skoda had grootse plannen. Wilde komen met een ‘Uber-Octavia’ die vooral in het segment van de bovenste middenklasse een rol van betekenis zou kunnen spelen. Als ik de specificaties van die eerste ontwerpen bekeek moesten we denken aan een tegenhanger voor de Audi A6, of Mercedes E-Klasse, maar dan tegen een veel lagere prijs. Gezien het net wat opgevijzelde imago voor het merk zou het naar mijn idee nog een hele kluif worden om deze wagen goed in de markt te zetten.

Hij had weliswaar veel mee, maar ook best wat zaken tegen. Toch gaf ook deze auto weer extra veel hoop voor de toekomst. Het gamma werd breder en breder en we zouden als merk straks een steeds groter deel van de markt kunnen bedienen. De introductie van de nieuwe auto, later aangeduid als de Superb, werd gezien voor 2001. In de periode daar aan voorafgaande werd internationaal tijdens die marketingbijeenkomsten veel gepraat over de kansen en mogelijkheden. Als ik achteraf terug kijk naar wat voor auto dit in feite was geworden moet ik stellen dat de verwachtingen heel wat hoger waren dan de uitkomsten. Ook al was het een meer dan puike en zeer comfortabele auto, die het platform deelde met een in China verlengde VW Passat-bodemplaat en rijkelijk mocht worden gewinkeld in de schappen van zowel VW als Audi voor de motoren. Voor veel dealers was het een ultieme demonstratiewagen. Ook dat was wel iets waard. Ze schaamden zich niet meer voor hun eigen merk en gingen zelfs met hun caravan er achter in de grote Skoda op vakantie. Wordt vervolgd! (beelden: Yellowbird archief/Skoda)

 

KLM 100 jaar – Douglas’ ‘blikken kisten’…

Tegenwoordig kennen we we eigenlijk nog maar twee grote vliegtuigfabrikanten (Boeing en Airbus), maar voor de tweede Wereldoorlog was er echt een hele reeks van die ondernemingen. Elk land koesterde haar eigen producten op dit punt, al was het maar om strategische redenen. De Verenigde Staten van Amerika had er tientallen waarvan Douglas er een was. Dat bedrijf maakte enige naam met toestellen voor de defensie van het grote land aan de andere kant van de Atlantische Oceaan maar kreeg pas echt wereldfaam toen men al in 1931 een volledig metalen vliegtuig presenteerde aan de toenmalige grote airlines binnen de VS, de DC-1. Dat toestel had nog wel wat beperkingen, maar zijn productieversie, de DC-2 werd een groot succes. Ook Albert Plesman zag ineens het licht bij het aanschouwen van die DC-2 en kocht er een stel voor zijn KLM. Groot voordeel van deze machines, zij hadden twee motoren, een intrekbaar landingsgestel en een behoorlijke mate van comfort t.o.v. concurrerende machines. Je kon er veertien passagiers in meenemen.

Aardig was ook dat die DC-2 in staat was in geval van nood op een motor door te vliegen, zij het dat de kist dan wel langzaam maar gestaag daalde. Ook weer op indicaties vanuit de Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen kwam er een grotere uitvoering beschikbaar, die we later als DC-3 zouden verwelkomen. Dat toestel vloog nog een hele slag beter dan de DC-2, had ook veel meer capaciteit (tot 25 passagiers) en was als ‘sleeper’ uit te rusten, waarbij je dan in een soort bedden werd vervoerd van de ene kant van het continent naar het andere. Ook deze machines werden aan de KLM verkocht. En al voor de oorlog ingezet op het lijnennet van onze nationale trots. Een ontwerp dat tijdens de oorlog als C47 Skytrain (bij ons Dakota) grote faam zou behalen en lang als een van de best verkochte vliegtuigen ooit zou gelden. KLM kreeg er na de oorlog een hele reeks van in dienst en ze vlogen ook bij vrijwel elke andere maatschappij in Europa.

Na ruim 11.000 stuks staakte de productie. Maar bleef de machine wel decennia lang gewoon in gebruik. Al zijn vervangers (..) zijn intussen uitgefaseerd, de DC-3 vliegt nog steeds rond op sommige plekken. Of bij vliegende musea-collecties zoals de Dutch Dakota Association. Een enorme stap zette Douglas door een viermotorig vliegtuig te ontwikkelen dat met een bijpassende aanduiding DC-4 werd genoemd. Vloog voor het eerst in 1942 en werd vooral ingezet als transportvliegtuig. Maar wel in zulke aantallen dat na de oorlog heel wat van die machines beschikbaar kwamen voor het weer opstartende burgervliegverkeer over langere afstanden. Ook de KLM kreeg er via een diplomatieke truc (ze werden geleverd aan de Nederlandse overheid..) in haar vloot en kon daarmee o.a. een dienst naar New York opstarten. Die DC-4 had geen drukcabine, was een vrij rudimentair type maar bleek net als zijn kleinere zusje DC-3, aardig taai te zijn. Een echte outsider was de DC-5.

Een soort DC-3 met hoog geplaatste vleugels. Het toestel werd geen succes, maar KLM kocht er wel een aantal voor haar Indische vliegbedrijf. Slechts 12 exemplaren van die DC-5 werden er gebouwd, een daarvan werd geleverd aan William Boeing, de man achter een reeks concurrerende vliegttuigtypen en naamgever aan die nu nog bekende vliegtuigfabriek. Maar die meneer Boeing was zeer onder de indruk van de bouwkwaliteit bij Douglas. Uit de jaren veertig stamt ook de DC-6. In feite een doorontwikkeling van de kleinere en oudere DC-4. Met een langere romp, drukcabine, krachtiger motoren en naar gelang de uitvoering ook in staat om als combi-vliegtuig te worden ingericht. KLM kocht ook deze versie en liet de DC-6 op de routes van de DC-4, deze oude kisten aflossen. De DC-4’s werden verkocht.

Die al uit 1946 stammende DC-6 hield het ook bij KLM nog best lang vol. Kreeg echter in 1953 een opvolger in de DC-7, die in eerste instantie nog sterk leek op alweer een verlengde uitvoering van de DC-4, maar in de uitvoering van de KLM, als DC-7C toch een totaal andere toestel zou worden. Met zijn enorme en krachtige Turbo-compoundmotoren was de machine in staat om met een enkele tussenstop naar de VS te vliegen. KLM vloog er ook mee naar Tokio.

Toen de kist op zijn hoogtepunt was tijdens zijn dienstverband bleek echter het tijdperk van de straalverkeersvliegtuigen aangebroken en nam ook KLM die machines (DC-8) in gebruik. Het tijdperk van de oude propliners was voorbij. De DC-7’s en andere Douglassen in de vloot werden deels omgebouwd tot vrachtkist, andere verkocht. En over dat tijdperk van die straalverkeersvliegtuigen van Douglas zal ik bij een andere gelegenheid nog het een en ander in blogvorm uitwerken. Wordt vervolgd dus… (Foto’s: Yellowbird photo/archief/KLM)

Leer een vak…

Onlangs kwam in een gesprek weer de situatie naar voren van een jong mens die geen benul had wat ze in haar verder leven moest kiezen als vakrichting. Herkenbaar, want ik denk dat meer dan de helft van de jongelui geen benul heeft van mogelijkheden en obstakels op weg naar een nieuwe toekomst die inkomen garandeert of een gelukkig leven. Als je niet als prinses van dit land geboren bent is de kans groot dat je ook niet meteen met een afgeronde studie aan je nieuwe leven kunt beginnen. Bij prinsessen toch vaak iets voor de vorm, minder voor het geld. Normale jongens en meisjes moeten er vaak heel hard voor knokken of blokken om nog iets van een diploma te halen. En als ze dit dan hebben behaald is de keuze voor de volgende stap vaak een heel lastige. Niet iedereen kan bankmanager worden, kunstenaar of iets waarbij je weinig hoeft te kunnen en toch rijkdom genereert zoals BN-er of Vlogger. Voor de meeste mensen is het toch een kwestie van wie je kent, welke tips je krijgt of waarheen je hart uitgaat.

Ik zelf zat ooit in dezelfde situatie. Leuk hoor die successtories, maar zoals u al hebt kunnen lezen uit mijn vervolgverhaal kwam de autowereld pas op mijn pad door de keuze van een bepaald merk terwijl ik zelf in die jaren nog mijn hart volgde bij een bedrijf op Schiphol. En daarheen was ik ooit gegaan toen ik was uitgekeken op het toch wat saaie werk bij eeen grote bankinstelling. Waar ik dan weer was geronseld toen ik nog op school zat. Ben je slim en katholiek?? Ja? Dan willen we jou graag een carriere bieden. Het gaf me een paar jaar onderdak, ervaring, goede leerschool maar maakte ook eerzuchtig. Het zal niet iedereen overkomen. Je hebt mensen die meteen in de voetsporen van hun vader of moeder willen treden. Zijn die dokter of advokaat willen of moeten zij dat als erfopvolgers ook worden. Geldt tevens voor dierenartsen en je ziet het vaak bij artiesten. Ik heb in de autowereld heel wat zoons hun vaders zien opvolgen in het door pa of opa opgezette bedrijf.

Niet altijd met groot succes. Dezelfde naam hebben wil niet zeggen dat je ook hetzelfde talent bezit. Wie het echt niet weet zou trouwens eens moeten denken aan oude vakgebieden die nu langzaam aan een beetje aan het uitsterven zijn. Stoelenmatter, visser, naaimachinemonteur, touwslager, zeilmaker of ambachtelijke houtbewerker. Wie weet wat de gemiddelde mkb-er op dit punt verdient en aan klanten krijgt zou de wens om een modecarriere te volgen of kruidenier te worden nog eens moeten heroverwegen. En toch zie je dat weinig jonge mensen trek hebben in hard werken met de handen. Nee, op kantoor achter een computer trekt meer. Gek genoeg zie je ook dat wat vroeger een droomberoep was, nu aardig uit de mode raakt. Stewardess bijvoorbeeld, verpleegster, buschauffeur of trambestuurder.

Niet voor niets zie je zoveel nieuwkomers in dit land juist op die handmatige beroepen afstevenen. Geldt ook voor overheidsbanen. Die geven zekerheden, goed pensioen, rustige werktijden. En voor piloot moet je een lange weg afleggen die nog duur is ook. Alleen weggelegd voor hen met rijke ouders. Of jongelui die al vaders of moeders kennen die achter het volant zitten of zaten. En als je het echt niet weet….het leger kan ook nieuwe mensen gebruiken. Mag je ook met je handen werken of met de voeten in de modder. Tis een keuze….wellicht de juiste?! (Beelden: Internet/Yellowbird archief)

Leven met de vliegende Pijl – Hoofdstuk 51 – Fabia – breekpunt op vele vlakken…

Terwijl de Octavia qua aantallen bijna niet viel aan te slepen was het met de Felicia nog steeds wat tobben. De auto had toch iets te veel een ‘Tsjechisch stempel’ en het grote publiek zag de auto, ondanks alle VW-elementen, en in strijd met de waarheid, nog te vaak als een overblijfsel uit de oude communistische tijden. Dat besefte men in Tsjechie zelf ook wel en daar werd intussen hard gewerkt aan de opvolger, die men consequent AO4 noemde. Die wagen zou worden gebouwd op het nieuwe platform waarop ook de nieuwe VW Polo uit die tijd en de Audi A2 zouden komen te staan. Door de wat hogere positionering werd door Skoda voor het eerst gewerkt aan een centralisering van de introductiecampagnes. Internationaal marketingchef Alfred Rieck was de man die dat traject moest aansturen en dat deed hij met verve. Elke maand was er overleg met vrijwel iedere importeur, die dan in groepen van 5 of 6 mensen naar een of andere Europese plek moesten komen voor overleg. Deze zgn. Marketing Round Tables vonden plaats in een van de landen waar de deelnemers vandaan kwamen en de desbetreffende importeur had dan de organisatie voor dat geheel in zijn pakket (en budget).

Daarmee verdeelde Rieck de kosten ook wat en binnen Europa was het best goed om bij elkaar af en toe in de keuken te kijken. Om een of andere reden zagen de Duitstalige collega-importeurs mij graag en werd ik ondanks mijn Rudy Carell-achtige Duitse taal uitspraak bij hen ingedeeld. En zo zat ik dus elke maand ergens in Europa te babbelen over hoe we nu moesten kijken naar die nieuwe AO4 die zoveel beter beloofde te zijn dan de concurrentie uit die dagen. Bij elke productvergelijking nam men uiteraard de VW Polo niet mee, dat zou iets teveel van het goede zijn geweest Al bleek al snel dat de nieuwe auto die Skoda op dat geweldige VW-platform zou zetten aardig in staat was om kopers weg te trekken bij haar eigen concerngenoot. Medio 1999 kwam de Fabia op de markt.

Een naam die de auto kreeg door een verkiezing in Tsjechie zelf. Een auto die dus geen oude historisch herkenbare naam meekreeg, maar een totaal nieuwe. Dat gaf extra lucht. Mensen die voorheen de compactere Skoda-modellen als Favorit en Felicia nog met enige afkeer bekeken, bleken massaal te vallen voor de nieuwe Fabia. En die kreeg er al snel een zusje bij dat het nog beter zou doen in onze streken, de zeer elegante en buitengewoon ruime Combi. Meteen ook een hele range aan motoren leverbaar, veelal een combinatie van door Skoda zelf ontwikkelde blokken en VW-aggregaten, waaronder de fantastische 1.9ltr grote TDi, was dit een snelloper van jewelste. Voor de tweede keer (na de Octavia) was ik bij een introductie van een nieuwe model persoonlijk weer eens heel erg enthousiast.

Net als ik had gehad bij de Octavia-introductie voor importeurs in 1996, kreeg ik ook bij de Fabia Combi weer een soort huivering over de rug. Dit was een auto waar je meteen smoor verliefd op kon worden. Maar ja, we moesten wel zakelijk blijven. Het gevoel heeft me echter niet meer verlaten. Zou ik later nog veel plezier van hebben. De Fabia kwam ook bij de dealers goed aan. Die zaten al een tijdje met een groep klanten in de maag die wel een Skoda zouden willen kopen maar de Felicia niet zagen zitten en de Octavia domweg niet konden betalen. De Fabia zou dat gat met verve vullen. Dat de auto daarbij, net als de Octavia, volverzinkt werd geleverd, roest dus iets was voor de zeer verre toekomst, zorgde voor extra aantrekkingskracht. Voor veel dealers brak ergens in die periode het breekpunt aan. Wilden ze mee met Skoda naar de toekomst moesten ze nu toch echt wel gaan investeren in hun pand of organisatie. Sommigen (twee-merken-dealers) moesten keuzes maken, anderen zagen wel in dat met hun eigen technische insteek, het nieuwe Skoda aan hen voorbij zou gaan. Fabia scheidde definitief het kaf van het koren. Pon Mobiel had op dat punt haar doel bereikt, de interne organisatie was op orde en het Management Team had veel werk verzet, maar haar taak ook meteen goed uitgevoerd. Wordt vervolgd! (Beelden: Yellowbird archief/Skoda)

Contra-evolutie

In de afgelopen periode waren er weer wat selfiedames in de media te vinden die meenden dat het tijd werd om de klok terug te draaien naar de tijden van voor de verzorgingsevolutie. Omwille van aandacht of ecologische gekte besloten zij dat wat de Schepper had bedoeld als bescherming van oksels en overige delen van het menselijk lichaam, niet meer te verzorgen of te verwijderen maar er juist weer flink mee te koop te lopen. Tegen de modetrends in. Maar je valt er wel mee op en dat lijkt me, ondanks de aandacht die de dames zochten, toch een tamelijk slecht signaal. Beharing die overal uitsteekt, onverzorgd is en bijdraagt aan het simpele feit dat bepaalde bijna uitgestorven diersoorten als schaamluizen weer in de pootjes wrijven van genoegen lijkt mij niet passen in een modebeeld anno 2019. Ik ben er niet van, ik heb dat in het verleden nooit onder stoelen of banken gestoken. Voor sommigen is het ultieme uitingsbeeld van ‘volwassen zijn’ dat je de jungle onverzorgd toont aan de goegemeende om je heen. Sommige culturen vinden dat wellicht prachtig, ik niet. En gezien het aantal lasersalons waar je ook terecht kunt voor wax/harsbehandelingen ben ik kennelijk en gelukkig niet de enige. Tuurlijk, als je valt op oermensen heeft het nog iets. Vroeger was de geur van ongewassen lijven voor beide sexen vaak ook een groot genoegen.

Maar we leerden sindsdien dat esthetiek iets anders anders is dan struiken of stoppels op zichtbare plekken. Kaal op veel plekken staat er tegenover, ik snap dat niet iedereen daar van is, maar onverzorgd door het leven? Toch ook niks? Ik gun de meiden die de oksels en meer zwart begroeid laten hun lolletje hoor. Ze vinden vast partners die als Tarzan of Jane door het leven gaan en van liaan tot liaan een weg banen naar ultiem geluk. Maar ik ben er (nogmaals) niet van en zal er verder geen blik meer op richten. Zoals ik in mijn vorige blogverhaal al aangaf ben ik ook niet van het bakken. Maar uitgegroeide haarbossen zouden me zelfs misselijk maken als ik dat op het strand of elders tegenkom. Hou de boel binnenboord, show er niet mee en we blijven vrienden. Heus! En die 95% van de mensheid die wel iets snapt van tonderen, ontharen en verzorgen….ik ondersteun die evolutie. En dank u voor het inzicht richting uw medemens…..:) (Beelden: Internet)

Bakken…

Wie mij de afgelopen jaren regelmatig heeft gevolgd weet dat ik niet zo van de stranden ben. Hoe fraai het weer is, hoe warm ook, laat mij maar in de schaduw zitten of lopen. Lekker in de relatieve koelte, niks zand en verbrande lijven. Ook al zijn sommige van die lijven het aanzien meer dan waard, daar hoort het mijne niet bij. Ik ben bijna van het Brits-transparante huidtype, dus wit van kleur en kan slecht tegen de invloed van de zon. Die volgens alle milieugekkies en andere onheilsprofeiten toch al een slechte invloed heeft op onze lijven als we er te veel gebruik van maken. Die zon is onze bron van bestaan, maar je hoeft de affectie niet te overdrijven. Toch heb ik in het verleden best vaak stranden bezocht, er zelfs op gelegen. In de tijd dat dit nog een echt uitstapje was. Zandvoort was de standaard badplaats van de gemiddelde Amsterdammer, Bloemendaal voor het iets chiquere deel van de bevolking en veel Noord-Hollandse badstekken voor hen die al dan niet in een vakantiehuisje of caravan van de zomer(vakantie) genoten. Meestal bleef het voor mij persoonlijk bij een haat/liefde-verhouding.

Ook in het buitenland wilde ik wel eens een enkele keer het strand uitkiezen als bestemming. Meer voor de andere leden van ons gezin dan voor mij zelf. Ik was en ben niet zo van het Spaanse of Turkse. Portugal kon me meer bekoren. De Algarve met haar toen nog vaak wat ongerepte witte stranden waar langs rode rotsen en groene bomen of struiken prachtig combineerden met de blauwe zee en dito luchten. Ik kwam er dan nog wel eens chocoladebruin vandaan. All-over, dat spreekt, want bloot was toen nog niet taboe. Heel anders verliep mijn strandervaring op het op zich erg fraaie eiland Grand Canaria. Playa des Ingles als onze verblijfstek (helemaal fout in veel opzichten) en een soort woestijn om de hoek. Ook daar kon je in de blote billen over het enorme strand paraderen, was vrij normaal nog toen, maar de invloed van de zon was zo rond of op de evenaar van een ongekende en andere orde. Blaren op de voeten en een vuurrode huidskleur. Britser kon niet. En daarover gesproken….dat eiland werd overstroomd door Britten die met name ‘s-nachts tot leven kwamen en zich zes slagen in de rondte dronken.

Overdag vielen ze dan massaal op het strand in slaap en waren echt doorgebakken als ze wakker werden. Zoveel ‘gekookte menselijke kreeften’ als toen zag ik nooit eerder. Wat die lui soms bezielde was me een raadsel. Was ik nog een kind bij. Gelukkig maakten we veel gebruik van de regionale bussen, excursies en wandelden ons mal in de zon, maar dan zag je meer dan dat wat Adam en Eva elkaar in het Paradijs toonden. Het bleek leuker te zijn dan gedacht, maar dan moest je wel weg van die stranden. Nog steeds ben ik een beetje ‘anti-strand’ als het er op aankomt. Al is een wandeling in het najaar over een strand dat leeg is en min of meer bevolkt door de bij die omgeving behorende dieren nog wel aantrekkelijk. Met onze lieve hond Purdy wandelden we nog wel eens door duin- en strandgebied bij IJmuiden. Dat was altijd leuk. En je kon dan ergens koffie drinken in een strandtent die ook honden welkom heette. Dat waren nog eens tijden…. Maar voor de rest? Dakje, airco, koelte, boek, ontspanning. Of een stedentrip(je). Meer heb ik niet (meer) nodig. Later vertel ik daar meer over! Dus…braden jullie maar lekker. Ik zal het niet nadoen en ben ook niet jaloers. (Beelden: Yellowbird archief)

Leven met de Vliegende Pijl – hoofdstuk 50 – Goede Tijden….

Alsof het zo moest zijn kregen we na de Miss-Nederland organisatie ook ineens BN-ers in ons bestand. Dit had ook wat te maken met het feit dat het toen zeer sterk aan de weg timmerende Koreaanse merk Daewoo zo ongeveer elke ‘bekende’ of nog niet zo bekende Nederlander een van haar rijdende en oude Opel-klonen aanbood. Daar mochten die lui dan een jaartje in rijden en een aantal contracten daartoe liep intussen af. En dan gingen die toch wat uit de media bekende mensen zoeken naar een alternatief. Dat alternatief hadden wij met de Octavia meer dan in huis. Een Octavia was een luxe slee I.v.m. die wonderlijke Koreaanse Opelmodellen van een decennium eerder. Zo was onze mening in ieder geval toen zeker. En zo zaten we al snel met een aantal mensen aan tafel die we zelf toch ook vooral kenden van radio en/of tv. Zo was Baantjer (en nu Flikken)-acteur Victor Reinier een uitdaging. Een jonge vent, met een geweldige uitstraling en stopten we die in een zwarte Skoda Octavia SLX. Dat zou gaan werken, en we sloten hem om meerdere redenen graag in het hart. Het bleek een prima ambassadeur voor ons merk en hij was ook oprecht enthousiast over de kwaliteiten van zijn zwarte Tsjechische middenklasser.

Daarna kregen we de charmante en erg aardige actrice Renee Soutendijk in een Octavia Automaat, de vrolijke zangeres en buhne-actrice Jenny Arean in een Hatchback met Tdi-motor, lieten we presentatrice Paulien Huizinga wat later kennis maken met een Skoda Fabia, net als de intussen zo tragisch overleden Ariane Spier en mocht de Zeehondenopvang in Pieterburen een Felicia Fun Pickup komen halen. Intussen reed de verkozen Miss Nederland in een Felicia van de meest luxe soort. Al die BN-ers maakten dat we steeds weer positief in het nieuws kwamen en dat het gerucht dat wij vrijgevig omgingen met sponsorauto’s ook in het sterrenwereldje rond ging als een goede roddel. Acteurs bij ‘Goede tijden – Slechte tijden’ meldden zich. Niet allemaal waren ze overigens voor ons promotioneel doel geschikt. Je wilt als merk ook iets bepaalds uitstralen.

Maar we namen wel presentatrice Maya Eksteen op in de vloot, al was het maar omdat die dame zo vreselijk lief bleek in de omgang. Later nam ze die auto gewoon zelf over, de Skoda Octavia had haar oprecht door zijn kwaliteiten bekoord! Maar ik was zelf overigens niet afkerig van voorkeur of vooroordeel. Zo waren er echt ‘BN-ers’ die ik niet voor het merk zag zitten, maar die in gedrag ook echt zodanig wonderlijk waren in hun benadering dat we geen overeenkomst met hen sloten. Daar zaten zeker ook mensen bij uit GTST, maar ook iemand als voormalig zangeres Jerney Kaagman, de dame die ooit in Earth and Fire had gezongen en later bij Idols zo’n belangrijke rol zou spelen als jurylid. Zo’n vreemd gesprek met haar gehad dat ik domweg niet kon besluiten haar met een Skoda te laten rijden als ze zelf telkens een enorme voorkeur uitsprak voor het merk Citroen!

Overigens gingen niet alle gesprekken even gemakkelijk hoor. Soms bemoeiden zich ineens ‘managers’ met de onderhandelingen en dan ging het al snel fout. Ons de wet voorschrijven rond hoe men om wenste te gaan met promotionele zaken was mij al snel te gortig. Het was graag of niet, die Skoda Octavia kostte indertijd ook al een best bedrag en men hoefde een jaar lang slechts benzine of diesel in de tank te mikken in ruil voor de nodige PR-momentjes. Toch bleek dat de meeste van deze ’BN-ers’ tijdens het vervolgtraject gewoon heel plezierig waren in de omgang en eerder met dit bijltje hadden gehakt. Skoda bleek een merk met allure geworden en dat vertaalde zich in een grotere lijst aanmelders dan wij budgettair konden verantwoorden. En waar het service en onderhoud betreft bleken die wagens bij veel dealers met graagte te worden geholpen, het gaf de dealers ook een stukje extra bekendheid natuurlijk. Net als bij Daewoo eerder in die jaren was gebeurd, sloten ook wij op enig moment uiteindelijk de poort voor dat gesponsorde rijden. Al was het maar omdat we door de positieve publiciteit en als gevolg van de enorme reorganisatie van modellengamma en dealerkorps niet meer hoefden te klagen over prospectkopers. Elk nieuw model stond meteen in grote belangstelling en dat zou niet minder worden met de nieuwe generatie Skoda’s die volgde op de Octavia. Wordt vervolgd! (Beelden: Yellowbird archief)

 

Kinderen en huisdieren…

Laten we de gemiddelde mens, man of vrouw, eens bij de kop nemen en uitgaan van de gedachte dat deze zich verhoudt tot de standaard gebruikelijke gedachten, wensen of verlangens. Dan komen toch al snel twee zaken boven water die voor ons allen herkenbaar zijn. De wens ‘kinderen te krijgen’ en/of het hebben/houden van huisdieren omdat die zoveel gezelligheid en afleiding bieden. Om met dat laatste te beginnen, ik ben er zo een en kan me niet heugen dat ik in een situatie verkeerde waarin huisdieren geen rol van betekenis speelden. Van huis uit meegekregen. Hond, kat, aqariumvissen, het is er allemaal geweest of maakt nog steeds deel uit van ons gezin. En gekoesterd zijn de leden van dat huisgezin die intussen zijn gaan hemelen maar zoveel liefde of vreugde brachten. Bijkomend nadeel? Kostenfactoren. Want niets is gratis in het leven. Een beetje huisdier kost geld bij aanschaf, moet eten en drinken, verzorgd worden, er komt een dierenarts aan te pas, tegenwoordig moet er gechipped worden, je hebt tuigjes nodig, riemen, aangepaste kleding (hond) en wat dies meer zij.

Nee, gratis is het niet. Maar dan krijg je wel weer veel terug. Met kinderen is dat nog een factor tien erger. En wie er een paar heeft weet dat het familiebudget van de gemiddelde Nederlander aardig onder druk staat. Als je per kind maar eens rekent dat er 30 euro per maand nodig is voor een beetje kleding, dat er zakgeld moet komen, ze op sportclubs willen, tientallen pogingen doen om een of ander instrument onder de knie te krijgen en later willen studeren, snapt dat je per kind duizenden euro’s per jaar aan extra kosten mag opvoeren als boventallige uitgaven op de familiepot. Hoe mensen met een krappe beurs dat doen is mij een raadsel. Soms zie ik op tv wel eens gevallen voorbij komen van vrouwen die een of meerdere kinderen alleen opvoeden. En dan leven in een bijna armoedige situatie. Kinderopvang niet beschikbaar, terugvallen op familie voor zover aanwezig. Het kan verkeren. Dan heb je het met veel kinderen een stukje eenvoudiger.

Klinkt vreemd, maar toch is het zo. Grote gezinnen krijgen als voordeel dat kleding kan worden doorgegeven. Er komt meer ‘Kinderbijslag binnen’, kortom het budget verruimt. Daarbij zijn die grote gezinnen veelal wat gezelliger, leren kinderen dat ze moeten delen en niet voorbestemd zijn als Koning of Koningin Selfie door het leven te gaan en dat de Aarde om de zon draait en de zon niet alleen voor hen individueel schijnt. Is ook wat waard. In arme landen zijn die kinderen een soort verzorgingsgarantie voor later. De opvoeding die ze krijgen is er op gericht om de oude dag van de ouders plezieriger te laten verlopen. De jongere generatie zoekt dan naar middelen om het beter te krijgen en de familie te onderhouden. De migratiestromen laten veel van die bewegingen zien. Geld dat de jongelui verdienen gaat veelal richting thuisland en familie. Dat ligt bij ons toch anders. Ouderen zijn vaak last, worden zelden overeind gehouden door de kinderen maar meer door het sociale systeem. Of je er nu veel hebt of niet. En dat maakt dan weer dat die oudere generaties gezien worden als kostenpost. Het kan verkeren. Maar intussen moet je toch best nadenken over al die aspecten voor je er aan begint. Want gratis is het allemaal niet. En ik kan het weten. Heb zowel het een als het ander toegevoegd aan ons gezin….. En toch…bezint eer gij begint…Het maken is leuk, het krijgen iets minder, het onderhouden een hele klus…(Beelden: Internet/archief)

Gemak dient de mens…

Liever lui dan moe, waarom moeilijk doen als het makkelijk kan. Allemaal spreuken die van toepassing zijn op het huishouden zoals ik dat als uw meninggever voor mij zie. Sinds ik niet meer echt professioneel aan de slag ben draag ik mijn deel van het huishouden bij. Een tweetal afdelingen in huis komen op mijn bordje en ik doe dat niet alleen regelmatig maar ook nog met plezier soms. Toch zijn er wel karweitjes die je het liefst zou overlaten aan gerobotiseerde vrienden. Vrouwlief zou bijvoorbeeld de schoonmaak van de kattenbakken graag in die richting doorschuiven. En voor mij is stofzuigen best een dingetje. Een mogelijke verlichting van dien aard zagen we op enig moment aangeboden worden bij een Duitse discountketen. Robotstofzuigers! Ik werd meteen enthousiast en toen schoonmama (aardig op leeftijd maar nog steeds zelfstandig met ook een hekel aan dat zware stofzuigen) er ook wel eentje wilde hebben was het snel die kant op van de winkel die ze verkocht. Afgeleverd en uitgepakt! Opgeladen (jawel, ook deze robot heeft gewoon stroom nodig..) en aangezet. Verdraaid…hij doet het en hoe! Binnen de kortste keren vulde zijn buikje zich met kattenharen, kruimels en zo meer.

Het vloerkleed liet goed zien dat hij er zin in had. Dus hij kreeg als bijnaam ‘Robbie de Robot’. Na een paar dagen kregen we ook het exemplaar van schoonmama in huis. Die zag er na een paar keer gebruiken ‘niks in’. Het ding reed overal tegenaan en kon niet onder kasten komen. Dat deed ze dan zelf maar weer. En zo hebben we nu ook ‘Robbie 2′ in huis die zijn werk met evenveel vreugde doet als nummer 1. Geen groter genoegen dan ze beiden aan de gang te laten op de plekken in huis die even aandacht behoeven. Ze draaien, hobbelen, zuigen, kloppen dat het een lieve lust is. En nadat we eerder merkten dat de katten ze minder leuk vonden, nu gaan ze er niet meer voor uit de weg. Robbie’s zijn geaccepteerd. En buitengewoon praktisch. Alleen nog even leren hoe ze die kattenbakken gaan verschonen. Overigens over dat verschonen gesproken, het reinigen van die dingen is heel simpel. Moet je wel alles even leeghalen en schudden en soms de borstels even ontdoen van alles wat er omheen gewikkeld raakt. Maar dan heb je ook wat. Prima uitvinding die robotstofzuigers…en ach voor dat geld… (Foto’s: Yellowbird archief)

Leven met de Vliegende Pijl – hoofdstuk 49 – Verhuizingen en meer….

Ik geef toenmalig directeur Cees Hoekstra achteraf tenminste een ding na, binnen de muren van het Pon-bastion wist hij zijn plannen aardig over de bühne te brengen. Daardoor kon een nieuwbouwplan voor onze Skoda- importorganisatie worden gerealiseerd dat er zijn mocht en voor ons merk een schitterende uitstraling zou verzorgen. Het gebouw werd onder architectuur gebouwd en stond gepland voor de toch vrij behoudende kantoren van Seat op het Pon-terrein in Leusden. Best een stevige investering, maar Pon sprak er als organisatie uiteindelijk het vertrouwen in de toekomst met Skoda mee uit. Bij Skoda in Tsjechie zelf was men daar intussen nog steeds niet zo van overtuigd. Men stuurde daarom in het voorjaar van 1998 een managementdelegatie naar Nederland die we omwille van de enorm beperkte eigen huisvesting van dat  moment toch maar liever ontvingen in het gebouw van Pon’s Automobielhandel. Daar mochten wij dan onze vijfjarenplannen presenteren, maar ook aanhoren welke wensen en verlangens men zoal voor ons in petto had. De nieuwe directeur van Skoda Verkoop, was een wat chique aandoende Duitser, de heer Detlef Wittig, en die wilde voor alle Europese Skoda-markten een marktaandeel zien van 4,5%.

Maar ook een veel betere klanttevredenheid bij de dealers, een nieuwe signalering aan de gevels en de nodige pilotdealers die een gebouw zouden neerzetten dat wat leek op het door ons als importeur geplande. Of was het nu zo dat wij ons gebouw hadden aangepast aan wat er in het internationale dealerland leefde? Het zal een combi zijn geweest. Vast staat dat deze delegatie tijdens het bezoek ook nog even rond wilde langs de toenmalige Nederlandse dealers. Dat bleek een op sommige plekken ‘interessante’ oefening. Oude en nieuwe dealers werden bewust opgezocht. Bij sommige oude wilden de Duitse managers van het merk met de vliegende pijl niet eens uitstappen. Soms werd in een aantekeningenboekje vermeld dat wij deze dealers binnen de kortste keren alsnog zouden opzeggen. Bij anderen had men wat twijfels. Sommige dealers uit die periode presenteerden zich persoonlijk overigens geweldig en kregen dan het voordeel van die zelfde twijfel.

Opvallend daarbij was het optreden van een van onze combidealers in het oosten van het land. Een man die zich kennelijk had vastgeklampt aan het feit dat we die Octavia kregen en de rest van het gamma maar bijzaak vond. Hij deed ook in een relatief klein Japans merk. Begon tijdens het bezoek aan zijn overigens nette winkel tegen Internationaal Marketingmanager Alfred Rieck een hele verhandeling over wat Skoda allemaal verkeerd deed. Zo zou er absoluut een driedeurs-versie moeten komen van de Felicia, ‘die kon hij wel verkopen’. Het was na het weer instappen direct ‘einde oefening’ voor de man. ‘Je leeft van het hele varken’ was de gedachte die Alfred Rieck er op nahield en kritiek op wat aangeboden werd was toen wel echt een doodzonde. Zo hard werd het spel intussen gespeeld en dat kostte opnieuw wat spaanders links en rechts. In ieder geval werd wel duidelijk dat we er als importeur een paar uitdagingen bij hadden toen de heren vertrokken. De druk werd verhoogd, de aanpak moest anders. Mijn rol werd meer die van de vent die landelijk de publiciteit en reclame en daaraan verbonden het imago van het merk voor elkaar moest brengen. Ik kreeg een collega voor de verkoop, en die omringde zich al snel met een aardig maar ook vrij groot team medewerkers die hem het werk uit handen moesten nemen. Ik zelf was als breed verantwoordelijke gewend geweest te werken met een enkele assistent, nu ging het er even anders aan toe. Mijn collega die administratie had gedaan, stamde nog uit de tijd dat het bedrijf onder De Binckhorst viel, kreeg boven zich een ‘controller’, jonger dan hij zelf, maar die moest de cijfers leveren waarmee Hoekstra de fabriek en directie van Pon kon overtuigen. We kregen ook een directiesecretaresse afkomstig uit de Pon-gelederen, en er kwamen mensen bij die de onderdelenstromen konden automatiseren en aansluiten op het Pon-denken.

Binnen de kortste keren zaten we met een groep van iets van 25 mensen in een tijdelijke nieuwe huisvesting.. Dat was een soort Portacabin voor meerdere mensen, met een toilet en keuken. Beter dan het voorheen was, nog steeds verre van optimaal. Maar we keken wel uit op de bouwplaats van het nieuwe gebouw en dat gaf hoop op betere tijden. Skoda werkte intussen aan een opwaardering van de Felicia. Die auto kreeg het nieuwe gezicht van Skoda, met een grote verchroomde grille en onderhuids de nodige verfijningen. De geweldig scorende Octavia kwam er nu ook als combi aan en dat bleek een gouden greep. Fijne auto’s met een breed gamma motoren en gek genoeg nu wel ruimhartig leverbaar. Al snel ontdekten veel zakelijke rijders dat er zoiets als het merk Skoda bestond. Onze buitendienstmensen gingen zelf ook heel snel over in die nieuwe wagens zodat we er als organisatie reclame mee reden en we testten ook nieuwe campagnes. ‘Skoda geeft iedereen de ruimte’ werd een begrip. Via radiospotjes ventten we dit uit en lieten verenigingen profiteren van wat we te melden hadden. De verkopen stegen, actieve dealers deden zelf een duit in het zakje en zij die als altijd afwachtend waren in hun marktbewerking profiteerden soms zelfs ook nog mee van de nieuwsgierigheid onder nieuwe kopers. Maar ik vond ook dat we een nieuwe weg in moesten slaan. Die van de sponsoring van min of meer uit de media bekende ambassadeurs. Die moesten dan in ruil voor wat we hen te bieden hadden (vaak een jaarcontract voor rijden in een Skoda)optreden in promotiecampagnes tijdens evenementen die we landelijk nog steeds organiseerden. We hadden nog veel uit te leggen over Skoda en dat kon niet alleen via de dealershowrooms of de actieve RAI-stands eens in de twee jaar.

Een eerste toepassing van dat principe werd ons eigenlijk via de toenmalige Haarlemse dealer op een presenteerblaadje aangeboden. Miss Nederland, of beter gezegd de toen verantwoordelijke man achter de organisatie van dat fenomeen, Hans Konings, meldde zich. Dat zorgde na wat vrolijke gesprekken voor veel publiciteit en een hoop plezier. We konden er zelfs een tweetal Felicia Fun Pickup’s op kwijt die voor de promotieteams bij onze dealerdagen of actiematige presentaties werden ingehuurd. Lekker gestriped bleken het prima reclamedragers te zijn. Het hielp de volgens ons eerder als ‘onverkoopbaar’ aangeduide geel gespoten en aantrekkelijk uitgemonsterde Felicia Pick-up’s aan een onverwachte omzet. En dealers kregen soms echt schitterende dames in hun omgeving die maar wat graag bereid waren folders uit te delen of een praatje te houden over ons merk. De echte sterren kwamen later…We maakten een stroomversnelling mee. En dat werd tijd!  Wordt vervolgd (Beelden: Yellowbird archief/Skoda)