Jennen…

Jennen…

Voor hen die niet zoals ik uit Amsterdam komen of er zijn geboren en getogen zal het begrip jennen, ik beschreef het hier al eens eerder in het verleden, niet veel bellen doen rinkelen. Maar de echte Mokummer herkent het meteen. Het is immers een hoofdstedelijke volkssport. Snelle en scherpe opmerkingen, mensen op het verkeerde been zetten, je zelf relativeren en al te serieuze types even op hun nummer zetten. Vooral zij die zichzelf zien als het centrum van de schepping of samenleving kunnen aardig van de leg raken als ze met het fenomeen in aanraking komen. En schieten dan meteen in een of andere kramp. Immers, zij voelen zich aangevallen. Terwijl het voor de ware Amsterdammer gewoon een vorm van humor is die hem/haar het gevoel geeft dat het van de andere kant wel een ‘tandje minder mag’. Wie mij echt leerde kennen weet dat ik er (on)bewust regelmatig gebruik van maak. Zelfs op momenten dat het wellicht minder gepast lijkt kan ik het niet laten.

Een zeker ironie is daarbij niet vreemd. Daarnaast is het zodanig ingeburgerd bij die echte Amsterdammers dat ze zo bij gebrek aan humor of acceptatie van de andere kant weinig begrip hoeven te verwachten. Zeker in de provincie zijn Amsterdammers door hun rechte humor en eerlijkheid vaak niet zo geliefd. Daar praat men liever recht wat krom is of om de hete brei heen. Ik merk dat ook vaak bij import-Amsterdammers die vanuit de provincie komend maar niet kunnen wennen aan dat gebruik om kritiek te leveren op…. Nee, dan was het in hun geboorteplaats toch plezieriger. Daar hield men de mond en wees achter de ramen naar hen die de regels overtraden/treden. Amsterdammers in het zakenleven zijn ook vaak aardig direct.

Doelgericht en stop dus maar met alle flauwekul. Even doorbijten en we maken een zaak goed en voor ons beiden plezierig af. De eeuwenoude handel met verre gebieden in de wereld is ons in de genen doorgegeven. En anders dan de altijd mekkerende lieden die denken dat we als steedse samenleving rijk werden van de handel in of het vervoer van slaven, is er nieuws. Eeuwen daarvoor voeren de handelsschepen vanuit Amsterdam al naar de Baltische Staten en Scandinavie. Wie zijn geschiedenis niet kent heeft in de toekomst niets te zoeken. Dat jennen is dus een verhaal van een mengelmoes van de oer-Amsterdammer en de beste joodse tradities. Opgeteld valt er veel bij en om te lachen. En zag ik dat ooit ook bij Marokkaanse kooplieden met een Amsterdams accent op een van de stadsmarkten in West. Amsterdammers geworden, handelaren en uiterst bedreven in jennen. Het kan echt…als je er voor open staat…..zeker in onze stad! En voor hen die dat niet kunnen, wellicht dat je er na deze uitleg van… mee mee kunt leren leven?? Dankjewel…Je bent te goed…(Beelden: prive)

Speeltoren…

Speeltoren…

Voor ons als mensen uit de hoofdstedelijke periferie is het Waterland ten noorden van de stad natuurlijk relatief simpel bereikbaar. En het is daar plezierig vertoeven. Met name de kleine stadjes aan de oude Zuiderzee zijn het bezoeken meer dan waard. Daar zie je nog de geschiedenis van ons op handel ingestelde landje vertaald in vaak prachtige historische panden, kerken en havens die qua omvang doen verbazen. Een daarvan is Monnickendam. Tijdens ons bezoek tijdens de laatste dagen van afgelopen meimaand was het er rustig.

En dat is een verademing. Dus bezochten we wat kerken, maar ook het erg aardige Speeltoren Museum. Gevestigd in…de zeer kenmerkende Speeltoren die best boven het stadje uitsteekt. Met zijn heel bijzondere uurwerk dat met name op hele uren bezoekers vermaakt met ronddraaiende figuurtjes en een op een bazuin blazende engel.

Het museum is opgebouwd in lagen. Elke verdieping (in het torengebouw) biedt weer iets anders aan voor de bezoekers. Je kunt er films bekijken over de geschiedenis van het Waterland. Het trammetje dat voorheen vanuit Amsterdam-Noord de verbindingen tussen al die plaatsjes verzorgde, maar ook de drooglegging van de polders in dit gebied. Men heeft aandacht voor de lokale nijverheid en handel, maar ook de scheepsbouw die naar traditie in de haven is terug te vinden.

Ooit had dit stadje een levendige vissershaven met alles wat daarbij hoorde. Je ziet hoe vooral monnikenwerk leidde tot de welvaart die voortkwam uit nijverheid en handel. Wie er lol in heeft moet vooral doorklimmen naar de bovenste etage van de toren. Daar vindt je het klokkenspel, helemaal mechanisch met die eerder genoemde uiterlijkheden van die toren. De afdeling waarin dit allemaal staat opgesteld staat ook vol met andere uurwerken die tikken in dat tempo dat paste bij een samenleving waarin orde en vlijt nog van toepassing waren voor het gewone volk. Men heeft overigens ook aandacht voor de helden van de drooglegging in dit gebied en de gevolgen voor de natuur in deze omgeving die er sterk door werd verrijkt.

Het museum kost relatief gezien een habbekrats, duurste kaartje is 5 euro per persoon, maar met een gezinskaart van 12 euro heb je lol voor veel. Museumkaarthouders hobbelen gratis (..) naar binnen. De uitleg door een vriendelijke dame op de begane grond was uitgebreid en plezierig, er zijn toiletten en een kleine museumshop. Voor hen die trappen zien als obstakel, er is ook een lift in de toren, maar helaas was die stuk op de dag van ons bezoek. Maar alles is maakbaar. Zoals dit museum dat onlangs nog een uitgebreide modernisering doormaakte waardoor het echt een zeer aan te raden museum is. Ben je in Monnickendam, doen! (beelden: eigen archief)

Handel…

Handel…

Kinderen waren wij slechts toen de handel van leasepa nog floreerde.

Met Skoda als centraal automerk waarmee hij soms goede sier kon maken kwamen er ook heel wat andere merken voorbij. Ik schreef daar al eens eerder over in mijn verslagen over het leven met de Vliegende Pijl. Mijn leasepa deed overal zijn zaakjes, veelal ook bij en met autobedrijven in de woonomgeving. Daar kocht hij dan een stuk of wat ingeruilde auto’s in, testte ze, pakte ze echt beet, reviseerde waar nodig of spoot over, en verkocht weer met winst. Op een dag had hij met het tegenover ons huis gelegen garagebedrijf een deal gesloten om een Skoda over te nemen die daar een tijd lang in de verhuur had gelopen en nu werd verkocht. Pa kocht hem min of meer ongezien.

Had hij beter niet kunnen doen, want het ding bleek ‘krom’. Vast door een of andere aanrijding, maar ja, de prijs was ook lager dan hij gewend was. ‘Daar kwam wel weer een baasje voor’ zo dacht hij. En dat bleek ook. Via een tip wist hij iemand te vinden die in de (toen) nieuwe woonwijk Osdorp woonde en een grote Opel had staan waar hij graag vanaf wilde, maar ook wilde omruilen voor een kleiner en goedkoper model. Dat trof, want die kromme Skoda zocht een baasje. Wij moesten als kinderen mee op die missie, want dat maakte de handel optisch minder schimmig. Pa deed zich graag voor op dit soort ritten als een normale particulier…. In het donker reden we naar Osdorp. Het was een beetje regenachtig weer, de Skoda glom als een spiegel daardoor en Pa wist een ding zeker, die klant zou niet zo nauwkeurig inspecteren….

Bij de betreffende mensen voor de deur, de tegenpartij bleek een gezinshoofd die omstandig uitlegde dat die grote Opel Kapitan echt te duur voor hem was geworden en die Skoda hem prima zou bevallen qua kosten. Bij een bakkie koffie en nog een neutje werd de deal beklonken. Pa kreeg nog wat geld toe ook, want hij had omstandig uitgelegd dat die Opel moeilijker te verkopen was dan de best populaire Skoda in die jaren. Sleutels en papieren werden uitgewisseld en hup wij stapten in die grote Opel en reden weg. Pa lachte in zijn vuistje. Die deal was goed gegaan en de Opel zou best zijn centen opbrengen.

Rijdend op de hoofdstedelijke Johan Huizingalaan hoorde we uit het achteronder van de grote Duitser een hoop gebonk. En dat werd niet veel beter toen we bijna thuis waren. Er klapperde iets onder de auto en dat klonk mechanisch. Pa’s humeur zakte aardig in. Morgen maar eens kijken wat er loos was. Het bleek een cardanas die kapot was. Een dure reparatie. Dat handeltje zou alleen maar geld gaan kosten. Maar, handel is handel, dezelfde man die hem die kromme Skoda had verkocht zag de Opel staan en vond dat wel iets voor hem als vertegenwoordiger van dat verhuurbedrijf. Over de prijs werden ze het snel eens, en garantie zat er niet op voor dat geld. De Opel verdween, de relatie met het verhuurbedrijf daarna wat bekoeld, maar mijn leasepa trok zich daar meestal weinig van aan. Hij leerde wel om zelf ook wat beter op te letten bij zaken doen met particulieren. Want die beduvelden de boel nog eerder dan die garagisten die hij kende. In mijn latere carriere in dat mooie vak maakte ik dat ook nog wel eens mee. Al was ik intussen wel door de wol geverfd. Die avond met die Opel nooit vergeten. Vandaar hier even gememoreerd…. (beelden: Yellowbird archief/Internet)

Autojeugd…

Autojeugd…

Een paar van mijn trouwe lezers/essen reageert nog wel eens op mijn autoverhalen met een opmerking dat zij er weinig mee hebben en dat ik beter ander dingen kan beschrijven wat hun betreft.

Nou als je me al wat langer volgt weet je dat ik in de afwisseling van onderwerpen de aantrekkelijkheid van het schrijven zoek. Maar zoals al uit mijn opgeknipte verhalen over jeugd, werk en carriere schreef, auto’s en vliegtuigen zaten diep in de jeugd al verankerd in mijn observaties en zeker ook genen. Met name dat laatste speelt een belangrijke rol heb ik wel door. Immers afkomstig uit een gebroken gezin, waarvan de natuurlijke vader ‘in de auto’s’ zat, diens opvolger in ons gezin steevast aangeduid als Leasepa omdat ik een hekel heb aan de term ‘stief’, deed in hetzelfde vakgebied zijn eigen specifieke dingen. Dan ben je als piepklein jochie al snel gewend aan de achterbank van het toenmalige vervoer.

Daarbij woonden we (zie inleiding Leven met de Vliegende Pijl 240618 en 010718) in een straat waarin auto’s een belangrijke rol speelden. Garagebedrijven, verhuisbedrijf, middenstanders met eigen vervoer, en om de hoek van onze straat een grote doorlopende laan vol verkeer. Al snel onderscheidde ik het ene merk van het andere, kon auto’s (net als vliegtuigen) herkennen aan hun specifieke geluid en had ik als vriend van een van de zonen van de eigenaar van dat grote garage/verhuur/transportbedrijf tegenover ons huis, toegang tot alles wat daar jaarlijks werd aangeschaft of vervangen.

Tel daarbij op de ook al eens beschreven Ome Leo met zijn Amerikanen, Ome Karel en zijn Scania Vabis truck of Citroen Avant en je snapt dat gemotoriseerd vervoer mij veelal aardig intrigeerde. En dat ik dit als kind dus veel kopieerde. Dinky Toys waren duur maar hielpen wel om als jong ventje de grote wereld samen met de toenmalige vrienden te imiteren. Daar bovenop kwamen dan die vliegtuigen die over ons heen trokken, de trams die in die grote lanen en straten om me heen voorbij reden en de nieuwsgierigheid om van alles wat ik op dat terrein zag hobbymatig te leren, of later om te zetten in de praktijk door te gaan werken in die branches en nog dichter bij die onderwerpen te zijn of blijven.

Daar komt het dus allemaal vandaan en ik ben dankbaar dat ik in de gelegenheid was om zoveel tot me te nemen dat ik als een vat vol verhalen kan berichten over auto’s van vroeger en nu. Het is om die reden dat ik er over schrijf. In de breedte, de diepte past meer bij gespecialiseerde websites of hobbyclubs. Voor dat ‘ene’ merk maak ik een uitzondering natuurlijk. Maar dat heeft u als lezer intussen wel meegekregen….En zo niet komen daar nog wel eens wat sappige verhalen over voorbij….. Het water loopt nu eenmaal naar het diepste punt. Of moet ik zeggen, de benzine of dieselolie?? (Beelden: Archief)

Rob….

Mijn oudere broer Rob is overleden. Onlangs, na een heel akelige en best lange periode van ziekte en pijn. Mijn broer verdwenen van deze aarde. Het is bijna niet te geloven. Ook al was het contact in de afgelopen jaren niet meteen dagelijks om het netjes uit te drukken, we wisten van elkaar’s bestaan en als we dan samen waren was het allemaal direct goed. Zijn leven door het verschil in leeftijd en de andere wijze waarop ons ouderlijk gezin vroeger functioneerde, verschillend verlopen dan het mijne. Hij koos al snel en op jeugdige leeftijd voor zelfstandigheid, werkte zich daarbij van baan tot baan, ontwikkelde intussen een behoorlijk grote kennis op het gebied van antiek en curiosa. Verdiende daar zeker later goed de kost mee. Werd onderdeel van een veilingbedrijf maar had ook zijn eigen handel in wat je maar denken kunt. Zijn persoonlijke leven was er een met flink wat up’s en downs wellicht maar hij kwam er altijd beter uit.

In 1988 was daar ineens een bijna-dood-ervaring. Open hart operatie bleek nodig die hem uiteindelijk het leven redde. Een wonderbaarlijk herstel daarna. Liefhebber van Franse vakanties in caravan of camper. Oog voor schoonheid om zich heen en familievader en later zelfs grootvader. Op enig moment wrongen onze levenslijnen zich uit elkaar. Oorzaak en gevolg onbekend maar zo ging dat nu eenmaal in onze familie. Geen verwijten, geen reden, maar gewoon….een keer per jaar desnoods contact. Als we dan weer eens samen iets aten of dronken was het goed. Terugkijkend naar die wonderlijke jeugdjaren, de beschadiging die we opliepen door dat wat in de jeugd allemaal speelde en hoe we dat totaal verschillend beleefden. Hij bleef mijn oudere broer, en bleef me daardoor alleen al wijzen op dingen die ik anders zou moeten doen of waar ik van moest leren houden. Zoals bridgen, wat hij geweldig kon samen met zijn echtgenote maar waarin ik geen enkele aantrekkingskracht vond.

Hij was van de spelletjes, ik totaal niet. Ooit schaakten we veel, hij kon schaakmat staan maar moeilijk verwerken. Nog een partijtje….soms tot diep in de nacht. Ook bij Monopolie door gaan tot het nachtelijke gaatje. Ik lag dan al in bed. Rob, oudere broer, leermeester (ik leerde door hem steppen, fietsen en brommen o.a.) soms raadsman, dan weer gewoon maatje in de strijd tegen de in onze en vooral zijn ogen al te autoritaire ouders. Of tegen de Katholieke kerk. Hij hielp me met loskomen van die wonderlijke instelling. Altijd lag er wel een nieuw avontuur voor hem, en vaak zag hij daar dan weer de handel of zeker de lol in. Verhalenverteller, avonturen beleven in binnen- en buitenland. Auto’s, zijn gezin, de dieren in huis, want familiemensen als we zijn houden we daarvan, altijd was er wel een mooi verhaal te vertellen. Die gave deelden we zeker. Corona zorgde voor onverwachte ellende. Niet direct maar indirect. Die andere ziekte trof hem als een mokerslag, onverwacht, de hoe en waaromvraag. Uitgestelde zorg door dat verrekte virus, dus te laat op controles, en dan het oordeel. De beul sloeg toe. Maar Rob gaf niet meteen toe. Paste niet bij zijn karakter. Knokken, verzet, net als hij vroeger deed bij werkgevers of mensen die hem te na kwamen. Nooit toegeven aan je verlies. Maar uiteindelijk toch verloren. Het lot keerde zich tegen hem. En wij bleven achter. Koesteren wat was en hopen dat hij in eigen kring altijd zal worden herinnerd. Wij doen dat zeker. Al was het maar door dit blogverhaal dat ik toch vol emoties uitwerkte. U wilt me wel vergeven…..

Revolutie…

In de afgelopen periode viel onze economie wereldwijd stil. De samenleving verlamd door ‘het virus’, alle andere zaken ineens van minder belang. Nou……. ?? Maar dan ben je toch wat naief door zo te denken. Revoluties beginnen vaak als een veenbrand en blijven woekeren, ook al wordt er voor miljoenen aan bluswater overheen gegooid. Bij revoluties werkt dit ook zo. Ontevredenheid kan leiden tot ellende. Soms is dat gevoel rechtvaardig, moet er iets gebeuren aan een bepaalde situatie. Maar tegenwoordig lijkt het wel of alles en iedereen revolutionair is. En de kosten voor die revolutie het liefst door de ander wil laten betalen. Zo zijn er de Lange Tenen Brigades, mensen die om het minste geringste beginnen te gillen dat ze beledigd zijn als er ook maar een letter negatief (in hun optiek) wordt gezegd over de groep waartoe zij behoren. Kan zijn rond hun geaardheid, kleur, godsdienst of afkomst. Ook als die kritiek gerechtvaardigd is. Ik ben niet van het racisme, wel van de realiteit. Ook ik zie wekelijks afleveringen van Opsporing Verzocht. Waardoor het extra opvalt dat mensen die solidair zijn met bepaalde groepen in andere situaties juist worden bedreigd door extreem gewelddadige vertegenwoordigers uit diezelfde groepen.

Drugshandel is zeker in ons land levendig, de bijbehorende criminaliteit ook. Mag je daar dan niets over zeggen? Zelfde zie je bij de milieuterroristen. Ik noem ze zo omdat deze mensen niet schuwen voor keiharde acties die vooral anderen schaden. Of het nu een boer betreft die volgens hen niet zijn werk doet op de door hen gewenste manier, of de luchtvaart die volgens deze groepen altijd tien keer zoveel uitstoot als de officieel erkende cijfers bewijzen. Schreeuwen, bleren, plunderen als het moet, men wil met donder en het nodige geweld zijn/haar gelijk bewijzen. Veelal gaat het daarbij toch om geld. Want excuses eerst, de blanco cheque daarna. Weet je nog wat er gebeurde na die affaire van een blanke agent die een donker getinte verdachte te lang in de nekklem hield in de VS? De zgn. Black Live Matters beweging kreeg meteen steun in ons land en iedereen op de linker vleugel van het politieke spectrum vond daarbij dat in Nederland ‘zwarten’ stelselmatig worden achtergesteld. Dat tegelijk een claim loopt tegen de Nederlandse staat om te kunnen komen tot schadevergoedingen voor hen die vinden recht te hebben op zoiets i.v.m. het lijden van een paar eeuwen terug door het slavernijverleden zegt mij genoeg. Het gaat om gratis geld. Niks anders. Nederland ving juist deze groepen op sinds 1975 en gaf hen subsidies en leefgeld. Je denkt dan dat men daarmee aardig tevreden is, maar nee!

Ene meneer Akwasi, zelf overigens afkomstig uit een Afrikaanse stam, de Ashanti, die zich in dat zelfde verleden aardig schuldig maakte aan de handel in slaven, zette zelfs op tot een aanval op Zwarte Piet acteurs in de komende feestmaanden. Hij kwam er mee weg, al werd hij wel persona-non-grata in ieder andere dan linkse kring. Je mag hier wel oproepen tot geweld tegen andere dan linkse mensen, maar omgekeerd eindig je voor de rechter. Antifa plunderde in dezelfde periode samen met bendes immigranten de binnenstad van Stuttgart. De media zwegen. In de VS zagen we hetzelfde beeld in de protesten van na die dood van die zwarte arrestant. Protesteren altijd gepaard gaand met geweld en vernieling, maar vooral plundering. Wat men kennelijk niet heeft geleerd van de geschiedenis is dat revoluties altijd hebben geleid tot contra-revoluties. Mensen zijn het zat altijd maar weer aangewezen te worden als schuldig. Zonder enige reden meestal. Wie zich aan de Tien Geboden houdt of aan de Nederlandse normen en waarden heeft niks te vrezen. Wie geweld gebruikt mag niet verbaasd zijn dat er een tikkie terug zal worden uitgedeeld. En de geschiedenis is geduldig. Zo waren de Noord-Afrikanen en Otomanen de grootste slavendrijvers ooit. Net als de Romeinen. En gek op vooral christelijke slaven, of Noord-Europese vrouwen. De door Vikingen aangerichte plunderingen, verkrachtingen en vernieling van have en goed? Vergeten? Vast! Maar na al die eeuwen mag ook daar wel eens voor betaald worden. Toch? Of heeft men op links een beetje selectief geheugen? Zal vast in de scholing zitten, of de indoctrinatie.  (Beelden: Archief/Internet)

Bijzondere reis in een IFA stationwagen…

Toen ik een paar weken terug het Oostduitse merk IFA even onder de aandacht bracht van de lezers hier, vermeldde ik al dat daar nog een aardig persoonlijk verhaal over te schrijven viel. Dat werd al een keer aangetipt in mijn vervolgverhaal over dat leven met de Vliegende Pijl. Maar hier dus nu wat uitgebreider. In die jaren waarover ik spreek deed mijn leasepa in auto’s. Altijd wel een paar verschillende merken voor de deur die moesten worden verkocht, en voor eigen gebruik dan even een paar weken een auto die op naam werd gezet voor uitstapjes en korte vakanties. Mijn wat oudere broer was toen in de leeftijd dat hij al brommer mocht rijden en die had een exemplaar gekocht bij de ooit hier ook al eens gepasseerde ‘Ome Leo’, een goede vriend van de ouders met een eigen fietsen- en brommerzaak naast een investeringsbedrijf voor panden in hartje centrum Amsterdam.

De brommer van mijn broer was overtuigend van lijn en kleur, leek het meest op een TT-racer met 50cc blokje en was voor normaal gebruik uitgevoerd met een bagagedrager achter de buddy-seat. Broerlief, helemaal 16 jaar oud, besloot om op dit ding samen met een aantal vrienden met soortgelijke vehikels naar Limburg af te reizen voor een feestelijke vakantie. Best avontuurlijk natuurlijk. De diverse ouders waren niet al te enthousiast maar broerlief had een karakter dat nog eens extra eigenwijs was door de situatie thuis, dus uiteindelijk mocht en vertrok hij. Leasepa richtte intussen zijn pijlen op de handel. En kocht zich een IFA Stationwagen in een muisgrijze kleur die in meer dan goede staat van dienst verkeerde, maar qua banden wel een opknapbeurt verdiende. Maar ja, handel….dus dan was dat niet het eerste wat je verving.

Na een dag of wat kwam er een telefoontje. Broerlief was gestrand. De brommer had het opgegeven. Deed niets meer. En hij zat in een tentje ergens te kleumen in de toen ook al veel vallende zomerse buien en matige zomers. Hij wenste ‘Ome Leo’ een enkele reis Timboektoe, want die had het tweewielertje toch echt nog nagekeken voor broerlief was vertrokken. Kortom, nood maakte deugd. Ons gezin pakte noodzakelijke dingen in de IFA die werd omgetoverd tot auto van dienst en we vertrokken met de pruttelende DDR-tweetakt naar het zuiden van Limburg. Na een verder ongestoorde reis kwamen we tegen de avond aan in Valkenburg en zochten broerlief op. Die kampeerde in de constante regen ergens op een modderig stukje land bij een boer in Bergh-Terblijt. Was blij ons te zien.

Maar ja, terug naar huis om dit uur was ook niks. Dus we sliepen als gezin in de IFA (ruimte zat) en hij in zijn tentje. Volgende ochtend werd de brommer met behulp van de vrienden die waren gebleven om broerlief te helpen naar het station gesleept om met de NS naar Amsterdam te worden afgevoerd. En wij stapten in de IFA en reden richting huis. Maar dat duurde niet lang. De IFA hing na een paar kilometers wel erg scheef naar rechtsachter. Onder de last van vier personen en de extra bagage was een van de banden lek geraakt.

Geen nood, reserve-exemplaar er onder. Die hield het uit tot net onder Roermond. Toen was het ook met die band over en uit. En omdat nergens hulp te halen viel en de Wegenwacht nog lang niet zo georganiseerd was als nu, zaten we opgescheept met twee lekke banden en een IFA die dus eigenlijk niet meer kon rijden. Leasepa was niet vrolijk maar loste het praktisch op. Van een van de velgen haalde hij de band weg en zette de velg weer onder de auto. Zo reden we richting een benzinestation een paar kilometers verderop. Onderweg een spoor in het asfalt achter latend. Maar we kwamen er wel. De velg ging er weer af, de andere band geplakt en met de vingers over elkaar reden we verder. Thuis was het avontuur iets wat we nog jaren vertelden tijdens verjaardagen. De IFA maakte het niet meer mee, die was een paar dagen later verkocht. Zonder nieuwe banden, dat spreekt. Maar wel met een nieuwe reservevelg. Want die was wel erg scherp geworden van dat rijden over de Limburgse straten. En de relatie met ‘Ome Leo’ was nooit meer helemaal dezelfde….althans wat mijn broer betrof.(Beelden: Internet/Yellowbird)

Amsterdam – Mijn stad!

Wat dat toch is, het gevoel dat je echt bij een stad hoort? Geen idee. Maar veel echte en geboren Amsterdammers verliezen dat gevoel nooit. Zelfs niet als ze in pakweg Denemarken wonen of Nieuw-Zeeland. Het gevoel dat je krijgt van verhalen of liedjes die over jouw stad gaan, het maakt ons Mokummers al snel week en gevoelig voor tranen. Westertoren, Dam, de grachten, de Jordaan, de vroegere haven. De geschiedenis van de stad is oud. Het verhaal over de Tweede Wereldoorlog die deze stad zo hard trof. Je krijgt het mee vanuit de ouders, de genen, maar ook je eigen ervaringen doen er natuurlijk toe. Een stad is geen dorp en een dorp wordt zelden een stad. Al is dat in het geval van veel grote steden ooit wel eens zo geweest. Meestal niet veel meer dan ooit een vestiging van wat handlieden of boeren aan een rivier, kust of twee huizen langs een doorgaande weg.

Zo verging het Amsterdam ook. Men dankte de ontstaansgeschiedenis aan vissers die vanuit het iets verderop aan de rivier de Amstel gelegen dorpje Ouderkerk afzakten tot de toen nog aardig in het Noord-Hollandse landschap spoelende Zuiderzee. Daarna bleven vissen en soms iets agrarisch opstartten. Zo ontstond een veelal gelovige gemeenschap die telkens verder uitbouwde. De waterwegen bleken prima geschikt voor vervoer van handel en personen en al snel bouwde de gemeenschap die nu Amsterdam heet zich uit. Tot de stad die het nu is. Bijna 1 miljoen zielen groot, met een geweldig vliegveld om de hoek, een aardige industrie en haven, werk voor velen en ooit benoemd tot hoofdstad. Zeer terecht overigens. Amsterdam speelde in de geschiedenis een belangrijke rol. Veel bestuurders en chique zakenmensen kwamen uit deze hoek vandaan. Maar Amsterdam is ook een stad van anarchisme en oproer.

In het verleden diverse malen bewezen dat de bevolking niet houdt van knechting of onderdrukking. Dan komt men in opstand en dat ging of gaat er vaak heftig aan toe. In de recente geschiedenis zijn o.a. de studentenopstand uit 1968 bekend, maar ook de latere krakersopstanden. De relletjes die door linkse lieden werden opgebouwd tot een stedelijke revolutie rond de kroning van Beatrix, het was allemaal mogelijk in Amsterdam. Ook de ontruiming van op zichzelf prima woningen voor de metro-aanleg in de jaren zeventig leidde tot zware inzet van politie en andere overheidsdienaren toen de bevolking zich niet liet weghalen uit die huizen. Amsterdam is daardoor alleen al een bastion van zelfverzekerdheid. Daar doet geen Groenlinkse egalisatie of Dedain66-achtige bestuurslaag iets aan. Al is een deel van de oorspronkelijke bevolking dan intussen verdwenen. Verhuisd naar plaatsen rondom de hoofdstad, als Purmerend, Almere, Hoofddorp.

Men moest wel. Betaalbare woningen zijn schaars in Amsterdam en men lijkt slechts te bouwen voor de bovenlaag van de bevolking en de vaak snel verpauperde nieuwe inwoners. Voor middengroepen is geen plek meer. Dus die mensen verhuisden. Maar namen wel hun gevoel voor de stad mee. Net zoals het mij verging. Van het centrum naar de buitenkant, maar nog steeds aan de oever van die prachtig slingerende Amstel.

Ooit een zijtak van de Rijn, later gekanaliseerd tot niet veel meer dan een belangrijke maar niet meer echt stromende waterpartij. Maar o jee, als je langs die oevers loopt of fietst overvalt je als Amsterdammer al snel de nostalgie. Wat een fijne stad. Wat een schitterende historie. Maar wat is er door de jaren heen ook veel verpest door bestuurders die er weer een dorp van trachtten te maken. Tijd voor een nieuwe opstand. Zoals het Amsterdammers betaamt…..Inmiddels heb ik ene eigen Facebookgroep opgezet die sinds juni jl draait met dezelfde naam als dit verhaal. Genieten! (Beelden: Eigen archief)

Leven met de Vliegende pijl – 41 – Tiller Brothers…

Tijdens een van onze vele bezoeken aan Praag en Mlada Boleslav, we vlogen indertijd zo’n beetje om de drie weken die kant op, zagen we op het vliegveld van Praag naast de Boeing van CSA (de op twee na oudste luchtvaartmaatschappij ter wereld, waarmee het goed vliegen was) een splinternieuwe Felicia Pickup staan met een alleraardigst kapje bovenop de laadbak. En omdat we met de Skoda-fabriek indertijd constant in gevecht waren om de voor Nederland bestemde wagens van dit type voorzien van een passend kapje geleverd te krijgen, was elk alternatief voor ons acceptabel. Dus liep ik naar de betreffende auto toe, schreef de naam op van de kapfabrikant en voegde me weer netjes bij mijn chef (en de andere passagiers) om met hem de nieuwe informatie te delen. Die slimme Tsjechen zelf hadden gewoon sneller dan de Skodafabriek dat onder Duitse leiding kon, een alternatief voor die kapjes gevonden. En het zag er nog goed uit ook. Jaap van Rij dook dieper in de achtergrond van deze kwestie, en vond uit dat de bedrijfsnaam van de leverancier, Tilvo, afkomstig was van een onderneming die in oude fabriekshallen van het zo prachtige merk Tatra kunststof kappen maakte. Maar ook caravans, vliegtuigen, boten, ambulance-ombouwsets voor Tatra’s en…. eigen auto’s.

Complete verrassing. De ons tot dan onbekende onderneming werd geleid door de Tsjechische familie Tiller die in die jaren na de omwenteling van communisme naar kapitalisme door had dat je met geperste kunststofvormen het nodige kon verdienen. Die kapjes bleken alleen al door het grote inwendige volume een gouden greep en we bestelden er meteen een serie van voor de Pickups die nu in Nederland stonden te wachten op aflevering tot er eindelijk uit Praag witte rook zou komen voor de door Piech ‘afgekeurde’ originele exemplaren. De familie Tiller bleek een voor toenmalige Tsjechische begrippen grote welvaart te kennen en beschikte zelfs over een eigen helicopter waarmee men het zakenverkeer tussen Praag en de oude Tatra-fabrieken elders in het land onderhield. Jaap van Rij, altijd in voor een avontuur op dit gebied, rook op enig moment dat er wellicht ook handel zat in die eigen auto’s van die lui, die ze als Tilvo Beta op de Tsjechische markt brachten.

Het ging om een aardig ontworpen bestelwagen die bestond uit een soort buizenframe-constructie op een normaal chassis en dan aangekleed met een kunststoffen carrosserie. Technisch had je dan de keuze uit een Skoda of Hyundai platform. Bij testritten bleken die wagens goed te rijden. Men reed met ons over een testbaan vol kuilen en andere obstakels en de Beta gaf geen krimp. Het waren dus bestelwagens, voor alle duidelijkheid, personen kon je er niet in vervoeren. Maar Jaap van Rij zag er toch iets in. En omdat hij e.e.a. ook bij Pon Holdings had aangeroerd mocht hij verder gaande onderhandelingen voeren over de evt. import van deze wagens naast de al bestaande Skoda-range. Zou voor sommige nieuwe dealers die zich intussen specialiseerden op bedrijfswagens, en verdraaid die kenden we in de toenmalige vernieuwde organisatie, een leuke aanvulling kunnen zijn mits de prijs en kwaliteit goed waren. Op het moment dat we in de afrondende fase kwamen stuitten we echter op twee problemen.

De Tiller Brothers waren nog niet zover dat ze de wagens hadden laten testen op botsbestendigheid voor gebruik binnen Europa, een absolute voorwaarde bij import en verkoop. Maar een tweede probleem bleek dat de grote baas van het concern net voor wij nog wat diepgravender zouden onderhandelen met hem, verongelukte in zijn bedrijfshelicopter. Een grote slag voor het bedrijf, maar ook voor ons. Aardige man en goed voor de handel en kwaliteit. Het bedrijf raakte er door in verwarring. Wij ook en we bliezen de verdere gesprekken maar af. Het kwam er later ook nooit meer van. Achteraf bezien maar goed ook wellicht. We hadden de handen best vol aan het beter op de kaart zetten van Skoda in Nederland. Maar we hadden nu in ieder geval wel Pickups met goede kapjes, die we als TwinTop-uitvoering in de prijslijst vermeldden en de eerste bestellende dealers kregen die ook snel geleverd. Later kwam dit soort kapjes van Skoda zelf ook los, wij hadden de managers bij de fabriek geinformeerd over onze noodmaatregelen met die Tilvo-kapjes, en daalde de rust weer over de organisatie. Felicia moest haar werk doen. En dat vroeg genoeg aandacht! En die Beta? Die werd in eigen land jarenlang verkocht onder de naam Tatra. Wij zetten er journalisten indertijd nog eens voor op het spoor. En die schreven er een aardig verhaaltje over. Wordt vervolgd! (Beelden: Yellowbird archief/Skoda/Tilvo/internet)

Leven met de Vliegende Pijl – 40 – Felicia Combi en meer…

Wij moesten dus voor de introductie van de nieuwe Felicia Combi naar Brno. Ik was daar persoonlijk nooit eerder geweest, maar het bleek een stad te zijn die op een goede 2,5 uur rijden per bus van Praag gelegen was. Zoals altijd maakten wij van de gelegenheid gebruik om wat langer te blijven in het Tsjechische land en daar wat zaken te doen voor we zouden afreizen in een dubbeldeksbus richting Moravie. Wij hadden nog steeds grote moeite om voldoende auto’s te krijgen voor de Nederlandse markt en hoe aardig ook dat we een nieuwe variant in de vorm van de Combi zouden krijgen, het was wel leuk als we ook zouden weten wat voor prijzen er voor die wagen zouden gelden. Die Combi kwam er ineens met een 1,6 liter VW motor die bekend was van de Golf, en ook een noeste 1,9 liter grote diesel kwam nu als waardevolle aanvulling in het vooronder. Grote stappen voor een merk dat voorheen niet veel meer dan slechts een enkele basismotor kon leveren. Daar moest dus fiks over gepraat worden. En dat deden we. Pendelden heen en weer tussen Praag en Mlada Boleslav, overnachtten in Praag en zaten in de vroege ochtend in die bewuste bus die ons naar Brno zou brengen. Dat lukte qua tijd prima, helaas kwam de chauffeur er in Brno zelf achter dat zijn dubbeldekkerbus niet onder de viaducten in die stad door paste……

En deze bus zat vol met importeurs en wat journalisten, terwijl in de tentoonstellingshallen van Brno de directie van Skoda Automobilova ongeduldig wachtte op onze komst. We reden als de Joden rond Jericho langs de randen van Brno om ergens een plek te vinden waar die bus de stad in kon. Na veel gedoe, vragen aan passanten en uiteindelijk door het volgen van een vriendelijke taxichauffeur lukte het om bij de lokale expositieruimte te komen en kon de internationale introductie beginnen. Het was er niet al te groot, druk en onoverzichtelijk. Jaap van Rij raakte er zijn dure camera nog kwijt, wij samen gelukkig niet de spirit nodig om verder te gaan met het merk. Er werden persritten georganiseerd in de omgeving van het tentoonstellingscomplex en daarbij bleek dat vooral die Felicia Combi met VW-motor aardig uit de voeten kon. Een fijn rijdende combinatie.

Samen met onze Tsjechische tegenvoeter, de man die ons land vanuit Skoda in zijn bewerkingsgebied had zitten, maakten we er een plezierige middag van. We overnachtten in Brno, al werd dat een korte periode van slapen toen bleek dat het geluid van de langs rijdende trams en gebrek aan isolatie bij het hotel niet fijn combineerden. In ieder geval was die Combi er nu ook en kregen we een steeds breder aanbod van nieuwe Skoda’s dat ons in de vaart der volkeren zou moeten kunnen opstoten. Dat werd nog duidelijker toen Skoda ook nog een Pick-Up bracht met de bekende dieselmotor van VW en er tevens een VanPlus werd uitgebracht, waarbij men de Combi als basis nam en daarop een wonderlijk gevormde kunststof kap monteerde waarbinnen je 1,8 m2 laadvolume had en via achterkleppen en zijdeuren de lading aardig kon verstouwen. Een auto die veel leek op die oude Forman Plus die we nog kenden uit de Favorit-tijden. Die Pickup kende later in ons land redelijk wat succes, de VanPlus is een auto waarvan er naar mijn weten officieel een stuk of drie zijn geïmporteerd. Toch zorgden ook juist deze bedrijfswagens weer voor het nodige gedoe.

Want Skoda leverde weliswaar die PickUp, maar geen in ons land broodnodige kapjes voor over de laadbak. Die zouden volgens opgave niet voldoen aan de normen van de Heer Piech zelf, indertijd de grote baas bij Volkswagen. En dus moesten we omwille van de continuiteit weer op zoek naar alternatieven. Die vonden we in Tsjechië zelf. Daar was een fabrikant te vinden die niet alleen boten, caravans, zweefvliegtuigen en zelfs auto’s van kunststof bouwde, maar ook kapjes voor de Felicia. Ik kom daar later in mijn verhaal nog op terug.  Intussen kwam achter de horizon de nieuwe grote Skoda tot bloei. Een auto die het merk pas echt zou doen veranderen tot de wereldspeler die het nu geworden is. Maar dat wisten wij anno 1995 nog niet….al vermoedden we het wel. We hadden immers de nodige voorinformatie… Wordt vervolgd (Beelden: Yellowbird archief/Skoda)