Museum Weesp

Museum Weesp

Weesp, aardig en in mijn blogverhalen wel eens meer meegenomen als onderdeel van de inhoud, is een leuke kleine stad aan de Vecht. Dat kleine gaat er steeds meer vanaf, de stad groeit met de dag en wie dat wil zien moet eens gaan kijken daar. En als je er dan bent kijk meteen ook eens rond in het oude Stadshuis van deze Vechtstad dat echt centraal in het centrum uitkijkt op de omliggende straten en pleinen. Maar ook een verrekte aardig en door vrijwilligers bestierd museum herbergt op de bovenste etages. In diverse zalen en kamers daar exposeert men zaken die er uit de bodem zijn gehaald, men biedt er schilderijen aan met oude bestuurders van stad en omringend gebied. Want dat Weesp, was anders dan nu, voor een deel verantwoordelijk voor het hele gebied er om heen, inclusief de Bijlmermeer. Dat gebied werd op enig moment door midden gesneden door het toen nieuwe Amsterdam-Rijnkanaal en dat beperkte de invloed van Weesp direct.

In dat museum krijg je ook de indruk hoe welvarend dit stadje ooit was. De strategische ligging aan de Vecht maakte dat er heel wat industriele activiteiten plaatsvonden die vaak midden in Weesp terug te vinden waren. Zoals de chocoladefabriek Van Houten die daar decennialang dominant haar geur en kleur verspreidde. Tijdens ons bezoek aan het museum liep er net een expositie over dat bedrijf met die best grote naam dat begin jaren 70 het loodje legde doordat de concurrentie van grotere bedrijven en merken niet meer te bevechten viel.

De fabrieksgebouwen verdwenen. Dat zelfde lot trof de farmaceutische activiteiten die o.a. ooit van Philips waren en terug te vinden langs het Amsterdam-Rijnkanaal. Gelukkig is er nog veel bedrijfsmatig ondernemerschap in Weesp te vinden, waardoor werkgelegenheid hier nog aardig wordt gegarandeerd. Dat museum kent buiten haar eigen onderkomens op die genoemde etage ook nog een soort dependance die een etage lager terug te vinden is. Daar is een ‘marmeren etage’ te vinden die compleet is opgebouwd met dit zware maar ook vrijwel onderhoudsvrije materiaal. Zeker ook de moeite van bezoek waard. Het oude stadhuis zelf diende ooit ook als rechtbank, cachot en op de binnenplaats als executieplek. Bizar bijna, maar wel efficient. Later werd het vastgebouwd aan een weeshuis voor armen en hulpbehoevenden.

Een heel complex dat van buiten en binnen duidelijk maakt hoe onze geschiedenis vaak is verbonden aan geloof en ondernemerschap. Zonder dat was dit een klein dorp langs het water gebleven. Nu een aardig plaatsje met fraaie forten uit de oudheid, mooie molens, geweldige horeca en leuke winkels. Weesp koos zelf om zich aan te sluiten bij de hoofdstad een paar jaar terug en dat zal heel veel invloed gaan hebben op de sfeer en bevolkingssamenstelling hier. Te hopen dat men het typisch Weespse karakter weet te behouden. Wat ik al eerder schetste rond de keiharde handhaving door het Amsterdamse Parkeerbeheer hier nadat men halverwege dit jaar betaald parkeren invoerde, geeft op dat punt te denken. Gelukkig is daar het genoemde museum waar je nog even terug kunt in de tijd en genieten van een groots verleden. Met de Museumjaarkaart krijg je ‘gratis’ toegang, er zijn liften voor hen die de monumentale trappen iets te veel van het goede vinden en er is een kleine museumshop achter de ingang. (Beelden: eigen archief)

Ultieme liefde..

O zeker, hij had er heel wat gekend, zowel oppervlakkig als intiem. Hij was er gek op geweest, achterna gelopen, had er kapitalen voor uitgegeven om hen goed gestemd te krijgen, had huizen verbouwd, vakanties georganiseerd, maar op enig moment toch ontdekt dat het kennelijk aan hem lag dat niets blijvends ontstond. Nooit de mooiste van de klas geweest tussen al die binken met hun strakke lijven, krullende haardossen, sterke verhalen en versierpogingen uit het boekje. Hij was wel slim en had daarbij de zakelijke genen van zijn vader overgenomen. Geld speelde op enig moment geen rol meer. Dus kon hij ‘kopen’ wat anderen met veel moeite bereikten. Maar hij was geen man met een wasbord als buik, licht kalend, hield van voetballen en auto’s, maar ook van zijn rust. Tuurlijk wilde hij dat allemaal delen met die vrouw van zijn leven die hem alles kon geven en echt ook het diepere van zijn wezen zag, maar buiten de eerder genoemden die vooral vroegen voordat ze iets gaven, was het geluk hem min of meer ontglipt. En dus nam hij een drastisch besluit. Voortaan hield hij het bij die blonde schoonheid die hem zoveel gaf en weinig vroeg. Die onbaatzuchtig was in de liefde, een eigenschap die hij bij al die vorige types nooit had ontdekt. Hij noemde haar zijn lieveling, en in feite was ze dat ook. Zeker als ze zich bij hem nestelde in zijn riante bed. Mira noemde hij haar, vond hij lekker klinken. En ze luisterde er ook naar…die lieve Labrador die hij als puppie in huis haalde en nu zo leuk jong volwassen werd. Hij verheugde zich op dat uitje naar het strand straks….Toch maar een goed jack aan doen, het zou vast fris zijn daar…..

Dubbeldeks…

Dubbeldeks…

Als ik iets als typisch Brits ervoer in mijn jongere jaren, dan toch wel die dubbeldeksbussen daar en de zwarte speciaal gebouwde taxi’s. Met name die dubbeldeksbussen, veelal in de kleur rood, vond ik bij bezoeken aan dat land geweldig. Later bleek me dat het fenomeen dubbeldekker ook elders in de wereld bekend was. Wat te denken van de stad Berlijn waar ze ook al van voor de oorlog bekend waren of steden als Hong Kong waar de Britten ze uiteraard meebrachten en daar tot ultieme vorm werden uitgebouwd.

Het fenomeen op zich komt voort uit de oude voorschriften voor paardenkoetsen en latere paardentrams in het Verenigd Koninkrijk. Met smallere voertuigen die hoog werden uitgevoerd kon je meer passagiers vervoeren, waarbij de mensen die wat meer betaalden in het overdekte deel onder in die koetsen plaatsnamen en de mensen die weinig betaalden boven op een open dek werden neergezet. De autobussen met motor die later de paarden opvolgden bleven dit patroon volgen.

Veel straten in het VK zo smal dat je met deze voertuigen wel en met bredere bussen niet kon passeren. De Britten waren er zo gek op dat ze indertijd ook dubbeldeks-trolleybussen gebruikten en zelfs dubbeldekstrams. Kijk meer eens in steden als Brighton waar ze die oude trams nog wel gebruiken voor toeristisch verkeer. Ook in Hong Kong kent men die dubbeldekstrammetjes nog. De bussenbouwers van het VK waren AEC, Daimler, Leyland en Bristol om er maar een stel te noemen.

Eerst hadden die wagens de motor voorin, naast de chauffeur, later bouwde men die motoren achterin en kreeg de chauffeur een platte neus voor zich. De bussen groeiden vooral in lengte en zijn veelal van zo’n 10-11 meter lang verlengd naar dik 13 meter. Op die manier kon je op die twee dekken al snel een dikke 100 passagiers vervoeren. Bij de oudste bussen had je achterop een open platform waar passagiers onderweg konden op- of afstappen.

De conducteur van dienst (bijnaam Clippie omdat hij daar je kaartje knipte) zorgde dat zwartrijden niet mogelijk was. De moderne bussen zijn van de eenmansdienst waarbij de chauffeur dubbele taken heeft en moderne stempel/scan-automaten zorgen dat mensen zelf hun kaartjes kunnen in/uitchecken. Het comfort ging er uiteraard ook op vooruit. Buiten het Verenigd Koninkrijk is Ierland een van de grootste gebruikers van dubbeldekkers. Daar zet men ze ook in buiten de grote steden, wat in Engeland of Schotland anders is.

Daar benut men vaak speciale enkeldeks bussen voor dat regionale vervoer. In steden waar je geen last hebt van over de weg hangende tramlijnen of elektriciteitsdraden zie je die dubbeldekkers overal rijden. In Berlijn heb ik er ook vaak in gereisd en dat was plezierig. Ook die Britse bussen benutte ik graag en in Edinburgh was de verbinding tussen vliegveld en stad met deze bussen ingericht. Ik maakte er graag gebruik van. Vooral bovenin en vooraan is het een schitterende uitkijkpost waar je veel van de omgeving in je op kunt nemen.

En je ook meteen een dwarsdoorsnede van de per land of stad verschillende passagiersgroepen kunt ervaren. Ook in ons land kom je nu dubbeldekkers tegen. Eerst alleen bij die typische toeristenbussen voor langere afstanden. Vaak met een eigen catering aan boord en zelfs toiletten. Later ook op lijndiensten. Zo rijd R-Net met dit soort bussen tussen Haarlem Centraal en Amsterdam VU op en neer om zo het individuele forenzenverkeer te verminderen. Jammer dat men bij inzet van die bussen niet had gedacht aan de bovenleidingen van de trams in de hoofdstad, die hingen lager dan de bovenkant van die bussen wat leidde tot een hoop noodzakelijke aanpassingen. Maar nu functioneert het.

Ook elders in NL zie je nu wat dubbeldekkers verschijnen op lijndiensten. Je kunt er domweg meer passagiers mee vervoeren dan in die bij ons meer bekende gelede bussen van het OV. De dubbeldekker stond een aantal jaren terug onder druk in het Londense OV. Er werden ook daar steeds meer gelede bussen aangeschaft. Dat vond toenmalig burgemeester Boris Johnson maar niks en hij gaf opdracht tot de ontwikkeling van een nieuw bustype dat speciaal voor Londen moest zorgen dat deze wagens niet zouden verdwijnen. Men noemde de nieuwe fraai afgeronde bus, de Routemaster 2, naar zijn illustere voorganger uit 1958. En zo was de cirkel rond. En blijft Engeland toch een beetje bijzonder. Wat ze zelf natuurlijk prachtig vinden. Zelf reed ik mee in dubbeldekkers in Londen, Edinburgh, Dublin, Berlijn, Praag, Essen, Florida om maar wat steden en streken te noemen en ik vond het iedere keer weer leuk…. Zelf ooit wel eens een soortgelijke ervaring gehad?? Ben benieuwd…(beelden: Yellowbird archief/internet)

Afkeer van links…en leugens..

Afkeer van links…en leugens..

Er is mij wel eens gevraagd hoe het toch komt dat ik zo’n afkeer voel van het hedendaagse links of wat daar in de politieke arena anno 2021 voor door moet gaan.

Nou, dat is simpel. Rutte mag dan de naam hebben, links liegt alles aan elkaar en doet dat consequent. Daarbij ben ik de moord op Fortuyn nog niet vergeten, noch het wegstoppen van die op Theo van Gogh door een fanatieke moslim. Maar vooral dat verzwijgen van waarheden rond het thema immigratie en multiculturele zaken die we echt als nadelen mogen zien. Dat Woke-denken is me er ook zo een. Het krankzinnige veranderen van onze geschiedenis om maar aardig gevonden te worden in extremistische kring, de anti-Israel-houding, de consequente klimaathysterie en vooral het weghouden van juiste cijfers in dat kader.

Zodra het (zoals dit jaar) koeler is dan normaal noemt de linkse lobby dat ‘invloed van het weer’, is het te warm ziet men direct een bewijs in de theorie rond het opwarmende klimaat. Feiten en cijfers gaan in de prullenbak. De uitbraak van een vulkaan op La Palma, een eiland voor de Afrikaanse kust in september was volgens sommige van die malloten ‘de invloed van het klimaat’ terwijl het juist andersom was. De uitstoot bereikte ook onze streken in een paar dagen, maar werd verzwegen omdat het niet door mensen was veroorzaakt…. Ja zo lust ik er nog wel wat. Cijfers worden weggepoetst of bestreden als ze van bewezen neutrale bron stammen.

Maar alles uit eigen kring (zoals die extremistische Urgenda-club) ziet men als waarheid waarop beleid moet worden gebouwd. 8% van de wereldwijde uitstoot aan vieze gassen en stoffen komt uit de gehele EU, Frenske Timmermans leverde deze cijfers zelf aan, hij wil meer dan 1,5 biljoen Euro’s gaan besteden om ons leven totaal om te gooien en die uitstoot te wijzigen. Kost ons als burgers per persoon tienduizenden euro’s aan al dan niet te lenen kapitaal om zo voor NL een besparing van 0,05% te bereiken. Alleen al 25 grote Chinese steden stoten 30% van de vuiligheid in de wereld uit. Niemand wil het daarover hebben, want communistisch daar, dus verwante partij. Men ziet de grote bosbranden in de wereld als gevolg van de klimaatveranderingen terwijl er links en rechts mensen werden gearresteerd die deze branden gewoon stichten.

Ook onlangs in Californie, waar een klimaatgekkie dat deed om zo aandacht te vragen voor dat klimaat. Hoe gek willen we het hebben?? Links ziet ons graag in elektrische auto’s rijden. Want beter voor het klimaat. Maar dat voor de grondstoffen van alle witte-katbatterijen die er in moeten worden gebouwd slavenarbeid nodig is, blijkt dan ineens geen probleem. Net zo min als het feit dat de meeste stroom voor die dingen gewoon wordt opgewekt door vuile centrales. Dan wel door kernreactoren, waar men dan in wezen weer tegen is. Maar ja, dat doel he?! Leugens, leugens, leugens. Feiten verdraaien, van elke immigrant een vluchteling maken en dan een paspoort geven waarmee die vluchteling (..) dan weer naar zijn/haar eigen thuisland kan reizen voor de vakantie. Ik liep hier dus even op leeg. Ik was boos, gefrustreerd door die vreselijke stromingen die ons chanteren en afpersen. Met links komt het wat mij betreft nooit meer goed. Echt socialisme (waar ook ik ooit in geloofde) bestaat niet meer. De arbeider ingeruild voor de grachtengordelbewoners en bureau-deskundigen. Kortom…nooit meer op stemmen! Of je moet een hekel aan jezelf als Nederlander hebben. En de landen die nog steeds zuchten onder links bewind mijn bewijs voor het gelijk…. Linksliegt!! En daarmee moet u het doen! U wilt me wel vergeven…. (beelden: archief/internet)

Messerschmitt…piepklein – grote faam..

Messerschmitt…piepklein – grote faam..

De naam Messerschmitt doet wellicht sommige ouderen nog de wenkbrauwen fronsen, voor mensen die zich zonder vooroordelen verdiepten in de geschiedenis is dit een heel grote. Qua vliegtuigbouw dan. Want een belangrijk deel van de Duitse Luftwaffe voor en tijdens WO2 was uitgerust met Messerschmitt’s. Van de Bf108 trainer tot de zeer opzienbarende Me-262 straaljager die al tijdens de oorlog rondvloog. Maar na de ook voor hem minder goed verlopen oorlog wilde oprichter en naamgever Willy Messerschmitt zijn mensen zo veel mogelijk aan het werk houden. Dat hij voorlopig geen vliegtuigen meer mocht bouwen accepteerde hij maar moeizaam, maar al snel vond men een alternatief; de bouw van kleine invalidenauto’s voor een groep kopers die in de oorlog aardig hadden geleden. Ingenieur Fritz Fend, ook al een luchtvaartpionier ontwierp het eerste voertuig, de KR175 en wist het concept bij Messerschmitt onder te brengen.

Sierlijk als een vliegtuigromp, een kap van een vliegtuig boven de twee inzittenden, die ook al weer net als in toenmalige sportvliegtuigen, achter elkaar plaats namen in de skelterachtige wagentjes. Een kleine een-cilindermotor van 174cc gaf 9 pk en draaide op tweetaktbenzine. Een succes vanaf de start. De eerste versie bracht het tot een ongelooflijke 20.000 exemplaren wat voor een karretje als dit ongekend was. Succes leidde tot ontwikkelingen en al snel kreeg de ‘Kabinenroller’ zoals zijn bijnaam werd, een grotere motor, een betere kap, hydraulische schokdempers en als fraaier zusje een cabrio-uitvoering met stoffen dak. De verkopen liepen als een speer. Ook in ons land kwam je die karretjes nog wel eens tegen.

Wilde je niet op de scooter met zijspan naar de camping, kocht je eventueel een Messerschmitt. Weinig wegenbelasting, zuinig en een top van 85km/u. Het was voor die tijd genoeg. Bagage nam je mee op een rekje boven de motor, of in een piepklein aanhangertje. Voor de liefhebbers van het betere scheurwerk kwam in 1958 de TG500 op de markt. Aangeduid als Tiger kreeg je nu vier wielen die vooral de achterkant breder maakten, maar ook een tweecilinder tweetaktblokje van 500cc waarmee de Tiger maar liefst 135kmu snel werd. Je reed er een beetje Opel Record mee zoek. Jammer genoeg voor Messerschmitt en Fend die nadat Messerschmitt weer terug ging naar de luchtvaart deze wagens in eigen beheer ging bouwen, was begin jaren zestig de trend richting dwergauto’s voorbij.

De duurdere Tiger verkocht dus duidelijk slechter dan het standaard model. Maar is nu een zeer dure klassieker geworden. Schrik maar niet van een prijs voor een goed rijdend exemplaar van rond de 35 mille. In Euro’s…dat spreekt. De Messerschmitt Kabinenroller dus. Een auto uit een ander tijdperk. Gekoesterd door liefhebbers in Duitsland, maar ook in ons land zijn die te vinden. Doet je terugdenken aan een totaal andere periode in autoland. Die van dergelijke mini-karretjes die in onze ogen zo klein zijn dat ze gevaarlijk ogen. En dat zijn ze eigenlijk ook. Maar ook curieus. (Beelden: Yellowbird archief)

Dakota…

Dakota…

Ik durf wel te stellen dat zonder dit vliegtuig de eerder al beschreven burgerluchtvaart nooit zo snel de ontwikkeling had doorgemaakt als we die in de afgelopen 60 jaar hebben gezien. Een vliegtuig dat door Albert Plesman, de oude voorman van de KLM, nog wel eens werd aangeduid als ‘die blikken Douglas’, was een machine die in zijn ontwikkeling vooral dank schuldig was aan de wat onstuimige ontwerper Donald Douglas. Die ging in op een paar specificaties van Amerikaanse luchtvaartbedrijven van voor de oorlog die een modern vliegtuig wilden zien dat op twee motoren van de ene kant van de VS naar de andere kon vliegen en daarbij sneller was dan de treinen van toen en ook meer comfort bood dan al die toestellen van hout en linnen die normaal het werk deden.

Ford had in die jaren al eens bewezen dat aluminium bruikbaar was als bouwmateriaal. Daarbij keek zijn bedrijf naar het Duitse Junkers voor dat materiaalgebruik en naar Fokker voor de manier waarop de zgn. Trimotor was opgebouwd. Maar die opbouw was in de ogen van Douglas ouderwets. Dus kwam hij met de toen revolutionaire DC-1. Glad, laagdekker, glimmend, intrekbaar landingsgestel en dus ook volledig van metaal. Een productieversie werd de DC-2, die wat groter was en meer aangepast naar de wensen van de kopers. De DC-2 kon in geval van nood ook op 1 enkele motor doorvliegen, een vereiste. KLM koos ook meteen voor die kisten en deed er goede zaken mee toen de PH-AJU ‘Uiver’ prijswinnend mee deed aan de befaamde Londen-Melbourne-race.

De naam en faam van KLM maar zeker ook Douglas waren gevestigd. Maar de Amerikanen wilden grotere toestellen, machines die verder konden vliegen en met nog meer comfort. De DC-3 zag het levenslicht. Groter, breder, krachtiger en duidelijk volwassener. Een toestel waarmee KLM zelfs naar Indie kon vliegen. De orders stroomden binnen. Ook uit Japan, waar men de licentierechten kreeg voor de DC-2 en de DC-3. Met motoren van twee keer 1000pk was die DC-3 een prima passagiersvliegtuig. Maar de oorlog dreigde en toen die eenmaal een feit was kwam Douglas met een herontwerp van wat al goed was en bood die als C-47 Skytrain aan. Een vrachtversie van de DC-3, met grote vrachtdeuren achter in de romp, een versterkte vloer, nog wat meer vermogen en voor militair gebruik aangepaste uitrusting.

Als parakist ideaal. Toen ook de Amerikanen aan de oorlog deel gingen nemen werden er duizenden van besteld. Een deel ging naar de Britten en die doopten de C47 om tot ‘Dakota’, een naam die het toestel haar leven lang zou blijven dragen. In zowat elke grote slag van WO2 deden de Dakota’s hun werk. Het toestel kon wat hebben, was simpel in onderhoud en bleek te vliegen door zelfs minder ervaren piloten. Na de oorlog, de machine was intussen ook in de Sovjet-Unie in licentie gebouwd als Lisunov Li2 en PS84, kwamen duizenden van deze machines beschikbaar voor gebruik in de civiele markt.

Diverse luchtvaartbedrijven in oost en west gingen er voor een prikkie mee vliegen. En de Dakota deed zijn werk tot in onze huidige tijden. KLM kreeg er tientallen, Martinair dankte haar start als onderneming aan deze kisten, maar overal elders in de wereld zag je Dakota’s de luchtvaart helpen heropstarten. En decennia lang bleven er honderden Dakota’s het inkomen verzorgen voor de ondernemingen die er mee vlogen. Later kregen die toestellen vaak een derde of vierde leven door er andere motoren in te hangen, of ze als museumkist tot nieuw te restaureren en dan weer in de lucht te brengen.

De meeste Dakota’s inmiddels dik 80-90 jaar oud. Een vliegend museumstuk, maar nog altijd veel mensen aansprekend met dat nostalgische geluid, die typerende staartstand als hij geparkeerd staat en het idee dat dit de machine was die ons vanuit de vroegere generaties aan het vliegen kreeg. De beperkte beschikbaarheid van benodigde hoog-octaan-benzine maakt het lastiger om de aloude Dak’s in de lucht te houden. Maar men schraapt vaak die benzine bij elkaar om het vliegende geheugen wakker te houden of te schudden. Een monument, klassieker, maar bovenal een bewijs dat wat oud is niet meteen behoeft te worden afgeschreven. De Dutch Dakota Association heeft haar vliegende exemplaar van dit type met veel liefde ondergebracht op Schiphol en maakt er af en toe vluchtjes mee. Het geluid van dat startende relikwie klinkt mij als muziek in de oren. Ook al was die DC-3 in het verleden in staat om mij als enige vliegtuig ooit tot een gevoel van luchtziekte te dwingen. Dubbele lading dus. Maar ik vergeef haar alles…..Als ze maar blijft vliegen! (Beelden: Eigen archief)

Chinese logica..

Chinese logica..

Een periode terug, voor de Corona-ellende, maakten wij samen met onze Soester vriendjes na een lange stadswandeling met museumbezoek gebruik van de diensten van een Chinees restaurant aan de Amsterdamse Zeedijk. Ik was toen, ook hier, nogal lyrisch over de keuken, de bediening en iets minder over de staat van het toilet. Best een aardig cijfer nog gegeven. Onlangs waren wij daar opnieuw. Twee maal zelfs. Eerst samen met vrouwlief, een week of wat later opnieuw met de Soester vrienden. Dat heerlijke typisch Chinese eten, onvergelijkbaar met die bekende Chinees om de hoek zoals je ze overal in Nederland tegenkomt, en de atmosfeer deden verlangen naar een herhaling van wat we toen meemaakten. Nou, die eerste keer met vrouwlief alleen, bleek het zelfs nog beter te kunnen dan voorheen.

De boel lijkt overgenomen, de toiletten keurig netjes en vernieuwd, de bediening nog steeds aardig, maar de taal ook nu een dingetje. Want toen we bij een bepaald gerecht ‘noodles’ bestelden om zo de maaltijd wat op te fleuren (..), kregen we een extra gerecht vol vlees en zo meer. Zalig hoor, daar niet van, maar wel wat veel allemaal. We sloegen ons er kranig doorheen. Het was de lieve jongedame die ons alles serveerde niet uit te leggen dat we net als een schaaltje witte rijst zonder inhoud verder, ook noodles wilden. Het was een gerecht of niets, zo bleek de logica, dus laat maar. Na een wel erg copieuze maaltijd zijn we daarna maar een lange wandeling gaan maken door de mooie binnenstad om het wat te laten zakken. Met onze Soester vrienden ging het kort daarna eigenlijk ook een beetje zo. De bestelling werd duidelijk doorgegeven aan een voor ons nieuwe, Nederlands sprekende en duidelijk hier geboren jonge man. Voorgerecht, hoofdgerecht, water, rijst etc. Onze vriend H wilde een apart gerecht met veel pepers, hij kon er tegen stelde hij, en dus vertrok de man die ons verzorgde richting keuken. Al snel nadat we in een als altijd humorvol gesprek zaten kwamen de gerechten. ‘Huh?’ Waar is het voorgerecht?? ‘O ja, vergeten…’. Dus dat kwam ook op tafel tussen al die andere zaken die er zo heerlijk uitzagen. En smaakten.

De kwaliteit is hier echt consequent prima voor de bakker. Maar dat speciale gerecht voor H bleek wel even een dingetje. Al snel zagen we hem zuur kijken. En dat zat niet in de scherpte van het gerecht. Hij zat op iets te kauwen wat hij niet weg kreeg. Even later weer. Het bleek dat de pepers die in het gerecht zaten verwerkt zo hard waren als karton. Niet weg te krijgen. Eigenlijk ook niet eetbaar. De rest van het maal was prima te doen, maar H had al snel een stapel op zijn bord liggen dat te vergelijken viel met wat een mosseleter aan schelpen opzij legt. Beetje jammer, en zonde van de centen. H was geprikkeld, en dat kwam niet door de gepeperde smaak. We vroegen de jongeman uit de bediening hoe dit gerecht in elkaar stak, want een dergelijke situatie hadden we nog nooit meegemaakt. Hij ging het navragen in de keuken. Bij terugkomst daar vandaan meldde hij keurig netjes dat het zo bedoeld was. Je moest die pepers uitkauwen en dan opzij leggen. ‘Tja, maar waarom leggen jullie dat dan niet even uit bij de bestelling??’ was de terechte vraag. De man had er geen antwoord op en putte uit in excuses. Maar de sfeer was wel wat bedorven. Net als dat gerecht. Je wilt een volledig gerecht en ook meer uitleg. Dat ging die eerste keer dat we hen bezochten toch beter. Zo zie je maar, elke verandering is niet meteen een verbetering. In dit geval zeker niet. Volgende keer nemen we wel een een Chinees woordenboek mee, wellicht dat dit helpt de communicatie te verbeteren. Overigens barst het hier elke keer van de Aziatische eetgasten. Die zullen het wel begrijpen….wij niet. (Beelden: Prive)

Tevreden…

Hij viel op rond en blond maar koos voor klein en donker. Hij viel op groot maar koos voor klein. Hij viel op luidruchtig maar koos voor stil. Hij viel op duur maar koos voor goedkoop. Hij viel op uitstraling maar koos voor ingetogen. Hij hield van zijn dorp maar woonde in de stad. Hij wilde een tuin maar had een balkon. Hij was gelovig maar ging nooit naar de kerk. Hij wilde op kantoor maar werkte met zijn handen. Kortom, hij deed in zijn leven zelden iets wat paste bij wat hij als smaak of voorkeur had ontwikkeld. Hij zuchtte, dronk zijn glas leeg en stapte naar buiten. Waar zijn rode Toyota Aygo op hem wachtte. Hij startte de motor en scheurde naar huis. Eigenlijk had hij een prima leven. En dat karretje deed alles wat hij er van verwachtte of wilde. In feite was hij gewoon verliefd op zijn eigen bescheiden leven. En hij glimlachte tevreden. Niks mis mee. Toch?

Tropen..

Tropen..

Een van de fraaiste musea in onze stad is niet een van de door toeristen zo geliefde adressen als het Rijks of Stedelijk, maar het in Amsterdam-Oost te vinden TropenMuseum. Het gebouw is niet zo lang geleden schitterend verbouwd en gerestaureerd. De sfeer en akoestiek zijn er geweldig. Komt ook door de belichting. Met wisselende exposities nam men afscheid van de soms wel erg donkere sferen en gevoelens rond Afrikaanse kunst. Men had op het moment van ons meest recente bezoek een expositie lopen op de bovenste (tweede) etage rond Winti, Sjamonisme en Hekserij. Over dat laatste schreef ik eerder (31-8jl) al een blog. In dit museum zie je dan deels hoe daarmee wordt of werd omgegaan.

Wat ik zelf ook leuk vond was de expositie over het geven van cadeau’s in diverse culturen. De uitleg is soms erg verrassend maar geeft je als bezoeker wel wat meer inzicht in hoe men bij verschillende volkeren bezig is met dat begrip. Een etage lager kom je vanzelf terecht in de wereld van de vroegere ‘Tropen’ toen Nederland nog een koloniale macht was en had en dat men toen bijna vanuit naiviteit omging met de ‘inheemsen’ zoals men deed.

Het superioriteitsgevoel van toen nauwelijks meer denkbaar in onze wereld anno 2021, maar paste prima in het tijdsbeeld van toen. Vrijwel alle grote Europese landen koloniseerden grote delen van de wereld. En elders deden landen als China niet veel anders. Wie de geschiedenis echt wil begrijpen moet toch eens langs gaan bij die TropenMuseum. Helpt meer dan vaak alleen maar politiek ingestoken propaganda rond het thema. Op de begane grond was op het moment dat wij het museum bezochten een stel losse exposities over o.a. Arabisch schrift en iets over Suriname. Een kunstenaar uit het Midden Oosten had een kunstwerk gemaakt met allerlei bootjes van blik en verbrande lucifers en noemde dat ‘De duisternis ontvluchten’. Je snapte vrij snel de insteek van het werk.

Een deel van de 1e etage was overigens ook ingericht met foto’s uit de World Press Photo tentoonstellingen, maar dan speciaal gericht op Afrikaans foto-journalistiek werk. Voor de liefhebber vast veel mooie beelden. Het museum is voor iedereen goed toegankelijk. Er is een lift, flink wat toiletvoorzieningen, kluisjes, een erg aardige koffieshop en er is een winkel met wat leuke spullen voor je eigen collectie thuis. De Museumjaarkaart is van toepassing, dus dat scheelt je het nodige entreegeld. Om het restaurant te kunnen bezoeken krijg je de toegangskaart mee en in coronatijd moest je ook een tijdspanne reserveren. Tijdens ons bezoek was het heerlijk rustig in het museum (buiten tropisch warm), terwijl het daar heerlijk koel vertoeven was. En wie klaar is met bekijken van al dat fraais kan om de hoek in het aardige Oosterpark nog even een stukje stadsnatuur opsnuiven. Want ook dat behoort bij de ambiance. Andere wijk dan het centrum maar zeker de moeite van het bezoeken waard dat Oost, al was het maar voor dat prachtige museum. (Beelden: eigen archief)

Vera…

Vera…

Ik ben o.a. van de Engelse detectives en vind die vooral leuk als ze een zekere Brits-provinciaalse traagheid kennen zonder dat die meteen leidt tot in slaap vallen bij gebrek aan actie.

Een van de favorieten is de reeks Vera. Hoofdrolspeelster is Brenda Blethyn (geboren als Brenda Anne Bottle) die een centrale functie bekleedt als chef van een erg aardig in elkaar stekend team medewerkers en die als leider van het team dan weer humorvol en charmant kan zijn, het volgende moment bot en soms zelfs echt onaardig. Maar ze komt wel altijd tot haar doel. Maakt die reeks meer dan het bekijken waard. Opvallend is dat de actrice die Vera neerzet is aangekleed als een wat boersig type met een hoedje op, een waxcoat aan, stevige kousen en platte schoenen. Ze loopt bijna kittig maar echt veel vrouwelijkheid is er niet aan te ontdekken. Dit terwijl ze in haar rol best wel af en toe een beetje aandacht vraag of verdient. Als dat niet de kwaliteiten zijn van de hoofdrolspeelster, dan niks. Die actrice is intussen 75 jaar oud, is in Engeland zelf een bekendheid, speelde in tientallen films en series en won daarmee ook de nodige prijzen voor haar acteerprestaties.

Ze debuteerde overigens best laat op het witte doek, pas op haar 44e, had ze wel al de nodige ervaring opgedaan in tv-series. Haar grote successen echter toch vooral in de jaren negentig en later. Haar prestaties vielen ook het Britse hof op, want in 2003 kreeg ze een eretitel, Officier in de Orde van het Britse Rijk. Toch niet voor iedere Marietje Johnson met een bijrol weggelegd. Nee, die Brenda Blethyn is een echte. Qua liefde was ze een vroegbloeier, want ze trouwde al in 1964, ze was toen 18 jaar oud, maar dat huwelijk duurde maar 9 jaar. Pas in 2010 trouwde ze opnieuw, en dat huwelijk houdt tot nu toe keurig stand. Wat me ook opviel bij de voorbereiding van dit verhaaltje, dit was op jeugdige leeftijd best een mooie dame.

Die glimlach behield ze, de ogen, maar het haar werd voor Vera totaal bijgesteld en het zou me niks verbazen als ze onder haar dikke jassen en vesten dikmaakmaterialen draagt om de popperige gestalte van Vera extra te benadrukken. Afgelopen maanden keken we weer naar haar. Het tiende seizoen was te zien, maar ook op een andere zender het 4e tot 7e. Genieten dus. En daarom verdient Vera even extra aandacht mijnerzijds. Wie haar niet kent moet echt even gaan kijken. Het speelt zich allemaal af in het Midden van Engeland, tegen de Schotse grens, en het terrein er omheen is wijds, leeg en bij een beetje wind extra guur. Dan snap je als kijker wel waarom ze gekleed is zoals ze is en zich gedraagt zoals ze doet….(Beelden: Internet)