Slappe hap en de gevolgen…

Slappe hap en de gevolgen…

Een brandweerman wegsturen zonder uitrusting, een politieman zonder wapenstok of pepperspray, de ambulancebroeder zonder de benodigde spullen.. Dom? Zeker. Maar dat is precies de toestand waarin onze strijdmacht verkeerde in de periode voor Mei 1940. Terwijl de Duitse Wehrmacht en Luftwaffe tot de tanden bewapend aan onze oostgrenzen bivakkeerden, de SS uniformen droeg van Hugo Boss, liepen onze soldaten rond in todden uit de WO1 periode, werd de bewaking gedaan door mensen met geweren uit diezelfde periode en stonden splinternieuwe Fokkers te wachten op mitrailleurs en de marineschepen op kanonnen en granaten. Links landsbestuur hield niet van oorlog en gokte op neutraliteit.

De realiteit was echter fiks grimmiger. De Duitsers kwamen. Op de schitterende 10e mei 1940, helder en zonnig weer en binnen de kortste keren was de ochtendhemel zwart van de bommenwerpers en transportvliegtuigen vol parachutisten. Natuurlijk gaf onze strijdmacht weerstand tegen de overmacht. Men vocht voor wat men waard was. Bepaalde verdedigingslijnen hielden daardoor aardig stand. De luchtmacht vocht tegen de overmacht al hadden de Duitsers de keurig opgestelde vliegtuigen van onze jongens op de grond voor een deel in puin geschoten. Maar wat nog kon vliegen en vechten ging de Luftwaffe tegemoet. De Fokker D-XXI’s knokten tegen de overmacht maar haalden daarbij ook de nodige Junkers transportvliegtuigen neer. Zelf leden die dappere piloten de nodige verliezen.

Na dag 1 was onze luchtmacht gedecimeerd, maar men bleef vaak nog doorgaan met aanvallen op door de Duitsers bezette of bedreigde gebieden. Aan de Afsluitdijk deed de Koninklijke Marine waar het goed in was. Het legde met een enkel oorlogsschip vuur op de vijand en de Nederlandse jongens in de kazematten deden hun best om de Duitsers weg te houden van een doorstoot naar Noord-Holland. Dat deden de Mariniers op hun beurt bij de Moerdijkbruggen over de grote rivieren ten zuiden van Rotterdam. Uiteindelijk duurde het de Duitsers te lang en namen die de van hen toen bekende terreurstappen tot het bombarderen van burgerdoelen. Heinkels vielen Rotterdam aan, de stad werd grotendeels verwoest. En men dreigde met hetzelfde lot voor Amsterdam en Utrecht of Den Haag als de overgave niet snel kwam. En die kwam er. op 15 mei 1940 gaven onze strijdmachten zich over.

De regering en het koningshuis zaten toen al veilig en wel in Londen waar ze heen waren gevlucht. De verantwoordelijken voor de bezuinigingspuinhopen vertrokken. De frustraties bleven voor de militairen en betrokken burgers. Wat daarna kwam intussen bekend. De bezetting is al eens uitgebreid beschreven door andere experts. Mijn verhaal baseerde dit keer ook op een boek, geschreven door Peter Gerritse, over frontpiloot Jan Linzel. Onder de titel ‘De Mei-vliegers’ vertelt het heel goed hoe de wijze waarop de overheid omging met het luchtwapen en zo meer mede oorzaak is van het slechts 5 dagen stand houden tegen de Duitsers. ‘Wat als…’ komt zeker ter sprake. En in dat kader is het natuurlijk goed om nog eens te kijken wat momenteel actueel is in onze defensie na jaren van verwaarlozing. Waarin de VVD net zo verantwoordelijk is als de linkse stromingen die wederom zo naief zijn te geloven dat de vijand niet zal komen. Pas nu er een paar oorlogen worden gevoerd in onze achtertuin wordt men wakker. Maar laten we wel zijn, met een paar straaljagers, vrijwel geen oorlogsschepen, gesloten vliegbases, geen tanks, een vredesstrategie en het idee dat we vooral bijpassende vredesmissies moeten uitvoeren zijn we niet klaar voor wat evt. komt. Wellicht dat een nieuw kabinet dat inzicht nog wel krijgt. Het is te hopen. Want van de geschiedenis moeten we willen leren. Of het wordt opnieuw uiterst pijnlijk. (ISBN 90-246-0216-5)

Uitgebromd…

Uitgebromd…

En dit slaat zeker niet op mijn over het algemeen vrij vrolijke natuur of een neiging om op alles en iedereen te brommen of fitten. Nee hoor, heel letterlijk, ik ben uitgebromd. Was ooit wel een jonge maar heel enthousiaste brommerrijder. Immers, fietsen was op zich best aardig maar had ik in mijn jonge jaren voldoende gedaan. Daarbij was de sociale druk in onze vroegere woonstraat zodanig groot dat je wel mee moest met de rest van de leeftijdgenoten. En waar veel lieden van dezelfde leeftijd opgroeiden en de wens tot opvallen ook toen al sterk aanwezig bleek, was de doorgroei van een fiets naar een met een motor aangedreven ‘brommer’ logisch.

Opvallend, bromfiets rijden leerde je van je Pa of een vriendje die deze kunst al onder de knie had gekregen. Mijn eerste brommer, ik was net 16 jaar oud, kreeg ik nog cadeau van mijn leasepa. En die kende zijn Pappenheimers, hij had al twee total-loss fietsen bij mij meegemaakt en mijn vijf jaar oudere broer Rob had ook de nodige brommers aan gort gereden, dus een vijfdehands HMW werd mijn deel. Ik heb er al eens over geschreven in het verre verleden.

Ik leerde er mee op zo’n ding rijden, maar een succes was die vermoeide Duitse brommer niet. Een met hard werken te betalen tweedehands opvolger was een Locomotief met Sachsmotor. Een hele stap vooruit en ik kon met mijn toenmalige verkering(en) uit de voeten. Het was een werkpaard. Zijn opvolger toch meer een opvallend gestylede mini-motor van hetzelfde merk, drie versnellingen, klein stuur, grote tank. Ik heb er heel wat avonturen mee beleefd.

Veel ook in relatie tot de diverse andere hobby’s die het jongmens Meninggever er op na hield. Na nog veel langer sparen en hard werken (ja kom er maar eens om, maar zes dagen per week in het aanschijns van…) bestelde ik mij een splinternieuwe Puch. Met chroom, budyseat, verhoogd stuur en nog zo wat zaken. Toen hij werd afgeleverd regelde overbuurman en vriend Fred dat het uitlaatpotje werd doorgeslagen opdat het Oostenrijkse wonder op wielen de 65km/u aantikte. Dat reed uiterst plezierig.

En bleek ook voor mijn woon/werkverkeer van toen handig. De witte Puch deed wat hij moest doen. Tot mijn toenmalige chef de bureau op Schiphol vond dat ik wel toe was aan een ‘auto van de zaak’. Rijbewijs was intussen behaald (paste in de volgorde..) en dus mocht ik de VW Bus van het bedrijf voortaan meenemen, mits ik buiten kantooruren maar beschikbaar was voor spoedklussen… Dat kantoorwerk op Schiphol ging toen niet over lekker onderuit zitten. De klant had altijd gelijk en ging voor alles. Dus…. Intussen was de Puch alleen nog mijn vervoer in het weekend geworden. Busje bleef dan verplicht voor de deur, Puchje was voor de sociale contacten en sleet verder nog slechts door het poetsen. Op enig moment veranderde mijn sociale status. Een auto was onontbeerlijk en we gingen nu daarvoor aan de spaarslag. De Puch werd verkocht en het geld dat dit opleverde legden we bij die gedroomde nieuwe auto. Maar dat zou nog even duren. Intussen was ik uitgebromd. En zag je ook dat het fenomeen bij anderen steeds meer verdween. Intussen is de wereld veranderd. Men wil scooters, liefst elektrische. Maar die overgebleven brommers van toen, intussen een jaar of 60 oud, gaan voor (heel) veel geld van de hand. Bedenk maar eens dat je voor de prijs van een goede bromfiets van toen nu een aardige tweedehands auto kunt kopen. Het kan verkeren. Dit soort verhalen staan ook mooi beschreven in het boekje ‘Mijn broer die had er ook zo een’ door Jack Botermans en Wim van Grinsven uitgebracht door Terra Lannoo BV isbn nummer 978 90 5897 926 1. Gekocht bij een Kringloopwinkel voor een mooi prijsje. Echt een aanrader voor hen die deze periode hebben meegemaakt. Net als ik. Ik denk er nog wel eens aan terug. Maar verlangen is anders. Wie wel eens in de winters van toen op zo’n ding dwars door de wind een kilometer of 30 lang moest rijden weet dat fysiek afzien bepaald ook aanwezig was. En dat dan zelfs een VW Bus heel veel comfortabeler was, want kachel aan boord. Maar nostalgie moet je koesteren natuurlijk. En ik doe dat…bij deze…. (Beelden: archief)

Onbekende vliegtuigbouwer; Beriev!

Onbekende vliegtuigbouwer; Beriev!

Tussen de grote namen van (Sovjet)Russische vliegtuigbouwers zit er een die we hier in ons land niet tot nauwelijks leerden kennen. Het waarom ligt vooral in het type vliegtuigen dat deze ontwerper door de vele jaren heen ontwikkelde. Hij werd namelijk in eigen land vooral groot en/of bekend door zijn vliegboten en amfibievliegtuigen. En dat is een type toestel dat je hier zelden of nooit ziet en al helemaal niet met een Russische herkomst. Wij kennen Antonov, Ilyushin, Tupolev, Mig of Suchoj, maar Beriev?

Toch is ook dit een traditioneel bedrijf dat met een lange aanloop voor WO2 tijdens dat conflict de nodige patrouillevliegtuigen ontwikkelde en bouwde voor de Sovjet-Marine. Niet alle toestellen even succesvol, maar Beriev had zodanig de smaak van het bouwen voor het grote Moederland te pakken dat het na WO2 doorging met behoorlijk moderne ontwerpen die allemaal bedoeld waren om de Rode Krijgsmacht te ondersteunen bij het verkennen van de zee rondom het communistische vaderland, vijandige onderzeeboten te helpen bestrijden en zo meer. De Be-6, en 12 en nog een hele reeks meer kwamen allemaal in gebruik en deden soms jarenlang hun werk. Men waagde zich soms ook aan een landvliegtuig, maar dit werd meestal geen echt groot succes.

De concurrentie in eigen land maar vooral vanuit toenmalig Tsjecho-Slowakije in dat opzicht te groot. Later, de oprichter was inmiddels zelf gaan hemelen, ontwierp men een indrukwekkende vliegboot met straalmotoren boven op de vleugels. Ideaal voor bestrijden van onderzeeboten maar in een doorontwikkelde geciviliseerde uitvoering ook voor blussen van bosbranden. Als er ergens een waterpartij te vinden was schepte je met deze machine duizenden liter water op en liet die bulk los boven de brandhaarden. Het Ministerie van Binnenlandse zaken in het huidige Rusland kocht er een paar en ook elders in de wereld komen die Beriev’s juist voor dit werk in gebruik. Kortom, een interessant bedrijf dat aandacht krijgt in het handzame boek over deze bouwer uit de ‘Typenkompas’ reeks waarvan ik er al eens eerder een onder de aandacht bracht. Het is een Duitse uitgave en de schrijver put in dit geval uit bakken vol informatie die hij deels verwerkt in de teksten . Wat de leesbaarheid niet groter maakt. In die zin wijkt dit deel af van andere in de reeks. Maar voor de liefhebbers zoals ik is dit een zeer informatieve uitgave. Voor jullie als lezers hooguit een verbazing opwekkend verhaal over de omvang van die Russische luchtvaartindustrie die meer voortbracht dan men ons in het westen soms wilde doen geloven. (Beelden: archief Yellowbird).

We moeten vrezen voor goed lezen…

We moeten vrezen voor goed lezen…

En die kop slaat niet op mijn voorkeur om vrijwel nooit een of andere handleiding tot me te nemen als het echt niet noodzakelijk blijkt. Nee, het gaat meer in zijn algemeenheid over de voorkeur van veel (jonge) mensen om toch vooral niet te lezen. Men kijkt liever Tiktok-filmpjes of zoiets. Zelfs een stripboek is al vaak te veel gevraagd. En ik krijg ook niet de indruk dat men zich op veel scholen echt inspant om lezen tot een vermakelijk soort tijdverdrijf te maken. Als er een of andere religie achter die scholing steekt wil men nog wel eens wijzen naar de inhoud van een of ander boek waaraan men zich spiegelt, maar verder is het opnemen van geschreven tekst te veel moeite.

Dat heeft zo haar gevolgen. Het verarmt de algemene kennis, historische duiding en ook de eigen fantasie. Want een boek laat vaak ruimte voor invulling door de eigen geest van plekken of mensen waarover wordt geschreven. Ik vrees dat de generaties van pakweg voor 1975 nog wel tot lezen komen, immers mee opgevoed en gegroeid, daarna werd het nauwelijks meer gestimuleerd. De resultaten zien we bij de diverse kringloopwinkels. Daar staan in de schappen vol laag geprijsde boeken veel grote schrijvers van ooit. Zonder enig respect. Waren het toen mensen die door hun literaire prestaties ontzag of respect af wisten te dwingen, tegenwoordig zijn ze eigenlijk vergeten. Slechts de werkjes van zogenaamde ‘bekende mensen’ worden aardig verkocht.

Maar die lieden zijn na pakweg 3-5 jaar ook weer onderdeel van de grijze massa oud drukwerk. En echt, bij die tweedehands zaken zie je pas hoe snel en vergankelijk roem is. Ik zelf ben wel een lezer, ik heb er al eens eerder wat over geschreven. Maar heb wel zo mijn voorkeuren. Het moet wel ‘ergens over gaan’ en flauwekul is niet aan me besteed. En ik doe dat lezen met hetzelfde gemak in het Duits of Engels. Dat verbreedt de horizon. Dus die voorkeur gold en geldt ook voor schrijvers die zichzelf op een voetstuk plaatsen maar wiens proza voor mij nauwelijks door te komen blijkt. Ik heb er ook in blogland wel eens een paar van ontmoet. Ze deden zich voor als auteur van de nodige geweldige verhalen, maar als ik die tot me nam was het taaltechnisch vaak slecht in elkaar gestoken, zaten er spel- of stijlfouten in en was de kern van de story op pagina 1 al bekend en hoefde je eigenlijk niet meer verder te lezen. Ooit was er een stel van die lui die tijdens de week van het boekenbal een blogbal organiseerde voor al die zelf benoemde digitale auteurs. Ik deed nooit mee. Over het paard getild ben ik namelijk nooit, en ik geniet wel op mijn eigen manier van mijn toch onvergelijkbare talent….(…). Zouden meer echte broodschrijvers dit doen zou ook het boekenbal niets meer voorstellen. Maar werd er wellicht wel meer gelezen door de jeugd. Wie het weet mag het zeggen. Vooralsnog heb ik nog een voorraadje leeswerk liggen. Als ik 125 mag worden kom ik de tussenliggende jaren nog wel door. Jij ook? Ik ben benieuwd…. Lees ze intussen….En dank voor het lezen hier…(beelden: archief)

Fokker’s succesnummer…

Fokker’s succesnummer…

Veel mensen hebben bij de naam van vliegtuigbouwer Fokker al dan niet parate herinneringen. Voor mij startten die op het moment dat ik me wat ging verdiepen in de wereld van de luchtvaart. Fokker als bouwer van veel jachtvliegtuigen voor de Duitse Keizerlijke Luchtmacht in WO1. Of Fokker als belangrijke pijler onder het succes van KLM voor WO2. Na de oorlog, Anthony Fokker zelf overleed al in 1940, ging zijn bedrijf verder en bouwde succesnummers als de S11 trainer, S14 straalmachine, maar zeker ook de F27 Friendship (770 verkocht) en F28 straalmachine.

Latere doorontwikkeld tot de moderne Fokker 50, 70 en 100. Nog steeds hebben die Fokkers een goede naam. En die dankte het bedrijf met name aan haar vooroorlogse periode. Fokker bouwde in die jaren verkeersmachines die baseerden op een technische handigheid. Een buizenframe, daarover heen linnen of hout en een houten vleugel die heel slim bovenop de romp was bevestigd.

Het bleek een duurzame constructie die lang werd toegepast. Ook op de 1-motorige F-VIIa, een passagiersvliegtuig dat al snel populair werd, ook bij KLM, maar op langere afstanden toch wat te kwetsbaar omdat die ene motor net te weinig betrouwbaar was om zonder pech grote vluchten te maken. Op verzoek van haar klanten hing Fokker toen twee extra motoren onder de hoge vleugels en ineens was een totaal ander vliegtuig geboren.

De F-VIIb-3m die meteen kon rekenen op veel belangstelling van KLM maar ook maatschappijen uit andere landen. De machine was zo populair dat hij een tijdlang gold als norm op passagiersgebied binnen de luchtvaart. Licentie-contracten werden verstrekt in de VS, Engeland, Belgie, Frankrijk, Polen en Tsjecho-Slowakije. En voor een vooroorlogs type was de F-VIIb-3m daarmee een wereldwijd succesnummer. Zelfs militaire varianten werden er uit ontwikkeld al dienden die meestal als trainer of vervoer voor officieren.

Tot in Nederlands-Indie en Australie werden deze Fokkers benut en ze bleven dik 20 jaar in gebruik. Daarna werd de Fokker ingehaald door moderner types als de Douglas DC-2 die van metaal was gebouwd. Neemt niet weg dat we best trots mogen zijn op dit verkoopsucces van een puur Nederlands product. Fokker zelf ontwikkelde steeds weer nieuwe machines die het basisprincipe trouw bleven maar wel groeiden in omvang en prestaties. Maar het succes van haar zevende verkeersmachine kon men nooit meer evenaren in die periode. Het boek Fokker F-VII-3m van Harm J Hazewinkel inspireerde mij bij het lezen over dit eerste wereldsucces van het bedrijf. Het is een fraaie geillustreerde uitgave van Vliegende Vleugels en en kent ISBN Nummer: 978.90.808868-4-1 en kostte indertijd 15 euro nieuw. Geld meer dan waard…. (b eelden: archief)

Luchtbrug…

Luchtbrug…

Terwijl de wereld in de afgelopen weken weer aardig van de leg raakte als gevolg van islamitische terreur gevolgd door een keihard antwoord van de zijde van Israel, ik laat de andere conflicten die gelijktijdig plaatsvinden voor het beeld even buiten beschouwing, neem ik de lezer mee terug naar 1948. Ook toen hing de wereldvrede aan een zijden draadje. De geallieerden hadden samen het vreselijke Nazi-Duitsland overwonnen en hadden de grootste moeite om de ‘koek’ te verdelen. De Russen (Stalin) gingen er vanuit dat zij de grondoorlog hadden gewonnen en dat eigenlijk heel Duitsland onder hun jurisdictie zou moeten vallen. Met name het Ruhrgebied trok ze enorm aan. De Amerikanen, Britten en Frankrijk zagen het gevaar van het communisme en besloten dat zij niet alleen West-Duitsland wilden besturen, maar ook een belangrijk stuk van Berlijn.

Toen duidelijk werd dat de Berlijnse bevolking het gevaar liep te bezwijken aan gebrek aan alles en de Russen het zo hoog speelden dat ze alle weg/spoor/waterverbindingen blokkeerden was de maat voor met name de Amerikanen vol. Door stevig ingrijpen van een stel hoge generaals, ministers en ook president Truman werd een luchtbrug op touw gezet die zijn weerga niet kende. Met alle macht die de geallieerde luchtmachten op de been konden krijgen en met behulp van slimme luchtvaartondernemers die hun oude Dakota’s beschikbaar stelden (betaald uiteraard..) ging men aan de slag en vervoerde werkelijk alles wat in een vliegtuig paste en die Berlijnse mensen (maar ook de eigen contingenten soldaten) nodig hadden.

Van meel tot steenkolen, van groenten tot reserveonderdelen of cement. Op het hoogtepunt van de luchtbrug kwam er elke 1.5 minuut een toestel vol lading aan en werd in recordtempo gelost door vaak slecht betaalde Berlijnse inwoners die wel inzagen dat ze hiermee hun stad op de been hielden. De Britten zetten zelfs vliegboten in die naar de wateren binnen de Berlijnse omgeving vlogen en daar hun lading vanaf het water afzetten. De Fransen bleken weinig te kunnen bijdragen, hun sterk verouderde en in licentie gebouwde Junkers 52 vliegtuigen waren te klein en te langzaam. Het werd de luchtbrug van de Amerikanen en Britten. En de Russen keken knarsetandend toe.

En lieten het er soms op aankomen door met hun jachtvliegtuigen vlak voor de Amerikaanse en Britse transporttoestellen langs te vliegen of te claimen dat zo’n vliegtuig buiten de toegewezen corridors had gevlogen. Het leidde nog wel eens tot een crash. Toen bleek dat de stad zoveel veerkracht vertoonde dat eigenlijk alles wat normaal was in een stedelijke omgeving gewoon op gang was gekomen of voort ging, besloten de Russen om hun boycots op te geven en keerde de rust weder. Overigens bleef de onrust voortduren in en rond Berlijn. De beruchte Muur uit 1961 was het directe gevolg. De arme bevolking die daar achter kwam te leven had te lang gewacht met naar het westen over te steken. Dat hadden in de tussen liggende jaren veel Ossies wel gedaan. Hoe dan ook, die luchtbrug was een staaltje geallieerd machtsvertoon zonder wapens. De West-Duitsers en Berlijners zijn daar nog steeds dankbaar voor. Overwonnen, geknecht, maar niet vergeten. Een boek van grote interesse over het onderwerp las ik onlangs met belangstelling uit. Goed van feiten, fraai van beelden. Een episode uit onze geschiedenis die bij sommigen nu bijna is vergeten, maar heel belangrijk is geweest voor de opkomst van het Duitsland zoals we dat nu kennen. En wellicht bijdraagt aan de frustraties bij de Russen die het liefst alle gebieden waar de Duitsers ooit zaten hadden ingelijfd. Hadden we hier het communisme gehad waar sommigen nu nog zo naar lijken ter verlangen. Ik dank God dat dit zo niet is gegaan…. Het boek was te koop met ISBN Nr. 978 90 452 1566 0. (Beelden: Prive/internet/archief)