Chique Museum in Laren…

Chique Museum in Laren…

Ach, we waren er al een tijdje niet (meer) geweest, het weer was kil en sneeuw zat in de lucht verpakt dus hup, op naar het chique en wat poenerige Gooi. Half uurtje rijden van de woonstek en altijd goed voor bijzondere observaties. In dit geval keken we meteen zijdelings naar de daar woonachtige of voorbij komende lokale mensheid, maar vooral naar uitgestalde kunst. En dat laatste dan weer in het onlangs prachtig verbouwde Singer Museum in Laren.

Met een paar nieuwe uitbreidingen, een fraaie ontvangsthal, dito horeca-gelegenheid (een beetje sterrenrestaurant zou zich niet schamen voor deze inrichting en locatie..), en dus bij toeval (voor ons) een expositie over de Nederlandse kunstenaar Kees van Dongen. Het was alleen daardoor al druk en dus werden mensen die binnenkwamen voorzien van een tijdsslot. Zodat je binnen uberhaupt nog kunst zou kunnen zien. Want heel ’t Gooi van boven de 60 leek uitgelopen om deze schilder te komen bekijken.

Met even oude gidsen die uitleg gaven over wat er te zien was en over de levensloop van deze man die mee liep met de uit de 19e en 20e eeuwse stromingen qua stijl. De man leefde tussen 1877 en 1968, kwam uit Delfshaven en werd een Nederlandse vaste waarde naast Matisse, Braque en Picasso. Hoe zeer ik zijn productie kon waarderen, dat gold niet voor zijn toenmalige blik op vrouwen. Je moet wel een afkeer van het (naakte) vrouwelijke lichaam in je hebben wil je modellen uit die periode soms afbeelden zoals hij dat deed. Het doet je een beetje huiveren, althans dat deed het mij. Nog los van de typische culturele verschillen tussen het vrouwelijk naakt toen en nu. Maar realistisch was het allemaal wel, gelijkend zelden.

Buiten deze expositie om heeft men bij Singer tevens een hele reeks andere schilderijen en beelden in huis en ook die moet je zeker even gaan bekijken als je hier in de buurt bent. Zowel binnen als buiten is er het nodige te zien. Neem er de tijd voor, want je hebt bij dit museum heel wat zalen af te lopen. Is niet iedereen gegeven wellicht, maar voor mij was het een aardige wandeling door de culturele geschiedenis van ons land en daar buiten. Wat zeker ook opvalt is de omvang van de bijbehorende en altijd voor extra inkomsten van een museum zorgende shop. Hier in Laren is die erg fraai ingericht, er zijn heel wat zaken betaalbaar en wie graag een leuk brons van bijvoorbeeld Rodin op schaal wil bezitten kan hier voor een paar tientjes slagen. Uiteraard heeft men ook aardige naslagwerken voor de kunstenaars die men in de belangstelling zet(te) zoals Kees van Dongen. Wie er van houdt moet dat zeker meenemen!

Het museum zelf kent als gebouw een redelijk ruime ambiance, de garderobe is van de self service, de toiletten ruim en schoon. Maar aan de ontvangstbalie/kassa mag het allemaal wel een stukje vriendelijker. Niet iedereen komt uit het Gooi, daar zijn ze verheven norsheid wellicht gewend, wij zijn dat niet. Maar verder? Aanrader. Museumkaarthouders kunnen vrij van kosten naar binnen. Voor gewone bezoekers geldt een tarief van E.18,00 p.p.. En o ja, een ding, kom op tijd, want parkeren rond dit museum is een crime. En je moet goed opletten waar het betaald parkeren is en waar niet. (beelden: Prive)

Vrolijke kunstenaar…

Vrolijke kunstenaar…

Ware het niet gegaan via een tip van mijn polderzus Thamara (in blogland nog steeds bekend ook al zit ze tegenwoordig vooral op de andere sociale media) of ik had nooit van het bestaan van deze kunstenaar afgeweten. Over wie gaat het dan Meninggever? Nou om Marius van Dokkum. Een vrolijke Frans die in de stijl van oude meesters niet alleen leuke platen maakt die je zo aan de wand kunt hangen, maar ook stripboeken vult met zijn tekeningen. Maar ook kaartspelen, kalenders of legpuzzels maakte. De man werd geboren in 1957 (bron Wiki) en is nu dus een dikke zestiger. Ooit geboren in het Noord-Hollandse Andijk volgde hij een christelijke opleiding in Kampen en ging een tijdje werken in Ughelen als ontwerper bij een papierfabriek. In die periode ging hij ook schilderen. En zijn stijl ontwikkelde snel een leuke humoristische uitstraling en inhoud. Zijn werk is vaak geexposeerd in diverse musea, hij verkoopt zelden iets, maar dat komt meer door zijn eigen terughoudendheid na een zeer slechte ervaring met een galeriehouder die hem oplichtte.

Nadat hij uitgebreid aandacht kreeg tijdens een expositie die werd gehouden in Harderwijk (2015) en daarbij ook de nodige bezoekers zijn werk leerden kennen kwam het initiatief op gang om een specialistisch Marius van Dokkum-Museum in te richten in die dol fijne vissersplaats van vroeger. Dat museum ging in 2018 open. Het zal duidelijk zijn dat ook ik dat toch eens moet bezoeken als we daar in de buurt zijn. Het werk van Marius van Dokkum heeft veelal realisme in zich met een grote knipoog. Met name ouderen en trouwe kerkgangers zullen wellicht iets moeten slikken bij het zien van zijn blik op de mensen uit die kringen. Maar een beetje zelfspot moet je natuurlijk wel gewoon hebben. Is uberhaupt beter. Al dat serieuze gedoe… Van Dokkum zelf maakt naast werk in opdracht of om de kassa te spekken ook vrij werk waarin hij zich naar eigen zeggen nog wat beter kan uiten. Het is leuk werk en als stripliefhebber kan ik het zeer waarderen. Vandaar even aandacht voor deze kunstenaar. Ik hoop dat jullie het ook kunnen waarderen, en anders glimlach je maar…(Beelden: Thamara/internet)

Ultieme Mancave…

Ultieme Mancave…

Wie net als ik een eigen ruimte beschikbaar heeft om daar te genieten van de typische zaken die passen bij een mannen of vrouwenleven vol liefhebberijen of al was het maar bekijken van de geliefde tv-programma’s of streamingdiensten, is al snel tevreden, maar droomt ergens toch van iets nog veel groters. Ik zeker, had ik een oud fabrieksgebouw beschikbaar maar wel goed verwarmd, voorzien van water en licht zou ik het snel vol zetten met echte vliegtuigen of auto’s, dan wel treinen en autobussen.

Zelfs boten mochten er dan in. Nou, zelf zal ik die droom niet meer kunnen invullen wellicht, enig realisme is me niet vreemd, in Nieuw-Vennep staat een prima alternatief. Het Nederlands Transport Museum. In een oude Bolsfabriek (ja die van de drank) daar in de Haarlemmermeer is de ultieme mannendroom werkelijkheid geworden. Hallen vol met oude vliegtuigen, de meesten in staat van restauratiebehoefte, museale auto’s en bussen, een enkele boot, bromfietsen, oude boerenkarren en ook een metrostel van de eerste soort uit Amsterdam.

Alles wat wielen heeft krijgt hier een plekje. Ook voor de deur staat het nodige. Treinstellen, wagons, een enkel vliegtuig. Genieten en pure nostalgie soms. Voor hen die houden van toekomstvisies is hier ook de Superbus te zien die ooit door inmiddels overleden astronaut Wubbo Ockels met zijn team werd uitgedacht. Eigenlijk is dat ding zo opmerkelijk modern dat het een dissonant lijkt tussen alle andere ‘exponaten’. Maar schijn bedriegt, want het NTM wil een verhaal vertellen over alle ontwikkelingen in het vervoer tussen de tijd van de Romeinen en onze huidige.

Dat je dan wellicht wat blijft steken in de 20e eeuw is niet zo gek, want doordat men onderdak geeft aan en samenwerkt met 35 andere organisaties kreeg men een grote collectie voer/vaar/vliegtuigen beschikbaar die met name laten zien waarom we dit industrieel erfgoed moeten koesteren. Een DC-2 staat centraal in de hal, dit keer niet in de bekende kleuren van de KLM-kist van dit type die vooral als ‘Uiver’ door het leven ging (replica daarvan staat bij het Aviodrome op Lelystad) maar in de kleuren van de KNILM uit ‘ons Indie’ waar deze oer-Douglassen ook werden ingezet.

Bussen van Maarse en Kroon brachten mij terug naar de jonge jaren toen ik mijn Schipholse kantoorbaan in de wintermaanden met juist dat bedrijf wist te bereiken. In een (afgesloten) ruimte staat nog veel meer fraais. Een Fokker F-VII replica die ooit dienst deed voor de recent uitgezonden tv-serie over Anthony Fokker. Of een Verheul/Kromhout bus van de GVB in rijwaardige toestand naast een Crossleybus ikv de NS die na de oorlog zorgde voor heropbouw van ons interlokale busvervoer. Gebouwd bij de Schelde in Zeeland werden er vele honderden van afgeleverd aan allerlei busbedrijven van toen. Kortom, het is te veel om op te noemen en wat je noemt een substantiele collectie. Wie zoekt naar een gestructureerd museum vindt hier niet wat hij/zij zoekt. Wel veel vermaak voor gezinnen met kinderen. Die kunnen hier best een leuk dagje doorbrengen. Kost een paar euro’s maar dan krijg je heel wat. Inclusief een klein cateringhoekje voor koffie, thee en limonade plus een bescheiden maar leuk winkeltje voor wat herinneringen die je later thuis weer doen terugverlangen naar deze ultieme mancave.

Tussen nu en een paar jaar gaat men de boel verhuizen naar een nieuw onderkomen. Het is wachten op de (trage) gemeente Haarlemmermeer om dat te faciliteren. Dit museum verdient dat….. En dat geldt ook voor een bezoek. Doen! Want een ultiemere mancave als dit museum vindt je nergens. Echt niet. (Beelden: Prive)

Luther en zijn geschriften..

Luther en zijn geschriften..

Voor mensen uit de protestante hoek is die Maarten Luther een soort van held. Hij schreef allerlei protesten tegen de toen heersende katholieke instituties en nagelde die ook nog eens aan een Duitse kerk. Stond aan de basis van de Reformatie en wilde gelovigen het zuivere geloof van Christus zoals vastgelegd in de Bijbel bijbrengen. Geen rangen en standen meer, geen alles wetende Paus, geen aflaten of vergeving der zonden. Puur geloof en weten dat God je pas later zou beoordelen op dat ware geloof. Minder bekend is dat hij in zijn uitingen ook heel wat fel antisemitische uitingen deed die bij de toenmalige bevolking van Europa gretig aftrek vonden.

Immers, zijn verwijten waren ook die je hoorde bij de katholieken waartoe hij voor zijn revolutie feitelijk behoorde. Wie hadden ook al weer die arme Jezus aan het kruis helpen nagelen? Wie geloofden niet in dat Verlosserverhaal rond de Christusfiguur en erkenden hem ook niet als zodanig? Juist. En dus vond Luther dat hij het anti-joodse gevoel nog wel een beetje mocht aanwakkeren. En hij deed dat met verve. Zaadjes werden planten en de basis voor expliciete jodenvervolgingen door de eeuwen heen groeiden als kool. Met name in Midden- en Oost-Europa was het joodse volk heel lang kind van de rekening. Opgejaagd door soms hun eigen stads/dorpsgenoten trokken ze westwaarts en kwamen vaak uit in onze streken. Waar ze dan weer een toekomst opbouwden, vaak in armoede en ellende, maar toch. Nederland was op dat punt altijd een vrijhaven voor hen die elders werden vervolgd.

En zeker zij die zich aanpasten of meewerkten aan de instandhouding van de welvaart en samenleving hier waren meer dan welkom. Uiteindelijk waren het de Nazi’s die de leer van Luther op dit punt nog eens op industriele wijze een eigen invulling gaven. Waarbij veelal ook christelijke mensen de andere kant op keken. Triest hoe de geschiedenis in die jaren zo rood kleurde van het bloed der slachtoffers. Mede veroorzaakt door iemand die dat vast niet zo in gedachten heeft gehad toen hij zijn geschriften verspreidde en eigenlijk alleen zijn liefde voor de in zijn ogen ‘enige’ God op papier zette. Luther is samen met Calvijn oorzaak van de scheuring in de christelijke kerk die tot tot nu toe nog steeds plaats vindt. Aanhangers van deze twee lieden zijn het op veel punten anno nu nog steeds niet eens. Vechten mekaar de tent uit over sommige delen van dat boek waaraan ze hun waarheden ontlenen. Het anti-semitisme is gelukkig wel wat verdwenen. Door de jaren heen leer je kennelijk. En rust er ook een last op de schouders van schuld hebben aan…. Het abjecte anti-joodse denken is nu opgepikt door de volgers van weer een ander geloof. Nieuw, feller, maar even gevaarlijk. Het is wel zeker dat zulk gedrag juist door Luther zou worden veroordeeld. En terecht. En zo zal duidelijk zijn dat gebeurtenissen uit het verleden met de ogen van nu op andere wijze mogen worden bekeken. Kritischer, logischer, maar zeker ook verstandiger. (Beelden: archief/internet)

Speeltoren…

Speeltoren…

Voor ons als mensen uit de hoofdstedelijke periferie is het Waterland ten noorden van de stad natuurlijk relatief simpel bereikbaar. En het is daar plezierig vertoeven. Met name de kleine stadjes aan de oude Zuiderzee zijn het bezoeken meer dan waard. Daar zie je nog de geschiedenis van ons op handel ingestelde landje vertaald in vaak prachtige historische panden, kerken en havens die qua omvang doen verbazen. Een daarvan is Monnickendam. Tijdens ons bezoek tijdens de laatste dagen van afgelopen meimaand was het er rustig.

En dat is een verademing. Dus bezochten we wat kerken, maar ook het erg aardige Speeltoren Museum. Gevestigd in…de zeer kenmerkende Speeltoren die best boven het stadje uitsteekt. Met zijn heel bijzondere uurwerk dat met name op hele uren bezoekers vermaakt met ronddraaiende figuurtjes en een op een bazuin blazende engel.

Het museum is opgebouwd in lagen. Elke verdieping (in het torengebouw) biedt weer iets anders aan voor de bezoekers. Je kunt er films bekijken over de geschiedenis van het Waterland. Het trammetje dat voorheen vanuit Amsterdam-Noord de verbindingen tussen al die plaatsjes verzorgde, maar ook de drooglegging van de polders in dit gebied. Men heeft aandacht voor de lokale nijverheid en handel, maar ook de scheepsbouw die naar traditie in de haven is terug te vinden.

Ooit had dit stadje een levendige vissershaven met alles wat daarbij hoorde. Je ziet hoe vooral monnikenwerk leidde tot de welvaart die voortkwam uit nijverheid en handel. Wie er lol in heeft moet vooral doorklimmen naar de bovenste etage van de toren. Daar vindt je het klokkenspel, helemaal mechanisch met die eerder genoemde uiterlijkheden van die toren. De afdeling waarin dit allemaal staat opgesteld staat ook vol met andere uurwerken die tikken in dat tempo dat paste bij een samenleving waarin orde en vlijt nog van toepassing waren voor het gewone volk. Men heeft overigens ook aandacht voor de helden van de drooglegging in dit gebied en de gevolgen voor de natuur in deze omgeving die er sterk door werd verrijkt.

Het museum kost relatief gezien een habbekrats, duurste kaartje is 5 euro per persoon, maar met een gezinskaart van 12 euro heb je lol voor veel. Museumkaarthouders hobbelen gratis (..) naar binnen. De uitleg door een vriendelijke dame op de begane grond was uitgebreid en plezierig, er zijn toiletten en een kleine museumshop. Voor hen die trappen zien als obstakel, er is ook een lift in de toren, maar helaas was die stuk op de dag van ons bezoek. Maar alles is maakbaar. Zoals dit museum dat onlangs nog een uitgebreide modernisering doormaakte waardoor het echt een zeer aan te raden museum is. Ben je in Monnickendam, doen! (beelden: eigen archief)

Amsterdam Museum…tijdelijke lokatie..

Amsterdam Museum…tijdelijke lokatie..

Over het aardige Amsterdam Museum heb ik in het achter ons liggende blogtijdperk wel een paar maal eerder iets geschreven. Normaal te vinden tussen Nieuwezijds-Voorburgwal en Kalverstraat is het nu tijdelijk met een deel van de collectie neergestreken in een vleugel van dat fraaie gebouw van de Hermitage aan de Amstel.

Het eigen museumonderkomen wordt momenteel verbouwd en men is blij dan via deze oplossing toch nog iets te kunnen laten zien over het rijke verleden van de stad. Met de Museum-Jaarkaart mag je ‘gratis’ naar binnen en het is een aanrader. Ruim opgezet, van oud tot modern, wanden vol objecten die met de stad van doen hadden of hebben. In het midden van de zaal ruimtelijk opgezette ‘kamers’ met daarin speciale aandacht voor bepaalde aspecten uit de geschiedenis zoals de ruimhartige integratie van andere culturen, maar ook de revoluties die in de jaren zestig de stad op haar kop zetten en meteen de samenleving deden veranderen.

Amsterdam als progressieve stad, als bolwerk voor linkse lieden, krakers, drammers en meelopers. Seks als industrie en levensstijl, alles komt voorbij in deze erg goed ingerichte expositie. Een deel waarvan moet nog worden aangevuld met aan te leveren stukken. Juist op deze plek zo goed passend bij de bruisende stad er omheen. Ik genoot er van. Zeker na die wonderlijke expositie met kunst van de geest (zie 0104 jl) was dit een verademing. Ik nam er de tijd voor, zette wat dingen op de foto en genoot…. Wat een prachtige stad was en is het toch.

Ook al bloedt zij dan soms, en trachten provincialen haar te veranderen in een kopie van hun geboortedorp, over het algemeen nam of neemt de echt Amsterdamse bevolking na enige tijd het heft zelf in handen en kreeg of krijgt de stad weer een nieuw elan. Alleen daarom al zou je alle groenlinkse types die maar morrelen aan de leefbaarheid en schoonheid van onze stad, verplicht naar deze expositie moeten sturen. Valt veel te leren over die geschiedenis. Zonder welke niemand iets in de toekomst heeft te zoeken. Voor hen die gewoon nieuwsgierig zijn naar die geschiedenis, aanrader!! (Beelden: Prive)

Museum Weesp

Museum Weesp

Weesp, aardig en in mijn blogverhalen wel eens meer meegenomen als onderdeel van de inhoud, is een leuke kleine stad aan de Vecht. Dat kleine gaat er steeds meer vanaf, de stad groeit met de dag en wie dat wil zien moet eens gaan kijken daar. En als je er dan bent kijk meteen ook eens rond in het oude Stadshuis van deze Vechtstad dat echt centraal in het centrum uitkijkt op de omliggende straten en pleinen. Maar ook een verrekte aardig en door vrijwilligers bestierd museum herbergt op de bovenste etages. In diverse zalen en kamers daar exposeert men zaken die er uit de bodem zijn gehaald, men biedt er schilderijen aan met oude bestuurders van stad en omringend gebied. Want dat Weesp, was anders dan nu, voor een deel verantwoordelijk voor het hele gebied er om heen, inclusief de Bijlmermeer. Dat gebied werd op enig moment door midden gesneden door het toen nieuwe Amsterdam-Rijnkanaal en dat beperkte de invloed van Weesp direct.

In dat museum krijg je ook de indruk hoe welvarend dit stadje ooit was. De strategische ligging aan de Vecht maakte dat er heel wat industriele activiteiten plaatsvonden die vaak midden in Weesp terug te vinden waren. Zoals de chocoladefabriek Van Houten die daar decennialang dominant haar geur en kleur verspreidde. Tijdens ons bezoek aan het museum liep er net een expositie over dat bedrijf met die best grote naam dat begin jaren 70 het loodje legde doordat de concurrentie van grotere bedrijven en merken niet meer te bevechten viel.

De fabrieksgebouwen verdwenen. Dat zelfde lot trof de farmaceutische activiteiten die o.a. ooit van Philips waren en terug te vinden langs het Amsterdam-Rijnkanaal. Gelukkig is er nog veel bedrijfsmatig ondernemerschap in Weesp te vinden, waardoor werkgelegenheid hier nog aardig wordt gegarandeerd. Dat museum kent buiten haar eigen onderkomens op die genoemde etage ook nog een soort dependance die een etage lager terug te vinden is. Daar is een ‘marmeren etage’ te vinden die compleet is opgebouwd met dit zware maar ook vrijwel onderhoudsvrije materiaal. Zeker ook de moeite van bezoek waard. Het oude stadhuis zelf diende ooit ook als rechtbank, cachot en op de binnenplaats als executieplek. Bizar bijna, maar wel efficient. Later werd het vastgebouwd aan een weeshuis voor armen en hulpbehoevenden.

Een heel complex dat van buiten en binnen duidelijk maakt hoe onze geschiedenis vaak is verbonden aan geloof en ondernemerschap. Zonder dat was dit een klein dorp langs het water gebleven. Nu een aardig plaatsje met fraaie forten uit de oudheid, mooie molens, geweldige horeca en leuke winkels. Weesp koos zelf om zich aan te sluiten bij de hoofdstad een paar jaar terug en dat zal heel veel invloed gaan hebben op de sfeer en bevolkingssamenstelling hier. Te hopen dat men het typisch Weespse karakter weet te behouden. Wat ik al eerder schetste rond de keiharde handhaving door het Amsterdamse Parkeerbeheer hier nadat men halverwege dit jaar betaald parkeren invoerde, geeft op dat punt te denken. Gelukkig is daar het genoemde museum waar je nog even terug kunt in de tijd en genieten van een groots verleden. Met de Museumjaarkaart krijg je ‘gratis’ toegang, er zijn liften voor hen die de monumentale trappen iets te veel van het goede vinden en er is een kleine museumshop achter de ingang. (Beelden: eigen archief)

Dakota…

Dakota…

Ik durf wel te stellen dat zonder dit vliegtuig de eerder al beschreven burgerluchtvaart nooit zo snel de ontwikkeling had doorgemaakt als we die in de afgelopen 60 jaar hebben gezien. Een vliegtuig dat door Albert Plesman, de oude voorman van de KLM, nog wel eens werd aangeduid als ‘die blikken Douglas’, was een machine die in zijn ontwikkeling vooral dank schuldig was aan de wat onstuimige ontwerper Donald Douglas. Die ging in op een paar specificaties van Amerikaanse luchtvaartbedrijven van voor de oorlog die een modern vliegtuig wilden zien dat op twee motoren van de ene kant van de VS naar de andere kon vliegen en daarbij sneller was dan de treinen van toen en ook meer comfort bood dan al die toestellen van hout en linnen die normaal het werk deden.

Ford had in die jaren al eens bewezen dat aluminium bruikbaar was als bouwmateriaal. Daarbij keek zijn bedrijf naar het Duitse Junkers voor dat materiaalgebruik en naar Fokker voor de manier waarop de zgn. Trimotor was opgebouwd. Maar die opbouw was in de ogen van Douglas ouderwets. Dus kwam hij met de toen revolutionaire DC-1. Glad, laagdekker, glimmend, intrekbaar landingsgestel en dus ook volledig van metaal. Een productieversie werd de DC-2, die wat groter was en meer aangepast naar de wensen van de kopers. De DC-2 kon in geval van nood ook op 1 enkele motor doorvliegen, een vereiste. KLM koos ook meteen voor die kisten en deed er goede zaken mee toen de PH-AJU ‘Uiver’ prijswinnend mee deed aan de befaamde Londen-Melbourne-race.

De naam en faam van KLM maar zeker ook Douglas waren gevestigd. Maar de Amerikanen wilden grotere toestellen, machines die verder konden vliegen en met nog meer comfort. De DC-3 zag het levenslicht. Groter, breder, krachtiger en duidelijk volwassener. Een toestel waarmee KLM zelfs naar Indie kon vliegen. De orders stroomden binnen. Ook uit Japan, waar men de licentierechten kreeg voor de DC-2 en de DC-3. Met motoren van twee keer 1000pk was die DC-3 een prima passagiersvliegtuig. Maar de oorlog dreigde en toen die eenmaal een feit was kwam Douglas met een herontwerp van wat al goed was en bood die als C-47 Skytrain aan. Een vrachtversie van de DC-3, met grote vrachtdeuren achter in de romp, een versterkte vloer, nog wat meer vermogen en voor militair gebruik aangepaste uitrusting.

Als parakist ideaal. Toen ook de Amerikanen aan de oorlog deel gingen nemen werden er duizenden van besteld. Een deel ging naar de Britten en die doopten de C47 om tot ‘Dakota’, een naam die het toestel haar leven lang zou blijven dragen. In zowat elke grote slag van WO2 deden de Dakota’s hun werk. Het toestel kon wat hebben, was simpel in onderhoud en bleek te vliegen door zelfs minder ervaren piloten. Na de oorlog, de machine was intussen ook in de Sovjet-Unie in licentie gebouwd als Lisunov Li2 en PS84, kwamen duizenden van deze machines beschikbaar voor gebruik in de civiele markt.

Diverse luchtvaartbedrijven in oost en west gingen er voor een prikkie mee vliegen. En de Dakota deed zijn werk tot in onze huidige tijden. KLM kreeg er tientallen, Martinair dankte haar start als onderneming aan deze kisten, maar overal elders in de wereld zag je Dakota’s de luchtvaart helpen heropstarten. En decennia lang bleven er honderden Dakota’s het inkomen verzorgen voor de ondernemingen die er mee vlogen. Later kregen die toestellen vaak een derde of vierde leven door er andere motoren in te hangen, of ze als museumkist tot nieuw te restaureren en dan weer in de lucht te brengen.

De meeste Dakota’s inmiddels dik 80-90 jaar oud. Een vliegend museumstuk, maar nog altijd veel mensen aansprekend met dat nostalgische geluid, die typerende staartstand als hij geparkeerd staat en het idee dat dit de machine was die ons vanuit de vroegere generaties aan het vliegen kreeg. De beperkte beschikbaarheid van benodigde hoog-octaan-benzine maakt het lastiger om de aloude Dak’s in de lucht te houden. Maar men schraapt vaak die benzine bij elkaar om het vliegende geheugen wakker te houden of te schudden. Een monument, klassieker, maar bovenal een bewijs dat wat oud is niet meteen behoeft te worden afgeschreven. De Dutch Dakota Association heeft haar vliegende exemplaar van dit type met veel liefde ondergebracht op Schiphol en maakt er af en toe vluchtjes mee. Het geluid van dat startende relikwie klinkt mij als muziek in de oren. Ook al was die DC-3 in het verleden in staat om mij als enige vliegtuig ooit tot een gevoel van luchtziekte te dwingen. Dubbele lading dus. Maar ik vergeef haar alles…..Als ze maar blijft vliegen! (Beelden: Eigen archief)

Tropen..

Tropen..

Een van de fraaiste musea in onze stad is niet een van de door toeristen zo geliefde adressen als het Rijks of Stedelijk, maar het in Amsterdam-Oost te vinden TropenMuseum. Het gebouw is niet zo lang geleden schitterend verbouwd en gerestaureerd. De sfeer en akoestiek zijn er geweldig. Komt ook door de belichting. Met wisselende exposities nam men afscheid van de soms wel erg donkere sferen en gevoelens rond Afrikaanse kunst. Men had op het moment van ons meest recente bezoek een expositie lopen op de bovenste (tweede) etage rond Winti, Sjamonisme en Hekserij. Over dat laatste schreef ik eerder (31-8jl) al een blog. In dit museum zie je dan deels hoe daarmee wordt of werd omgegaan.

Wat ik zelf ook leuk vond was de expositie over het geven van cadeau’s in diverse culturen. De uitleg is soms erg verrassend maar geeft je als bezoeker wel wat meer inzicht in hoe men bij verschillende volkeren bezig is met dat begrip. Een etage lager kom je vanzelf terecht in de wereld van de vroegere ‘Tropen’ toen Nederland nog een koloniale macht was en had en dat men toen bijna vanuit naiviteit omging met de ‘inheemsen’ zoals men deed.

Het superioriteitsgevoel van toen nauwelijks meer denkbaar in onze wereld anno 2021, maar paste prima in het tijdsbeeld van toen. Vrijwel alle grote Europese landen koloniseerden grote delen van de wereld. En elders deden landen als China niet veel anders. Wie de geschiedenis echt wil begrijpen moet toch eens langs gaan bij die TropenMuseum. Helpt meer dan vaak alleen maar politiek ingestoken propaganda rond het thema. Op de begane grond was op het moment dat wij het museum bezochten een stel losse exposities over o.a. Arabisch schrift en iets over Suriname. Een kunstenaar uit het Midden Oosten had een kunstwerk gemaakt met allerlei bootjes van blik en verbrande lucifers en noemde dat ‘De duisternis ontvluchten’. Je snapte vrij snel de insteek van het werk.

Een deel van de 1e etage was overigens ook ingericht met foto’s uit de World Press Photo tentoonstellingen, maar dan speciaal gericht op Afrikaans foto-journalistiek werk. Voor de liefhebber vast veel mooie beelden. Het museum is voor iedereen goed toegankelijk. Er is een lift, flink wat toiletvoorzieningen, kluisjes, een erg aardige koffieshop en er is een winkel met wat leuke spullen voor je eigen collectie thuis. De Museumjaarkaart is van toepassing, dus dat scheelt je het nodige entreegeld. Om het restaurant te kunnen bezoeken krijg je de toegangskaart mee en in coronatijd moest je ook een tijdspanne reserveren. Tijdens ons bezoek was het heerlijk rustig in het museum (buiten tropisch warm), terwijl het daar heerlijk koel vertoeven was. En wie klaar is met bekijken van al dat fraais kan om de hoek in het aardige Oosterpark nog even een stukje stadsnatuur opsnuiven. Want ook dat behoort bij de ambiance. Andere wijk dan het centrum maar zeker de moeite van het bezoeken waard dat Oost, al was het maar voor dat prachtige museum. (Beelden: eigen archief)

Werken op Schiphol – 20 – Reisleider…

‘Ach, als je dan toch graag reist en vliegt en je wilt ook nog iets bijverdienen zal ik je aanbevelen bij dat bedrijf waar ze o.a. AJAX-reizen verzorgen’ was de stelling van Ruud Breems. Hij had net daarvoor gesproken met de baas van dat spul die hem had gevraagd of hij er zelf iets voor voelde. Meer dan ik zelf, was mijn chef een AJAX-fan en probeerde elke wedstrijd van de club te volgen. Voor mij was het iets wat hoorde bij Amsterdam. Meer niet. Toch meldde ik me aan voor die trips. Best leuk leek me. Al moest ik dan wel snipperdagen opnemen om er van te mogen genieten. In maart 1973 was het zover. AJAX ging spelen in Munchen en er werd een vlucht georganiseerd door dat bedrijf en ik samen met twee anderen uit andere branches geselecteerd om de vlucht te begeleiden. Ik had geen enkel idee wat te verwachten. Maar stond in de vroege ochtend van maart 1973 met een passagierslijst in de handen en een reeks tickets om de te verwachten reizigers in te checken en uit te leggen hoe die reis zou gaan verlopen. We zouden vliegen met een uit Denemarken ingehuurde Boeing 720, kon een man of 120 in en die kwamen uit alle windstreken, maar deels ook (gek genoeg) uit de Haagse Schildersbuurt.

Dat inchecken was geen punt, verliep prima. Net als de vlucht naar de Beierse hoofdstad. In de trip zat een bezoek aan het Technisch Museum in Munchen, wat zeer interessant bleek, net als het Olympisch dorp dat een jaar eerder zo heftig getroffen was door Palestijnse terreur. ‘s-avonds met de hele meute naar het Olympische Stadion om AJAX te zien spelen. Wat een bak was dat, zo groot, en allemaal brullende Duitsers. Het werd 2-1 en daarmee konden de fans en ik zelf best leven. Terug met de bus naar het hotel en slapen. Volgende dag een busexcursie (onderweg in het vliegtuig verkocht) naar Schloss Neuschwanstein, Oberammergau en de Alpen.

Prachtig uitje. Maar een deel van de passagiers was in Munchen achtergebleven en was daar aan het scharrelen geweest. Men liep er vermoedelijk van kroeg tot kroeg. Toen wij terug waren met de bus uit het excursiegebied hadden we nog maar kort de tijd om alle koppen te tellen. En duidelijk te maken dat de bus om 7 uur in de avond van het hotel af vertrok omdat het vliegtuig op tijd moest starten vanaf Munchen Airport i.v.m. de sluiting van het vliegveld na een bepaalde tijd. In die jaren had je ook al van doen met milieuregels.. Toen we als reisleiders in de bussen zaten en bij het hotel wachtten op de nog steeds missende passagiers die in Munchen uit waren geweest, liep de klok verder en verder. De chauffeurs werden nerveus, wij ook. Een kwartier extra gewacht en toen besloot ik dat het genoeg was en we zouden gaan rijden.  ‘Het vliegtuig wacht niet’ was mijn credo. Wie alsnog mee wilde moest maar met de taxi komen.

Eenmaal ingecheckt voor de vlucht bleken we drie passagiers te missen. Die heb ik niet meer gezien. Wellicht met de trein naar huis gegaan of ze zitten daar nu nog. Wij vertrokken op tijd en de overige passagiers vonden het geweldig dat we zo strak op het schema hadden gelet. Later bleek dat evenementenbedrijf precies zo te denken. Men zag in mij een geboren reisleider. Maar ik zelf had er even tabak van. Overigens bleek ik daar later, diverse trips gemaakt met autodealers, persvertegenwoordigers etc,(Zie: Leven met de Vliegende Pijl – 2018/9) veel baat bij te hebben gehad. Je pikt toch iets op van die vroegere ervaringen. Of ik een echte reisleider was? Geen idee. Feit was dat ik volgens de organisatie ook flink had bijgedragen aan de winst op die trip met de verkoop van de uitjes, maar ja die vond ik zelf ook leuk natuurlijk….(Beelden: Yellowbird archief)