Naar Frans Hals…

Naar Frans Hals…

Ja kijk, als je het schopt tot een schilder naar wiens naam een straat is benoemd in onze op zich zo fraaie stad moet je wel iets betekend hebben. Daarnaast is er een eigen museum voor de man in een andere stad te vinden en ziet men hem in kringen van kunstkenners als een schilder met een ‘stevige touch’. Nou dat klopt.

Maar eerst moesten we nog even naar binnen voor die aparte expositie binnen het in het vorige blogje beschreven Rijksmuseum. En dat was nog wel een dingetje want men had ons bij de reservering voor toegang tot die gastexpositie een tijdframe toebedeeld van pakweg een kwartier om ons op tijd te melden. Gek genoeg hadden wij zelf dat frame vertaald als zijnde geldig voor dat Rijksmuseum als geheel. Dus deden we eerst de in het vorige blog beschreven zalen en meldden ons toen met de aparte toegangsticket bij de ingang van die Frans Hals-expositie. Nou dat werd een reprimande. Niet te streng maar we waren wel te laat. Na wat uitleg en excuses mochten we alsnog naar binnen.

Niet dat het daarna veel uitmaakte want die speciale expositie was weliswaar heel interessant en fraai, er waren ook zoveel bezoekers binnen dat je vrijwel geen enkel schilderij voor jezelf had om nou eens lekker te bekijken. Met name bejaard uitziende bezoekers (wat zijn wij dan nog jong…) deden hun best om zo lang mogelijk voor elk kunstwerk van de vrolijke Frans te blijven staan en elke kwaststreek uitgebreid te bewonderen en door te spreken met andere mensen uit de groep waartoe men behoorde. Dat er nog vier of vijf rijen dik mensen achter ze stonden…? Jammer dan… Dus liepen wij toch in een wat hoger tempo dan van te voren bedacht langs al die Halskunst.

Op enig moment was het zelfs zo druk dat mensen als haringen in een ton half verdwaasd in een ruimte stonden met kennelijk nog interessantere kunstwerken van de man met de straat en het museum op zijn naam. Wij vluchtten. In dit soort groepen wil je niet verkeren. Althans ik niet…Tegen de stroom in liepen we naar de uitgang van de expositie. Eigenlijk jammer, want deze expositie was nu net waarvoor we eigenlijk kwamen. Vrolijke lieden op het doek, mensen die je bijna levensecht aankijken vanuit het verre verleden, groepen, duo’s, mannen en vrouwen. Soms met botte koppen, dan weer verfijnd. Frans Hals was een groot kunstenaar. Buiten kijf. Maar ik ga nog eens terug om alles wat meer op het gemak te kunnen bekijken. Heel vroeg wellicht….Want dit was toch best een beetje teleurstellend. Zeker als je nog een reprimande krijgt ook….:) (Beelden: Prive)

Na 60+ jaren…

Na 60+ jaren…

Als geboren en getogen hoofdstedeling erken ik meteen dat ik een paar van de door buitenlanders en mensen uit de provincie regelmatig bezochte aantrekkelijkheden van onze stad graag mijd als de pest. Reden, de enorme drukte in en rond die vaak cultureel vol gepakte plekken. Zo ben ik nog nooit in het Achterhuis geweest waar ooit Anne Frank ondergedoken zat en meed ik het Rijksmuseum alleen al omwille van de vele files van mensen voor de ingangen. Maar een aantal weken terug waren we er alsnog te gast.

Aanleiding, een expositie over Frans Hals. Daarover later meer in deel 2 van mijn bloemlezing over de kunst en die schilder. Het Rijks is een paar jaar terug enorm verbouwd. Dat verbeterde de lichtval was het nieuwe verhaal en ook de in/uitgangen waren aangepast aan de veranderde situatie waar bezoekers dagelijks bij de duizenden passeren. Wij hadden gereserveerd, de museumkaart in de knuisten, maar mochten alsnog toch in een rij plaatsnemen die zich schuifelend naar de ingang begaf.

Eenmaal daar binnen moet je door een veiligheidscontrole (logisch in de huidige tijden met dat extreemlinkse nulmensenvolk dat kunst beklad..) en kunt dan je jas en tassen kwijt in de ruime maar drukke garderobe. Ook daar weer een rij mensen voor ons. Ik was al bijna weggelopen als al die mensen van het Rijks niet zo aardig waren en behulpzaam. Daarna gingen we met een soort landkaartje van het museum aan de slag om e.e.a. te verkennen. Dat we daarbij een belangrijke spelregel over het hoofd zagen vermeld ik later nog een keer. In ieder geval zagen we de kunstwerken die het Rijksmuseum maken tot wat het is. De schatkamer van onze kunstzinnige geschiedenis.

Meteen ook de plek waar je de vaderlandse geschiedenis voorbij ziet komen. Vastgelegd door schilders, beeldhouwers en meubelmakers uit afgelopen eeuwen die soms een wel erg hoog innovatief en kunstzinnig karakter bezaten. Rembrandt natuurlijk een favoriet en dat was ook te zien. Het ziet er zwart van de mensen bij de Nachtwacht. Helaas is die om dezelfde veiligheidsredenen omringd met plastic schermen (gevolg reflectie van achterliggende ramen bij foto’s maken) en staan er zoveel mensen voor dat je op enige afstand moet constateren dat dit in feite een aardig schilderij is, maar dat de heer van Rijn wel betere dingen heeft geschilderd tijdens zijn carriere.

Je ziet onze zeehelden in dat museum, maar ook oude bestuurders als de Gebroeders de Witt. Ga je van de ene periode naar de andere moet je vooral trappen gebruiken want liften zijn niet te vinden of buiten gebruik. Daar hadden wij geen last van hoor, maar voor hen die lastig ter been zijn best een dingetje. Opvallend is ook als je al die kunst bekijkt dat de afgebeelde mensen vaak heel vrolijk in beeld zijn gebracht. Vertrutting kwam pas later aan de orde en men hield wel van een blote borst of meer. Zet ik dat anno nu op mijn blog en andere sociale media krijg ik meteen de zedenpolitie van die organisaties achter me aan, ik heb me dus maar ingehouden. Na een paar uur lopen langs al dat fraais (kijk ook naar de werkelijk schitterende architectuur van het museum zelf en de gebrandschilderde ramen..) gingen we op weg naar de uitgang. Jassen en tassen opgehaald, en dan zoeken. Bordjes Exit zijn niet te vinden. Wel een informatiebalie, waar een aardige dame ons de weg wees.

Daarbij constateerden we dat we wederom trappen op moesten. Nogmaals voor ons geen probleem, maar toch… Na dik 60 jaar was ik er dus weer eens. En dat viel niet tegen. Ik blijf het een erg drukke toestand vinden. Maar eenmaal aan het genieten van al dat fraais vergeet je snel de nadelen. Wie geen museumjaarkaart heeft betaalt 23 euro p.p. voor de entree. Dat is best geld, maar in vergelijking met andere musea met bepaald minder te bieden valt het nog wel mee. In een volgend verhaal ga ik even in op de expositie van Frans Hals…

(Beelden: Prive)

Herdenking en de realiteit…

Herdenking en de realiteit…

Vandaag herdenken we in ons land de doden en vermisten uit WO2. Het merendeel daarvan betrof Joodse inwoners van ons land die op industriele schaal werden afgevoerd en vermoord in de Duitse vernietigingskampen. Daarnaast denken we aan homoseksuele medemensen, Roma en mensen die opgepakt werden omdat ze verzetsdaden verrichtten etc. Laten we meteen goed bedenken dat los van die relatief weinig dappere Nederlanders die in verzet tegen de bezetter kwamen, een meerderheid van de bevolking stond die min of meer de andere kant op keek of zelfs meehielp bij die wrede afvoer van medelanders.

De daders daarvan soms na de oorlog gepakt, de hoofdschuldigen vaak net niet. We wisten wel wie aan de Duitse kant fout waren. De Nazi’s met hun verderfelijke anti-joodse terreur. In totaal goed voor dik 6 miljoen vermoorde joden in Europa en Rusland. Extreemrechts. Stond haaks op extreemlinks dat juist vocht tegen die doctrine en zich baseerde op vrijheid voor iedereen met steun van vadertje Stalin (..) die de Sovjet-Unie met keiharde hand regeerde en goed was voor dood en verderf in eigen kring. Maar hoe dan ook, wij als beschaafde mensen uit dito landen spraken uit… ‘dit nooit weer’ en stonden als wereld toe dat er een confirmatie kwam voor de Joodse staat Israel die daarop in 1948 na veel strubbelingen werd uitgeroepen. Veel overlevenden van de Holocaust zagen dat land logischerwijs als hun droomland en trokken er heen. Met hard werken werd een staat opgebouwd die welvaart en veiligheid voor het eigen volk koppelde aan een meer dan stevige defensie en zeker een geweldige inlichtingenpositie.

Nodig omdat Israel vanaf de start van haar bestaan constant werd bedreigd en aangevallen door buurlanden en terreur. Met als dramatisch hoogtepunt natuurlijk de waanzinnige terreuraanslag van 7 oktober vorig jaar. Waarbij joodse mensen werden gemarteld, verkracht, ontvoerd, vermoord en gegijzeld. Dat Israel zou terugslaan richting de daders geen verrassing. Maar de reactie in vooral linkse kringen in ons land en de rest van de wereld is verbijsterend. Alles wat joods is wordt verketterd en aangevallen. En wederom kijken velen weg. Want ‘ja maar, Israeli zijn ook geen doetjes’ als argument benutten gaf velen een goed gevoel.

Mij niet. Terreur is niet meer of minder dan dat. En genocide is niet alleen het bombarderen van plekken waar de terreur zich schuilhoudt maar ook de daden van 7 oktober en daarna. Niks ‘ja maar’ rond antisemitisme! Dat is onvergeeflijk in mijn ogen en de linkse kerk moet zich diep schamen. Niks geleerd van de oorlog, niets van Stalin. Terreur is terreur. En van daders slachtoffers maken of nog erger, een omgekeerde redenatie volhouden, krankzinnig of pure haarzaaierij. En met deze woorden gaan we vanavond herdenken. Als land, als volk, als stad. Maar ik vind dat sommigen zich echt moeten schamen. De ogen sluiten voor wat er op 7 oktober vorig jaar en daarna gebeurde is onverenigbaar met ‘dat nooit meer’. En inderdaad, ik heb de politiek er buiten gehouden. Die van Israel (veel op aan te merken) of de omringende staten etc. Want blind ben ik niet. Maar zeker ook niet voor hen die maar een heel dun laagje fatsoen hebben gelegd over hun neigen tot antisemitisme. En dat die vooral van links komen is verbijsterend…(beelden: archief/internet)

Koningsdag…

Koningsdag…

Zoals ik wel eens vaker hier heb uitgeschreven is de zgn. ‘Koningsdag’ ook voor ons een soort feestdag. Dan immers struinen we in het oranje gekleed dwars door onze stad en bezoeken festiviteiten en kleedjesmarkten die in sommige straten wat breder en intensiever worden ingevuld dan op andere plekken. Van de vroege ochtend tot de late namiddag hobbelen we dan door onze woonstede en genieten van de sfeer en als het even kan het goede weer.

Dat eerste lukt meestal goed, het tweede is best afhankelijk van onze weergoden. En die zijn veelal juist op de 27e april niet zo op de hand van het oranje-gezinde volk. Was op de vroegere 30e toen oma Juul en dochter Bea nog op de troon zaten vaak beter geregeld. Heel wat keertjes met een rood verbrand bolletje terug gekomen van die ontspannen strooptochten op die speciale dag. Op de 27e kwamen we nogal eens regen en wind tegen of begon de dag vaak met pegels van de nachtvorst aan de pet. Niet goed voor het aanbod of de handel. Juist in onze grote stad is die Koningsdag een fenomeen, al wordt ook deze traditie door het linkse stadsbestuur steeds verder uitgekleed.

Lawaai mag niet meer van het anarchistische college, stank niet, eten verkopen alleen met strenge vergunningen, zelfs de vrijmarkten moeten voldoen aan een bijna Leninistisch model. Gelukkig hebben echte Amsterdammers vaak maling aan die regelgeving en gaan gewoon hun gang. Precies zoals ik dat graag zie. Dan maak ik kans op het vinden van die ene ‘Rembrandt’ of ‘Van Gogh’ maar dan op het gebied waar ik in zoek. Na afloop zijn we dan doodop, gaan onderuit zitten met een glaasje oranjebitter, tellen onze zegeningen en aanwinsten en kijken alweer uit naar volgende edities. Tuurlijk, we worden wat ouder, de vroeger 30.000 stappen maken we niet meer, maar 25.000 halen we zeker. Kromme voeten…Maar wat een hoop simpel plezier. En dan met een dat lekkere drankje kijken naar waar Willem en Max dit jaar weer dorpse geneugten over zich heen gestort krijgen op de verjaardag van onze Koning. Weet je veel hoe lang die traditie nog bestaat? In dit politiek krankzinnige land is iets zomaar afgeschaft en verdwenen. De geschiedenis kent daarvan vele voorbeelden. Ik hoop alleen maar dat wij als koningsdag gezinden dat niet hoeven meemaken. Al was het maar om die ene feestdag…Veel plezier morgen! (beelden: prive archief)

Badhuis….

Badhuis….

In mijn prilste jeugd was ons huis van toen nog niet voorzien van een doucheruimte. Dat gold voor 98% van alle huizen in onze woonstraten die nog stamden uit de hoofdstedelijke stadsvernieuwing van de 19e eeuw. Toen bouwde men vooral snel, goedkoop en was een doucheruimte iets uit een andere wereld. Bedenk maar dat men in die periode zelfs nog huizenblokken neerzette voor de nieuwe arbeiders van toen zonder toiletten. Die stonden soms in de binnentuinen en waren voor iedereen uit een buurt of straat. Gelukkig was dat bij ons anders.

Maar die douche was echt bijna utopische luxe. Als kleine kinderen ging je nog in de wasteil, ik had het geluk dat ik maar e e n oudere broer boven mij had die voor mij in die teil met warm water werd gewassen. Scheelde toch een hoop vuil en zeepresten. Er waren kinderen op school en in de vriendenkring waar men als lijdend voorwerp nummer 4 tot 6 was in de rij. Dan rook het water toch anders. Hoe dan ook, om het voor latere pubers als wij uiteindelijk toch werden dragelijk te maken ons eens per week fiks te reinigen (..) bestonden er de Gemeentelijke Badhuizen.

Die waren door het verlichte stadsbestuur van toen neergezet in alle buurten na 1911. Veel werden er gebouwd in de bij de omgeving passende stijl van architectuur. Het badhuis waarop wij waren aangewezen stond in de zgn. Diamantbuurt een paar straten verderop en was een centraal punt in een hofje waaraan je aan de ene kant een schoolgebouw had staan en aan de andere een stel huizen. Beetje chique tussenbuurt tussen het Plan Zuid waar wij woonden en het plan Berlage dat uit de 20e eeuw stamde. De gedachte was dat je met je schone ondergoedjes naar binnen stapte, een handdoek en zeep betaalde en dan wachtte op je beurt om naar binnen te mogen in een van de toen beschikbare doucheruimtes voor mannen die daar werden aangeboden. In een andere ruimte deden de meiden en vrouwen hun poedeltje. Had ik geweten dat die bestond had ik wellicht…. maar ja, dat kon niet natuurlijk en de ambtenaren die hier de boel bestierden waren streng.

Te lang badderen was dan ook niet de bedoeling. Dus je moest efficient schrobben, je haar doen, afdrogen, je spullen keurig opbergen, de natte handdoek inleveren en naar buiten bewegen. Een hele strak geregelde reinigingsindustrie. Maar ook een die door de ontwikkelingen i n de buurt werd achterhaald. Veel van die badhuizen werden begin jaren 60 gesloten. Huurders kregen van hun huurbazen (net als wij) vaak een doucheruimte ingebouwd en hoefden dan niet meer wekelijks naar die gemeente-badhuizen. Tijdens de bouw van die prive-badruimte (veelal in de keukens van toen) en het gesloten worden van de bekende adressen, moest je dan op zoek naar een alternatief. Voor ons was dat dan de in de Pijp gelegen Albert Cuypstraat. Heel anders van inrichting, wel dezelfde opzet. Maar ook die faciliteit werd uiteindelijk gesloten. Gelukkig hadden wij toen die douche in huis. Welk een luxe. Met een geiser werd koud water in een boiler verwarmd, en dan kon je douchen. Maar ook weer niet te lang want dat vat bevatte naar ik meen 120 liter water en als je er dus te lang onder stond had de volgende bader geen warm water mee. Dat was op enig moment wel even zoeken naar de juiste verhoudingen. Letterlijk en figuurlijk. De Gemeentelijke Badhuizen werden intussen allemaal omgebouwd tot een ruimte met een volledig andere functie. Sommige zijn nu atelier, er zitten soms restaurants in, winkels en zo meer. De gebouwen en opschriften bestaan nog, de functie anno 2024 totaal anders. Maar de luxe van dat warme water en die zeep van toen staan me nog altijd bij. Net als die vrij grove handdoeken. Maar ja wat wilde je, kostte toen een kwartje of zo. Omgerekend naar nu nog geen 15 eurocenten. Daar valt tegenwoordig niet meer voor te douchen….Slechts de waterbesparing bleef. Passend bij de tijd dat wij als we niet te lang onder die douche staan de planeet zullen redden…. (Beelden: Internet/Amsterdam op de Kaart)

1967…

1967…

Een jaartal? Wat moet dat nu weer betekenen? Waar gaat het over?? Wel, het gaat dit keer over Schiphol en de logische ontwikkeling van dat vliegveld van een vliegweide naar een belangrijke motor voor onze economie en welvaart. Tot 1967 lag Schiphol nog op haar vertrouwde plekje aan de Ringvaart in de Zuidoosthoek van de Haarlemmermeer.

Een plek waar het toen al een kleine 70 jaar was gelegen. Maar zowel de directies van Schiphol zelf, KLM en de omliggende gemeenten waren het over eens dat een betere ontwikkeling van de luchtvaart in de toekomst verankerd moest worden in een ‘Plan voor Schiphol’ dat recht deed aan de groei van de luchthaven die gelijke tred hield met die van de wereldwijde luchtvaart. In 1948 kwam dat eerste plan voor de luchthaven al uit. Het liet een soort spinvormig complex zien met 8 start/landingsbanen die alle windrichtingen zouden kunnen invullen als het ging om het luchtverkeer in de toekomst.

Bedenk daarbij maar dat de toenmalige vliegtuigen veelal nog waren voorzien van propellermotoren en vooral de meer welvarenden er gebruik van maakten. Maar men zag toen ook al dat een grote rol voor de luchtvaart in de toekomst was weggelegd. 15 jaar later was het getekende plan een stuk definitiever geworden en was het aantal start- en landingsbanen terug gebracht naar 5. Alle omliggende gemeenten tekenden mee voor het bouwplan dat dit nieuwe areaal mogelijk moest maken. In 1967 (mei) werd dat uiteindelijknopgeleverd. Schiphol-Centrum werd de nieuwe thuisbasis voor de grote luchtvaart, het oude areaal (Oost) werd nu het domein voor kleine vliegtuigen, zakenkisten en enkele militaire machines.

Vanaf dat moment groeide de luchtvaart flink. Maar dat deden de omliggende gemeenten ook. Die bouwden als dollen nieuwbouwwijken voor de vele economisch aan de regio gebonden bedrijven en hun personeel. Aalsmeer, Amstelveen, Hoofddorp, Nieuw-Vennep, maar zeker ook Amsterdam. Schiphol zorgde voor banen, voor inkomen, voor huisvesting. De toenmalige straalvliegtuigen, soms goed voor 120dB aan geluid, en dat werd door enkelingen gezien als erg heftig. Maar men snapte ook dat zonder Schiphol die zelfde banen en huizen snel zouden verdwijnen. Intussen kreeg Schiphol een vijfde hoofdbaan. De zgn. Polderbaan. Die ontlast gebieden die daarvoor best zwaar belast waren door de overkomende vliegtuigen. Daarmee daalde het aantal vluchten op de Buitenveldertbaan flink, en daar was in de loop der jaren ook fiks gebouwd door de Amsterdamse en Amstelveense bestuurders. Intussen is extreemlinks een verbond aan gegaan met namaakomwonenden en beroepsklagers.

Die laatste groep (150 mensen) goed voor 50.000 klachten over vliegtuigen in een maand tijd. Opmerkelijk is ook dat juist die groepen menen te mogen spreken namens ‘alle omwonenden’ maar dat ze daarmee zelf nooit de confrontatie aan durven. Zeker als ze aangeven na 1967 bij Schiphol te zijn komen wonen ontneemt een type als ik ze al snel alle rechten op hun geklaag. Wie rust wil moet niet naast een internationale luchthaven gaan wonen. Maar dat wil men gek genoeg juist wel. Die paar honderd klagers willen daarbij het liefst dat heel Schiphol verdwijnt. Het bekende gereutel van mensen die hun geschiedenis niet kennen en ook niet willen snappen dat honderdduizenden banen in en rond de luchtvaartsector verloren gaan als zij hun extremistische zin krijgen. Schiphol is iets om trots op te zijn. Net als de haven van Rotterdam bijvoorbeeld. En ik vrees dat ook daar types te vinden zijn die deze havens voor hun persoonlijke rust en bevrediging willen dempen. Als zij maar met rust worden gelaten. Want het ego van deze lieden kent geen grenzen. Net als mijn enthousiasme over Schiphol. Maar ja, ik ken mijn geschiedenis…en die van de luchthaven. Dat maakt veel, zo niet alles, uit…. (beelden: Archief)

Armoedemuseum…

Armoedemuseum…

Toen ik onlangs vernam dat de extreemlinks bestuurde Gemeente Amsterdam voor vele miljoenen een ‘Slavernijmuseum’ gaat neerzetten op de kop van het plaatselijke Java-eiland werd ik vervangend boos. Want hoe zeer die slavernij in onze geschiedenis wellicht geen hoogtepunt mag zijn geweest van de christelijke traditie, het is wel al honderden jaren geleden. En excuses of zo meer worden aan de ontvangende kant minzaam geaccepteerd maar men krijgt liever de zelfbedachte en gewenste schadevergoedingen. Gratis Doekoe en zo kunnen hebzucht bij sommigen aardig doen opstijgen in de geest. Ik ben daar dan ook fel tegen.

Want wanneer je al een museum wilt oprichten met een historisch verantwoord doel moet je dat ook zeker doen voor 85% van onze eigen bevolking die tot ver na WO2 vaak in erbarmelijke omstandigheden moest zien rond te komen. Onbekend en daarom kennelijk verzwegen de verhalen over turfstekers in Drenthe, textielarbeiders in Oost-Nederland, mijnwerkers in Limburg en zo meer. Mensen die 6 dagen per week keihard werkten in de meest vreselijke omstandigheden. Voor een hongerloon.

En die turfstekers dan ook nog in de status van ‘lijfeigenen’ onder bewind van rijke herenboeren uit de omgeving. Maar ja, wie zijn geschiedenis niet kent heeft in de toekomst niets te zoeken. En neem van mij maar aan dat die geschiedenis onze jeugd wordt onthouden door zgn. progressieve leerkrachten die liever de historie aanpassen bij het niveau van de leerlingen of diens demografische herkomst. Wat er toe leidt dat als men al een echt vak onderwijst dit wordt gedaan met vele mitsen en maren. Over de arme joodse bevolking in deze grootste stad en de omstandigheden waaronder die werden gehuisvest dan wel kort gehouden door het toen ook al hoog verheven voelende stadsbestuur, wordt, zeker anno nu, niets verteld.

En krijg je daardoor alleen al de kriebels. Sommige panden in onze stad vroeger aangeduid als ‘vlooienpaleizen’ en de Waterloopleinmarkt niet voor niets de ‘vlooienmarkt’ van de stad. Ook dat wordt ver weg gehouden van de leerlingen die een cultuur bij zich dragen die het jodendom op zijn zachtst gezegd niet welgevallig beoordeelt. Waardoor die armoede en ellende maar zeker ook de daaropvolgende holocaust door de Duitse bezetter zijn beklemmende betekenis vrijwel verliest.

In de huidige media en politiek zie ik veel voorbeelden van hoe polcor-water in de biologische wijn worden geschonken. Zelfs totale ontkenning van de Holocaust is tegenwoordig mogelijk. Als dat zo is lijkt het logisch dat we over die armoede van echte Nederlanders helemaal niet meer praten. En dat is bijna volksvijandig. Armoede kleeft aan mensen als een besmettelijke ziekte. En veel van die armoede staat de meeste mensen van mijn generatie nog aardig in de herinnering gegrift. En kijk even in oude fotoboeken die een beeld scheppen van pak weg 50-70 jaar geleden en je weet dat die armoede echt niet zo lang geleden is verdwenen. Waarbij we anno nu trouwens nog steeds honderdduizenden mensen kennen die nog steeds elke Euro moeten omdraaien om te zien waarmee ze vandaag of morgen de kinderen nog wat eten kunnen geven.

Die armoede is wellicht anders van vorm, maar dat gevoel blijft. Net als bij die vermeende slachtoffers van de slavernij die in grote aantallen na 1975 gesubsidieerd naar ons land kwamen en sindsdien netjes opgevangen, toch die slachtofferrol ontwikkelden. Dit samen met een linkse lobby die het geld graag weggeeft aan ‘derden’ in plaats van aan de eigen bevolking. Want ja, als je zo blijft handelen ontstaat van zelf het ‘wij’ en ‘ zij’ gevoel. Immers het lijkt nooit genoeg. Dus kom maar op met dat armoedemuseum. Liefst in Amsterdam op de Dam! Opdat we elk jaar de echte sloebers in dit land kunnen gedenken….Net als links graag doet in dat slavernijmuseum. (beelden; Archief/internet)

Het gaatje van Seur..

Het gaatje van Seur..

Ik heb in het kader van mijn meningblog diverse malen mijn liefde beschreven voor de in ons land inmiddels wat onderschatte speedway-motorsport. O.a. de Duitse topper Joseph Hofmeister passeerde hier de revue op 9 juli 2021. Dit keer heb ik het hier over een oer-Amsterdammer. Afkomstig uit de Jordaan, toch een heel speciaal deel van onze stad. Waar aan de Willemstraat daar een gordijnstoffenhandel zat die vele jaren lang werd beheerd door de familie Seur. En uit die familie stamde een man die ik als jong mens regelmatig zag rijden op de sintelbaan in het Olympisch Stadion maar ook daar buiten. Piet Seur was een markante rijder.

Kort, gedrongen gebouwd en altijd goed voor een kwinkslag in plat Amsterdams. Geboren in 1932 en vrijwel altijd zijn hart verpand aan die sport waarbij het aan kwam op stuurmanskunst en een groot hart. Voor eigen publiek altijd een tandje er bij zettend maar veelal niet verder reikend dan de goede middelmaat in een veld van toppers als de broeder Kroeze of Van Koppen. Piet kwam uit de grasbaanraces op de sintels terecht en was een grote belofte. Maar ja, zat net in die gouden lichting van toen die de ene na de andere bijpassende helm wist te veroveren. Neemt niet weg dat hij een echte speedwaycoureur was en zijn puntjes voor een team of zijn land bij elkaar sprokkelde. Legendarisch zijn uitdrukking na een wedstrijd waarin hij ‘op zijn plaat’ ging waarna hij even niet mee kon rijden. ‘Piet zag een gaatje….ik dook er in…maar ja toen sloot het gaatje zich…en daar lag ik…’. Dat soort uitspraken waren typerend voor deze verder bescheiden vent. Jordanezen kunnen vaak geweldig zingen, maar een dikke krop hebben ze zelden. Piet zag ik via internet nog even voorbij komen in 2011. Een bijeenkomst van oude en jonge motorrijders, hij op zijn typerende en glimmende speedwaymotor, intussen 82 jaar oud, maar wel in speedwaypak, Amsterdamse drie kruizen op zijn rug. Grijs koppie maar met een grote grijns op zijn gezicht. Een echte motorduivel. En zo zie je ze niet vaak meer. Tegenwoordig gaat het ego voorop en komen de prestaties er vaak achteraan. Ik kon niet achterhalen of hij nog leeft. Dan is hij intussen 95 jaar oud. Wellicht niet meer de leeftijd om op zo’n dikke motor te kruipen. Zou hij intussen hemelen? Dan moet Petrus zich zorgen maken….. (beelden: internet/archief)

Vreemde bediening…

Vreemde bediening…

Elke keer wanneer we als familie even een gedenkmomentje beleven op de Amsterdamse begraafplaats waar oudere broer Rob zijn plek veel te vroeg moest innemen, lopen we even door naar een of andere horecagelegenheid om op zijn persoon bij leven te proosten. Met koffie of thee hoor, niks heftigs. Dit keer deden we dat bij het niet ver van de fraaie Oosterbegraafplaats gelegen bekende Grand Cafe/restaurant Frankendael aan de Middenweg in Amsterdam-Oost. Op zich weinig mis mee, normaal worden we daar met alle egards ontvangen, maar dit keer was dat merkbaar anders. Een kennelijk al wat langer meelopende ober ontving ons op een wat ‘bijzondere manier’. Legde omstandig uit waar we wel of niet mochten gaan zitten omdat een deel van zijn etablissement was gereserveerd voor een wat grotere groep. Maar we vonden toch een tafel aan het raam. Prima geregeld. De jassen waren nog niet uit of hij drong aan op het gebruik van de lunchkaart. Maar wij wilden eerst even wat drinken. Koffie en thee, daarna even kijken voor iets er bij. Hij slofte weg en maakte de drankjes klaar.

Nou ja, de koffie dan.. Toen hij die kwam brengen vroeg hij wat we in de lunchkaart hadden gevonden. Tja, twee keer tosti (met iets verschillends als beleg naar gelang de smaak van de dames) en een appelpunt met slagroom. Kwam die thee ook nog door? Zuchtend haalde hij de lunchkaarten weg en begon aan de thee. Die kwam er….dus even rust. Als ik op de man lette, ik kon het niet laten, zag ik een uitgeblust type in een werkbroek op gympies…. Hij was moe van dit vak, het was hem aan te zien. De tosti’s kwamen en bleken lekker, maar ja, die taart. Vergeten.. Na vragen alsnog. Bleek smakelijk. Net als de tweede ronde drinken…Die we alleen mochten bestellen ‘als we de mondjes hadden leeggegeten’…. Humor?

Het zal, maar voelde vooral bijzonder. Toen we onze gesprekken hadden afgerond (altijd goed om emoties even weg te werken..) stelde hij namens ons vast dat nog een rondje drinken niet goed was, want ‘ging maar klotsen’. Je weet soms niet wat je hoort… Intussen deed hij ook een van de aangekondigde gezelschappen. Man of tien, zelfde behandeling. Je moet maar durven. Wellicht zien sommigen er wel de humor van in hoor. Het was in ieder geval apart en dat vergeet je niet zo snel. En op de kwaliteit van het gebodene uiteindelijk niks aan te merken. Interieur van deze zaak een beetje oubollig, versleten zelfs, maar dat hoort bij de ambiance. Maar met dit soort wat versleten service kom ik niet veel hoger dan een 7-tje. En dat is echt niet nodig. Bij vorige bezoeken zat dat cijfer flink hoger. Apart is niet altijd fijn….(beelden: Internet/Frankendael)

Door de wastunnel….

Door de wastunnel….

Je zult maar een fraai gevormde en ruime stationcar zijn van een gerenommeerd en oud merk, elke dag je ding moeten doen, in weer en wind, door storm en regen, sneeuw, pekel en alles op je huidje krijgen maar het gevoel hebben dat je helemaal wordt verwaarloosd door die ‘baas’ die je weliswaar bij anderen ophemelt maar verder vergeet. Je staat klaar, je doet je ding, maar jouw flanken slaan bruinwit uit van de pekel en modderresten waaraan je in december en januari werd blootgesteld. Bloot als je bent oog je blauw van de kou. Tot die ene dag dat het ineens 12 graden en zonnig werd. De ‘baas’ keek uit het raam en schaamde zich. Was nodig ook. Net als jouw voorgangers werd je bij beter weer altijd lekker vertroeteld, gemasseerd, opgepoetst, voorzien van die drankjes die nodig zijn voor een beetje auto om zich lekker te voelen.

Maar o wee als het winter wordt…dan vrees je voor je hagje. En dus was het een traktatie om meegenomen te worden naar het industriegebied van Amsterdam waar die enorme hal een poedel-, knuffel-, en poetsbehandeling garandeert. Waar wellness voor auto’s hoogtij viert en je jubelt uit je uitlaat als je hoort dat de ‘baas’ de duurste behandeling ‘showroom’ bestelt. Je wordt met warme stralen ingespoten, krijgt warm blauwgroen gekleurd sop over je heen, borstels, je buik wordt schoongemaakt, een waslaag over je blauwe huid, elke rand en hoek schoongespoten. Je krijgt een speciale laag over je ruiten heen, daarna door de baas zelf van binnen helemaal schoongemaakt, afgesponst, en als afsluiting wordt jouw chroom in de was gezet en mag je nog even uitdruppelen. Als de baas dan tevreden naast je staat te kijken en nog wat plekjes heeft bijgewerkt biedt je tevreden je diensten aan. En rijden jullie samen naar huis. Je motor knort als nooit eerder, je voelt je weer nieuw, net als toen je een paar jaar terug uit die fabriek daar in het verre Tsjechie rolde…. En voor de deur glim je als nooit tevoren. Je kunt er weer even tegen. Nu maar hopen dat die verrekte sneeuw en die pijnlijk jeukende zoutlaag weg blijven. Intussen ga je weer in galop. Tot de volgende vertroetelbeurt…. Die jij meer dan wie ook verdient…. (Beelden: Archief)