Fietstocht morgen!

Morgen zou het weer de jaarlijkse optocht van naakte fietsers door het centrum van Amsterdam geven. Altijd een leuk evenement, al moet je het weer wel een beetje mee hebben natuurlijk. Zeker in een stad als de onze waar men elke regel aan de laars lapt weet men deze optocht wel te waarderen. Meestal komen er minstens 200 deelnemers bijeen (worden er nu heel wat minder i.v.m. het Corona-gedoe) om zich al dan niet kleumend te laten aanschouwen op hun tocht van Nieuwmarkt naar Vondelpark. Waarom men dit doet ligt vooral in de geschiedenis. Ooit liepen hier in de stad Wederdopers door de straten die vonden dat naakt zijn de ware mens als gelovige liet zien aan de boven ons gestelde goden. Het liep slecht met hen af. En door de jaren heen werd deze groep herdacht door hen die er al snel een ander stukje invulling bij zochten.

In de jaren zestig deden er soms wel 1000 mensen aan mee, maar toen was men ook nog op weg naar de beha-verbranding en bevrijding van het vrouwelijk lijf. Later herdacht men er mensen mee die aan vreselijke ziekten als Aids waren verdwenen van de aardkloot. Ook toen kwamen vele honderden voorbij om zich de naakte huid toe te vertrouwen aan het weer en de fiets. Tegenwoordig is het vooral een ludieke tocht die aandacht vraagt voor de toenemende vertrutting en ontkenning van het bloot zijn door gefrustreerden of mensen met teveel taboes. Sommige deelnemers zijn al vele jaren aanwezig en dat is aan hun blote lijven te zien. Bij anderen kwam het gevoel van naakt protesteren juist kort geleden en zo is er een prachtig vermenging van oud en jong, man en vrouw, homo of hetero. Er is maar een restrictie van toepassing, geen elektrische fietsen!

Dat zou de stoet ook te veel uit elkaar trekken. Men wil toch juist als groep een statement maken. Kortom, wie ook mee wil doen, van harte welkom. Namens de organisatie geef ik als meninggever even aan dat de tocht morgen om 11 uur vertrekt van de Nieuwmarkt en dan door de Damstraat, Dam, Rozengracht en Mauritskade naar het Vondelpark rijdt. Geklede mensen zijn niet welkom, al zijn mondkapjes wel toegestaan en dat men minstens 1,5 meter uit elkaar rijdt en staat. Ik neem aan dat zij die niet meedoen maar deze groep wel een warm hart toedragen langs de kant staan met warme thee en wat lekkers? Met een beetje goede wil komt men na de finish samen in het Vondeltheater om nog wat leuke dingen door te praten. Veel succes! (Om op tijd te kunnen vertrekken vraagt de organisatie om het liefst een half uur voor vertrek aanwezig te zijn voor Cafe ‘De Wilde Markt’, waar een mobiel toilet beschikbaar is en ook een verkleedplek Uiteraard in deze tijden met veel reingingingsmiddelen en stapels toiletrollen .)    

Praktijkervaringen uit de verkoop 5 – De Dacia die verdween…

In mijn verhalen over het werken met dat merk waarvan het logo een vliegende pijl bevat beschreef ik ook dat wij als dealer indertijd min of meer onder dwang het Roemeense merk Dacia kregen toebedeeld. Nog even terug in de tijd voor de plaatsing van het geheel, Dacia was (is nog steeds) een Roemeens automerk met een sterke link naar Renault. Nadat men daar eerder al R8’s van dat Franse merk in licentie had gebouwd deed men dit met veel enthousiasme nog eens over met de latere R12. Dat was in oorsprong een vrij moderne gezinsauto met voorwielaandrijving, goede wegligging en een grote kofferbak. De Franse versie was in ons land ook mateloos populair geweest en dus zag importeur Englebert van toen er wel brood in om die Roemenen op de markt te brengen. Nu waren die wagens uiterlijk weliswaar compleet Frans, maar onderhuids had men onder druk van het communistische regime dat er toen de scepter zwaaide gekozen voor componenten die in eigen land waren gefabriceerd. Een grote vergissing. Daarbij zette men die auto’s met weinig plezier in mekaar en dat was goed te merken aan afwerking en kwaliteit.

Dat gold dus ook voor ons land. De auto’s die Englebert hierheen haalde had men eigenlijk door een technische mangel moeten halen, maar dat verzuimde men, dus alle ellende kwam terecht bij dealers en kopers. Tot die laatste groep behoorde bij ons toenmalige dealerbedrijf anno 1978 een man met een eigen haardenwinkel in Amsterdam. Hij was iemand met een grote voorliefde voor drama. Als hij een lekke band had waren alle goden tegen hem en lag het aan de fabrikant van de auto. Als jarenlang Skoda-rijder was hij op enig moment op zoek naar een geschikt alternatief waarmee hij geen lekke banden meer kreeg (ik chargeer het even..) en dus boden we hem de net in de showroom opgestelde Dacia sedan aan. Was te bestellen in een heldere kleur geel met een zwart of beige interieur. Beetje luxe er op en aan en hij zou apentrots worden. Dachten we. En ja, de aflevering verliep probleemloos en hij reed weg met zijn Roemeen als een glunderende kroonprins met Maxima. Helaas duurde het plezier niet te lang.

Op een of andere wijze stond hij ergens onderweg stil. Duizend bommen en granaten. Het ding sloeg af en wilde niet meer rijden. Gek genoeg was het wel zo dat toen wij bij de splinternieuwe Roemeen kwamen en de contactsleutel omdraaiden, de auto gewoon startte en de motor als een zonnetje draaide. Het moest wel aan de klant liggen. Hoe dan ook, een maand later was de man zowat aan de valium want de Dacia had hem een keer of tien laten staan. Zo maar ineens. Tijdens het rijden. Afslaan….Dat kon natuurlijk niet dus maakten we de afspraak om de auto uitgebreid te testen bij ons als hij vakantie vierde. Dat zou 14 dagen duren, dus we hadden nog even. En zo benaderden we het probleem. Even rijden, veelal zonder enig probleem. Tot ik als vrijwilliger hetzelfde meemaakte en de auto langs de Bosbaan in het Amsterdamse Bos afsloeg. Pas na een minuut of vijf ging hij weer aan de slag en was er niks meer mee mis. Vreemde storing. De auto werd voor de deur van de werkplaats geparkeerd en in de stille uurtjes af en toe even beetgepakt. Zonder resultaat. Op een slechte dag hoorde ik vanuit mijn kantoor een hoop geschreeuw. De Dacia was gestolen. Van voor de deur bij ons bedrijf. Een van de monteurs er achter aan, zonder resultaat. De Dacia was verdwenen. Ik nog lachen, die dief komt vast niet ver. Nou dat viel tegen.

Na aangifte bij de politie kwam de auto vijf dagen later boven water. In de buurt van Arnhem, waar hij was gebruikt voor een bankoverval. Een wat??? Kon toch niet? Wel zeker! Dus werd de auto door ons op een aanhanger teruggehaald. Hij bleek aardig uitgewoond en vervuild door de dieven. Dus hij moest weer teruggebracht naar nieuwstaat. Importeur Englebert stelde zich hiervoor gelukkig garant, mits wij de auto ‘even kwamen brengen’. Dat deed ik samen met mijn toenmalige chef. Maar op weg naar Voorschoten stond ik twee keer stil. Hoe hadden die bankrovers dit klusje voor mekaar gekregen? Geen idee. Hoe dan ook, de importeur maakte de auto weer nieuw en vond uiteindelijk ook het euvel. Een piepklein slangetje vlak voor de benzinetank zoog bij gas geven vacuum en sloot de toevoer af. Renault onderdeel er tussen gezet en euvel was opgelost. Klant na zijn vakantie dolblij. En zo was iedereen en alles weer gelukkig. Maar een raadsel bleef het. Wonderlijke auto’s die Dacia’s….Overigens voor dat land waar hij vandaan kwam net zo belangrijk als Lada voor de Sovjet-Unie of Skoda voor de Tsjechen en in grote aantallen gemaakt. Als die allemaal zo’n slangetje voor de tank hadden zitten….(Beelden: Yellowbird archief)

Het ligt aan mij…

Als regelmatige kijker naar films of series (maar ook als boekenlezer) kan ik mij soms verwonderen (ik vermijd nu de termen ergeren of storen..) aan het gebrek aan realisme in veel van die zelfde verhalen. Laten we wel zijn, de Nederlandse school op het gebied van films(series)maken was heel lang dat je dat realisme wel liet of laat zien. Maar daarmee was Nederland een eiland in de wereld. Want overal elders maken ze verhalen waarbij bepaalde normaal menselijke zaken buiten beeld worden gehouden. Zo zie ik heel vaak dat mensen die ‘s-morgens wakker worden omdat ze worden gebeld door iemand anders die een belangrijke bijdrage aan het bekeken verhaal levert, uit bed springen, in de kleren schieten, een boterham of koffie naar binnen gooien en meteen in actie komen.

Ik weet niet hoe dat jullie vergaat, maar ik moet altijd tenminste even plassen, vind een wasbeurt ook wel even lekker, poets de tanden, trek schone kleding aan, scheer me even en ga dan pas naar buiten. Kan snel, maar zeker niet zoals het in die films vaak toe gaat. Omgekeerd vind ik het knap dat met name dames vol in de make-up op bed gaan liggen en niets afgeven op hun kussensloop. Zelfs lipstick en plakwimpers blijven op de bestemde plekken aanwezig. Ondenkbaar. Nadat men een ongekende vrijbeurt heeft meegemaakt (veelal knap dat men daarbij het ondergoedje aan weet te houden..) houdt men bij nagesprek de lakens om de weke delen heen vast alsof de ander niet mag zien waar hij/zij net zijn/haar zinnen zette. En blijkt dat veel (Amerikaanse) vrouwen tijdens de slaap een beha onder hun (nacht)hemdjes dragen.

Ik geef toe, details, maar voor mij verstorend. Als er al kinderen meedoen in verhalen zijn ze ofwel godsgruwelijk ‘wijs’ dan wel maken ze er een zodanig chaotische rommel van dat je zou denken dat een beetje tucht en orde op zijn plek zouden zijn. Ook aardig is, overigens iets heel anders, dat hoofdpersonen die iets doen bij de politie, altijd een lastig gebied of zelfs gevaarlijke omgeving in hun eentje bezoeken. Komt in het eggie niet voor, altijd met tenminste twee personen. En als het goed gaat slaan ze dan ook nog twee slagen in een klap. Knap hoor, maar toch. Ik weet wel dat vertrutting op de loer ligt natuurlijk en dat in de VS bloot zo goed als taboe is. Maar dat geldt kennelijk ook voor Engeland waar men ook erg bang is voor het naakte menselijk lichaam. En dan heb ik het nog niet over verkeerde auto’s, muziek of kleding voor een bepaalde periode.

Foute vliegtuigen of helikopters in oorlogsverhalen. Allemaal simpele dingen als je iets van vooronderzoek doet. Ik moet altijd wat lachen als ik in Amerikaanse series zie hoe sommige mensen het door de Duitsers bezette Europa tijdens WO2 in en uit reizen alsof ze via een reisbureau een georganiseerde trip boekten. Kon niet, kan niet en oogt meteen lachwekkend. En dan zijn er de blunders. Verhalen die zich afspelen in de Middeleeuwen of soortgelijk, waarin plotsklaps het horloge van een van de hoofdrolspelers zichtbaar wordt…Of stukjes film die niet goed zijn gemonteerd waardoor een bepaald karakter dat eerder al werd gedood ineens weer rondloopt. Ik geef toe, het ligt aan mij….ik kijk te kritisch. Al die jaren al. Soms wordt ik verrast. Klopt er veel, zo niet alles. En dan ben ik meteen positiever over zo’n verhaal of reeks. Maar dat van die mensen die zo maar uit bed stappen en hup aan de slag zijn…dat blijft een dingetje. Of verwijt ik mijzelf nu dat ik dat niet kan noch kon??? Wellicht ben ik menselijker dan menig hoofdpersoon dan. En doe ik daarom al die bij een kwetsbaar mens passende handelingen.. (beelden: Yellowbird archief)

Die tweede vlucht….

Altijd als ik beelden zie van dwarrelende vliegtuigen die bij storm last hebben aan de grond te komen, denk ik terug aan de momenten dat ik zelf in zo’n metalen vogel verkeerde in soortgelijke omstandigheden. heel wat malen meegemaakt. Maar nooit echt ongerust geweest. Wellicht te herleiden naar mijn tweede vlucht ooit, heel lang geleden alweer, als 15-jarige aan boord van een De Havilland Dove rondvluchtkistje van Martinair. Ik was indertijd abonnee van een luchtvaartblad, Cockpit, en dat leverde je elk jaar een kortingbon op voor zo’n vluchtje boven Amsterdam. En na mijn eerste ervaring een paar maanden er voor bij prachtig weer en goed zicht, wilde ik nog wel een keer. Je kon maar beter opschieten met de vlieguren. En zo togen mijn ouders en ik op de fiets naar het toenmalige Schiphol om bij Martin’s Air Charter (want zo heette dat bedrijfje toen nog) aan te melden dat wij wel wilden vliegen. Nu hadden we de pech dat het net op dat moment dievenweer geworden was met regen en onweer waardoor er even geen rondvluchten konden worden gemaakt.

Een zomerse storm was juist toen ons deel. Maar ja onverrichterzake terugfietsen was ook niet alles, dus we namen een bakkie koffie en keken wat rond over het platform. ‘Kom over een uurtje maar terug’ had de prachtige stewardess van de nog zo bescheiden luchtvaartonderneming ons geadviseerd. En dat deden we. Uiteindelijk leek er een gaatje in het wolkendek te ontstaan tussen twee fronten en vond de piloot van de Britse tweemotorige mini-airliner het wel verantwoord om de lucht in te gaan. Om me hen kijkend zag ik niet veel meer dan nevelige regen, maar goed, hij was de baas en ik wilde vliegen. Toen ik ook nog eens naast hem in de cockpit mocht zitten en alles wat de man deed van heel dichtbij meemaakte zorgde dat voor persoonlijke en jeugdige euforie. Vliegen wilde ik. Acht passagiers klommen achter ons in dat smalle toestel, de deur werd gesloten en de piloot startte de twee zuigermotoren. Ik keek professioneel met hem mee of de props wel draaiden. Met gesis van de remmen reden we naar de startbaan. Het regende nog steeds, maar met de ruitenwissers aan was het volgens mij goed te doen. Brullend startten we en draaiden linksom richting Amsterdam.

Hobbelend door de luchtzakken en knokken met de regen en af en toe een onweersflits klommen we naar 300 meter en maakten het verplichte rondje boven de stad. Ik genoot, zag buiten niks behalve wolken en regen, maar lette op de piloot en de instrumenten. Wat een geweldige vlucht. In de landing was het hard werken voor de piloot naast me, maar hij zette de kist uiteindelijk feilloos neer op het zgn. Oostbaantje van Schiphol. We taxieden terug naar de opstelplaats voor het kantoor van MAC. Ik bedankte de piloot en liep naar mijn wachtende ouders toe. Die zagen groen van ellende. Ik snapte het niet. Tot ik van hen hoorde dat op Schiphol tijdens mijn vluchtje groot alarm was geweest voor een Boeing 707 van PanAm die ergens bij Soesterberg in de buurt midden in het onweer was getroffen door de bliksem en ook nog eens rakelings langs een luchtmachtvliegtuig was gevlogen. Chaos aan boord en schade aan de kist het gevolg. Een tussenstop op Schiphol was toen nodig. En mijn moeder zag naar eigen zeggen al visioenen toen ze dacht aan dat kleine vliegtuig met mij er in. Ik was niet onder de indruk. Immers, goede piloot, lekker vliegtuig en ik zat zelf in de cockpit. Kon er gebeuren.? Niks toch? Daarna nooit meer voor iets bang geweest in die kisten. Overigens was de thuisreis op de fiets verschrikkelijk. Het regende intens en we kwamen tot op de draad nat thuis. Vond ik een stuk erger…(Beelden: Yellowbird archief)

Werken op Schiphol – 5 – Harde leerschool

 

Dat werken op Schiphol was ook een lange en soms harde leerschool. Want er moest natuurlijk ook gewoon een nieuw vak geleerd worden en dat was indertijd een kwestie van in de praktijk leren en doen. Bedenk je maar eens dat in dat pre-computer-tijdperk alles aan benodigde informatie terug te vinden was in dikke boeken. Los van het al aangehaalde Wetboek voor de belastingwetgeving en statistiek had je een wereldwijd tariefboek, opgesteld door de IATA-organisatie waarin alle kiloprijzen en aanvullende informatie stonden waarmee je een ‘zending’ kon beprijzen. Als dat van Amsterdam naar Londen was, ging dat prima. Maar wat nu als je ergens in het achterland van Midden-Amerika moest zijn. Hoop gepuzzel. En op elke regel was een uitzondering te bedenken. Soms waren die tarieven op basis van een enkele carrier opgesteld, dan weer gold het alleen voor standaard goederen, maar vroeg men voor specialistisch spul een toeslag. Bij levende dieren was dat bijvoorbeeld altijd het geval. En dan waren er de zgn. timetables van de diverse luchtvaartbedrijven. Niet iedereen vloog naar elke plek ter wereld.

Soms moest je wel twee keer een transfer bedenken om zo dicht mogelijk bij de bestemming te komen, het zogeheten ABC-Boek bracht dan uitkomst. Allemaal zo dik als telefoonboeken (ja kinderen die hadden we toen nog). Daarbij kwam dan ook nog een berg aan handelskennis. Gelukkig had ik dat door die bankopleiding in huis, anders had ik niet veel weg geweten met termen als FOB, af fabriek of CIF. Bij die eerste term nam de afzender alle kosten tot het vliegtuig voor zijn rekening, de ontvanger betaalde de luchtvracht en alle kosten aan diens kant. Bij Af fabriek betaalde de ontvanger alles. Dan moesten wij als luchtvrachtbedrijf onze kosten zien te verhalen op de ontvangers. Ging dat vervoer via een van onze eigen agenten ter plaatse was dat een minder probleem dan wanneer je op een bestemming niemand had zitten. Dan moest het via de luchtvaartmaatschappij. Bij KLM of Lufthansa geen probleem, maar was dat toevallig Air Ouagadougou had je best een risico. Bij CIF (Cost Insurance Freight) betaalde de afzender alle kosten en was dat simpel factureren. Maar veel van dat type afzenders mekkerden vaak over de bijkomende kosten en die kregen dan na wat onderhandelen een korting tarief berekend.

En dan waren er nog de speciale ladingen. Bijvoorbeeld gevaarlijk spul. Best een dingetje want niet alles wat je probleemloos in een truck, trein of boot kon vervoeren mocht zo maar mee in een vliegtuig. Die dingen gaan naar pakweg 5-10km hoogte en als er dan door jouw lading brand uitbreekt heb je best een probleem. Dus als het mee mocht moest de lading speciaal worden ingepakt, voorzien van de nodige waarschuwingslabels en ook met certificaten bij alle documenten worden aangeboden. Ik heb er nog eens een speciale cursus bij de KLM voor moeten volgen en daar dan weer een certificering voor behaald. Tel dat allemaal op en je krijgt een idee van wat dit werk inhield. Anno 1967 was ik toch ineens een jongvolwassene met een hoop verantwoording en aardige soort hoog stressbestendigheid geworden. Want een ding wisten we uiteraard als beste…het vliegtuig wacht niet. Nooit! En zeker niet voor luchtvracht. 1967 was ook op dat punt een schakeljaar….(Beelden: Yellowbird archief. Met o.a. uitrollen eerste Fokker F28 in april 1967)

 

 

Staat van oorlog…

Of we het nu willen of niet, wij allemaal worden op een of andere wijze geconfronteerd of getroffen door dat verrekte Corona-virus. Wat eerst nog leek op een redelijk onbekende en matig schadelijke griepsoort is nu in staat om tienduizenden mensen om te leggen en ook om qua besmetting zo snel van mens op mens te laten springen dat het bijna science-fiction-achtig aan doet. Ware het niet zo realistisch en bloedserieus. Op het moment dat je dit leest is Nederland voor 50% op slot. De horeca is dicht, maar ook de musea, bijeenkomsten zijn afgelast, mensen moeten thuis werken, de luchtvaart staat eigenlijk stil, het OV draait op een ander schema en de supermarkten draaien overuren. Huh? Hoezo? Nou….net als elders in de wereld raken Nederlandse burgers van slecht nieuws zo van de leg dat zo acuut beginnen met hamsteren. Je weet maar nooit…. En dus slaan we massaal blikken met eetwaar in, pasta’s, voorverpakte maaltijden, water, bier, chips en……toiletpapier. Dat laatste is het meest verbazingwekkende. Want je kunt dat spul niet eten, en als je echt leegloopt door welke oorzaak ook is een krant of gewone doek die je desnoods daarna wast even effectief.

Maar nee, we leren niets van de armen onder ons, zoeken het comfort en laden ons huis vol met rollen wc-papier. Wat er ook gebeurt in die wereld om ons heen, we moeten wel met een goed schoongemaakt achterste overleven. En echt. lege vakken bij de supers zijn het gevolg. Soms al dagen lang. Ondanks alle geruststellingen van Rutte en c.s. bleven die schappen ook soms dagen lang leeg. Waardoor de amateur-plunderaars gelijk kregen. Zie je wel…’ze’ hebben de logistiek niet onder controle! Goed dat we ons voorbereidden. Hoe dan ook, het blijft asociaal en bespottelijk. Nu ken ik het fenomeen wel hoor. Vroegere generaties die de oorlog hadden meegemaakt wisten wat honger was. De eerste de beste dreiging in de wereld zorgde voor een versnelde tred richting toenmalige winkels waar men dan blikken groenten en fruit insloeg, maar ook beschuit of scheepsbiscuit. Alles om als de oorlog kwam wel te kunnen eten. Men had tussen 1940-45 al zo geleden. De generaties daarna leefden in overvloed. Die maakten geen crises mee. Nou ja, 9/11 wellicht, maar dat was toch van een andere orde. Toch zijn er mensen die zich al jaren voorbereiden op het onvermijdelijke en ongeveer alles in huis halen wat een onafhankelijk leven van voorzieningen mogelijk kan maken.

Van accu’s tot waterzuiveringspillen, van helmen tot witte bonen in tomatensaus. Schuren en zolders volgepakt. Een enkeling bouwde op voorhand al een kelder onder de tuin waarin het overleven een nieuwe dimensie zou kunnen krijgen. De laatste generaties kiezen voor toiletpapier. En Paracetamol zo zag ik. Met hele armen vol pakjes pillen uit de Kruidvat of Trekpleister gehaald. Want ‘je weet maar nooit’. Opvallend, toen ik onlangs zelf mijn normale boodschappen deed, je moet ook in Coronatijden toch een hapje kunnen eten, stonden twee Eritreese of Ethiopische mannen (Ik houd ze niet zo uit elkaar..) een heel vak met pakken bakmeel leeg te ruimen. In hun karretje er mee en hup naar de kassa. Voorraad van de winkel daarna ‘nul’. Maar zij konden bakken…..Net zo geschuffeld als dat WC-Papier en even asociaal. Al is maar de vraag wat nog wel sociaal is als deze crisis nog een tijdje doorgaat. De besmetting- en overlijdenscijfers stijgen met de dag. Straks mag je niet meer naar buiten. Toch blij dat ik zoveel oude kranten heb liggen. Vast handig. En je hoeft er niet voor te hamsteren. (Beelden: Internet)

Hotels – Het genoegen komt in alle soorten en maten…

En als we het toch over reizen hebben zoals in een vorig blog, laat ik dan ook eens kijken naar hotels. Daarvan heb ik er door de jaren heen ook heel wat bezocht en gebruikt. En ook daarbij waren de verschillen enorm. Sommigen boden kamers die je het beste met een aardig onderkomen voor een compleet gezin kon vergelijken. Met alles er op en aan. Maar we zaten ook wel eens opgesloten in een kamer die net aan een tweepersoonsbed omvatte, met een mini-badkamer annex toilet. En echt…het prijsverschil was er niet echt. Een prachtige ervaring hadden we ooit in Mechelen waar toen een nieuwe hotelketen was neergestreken die haar klanten onderbracht in een designhotel met dito kamers opgebouwd binnen de muren van een oude kerk.

Je uitzicht was beperkt, maar je had wel gebrandschilderde ramen in de kamer. En een ontbijt dat alles in zich had om als ‘verwenning’ te worden omschreven. Een andere ervaring in Gent was ooit een hotel dat zich niet te ver van het geliefde centrum van die stad af bevond en daarvoor uitgekozen. Maar eenmaal ingecheckt bleek dat in de straat naast onze kamer een rioolwerkje bezig was, inclusief 24uur lang lopende gemaalpomp en zwermen muggen. Het ontbijt was magertjes….de rekening niet. Geweldig waren de hotels die zakenrelaties voor ons boekten als we weer eens op cursus waren in Mainz, Frankfurt of Praag. Luxe, met enorme badkamers, prachtige uitmonstering of uitzichten en dikke ontbijten.

Je voelde je een hele meneer als je daar had gelogeerd. In Engeland maakten we op dat vlak ook het nodige mee. Van heel goed en luxe tot magertjes qua aankleding, maar wel weer met altijd een goed Brits ontbijt en sloten zalige sterke thee. Zelfde geldt ook voor Schotland. Eigenlijk altijd goed. Hotels zijn toch van belang als je ergens een soort ‘huisje’ wilt inrichten omdat je voor plezier of werk een tijdlang in een bepaalde plaats moet zijn. Mijn eisenpakket is simpel overigens. Goed bed, lekker bad, als het kan een theeset-faciliteit, en liefst op enige loopbare afstand van waar je wilt of moet zijn. Vaak is goedkoper verder weg van die bestemming. Ik schreef er al eens over in het kader van het vervolgverhaal over dat merk met de vliegende pijl. Onlangs gingen we voor het eerst eens op stap naar een B&B. Nooit eerder gedaan. Het oogde op papier prima, ook zo benieuwd of het even goed was als je vaak op TV ziet in de kostelijke reeks over B&B’s in ons land? Ik zal u er later over berichten. Iemand van de lezers wel eens iets echt bijzonders meegemaakt? Goede of slechte ervaringen? Over viezigheid in de badkamer of ongedierte dat je leven verpestte!? Schroom niet en vertel……..(Beelden: Yellowbird archief)

 

 

 

 

Detroit’s nummer drie….Chrysler…

Naast General Motors en Ford was The Chrysler Corporation Amerika’s derde autoconcern. En behoorde ook na WO2 tot de grote Drie van autobouwers in de wereld. Onder de merkparaplu van Chrysler hingen ook merken als DeSoto, Dodge, Imperial en Plymouth. Maar net als je bij G.M. wel eens zag ging men vrij willekeurig om met de merkimago’s van de dochtermerken en had men voor de hele wereld een typisch Amerikaanse aanpak die er uiteindelijk toe leidde dat het concern een paar maal flink in de problemen kwam. Hoe dan ook was het een merknaam die klonk als een klok. Ook in ons land, waar Chryslers toch behoorden tot de top van automobielrijdend geluk. Toch bleef men in de VS met name na de oorlog nog een tijdlang verder bouwen aan modellen die vooroorlogse techniek lieten zien.

Pas in 1949 kwam er een nieuw model uit waarbij men voor de zekerheid maar een zescilinder toepaste om de auto betaalbaar te houden voor een breed publiek. Wie echt geld genoeg verdiende kocht dan een zgn. ‘Town & Country Newport’ die was voorzien van houten panelen aan de zijkanten en werd gezien als het summum op luxegebied. Kostte wel het dubbele van een meer normale metalen versie. Zijn overigens nu peperdure klassiekers. Vanaf 1955 groeiden ook de Chryslers. Met de Windsor van 1955 kreeg je nu ook standaard een V8 motor die je naar gelang de versie 188/250pk’s leverde. De carrosserie van de toen befaamde ontwerper Virgil Exner viel op. Mastodont in het straatverkeer, zeker in Europa waar we toch eerder in microkarretjes of Opel Olympia’s vertoefden.

Die Windsor groeide maar door een kreeg eind jaren vijftig flinke staartvinnen op de achterschermen. De tijd van de luchtvaart in autoland was aangebroken. De grille werd een soort muil en twee koplampen werden vervangen door vier stuks. Bij het luxemerk Imperial moest je zijn voor extravagantie, maar gek genoeg leverde Chrysler die wagens in sommige markten als Chrysler en werd het submerk een modelaanduiding. Het begin van de onttakeling van het Chrysler-badge. Dat gold niet voor de groei van de wagens die het merk leverde. Groter werden ze, net als de vleugels. Uitbundigheid kende nauwelijks grenzen. Zo leek het. Met de 300-reeks van 1962 kreeg je echt een enorme wagen die vermogens meekreeg van 385-415pk en een top beloofde van dik 200km/u. Door de jaren heen ging dit zo door. Maar de Europese verkopen namen intussen af. En dus ontwikkelde men een list.

Men kocht een paar noodlijdende Europese fabrikanten op in Frankrijk als Simca en het Britse Rootes en bracht dan die daar gebouwde wagens op de markt als Chryslers. Jammergenoeg had men van Europa weinig verstand en ging het al snel bergafwaarts met Chrysler Europe. Toch deden ze erg bijzondere dingen met die Europese wagens. Zo werden Sunbeams en Hillmans aangeboden als Chryslers en liet men deze wagens ook een duidelijk Amerikaanse smaak uitstralen. Weinig geliefde wagens al reden er nog wat als taxi in bijvoorbeeld Amsterdam. Met de Simca’s deed men iets soortgelijks. Een groter model van dat merk werd in bepaalde markten aangeduid als Chrysler Alpine, later werd dat merk omgevormd tot Talbot. Chrysler was op enig moment blij van al die verliesgevende Europese activiteiten af te kunnen en likte daarop de wonden. Dat kreeg men nooit helemaal meer op orde. Een bekende naam die orde op zaken moest stellen was Lee Iacocca die zorgde dat heel wat overbodige ballast werd gedumpt. Na een paar jaar had hij het merk weer aan de winst. En vond het een nieuwe partner; Mercedes-Benz.

Maar tien jaar later, de financiele crisis bij de banken sloeg keihard toe (en Daimler trok haar handen van Chrysler af) bij de autobouwers in de VS, boog men toch het hoofd. Chrysler werd een marginale speler en kwam zo in handen van Fiat. Die twee concerns samen hebben het uitgehouden tot medio vorig jaar. Daarna bleek dat ook Fiat-Chrysler het zonder steun  niet zouden gaan redden. Een nieuwe overname/fusiekandidaat werd gezocht en gevonden in PSA uit Frankrijk, bekend van Peugeot en Citroen. Chrysler/Jeep komt zo weer in Europese handen. Na de fusie met Fiat werden overigens veel toen bekende en aardig verkopende modellen als Lancia op de markt gezet, eigenlijk een begin van het einde voor die roemruchte merken. Van al die merken is nu slechts Jeep nog puur Amerikaans. Dodge is grotendeels verdwenen, Chrysler, maar ook Lancia. Kortom, een legendarisch en ooit zo trots merk werd toch geknakt door de gebeurtenissen in de wereld. Wat blijft zijn de mooie verhalen en de dito auto’s. Maar zo groot als vroeger zal Chrysler nooit meer worden…..(Beelden: Yellowbird archief/internet)

Lage prijs? Nul service!

Als ik terugkijk in de tijd en even de vluchten terughaal die ik vanaf pakweg de jaren zestig van de vorige eeuw maakte bedenk ik me ineens weer dat met het dalen van de ticketprijzen ook de service aan boord door de jaren heen sterk onderuit ging. Want beste lezers, wie vroeger vloog wist dat hij naast een avontuur ook lekkere service ging meemaken. Eten en drinken, gratis, geserveerd door geselecteerde jonge dames in een geweldig zittend uniform dat slechts in de luchtvaart gedragen kon worden. Vloog je in de ochtend was er een ontbijt, ’s-Middags een lunch, en in de avonduren een diner. Soms bescheidener dan anders, maar dat hing ook van de maatschappij af waarmee je vloog. Ook of je extra betaalde voor Business-class of zo. Want dan had je soms op een korte vlucht geen tijd genoeg om alles wat lekker was weg te werken.

Op andere vluchten ging de service zo snel, dat als je niet vlot genoeg je voorgezette hapjes en drankjes naar binnen werkte de collega van de service verlenende schoonheid aan boord de ‘lege trays’ alweer kwam ophalen. Het ging lang zo door. Maar op enig moment kwam onder druk van de prijs de klad in dat ‘gratis’ verhaal. Ik dacht dat ik het ergste al had meegemaakt toen ik aan boord van een avondvlucht (rond dinertijd..)van Lufthansa tussen Frankfurt en Amsterdam werd getrakteerd op een mini-Chocoprins en thee. Men had voor die pakweg 25 minuten durende vlucht kennelijk bedacht dat alles wat men meer zou bieden zou leiden tot tijdsdruk voor de bemanning. Dus rits-rats-roetsj. Maar met de prijsvechters als Easy-Jet, Ryanair en anderen kon het altijd nog erger. Wilt u Thee? Kan hoor, kost 2 euro! Koekje er bij?

1 Euro extra alstublieft. En dan denk je dat ik overdrijf? Straks moet je nog betalen voor het uniform van de bemanning ook. Anders komen ze in jeans en t-shirt langs. Goed in de gedachten blijft de service van het niet meer bestaande Trans World Airlines naar/van New York. Service was niet met een hoofdletter geschreven aan boord van die kisten. De dames waren allemaal wat aan de (in mijn toenmalige ogen) seniorenkant en de keuze van menu’s was zeer beperkt. ‘We hebben de keuze uit kip, vlees of vis…’. ‘Doet u mij de kip maar’ ‘O sorry, die is uitverkocht’….. En het eten kon er maar net mee door. Op een vlucht van 8u en 3 kwartier best een dingetje. Ook leuk was de vlucht met DanAir naar Berlijn op en neer. In een tweemotorige turbopropper waarvan de crew militaire truien droeg en de stewardess van de struise Duitse soort bleek. Wie niet snel genoeg besloot wat te eten of drinken werd overgeslagen en de (joodse) passagier die klaagde over gebrek aan kosjher voedsel toch wat werd afgeblaft. Geweldig was de service van KLM in het verleden, ik vond de Tsjechische CSA altijd positief uitspringen boven de rest, maar ook in de gouden tijden van Martinair en Finnair was er weinig te klagen. Mooie tijden. Lang geleden alweer. Vliegen is vervoeren geworden, de passagier moet niet zeuren, maar gaan zitten en van te voren bedenken wat hij straks extra wil bijbestellen. En het liefst zijn eigen broodje kaas meenemen. Want hoe minder gedoe, hoe beter….(Beelden: Yellowbird caerchief)

Kattenliefhebbers…

Volgens de Spaanse mevrouw die de documentaire maakte die ik een paar weken terug met enige verbazing op TV voorbij zag komen, zijn wij Nederlanders bijzondere lieden. Immers wij halen katten in huis en houden er van alsof het kinderen zijn. De generalisatie kwam voort uit haar eigen voorkeur voor katten die volkomen afwezig was. Zij kwam dus uit Spanje, sprak nauwelijks Nederlands, woonde hier wel al enige tijd, en had in de herinnering uit haar jeugd dat katten in haar thuisland vooral buiten worden gehouden om muizen en ander ongedierte te vangen. In huis is daar echt niet aan de orde. Wij Nederlanders lijken natuurlijk op de Britten, Duitsers en Scandinaviers op dat punt. Gek op die knorrende en miauwende dieren die je soms dol maken, maar ook zo kunnen vertederen. Haar documentaire was kwalitatief trouwens van een erg aardig gehalte omdat zij echte liefhebbers (veel vrouwen) aan het woord liet. Mensen die echt gek waren op katten, maar ook zij die er mee fokten en zo een extra boterhammetje verdienden.

Integer gemaakt, ondanks die persoonlijke afkeer van de harige monsters die ons leven als liefhebbers nu net zo veraangenamen. Mensen als personeel voor die vierpoters die in allerlei soorten, kleuren en uitvoeringen voorbij kwamen. Zelf snapte ik de insteek van de documentaire niet zo, al vond ik het wel een aardig cultuurbepaald beeld. Nederlanders zijn gek op huisdieren. Of het nu katten, honden of andere dieren betreft. We zijn er (gemiddeld genomen) gek op en verzorgen die dieren of ze van een hogere orde afkomstig zijn. En voeden onze kinderen met hetzelfde culturele besef op. Wees goed voor je huisdieren en je ontvangt veel onbaatzuchtige liefde. Koop vooral de leukste mandjes, krabpalen of speeltjes en een kopje of geknor zal jouw deel zijn. Een enkele kat zal je minder fijn behandelen.  Maar wie lief en zorgzaam is voor zo’n beest, krijgt veel liefde terug.

Wie vals is als mens krijgt vanzelf dito huisdieren. Daarbij moeten we ook beseffen dat katten geen woord snappen van wat wij zeggen of vertellen tegen ze. Ze ondergaan de toon van onze stemmen, ze voelen hoe we hen nodig hebben, maar in principe is een hond daarvoor nog wat gevoeliger. Dat is ook meer een roedeldier. Katten leven graag individualistisch en gedogen hooguit andere katten na het kitten zijn. Net zoals wij worden gedoogd als we maar aardig en dienend zijn. Vrijwel elk kattenboek kan hierover hele verhalen vertellen.

Persoonlijk ben ik wel een kattenmens denk ik. Ook al passeerden er zeker in de persoonlijke geschiedschrijving honden de revue. Die katten met hun geknor en bij je liggend na een goed maaltje, die blikken in hun ogen en de speelsheid, het vertedert me nog steeds. Reden om er altijd een of meer om me heen te hebben geweten. Vroeger thuis was er al een, zoals vrouwlief hetzelfde beleefde, en dat is daarna altijd zo doorgegaan. We hadden ze zwart, rood, gevlekt, klein, groot, katers, poezen, soort van raskatten tot gewone huiskatten.

En hebben er heel wat mooie herinneringen aan. Ook minder gelukkige, ik maakte daarvan wel eens verslagen hier. Maar elke kattenliefhebber zal dit herkennen. En allemaal weten we zeker dat die katten van ons uniek zijn en de liefste, grootste, aardigste, fijnste of mooiste van heel Nederland. En we raken aardig van slag als er iets loos is met onze vriendjes. Nee, wat dat betreft missen we allemaal de Spaanse mentaliteit. Die overigens ook bij honden soms zelfs erg wreed is. Kortom, Nederlanders zijn op dit punt echte Noord-Europeanen. Vanwege onze cultuur toch een beetje verwant en hoogstaand. Al was het maar om die katten. Maar ik blijf die documentaire koesteren. Confronterend wellicht, maar ook zo leuk die katten. Ik had er zo nog wel een stuk of wat bij willen hebben. Nou ja, wellicht als we op een kasteel wonen. Met echt personeel. Want al die bakken verschonen…het blijft een dingetje. Om het aan meubels krabben en al die vlokken haren maar niet eens te hebben…. (Beelden: Internet/Yellowbird)