Opgebouwd geluk…

Kon zij er wat aan doen dat zij rood haar had? Nee toch zeker? Nou dan? Waarom werd ze dan altijd gepest op school? Ze was volgens haar ouders knap, ook al miste ze dan het slanke van haar nichtje Dorien. Ze kon aardig meekomen op school, maar had niet de hersens van haar broer David. Die ging studeren, zij moest naar een praktijkopleiding. Waar ze via klasgenoten hoorde over hoe je als individueel mens de wereld niet kon redden maar als groep wel. Al snel verzorgde ze haar kleding niet meer zo. Wat later liet ze haar rode haar niet meer knippen. Make-up op dierlijke basis gebruikte ze niet meer. Medemensen waren al snel lieden die het laatste restje van wat goed was op de Aarde opsoupeerden. Ze sloot zich aan bij extremistisch groepen die volgens de eigen filosofie de wereld wilden redden. Daar ook ontmoette je Art-Jan. Die wist precies hoe het allemaal moest. Klom in bomen die bedreigd werden door een autofabriek, lijmde zich vast aan de gevel van een olie-raffinaderij, werd opgepakt, maar bleef actief. Op enig moment nam hij haar mee in de wereld van de veganisten. Alle dierlijke zaken werden geboycot. En omdat Art-Jan haar leermeester was volgde ze hem in al zijn acties. Zoals streaken tijdens een sportwedstrijd. Met viltstift allerlei teksten op haar lijf, waarbij Art-Jan een overmatige belangstelling had voor haar borsten en billen. Het ontging haar niet. Het publiek stond te joelen toen zij over het sportveld renden. Opgepakt door beveiligers voelde ze dat die hun handen goed lieten dwalen over haar lijf voor ze met een deken omgeslagen in een politie-auto werd afgevoerd. Ze had het idee dat haar leven zin had. Toch moest er meer zijn. En dat vond ze bij Johan. Gewoon een aardige vent die een keer in het biologisch verantwoorde kroegje waar ze wel eens een bessensap dronk tegenover haar ging zitten en haar complimenteerde met haar mooie haardos. Van het een kwam het ander en al snel zagen ze mekaar meer en gaf ze zich op een avond aan hem toen de temperaturen broeierig waren en zij daarvan ook last had. Een paar weken later wist ze dat ze zwanger was geworden. Ze kreeg ineens een grote beschermingsdrang voor haar nog ongeboren kind. Veranderde haar levensstijl, zocht en vond een huisje in een dorpje ver buiten de drukte van de Randstad en bouwde een nieuw bestaan op. Nu, jaren later, haar zoon zat al op school keek ze terug op haar leven tot nu toe. Zonder man, met haar zoon die net als zij rossig van haar was, haar huisje en moestuintje….en ze voelde zich gelukkig. Jammer dat de uitkering waarvan ze moest leven ze karig was, maar ja, werken…ze moest er niet aan denken. Dat was wel erg kapitalistisch allemaal….nee, dat ging niet gebeuren. Ze schonk zich een kopje vlierbesthee in. Trok haar gebreide sokken op en zuchtte. Ze was eigenlijk best gelukkig….

De Hoep en meer…

De Hoep en meer…

Ik geef meteen toe dat ik de afgelopen drie jaar maar weinig op de fiets heb gezeten door allerlei omstandigheden. Eigenlijk doodzonde want ik ben als ik wil op die tweewieler binnen een paar kilometer gewoon buiten de grote stad in het zo fel bevochten boerengebied ten zuiden van de hoofdstad. En het zou natuurlijk tragisch zijn als juist dit gebied omwille van flauwekul-argumenten moet worden opgeofferd aan woningbouw t b v nieuwkomers. (Sorry..kan het niet laten…)

Nee, zoals het nu is, zo moet het blijven. Immers het gebied van de Ronde Hoep en Waver plus Angstel is echt een prachtige omgeving. Op nieuwe banden en met wat olie op de ketting reden we dus onlangs met wat noodzakelijke tussenstops bij mooi weer door het gebied en genoten als vanouds van wat je hier ziet en ruikt. Want de boerenlucht (mest) komt je tegemoet. Net als de dieren die nieuwsgierig als ze zijn als daar mensen lopend of op twee wielen passeren even hun neuzen laten strelen van over het hek waarachter ze meestal te vinden zijn. Onze route onlangs ging van start aan de oostkant van de Ronde Hoep, startpunt Ouderkerk a.d. Amstel, naar Abcoude waarbij je dan op enig moment de Hoep verlaat en een pad volgt naar het Abcouder Meer.

In Abcoude namen we even rust, keken rond, vonden nergens een vrij plaatsje op een van de leuke terrassen. Jammer want juist dit plaatsje kenmerkt zich door de diverse stromen die er doorheen voeren zoals de Angstel of de Oude Utrechtse Vecht. Door dus. Ten zuiden van Abcoude bouwen ze nu op oude weilanden enorme villa’s voor de rijken, schuin tegenover de ook al zo uitbundige bouw van Vinkeveense inwoners aan de andere kant van de A2. Per fiets passeer je die via een tunnel en trekt dan langs een van de oude forten rond de hoofdstad uit het verleden naar Bon. Dat is een horeca-gelegenheid aan je linkerkant met een geweldig terras, vlak naast een sluisje dat het Amstelland verbindt met de Vinkeveense Plassen. Bij Bon valt heerlijk te eten, de parasols boven je hoofd zijn enorm en de bediening is er vlot en netjes. De prijzen goed te doen. Door weer naar de Ronde Hoep dat vanaf hier toch best een half uurtje doortrappen betekent.

Maar wat een prachtig gebied. Alles landerijen in de omgeving om je heen, mooie huizen en dito boerderijen en naast je zo’n klein kronkelend riviertje dat je als je stroomopwaarts vaart terug brengt naar Ouderkerk, de Amstel of zelfs Amsterdam. Fietsend kom je op enig moment weer uit bij een bruggetje dat je aan de zuidoostkant van de Ronde Hoep brengt waar je dan kunt kiezen om verder te gaan in westelijke of oostelijke richting. Amsterdam zie je op afstand liggen. Hemelsbreed wellicht net aan 10 km maar bij helder zicht erg dichtbij. Net als Amstelveen dat ook steeds hoger bouwt en soms de verkeerstoren van Schiphol afdekt die je bij helder zicht ook kunt zien. Het is en blijft een prachtig gebied.

Pas in de buurt van Ouderkerk wordt het dan wat drukker, en als je eenmaal daar vandaan langs de Amstel terug rijdt langs de fraaie landhuizen uit verleden en heden en voorbij wordt gestoken door Tesla’s en racefietsen weet je dat je weer in de buurt van Yuppenstad Amsterdam bent. Maar een paar kilometers terug is dus gewoon helemaal stil, groen en plezierig. Tot men ook daar in verband met de door links aangedragen stikstofflauwekul bedenkt dat je er allerlei sociale woningbouw kunt neerkwakken. De protestvlaggen en borden die we tegenkwamen wezen er wel op een bepaalde verwachte ontwikkeling. Doodzonde natuurlijk…. (Beelden: eigen archief)

Heemparken…

Heemparken…

Onze actieradius is door allerlei omstandigheden even wat klein soms, en dan zoek je het vermaak niet in verre landen maar juist in de nabijheid van je eigen woonstek. En dan hebben wij hier het geluk dat vele van de leuke plekken in de directe omgeving relatief onbekend zijn maar voor natuurliefhebbers een waar eldorado. Een van die stekken vinden we in buurgemeente Amstelveen.

Naast het veel bekendere Amsterdamse Bos ligt daar het prachtig verzorgde Heemparkengebied dat feitelijk bestaat uit drie los van elkaar (maar wel dicht in elkaars buurt) gelegen parken met een paar extra’s. Het prachtige Dr.Jac.P.Thijssepark heb ik al eens beschreven na een wandeling die wij er samen deden met onze Soester vrienden. Nu deden we onlangs de volledige route die o.a. het park De Braak omvatte en het Koos Landwehrpark. Ik kan je echt melden dat dit een vrijwel onontdekt gebied is. Je loopt soms aan de achterkant van de grote villa’s langs die het toch wat (met dank aan de luchtvaart) rijkere Amstelveen zo kenmerken. Maar je loopt ook in grote rust en tussen de meest prachtige bomen, struiken, bloemen of vijvers.

Goed aangegeven waar je nu weer op moet letten. Soms zijn de paadjes erg smal, af en toe een beetje modderig, maar o jee, wat maakt het uit als je kunt genieten. De totale wandelroute is 3 kilometer lang, wil je alle drie de parken echt door lopen moet je ook af en toe even de Amsterdamseweg in Amstelveen oversteken, want ze liggen echt goed verscholen. Je mag er niet fietsen, auto’s zijn helemaal uitgebannen, een puur wandelgebied voor de liefhebber.

De drie parken hebben ieder wel hun eigen karakter en sfeer. Maar samen is het een gebied waardoor je beseft dat alle mekkeraars over gebrek aan groen en natuur in hun omgeving altijd ongelijk hebben als ze kennelijk niet eens beseffen dat in hun eigen achtertuin de meest prachtige natuur te vinden valt. En in die natuur vindt je dan weer bijzondere vogels, vissen en zo meer. Wie er enig verstand van heeft kan de vogels duiden tijdens het fluiten. Ik ben daar niet zo goed in, ben al blij als ik een blinde vink van een houtduif kan onderscheiden. Genieten van die omgeving dus. En dat alles op een steenworp afstand van de woonstede. Ik ga niemand aanraden het massaal te bezoeken, maar als je bij toeval eens in de buurt bent, gewoon doen. De ingang van het Thijssepark vindt je aan de Prins Bernhardlaan waar je nog vrij kunt parkeren als je bezoeker bent. En door de stilte van die laan ga je vanzelf fluisterend praten. Precies wat past bij dit parkgebied. (Beelden: eigen foto’s)

Meer dan Mister Bean – Reliant.

Meer dan Mister Bean – Reliant.

Veel oppervlakkig op automerken gerichte mensen denken wellicht bij de naam Reliant aan Mister Bean. Hoezo zult u als lezers wellicht denken, en dan wijs ik op de serie van Rowan Atkinson waarin hij het vaak aan de stok had met iemand die in zo’n kleine driewieler rondreed en altijd de pineut was van de slinkse daden van de humorvol neergezette hoofdpersoon. Die driewielers waren een groot deel van de handel voor het oer-Britse Reliant, maar in feite was het een veel sportiever merk.

Al startte men anno 1935 wel met de bouw van driewielige bestelwagentjes. En die drie wielen zorgden er voor dat de eigenaren flink minder belasting hoefden af te rekenen. In de jaren zestig begon men met de fabricage van de Sabre, een erg aardige sportwagen die was voorzien van een Ford-motor en o.a. in Israel als Sabra werd gebouwd. Later kwam er nog een versie bij met een zescilinder-motor. Helaas zorgde het imago van de fabriek voor een gematigd succes. Dat gold niet voor de Reliant Regal die met zijn drie wielen en redelijk presterende motoren in ons land kon worden bereden met een motorrijbewijs. De body van de auto was van kunststof, roest speelde dus geen rol, en de motor was van lichtmetaal en kwam bij Austin vandaan.

Een afgeleide was de Robin, en die werd door Reliant ook aangeboden op vier wielen voor iemand die een echte auto wilde berijden. Dan heette hij Kitten. De enorm kleine draaicirkel was opvallend en handig, maar de wagentjes bleken toch matig in elkaar te zitten en veel eigenaren kregen er grijze haren van, voor zover de doelgroep die al niet bezat. Dat gold minder voor de door Ogle ontwikkelde maar bij Reliant gebouwde Scimitar. Verder van een Robin of Regel afstaande auto kon je niet bedenken. De auto was een soort Sportwagon met flink presterende V6 voorin, waar verlangd een automatische versnellingsbak en o.a. verkocht aan de Britse Royalty. Met wat moeite konden er vier mensen in met hun bagage, maar de auto was vooral bedoeld voor sportievelingen.

Die kregen alles wat in die jaren bij of in een Britse sportwagen hoorde te zitten. De motoren kwamen wederom van Ford en bleken aardig betrouwbaar. Toch zou het hele avontuur eindigen in de jaren tachtig. Reliant probeerde het nog even in de jaren negentig, maar uiteindelijk verkocht men de fabricagerechten voor de driewielers aan andere eigenaren en staakte de eigen productie. Wie goed oplet ziet af en toe ook in Nederland nog welk eens auto’s van dit merk rijden, maar ik denk dat je in het Britse thuisland meer kans maakt op een confrontatie met die door Mister Bean zo belachelijk gemaakte driewielers. De sportwagens zijn meer voor liefhebbers of musea weggelegd. (Beelden: Archief/Internet)

Loonslaven…

Loonslaven…

In ons land neigen bepaalde groepen nogal tot het wijzen naar die arme mensen in onze oude kolonieen van eeuwen her als het gaat of ging om slavernij en onderdrukking. Maar ik vrees dan altijd dat men daarbij de eigen geschiedenis wel een beetje overslaat dan wel niet heeft opgelet op school tijdens geschiedenislessen. Natuurlijk is er geen excuus voor de onderdrukking van mensen ten behoeve van het gewin van boven hen gestelden. Zo heeft God het niet bedoeld, en ook zeker Lenin niet toen zij ieder op eigen wijze een Aarde en samenleving in elkaar staken waarin iedereen gelijk was. Toch? In de praktijk van alle dag in die jaren van wat we nu de slavernijtijd noemen, was 95% van onze Nederlandse bevolking straatarm. Men leefde in krotten, plaggenhutten en moest werken tot men er bij neerviel.

De hoge heeren van toen zorgden voor kneveling, de kerken uit die periode hielden dat systeem graag in stand. Immers, arme mensen waren gevoelig voor het geloof, onopgeleiden stelden geen kritische vragen. 7 dagen per week werken was normaal, en honger redelijk standaard. Of je nu turf stond te steken of op een boerderij de hele dag schoven aren bij elkaar gaarde, het resultaat was hetzelfde. Ellende en narigheid. De mensen die in de grote steden woonden leefden veelal in krotten, 5 cm water op de vloer van kelderwoningen normaal en ratten als huisdieren ook. Wie geluk had kon als man aanmonsteren op een schip dat naar een van die verre landen zeilde, maar je wist nooit of je daar aan- of van terug kwam.

Onderweg was de kans op overlijden door harde arbeid en slecht eten groot. Het inkomen karig, maar beter dan niets. Lijfstraffen heel normaal en wie iets zwaarders dan een brood stelen op zijn geweten had kon zelfs rekenen op een enkeltje hemel. Zo stak die samenleving in elkaar. Pas in de jaren na WO2 kwam er iets van welvaart voor het hele volk. Dat nazaten van slaven uit die vroegere eeuwen dan nu claims neerleggen voor schadevergoedingen mag dan vanuit hun standpunt logisch lijken, het is dat niet.

De kneiterlinkse burgemeester van onze stad ging vanuit haar opgelegde politieke correctheid onlangs excuses makend naar Suriname op ‘staatsbezoek’. Maar eenmaal daar werd haar duidelijk dat die excuses niet nodig waren. Men wenste gewoon geld te zien. Omdat vijf generaties na de afschaffing van de slavernij de nazaten van die lui nu wel eens welvaart wilden kennen. De burgemeester was gefrustreerd, haar wereldbeeld ineens een stuk anders. Alles gaat om geld kennelijk. Goh, welk een verrassing. Het blijft wrang voor die arbeiders van een paar generaties terug die zwak, ziek en misselijk hun grote gezinnen overeind hielden door de ruggen krom te werken voor een hongerloon. Nooit excuses gehad van die toenmalige industrielen, de landheren, de kerkvorsten, de adel, de reders of wie ook. Maar misschien ook wel te netjes om er om te vragen. En te bescheiden om ook meteen maar even af te willen rekenen. Daar heb je toch een bepaalde mentaliteit voor nodig. Past niet bij de gemiddelde Nederlanders. Ooit opgevoed met de knoet. Laat toch zijn sporen achter…(Beelden: Archief)

Boeren, burgers en buitenlui..

Boeren, burgers en buitenlui..

Terwijl het rumoer om de boerenstand in ons land, opgestookt door een linkse bakfiets of Teslarijdende elite uit stedelijk gebied, voortduurt, neem ik u even terug naar een tijdperk waarin het in hoofdstedelijke streken met name in de zomers lastig uit te houden was langs de nu zo bejubelde grachten. Stank, vuilnis, uitwerpselen, alles speelde mee om tijdens die vaak warme zomers met name de rijken naar buiten de stedelijke vesten te doen bewegen waar men zich vaak met het familiekapitaal achter de hand een ‘buiten’ deed bouwen met de nodige grond er bij.

Dan kon men zich landheer wanen of freule voor zover men zich de gewoonten van de toenmalige adel kon aanmeten. De koopmansfamilies van toen met het meeste geld zochten de boorden van de Vecht of de Amstel op, bij iets minder welgestelden waren er de boerenweteringen die vaak het watervervoer mogelijk maakten tussen agrarische gebieden en de stad. De huizen van die families waren veelal ruim van opzet, er zaten tuinhuizen bij en ze waren qua grondprijs niet te duur. Men leefde er de hele zomer lang en kwam dan in de winter weer terug naar de stad.

Die buitens hielden het relatief lang vol. Maar toen nieuwe arbeiders onze kant op kwamen, aangetrokken door de welvaart van de grote stad met zijn industrie en havens, moest er gebouwd worden. Met de buurgemeenten werden vaak lucratieve afspraken gemaakt en nieuwe stadswijken ontworpen waar de werkende klasse de plek ging innemen van boeren en buitenlui. De buitens het dichts bij de stad waren het eerst aan de beurt om het loodje te leggen. Die aan de Vecht of wat verder van de stad langs de Amstel bleven veelal gewoon intact en nu nog te zien.

Waar ooit sloten liepen bouwde men hele straten van kilometers lang. De huizen voor de arbeiders hadden zowaar vaak drie kamers, een gezamenlijk toilet op de binnenplaatsen en men vergat niet om af en toe wat groen aan te brengen ter verfraaiing van het geheel. Wie nu in de Amsterdamse wijken uit de 19e eeuw rondkijkt ziet wat ik bedoel. Boeren die moesten wijken voor nieuwkomers. Een fenomeen dat ook toen al opgeld deed. In het kader van de ‘vooruitgang’. Het model van nu, uitkopen of afpakken van grond en huis bij boeren anno 2022, mag je als een soortgelijke beweging zien. Stikstof het argument, maar goedkope grond voor de bouw van woningen t.b.v. nieuwkomers volgens velen de feitelijke reden. Een raadsel waarom daarover zo spastisch wordt gedaan door de politieke stromingen die er nu zo voor zijn. Wie weet levert het elders in het land wel net zulke (nu)aantrekkelijke woonwijken op als wij hier in Amsterdam zien als we een roze bril opzetten en door die lange straten van toen wandelen. Is dat niet het geval gaat het dus om leugens en bedrog. En snap ik die weerstand weer buitengewoon goed. (beelden: archief)

Ome Thijs..

Als Ome Thijs ging vertellen over ‘vroeger’ zaten de kleine kinderen uit de buurt altijd om hem heen. Hij zag er uit als een zwerver, woonde in een klein benedenhuisje vol spullen en allerlei bijzondere dieren. Zo wist Ali te vertellen dat hij wel eens een slang had gezien in dat huisje toen hij door de open deur naar binnen had gekeken, en Marcel wist zeker dat er allemaal witte muizen rond hobbelden in een kooi. De twee feiten met elkaar verbinden deed Chris. ‘Joh, die muizen voert hij aan die slangen’…. De kinderen rilden bij de gedachte. Ze waren dan wel stoer als ze buiten speelden, maar het idee van een levende muis en een slang….nee, dat vonden ze maar niks. Hoe dan ook, Ome Thijs wilde zo af en toe wel praten. Stak een sigaretje op en ging dan in op hun vragen. Hij had gevaren. Niet op de veerpont of zo, maar op een echt schip en was overal in de wereld geweest. Hij vertelde over ‘inboorlingen’ en ‘indianen’. Over handelaren die met prauwen naast hun schip hadden gelegen om handel te drijven. Af en toe vertelde hij over ziekten aan boord. Zweren zo groot als eieren als ze van boord waren gegaan in een tropisch land waar insekten ze hadden gebeten en zo meer. Hij liet dan altijd even zijn littekens zien maar ook zijn tatoeages. De blote vrouw op zijn bovenarm intrigeerde, ook al was ze deels overwoekerd door grijs haar dat weelderig op zijn en dus ook haar lijf groeide. Met open mond zaten de kinderen te luisteren. Ome Thijs kon goed vertellen. Maar hij stopte meestal als hij ineens geen zin meer had. Dan ging hij zwijgend in de verte zitten kijken. Kreeg een verdrietige blik in zijn ogen en sommige kinderen zagen dan tranen in zijn ogen. Jarenlang was hij een bekend figuur in de buurt. Tot op enig moment de gordijnen dicht bleven. De jongens uit de buurt die met hem waren opgegroeid vroegen zich af waar hij was gebleven. Niemand die het wist. En zo verdween Ome Thijs in de vergetelheid. Maar de jongens die hadden geluisterd naar zijn verhalen zouden die nooit meer vergeten. Dat had hij tenminste bereikt….

Oude woonbuurt…

Oude woonbuurt…

Mijn geheugen blijkt zeer selectief te werken heb ik intussen wel door. Ik weet uit mijn vroege jeugd nog precies welke auto’s waar stonden in de straat, welke winkels daar om ons heen te vinden waren, hoor bijna de vliegtuiggeluiden uit die periode. Maar namen van jongelui waarmee ik omging zijn voor 80% uit mijn herinnering verdwenen. Geldt ook voor veel onderwijzers of volwassenen die toen nog een rol van enige betekenis vervulden. Wat is dat toch? Geen idee. Ik was en ben meer van de observaties rond dingen uit de geschiedenis, het heden of de toekomst, herinner me veel muziek, kan me de plekken nog goed voostellen waar ik was toen ik een bepaald nummer hoorde of zo. Maar wie speelde dat ook al weer?

Het is soms best frustrerend. Intussen ben ik op Facebook lid geworden van een groep (die groepen zijn echt een aanwinst vind ik) die mensen bij elkaar brengt uit die vroegere woonbuurt. Niet dat ik nu meteen alleen maar positieve herinneringen had of heb aan die vroegere omgeving, maar nostalgie is zelfs mij niet vreemd. En dan komen er gebeurtenissen, namen en mensen voorbij die me ineens iets zeggen. ‘O ja, dat bakkertje, en die verre straatbewoners op nummer…..’. Het helpt mee om dat geheugen weer een beetje te resetten. Is het iets van het ouder worden bij mij? Nee! Zeker niet. Ik heb het altijd gehad. Selectief opslaan.

Relevante mensen en feiten in de ijzeren pot, anderen in de prullenbak. Scheelt veel onthouden. Zal ook komen doordat ik met name mensen altijd heb verdeeld in ‘vrienden voor het leven’ of vage kennissen die als schepen in de nacht passeren. En bij sommigen was dat ook echt zo. Die verdwenen toen ik verhuisde of van baan veranderde. Je verbaast je er soms over hoe snel dat gaat en hoe relatief die toen zo gekoesterde ‘vriendschappen’ waren of zijn. De echten blijven over en terecht. In dit blog heb ik over de bedrijven uit mijn verleden nog wel eens georeerd. Over sommige opvallende mensen ook. Die zitten dan toch op de harde hersenschijf en anderen daarvan verdwenen. Hoe dat werkt? Geen idee. Maar dat het me veel onthouden scheelt is zeker. En intussen geniet ik er van als ik weer een ‘weetje’ uit vroeger jaren zo uit de bol kan neerpennen of digitaal neerzetten. Zoals het een schrijver van lichtvoetige verhalen betaamt. Wie de spreekwoordelijke ijzeren pot bezit waarin iedereen uit zijn/haar verleden bij naam en toenaam blijft opgeslagen mag zich bij deze melden. Ik ben benieuwd wie van jullie lezers net zo selectief in elkaar zit als ik….. (Beelden: archief)

Retourtje Texel..

Retourtje Texel..

Mijn inmiddels definitief in de hemel verdwenen vliegvriend John hield wel van een avontuurtje. Hij was een bijzonder type. Gek op besturen van vliegtuigen, leerde zichzelf die serieuze bezigheid aan, regelde af en toe dan een kistje en nodigde dan nog wel eens wat vrienden uit voor een vluchtje. Ik maakte regelmatig van die tripjes met hem mee. Zo ook op 5 augustus 1989 toen op Texel een vliegshow zou plaatsvinden. Dat was (is nog steeds) een heel spektakel, waar alleen al zo’n 150 bezoekende toestellen samen komen naast de te exposeren machines.

Piloten en hun familie of vrienden overnachtten vaak naast hun kisten. Tijdens deze vliegshow kwamen en komen verder duizenden bezoekers even kijken. Omdat wij indertijd nog een luchtvaartblad exploiteerden hadden we Perskaarten en huurden bij een bevriende relatie een Cessna 150. Een tweezittertje met net voldoende plek voor ook nog wat tassen vol camera’s en een broodje van thuis. Vanaf Lelystad stegen we op en vlogen naar het noordwesten. John deed dat met verve, maar liet op enig moment de stuurknuppel aan mij om zo zijn instrumenten te kunnen instellen en wat contact te houden met de verkeersleiding in Nieuw-Millingen en later op Texel.

De PH-ALI snorde intussen tegen de wind in met een snelheid van pakweg 150km/u naar de bestemming. Daar aangekomen parkeerden we het kistje, pakten de spullen, meldden ons bij havenmeester en perscentrum en trokken naar de start/landingsbaan om daar onze foto-posities in te nemen. Het was een prachtige dag vol spektakel. Toen we weer vertrokken was dat niet in eenzaamheid. Integendeel, tientallen kisten deden hetzelfde. John riep de verkeerstoren op en grapte nog dat hij een ‘push-back’ wilde, maar die grap kwam in de drukte niet aan. Nadat we een kwartier hadden gewacht kregen we eindelijk toestemming te starten en vlogen daarna naar het Zuidoosten.

Richting de dijk Enkhuizen-Lelystad opdat we zo navigerend naar de thuisbasis terug konden keren. Onderweg, wederom met de stuurknuppel in de hand, keek ik naar de brandstofmeter. Die stond wel erg laag…. John zag het op mijn aanwijzingen ook. Dat lange wachten met draaiende motor op Texel…. Zijn vloeken waren niet luid, maar wel hoorbaar.. We haalden het gas er maar wat vanaf…wind mee dus moest kunnen….maar het werd best spannend. De auto’s op de dijk onder ons reden sneller dan wij….Maar we kwamen uiteindelijk veilig binnen. Met een vrijwel droge tank……Pfoeh…Best spannend. Toch een foutje dat je best fataal kan worden. John zag het luchtiger, meer een avonturier….Mij gaf het toch een onbestemd gevoel. Maar ik had wel vele rolletjes met mooie beelden. Onlangs scande ik de dia’s van die trip nog eens digitaal. En kwam o.a. deze herinnering weer even terug. John was een bijzondere…..maar dat vinden ze ‘boven’ vast ook…… (beelden: archief)

Dat fabuleuze Porsche…

Dat fabuleuze Porsche…

Spreek de naam Porsche uit en veel mensen worden onrustig. Of krijgen een glimlach om de mond. Want Porsche staat nog ergens voor. Pure sportiviteit tenminste en ook voor bezit van geld. Want wie een Porsche kon of kan rijden behoort toch tot een groep mensen met een meer dan gemiddeld inkomen. Terwijl het merk haar naam dankt aan de man die voor Duitsland ooit de Volkswagen bedacht nadat hij jaren lang stage liep bij andere Tsjechische en Oostenrijkse automerken.

En een redelijke band opbouwde met het toenmalige Nazi-regime in zijn nieuwe thuisland. Want naast Volkswagens maakte de van oorsprong Oostenrijkse Porsche ook naam als ontwerper van beruchte Duitse tanks en zo meer. Tijdens de oorlog werkte hij echter ook aan een ontwerp voor een sportieve Kever-variant. Een platte wagen zonder kap met die befaamde boxermotor luchtgekoeld achterin. Het ding werd gecamoufleerd getest en leidde na de oorlog, Ferdinand moest zelf een tijdlang geinterneerd in Frankrijk tandenknarsend toekijken, tot een ontwerp dat zijn zoon Ferry als eerste Porsche (1) in Oostenrijk liet bouwen en ontwikkelen tot de latere sportwagens die wij zo goed leerden kennen.

Uit stroomlijnwagens die voor VW waren uitgedacht ontstond de 356. Een fraaie ronde auto met een reeks van motoren achterin. Aluminium de materiaalkeuze, de topsnelheid tussen de 140-170km/u. Die 356 werd jaren lang doorontwikkeld maar bleef trouw aan die boxermotor met luchtkoeling, maar ook aan de onafhankelijke pendelassen achter. En dat kon wel eens tot bijzondere verrassingen leiden als iemand het stuur niet bekwam vast hield.

De B-versie werd wat groter, ruimer, sneller, maar reed niet veel beter. Dat deed wel de 911 uit 1964 die overigens als 901 al een jaar of drie eerder onder het laken vandaan was gehaald. 6 cilinders nu, 2 liter inhoud en een top van 200km/u. Prachtige lijn, schitterend geluid en goede wegligging, maar ook een prijskaartje die voor de oude Porsche-rijders volkomen uit zicht verdween. Die 911 is intussen de ruggengraat geworden van dat merk uit de buurt van Stuttgart.

Door de jaren heen is men die aanduiding trouw gebleven ook al werd de auto met het bouwjaar groter, dikker en sneller. 200km/u werd gezien als langzaam, 250km/u nu de norm. Met de 924 kwam Porsche ineens met een budgetmodel. Motor bij wijze van experiment voorin, een Nederlandse ontwerper, Audi motor. Hoewel de echte Porsche-rijder wat neerkeek op het model, het verkocht als een dolle. Want betaalbaar en dan willen mensen zeker een sleutelhanger met dat befaamde logo op de bar kunnen neerleggen.

Een overtreffende trap bereikte Porsche met de 944 die een zelf bedachte motor van Porsche koppelde aan een uitgebouwde carrosserie. Wederom een succes! Bij de 928 kwam zelfs een V8 onder de voorplecht, 4.5 liter groot en een geweldig prestatievermogen. De prijs remde de verkopen af, maar prachtige wagens. Zeer succesvol maar door velen verguisd was de 914 die samen met VW werd uitgebracht en hier de ‘VoPo’ heette.

Want deze auto was er ook als Volkswagen. Middenmotor van VW, targakap, goede wegligging. In de VS zeer populair, hier wat minder. Porsche ging door met haar sportieve lijn tot het merk eind jaren negentig en begin deze eeuw ineens de Cayenne/Turbo uitbracht. Een SUV met een plus. Hoog, snel, duur, chique maar ook voor een doelgroep die normaal niet in Porsche gezien werd. Ook de Panamera was er zo een. Groot, reissedan maar dan met een meer dan sportief gedrag en luxe die bij deze klasse behoorde.

En intussen zien we elektrische aandrijving voorbij komen bij het merk en doet men daardoor ook aan ‘het milieu’. Intussen is het merk Porsche volledig ingelijfd door VW en speelt uitwisseling van techniek nu een grote rol, het blijft een iconische naam en voor velen een ultieme jongens/meisjesdroom om er eens in te zitten, rijden of te bezitten. De bijbehorende garage moet je dan wel hebben want het dievengilde is er gek op en het onderhoud peperduur. Maar wie dat allemaal kan betalen, moet zeker niet voorbij gaan aan dit schitterende automerk. Dat zoveel dankt aan de familie die haar naam er aan meegaf en in feite ook zorgde dat er zoiets als een Volkswagen-concern bestaat. (beelden: Archief)