Leven met de Vliegende Pijl – 39 – Keerpunt Felicia…

Nu was het in de realiteit van alle dag niet zo dat die Felicia vanaf het eerste moment die gewenste omslag verzorgde. Immers, we begonnen met een strijd, op meerdere fronten uit te vechten. De VW-managers bij de fabriek vonden dat de Nederlandse organisatie er weinig tot niets van bakte en aan de andere kant zagen we de dealers die nog steeds meenden dat zij pas hoefden te investeren ‘als het ging lopen’. Dan was er de tamelijk negatief ingestelde pers en het terughoudende koperspubliek. Daarbij was de interne organisatie van Pon Mobiel in Voorschoten indertijd nog steeds een wonderlijke mengelmoes van oud en nieuw gebleven. Er zaten mensen bij die de dagen van vroegste importeur Englebert nog hadden meegemaakt en die mengden zich met nieuw aangestelde jongelui die vol vuur bezig waren om het nieuwe Skoda uit te venten. Inhaalslagen moesten overal gemaakt, maar Pon stond als moedermaatschappij niet toe om ‘verlies’ te maken. Anticylisch investeren was er toen nog niet bij. Kortom, we moesten zwemmen met handboeien om en ballen lood aan de benen. Toch lukte het om door veel inventiviteit en enthousiasme in te zetten de boel draaiende te houden. Zo was ons eigen dealerbedrijf in Voorschoten intussen het allergrootste van het land.

De kerels die we daar in hadden staan, Bart en later Harold, werkten keihard en professioneel aan de verkoop van de laatste restjes voorraad ‘oud’. Zelfs wagens die elders in het land jaren hadden staan wachten op beweging gingen soms binnen een paar weken de deur uit via de eigen Voorschotense vestiging. Daarbij deed deze showroom ook dienst als tentoonstellingsplek voor de laatste nieuwe modellen, die verantwoording hoorde weer meer bij het importeur zijn. Sommige dealers kwamen dan met klanten uit het land bij ons kijken naar de nieuwste modellen die wij wel, en zij niet hadden staan. Dat moest met die nieuwe Felicia allemaal veranderen. Bij Pon Mobiel werd een plan opgezet om het ict-systeem eens compleet op de schop te nemen en een bij de Skoda-fabriek aan te passen systeem op te nemen, dat ook de leesbaarheid van gegevens zou vergroten. Voor de introductie van de software kozen we experts van een dochteronderneming van de Binckhorst in Den Haag. Voor de hardware zocht ik het bij een oude Schipholse relatie die o.a. luchtvaartmaatschappijen en vliegvelden voorzag van nieuwe computers en printers. Maar ook al in een door ons geleverde FormanPlus rond reed.

 

Die zouden ook de nieuwe bekabeling binnen het Voorschotense gebouw regelen. Omdat ook hier weer met een relatief beperkt budget moest worden gewerkt, kreeg ik van ‘Baas Jaap’ de taak om het hele proces aan te sturen. Ik kreeg die rol omdat ik ‘geen last had van verdrinken in details en ook niet al te veel verstand had van computers. Dat zou me niet remmen bij het nemen van beslissingen die goed waren voor het bedrijf’. Het werd een jaar of anderhalf heel hard werken, maar we kregen uiteindelijk een goed werkend systeem. Ik leerde persoonlijk intussen het nodige over ict en kon ook al snel e-mailen. Dat was nooit weg natuurlijk….. Maar op basis van wat de fabriek ons begon op te leggen bedacht ik ook een truc. Als we nu eens wat strengere kwaliteitstandaards zouden invoeren? En die zouden benutten om dealers al dan niet te belonen met een certificaat, feestje en PR-bericht? Dan sloegen we een paar vliegen in een klap en zou de fabriek ons even met rust laten v.w.b. de introductie van het toen splinternieuwe maar ook wel erg strenge LEX-programma en de daarbij voorgestelde nieuwe huisstijl.

Omzichtig werd gekeken naar een lokale fabrikant die ook de nieuwe striping en eventuele lichtbakken zou kunnen leveren die Skoda nu voorschreef voor de dealergevels, maar dan voor een fractie van de prijs. Al die stappen werkten. Het zgn. Quality Standards for the Nineties programma, (QSN) werd nu stringenter ingevoerd en op basis van een veertigtal criteria gecontroleerd door onze ‘jonge honden’ in de buitendienst. Simpele zaken als het in dienst hebben van een gekentekende demowagen van het laatste type of het schoonhouden van een klantentoilet wogen in die periode nog wat zwaarder dan de pure omzet. Er ging een eerste schokje door de organisatie. Er werd bij sommige dealers nu alsnog schoongemaakt, geschilderd en geïnvesteerd. Daarnaast voerden we de verkiezing van de ‘dealer van de maand in’. Dat baseerde zich op omzet verkoop nieuw, after sales of invoering van QSN-Plus waarbij een dealer echt werk maakte van klantvriendelijkheid. Ons marktaandeel steeg daardoor licht. Daarvoor zorgde ook de Felicia, die snel leverbaar werd met verschillende uitvoeringen en kleuren. Zelfs ‘Baas Jaap’ stapte uit zijn geliefde Favorit Roadster die hij zelf nog had geïmporteerd en ging rijden in een gifgroene Felicia GLX. Maar bij Skoda Automobilova zelf was het vliegwiel met de komst van de Felicia pas goed op gang gebracht. Ook daar ruimde men op. Oude Tsjechische managers werden vervangen door nieuwe, vaak jonger en goed afgestudeerd, en de modelreeks werd heel snel uitgebreid. De nieuwe Combi kwam er ook aan en men koos er om allerlei redenen voor om die nieuwe en zeer belangrijke variant te introduceren in het Tsjechische Brno. Toch niet meteen de meest logische plek voor een wereldpremière! Wordt vervolgd! (Beelden: Yellowbird archief/Skoda)

 

Discussie…

Volgens het dikke Nederlandse woordenboek zoals uitgegeven door van Dale is een discussie een ‘bespreking waarbij de deelnemers trachten door argumenten de oplossing voor een probleem te vinden’. Ook de term ‘gedachtenwisseling’ komt daarin voorbij. Oftewel het op enig niveau trachten consensus te vinden op inhoud voor een aangedragen onderwerp. Kijk, als je samen een doelstelling hebt om iets te bereiken kan dit redelijk goed verlopen. Maar o wee als de partijen met verschillende uitgangspunten of weinig bereidheid naar de ander te luisteren zo’n gesprek aangaan. De wereld vergaat zowat. En in dat kader vallen de discussies te bezien die op veel sociale media of in onze samenleving lopen. Over het milieu, de massa-immigratie, Zwarte Piet, het beleid van het kabinet of hoe bijv. de straattegels zijn neergelegd in ongeacht welke gemeente of woonstek van de deelnemers. Ingegraven zijn dan vaak de meningen. Men is fanatiek, soms sekte-achtig en het reflecteert meteen hoe de huidige maatschappij is veranderd in een soort loopgravenoorlog tussen voor- en tegenstanders van een bepaald onderwerp. Men gaat elkaar verbaal te lijf, maakt het al snel persoonlijk en schroomt niet om elkaar voor rotte vis uit te maken. Jijbakken is niemand vreemd zo lijkt het wel eens. Ik bekijk en neem soms ook deel. Niets menselijks is me vreemd tenslotte….

En kom er dan achter dat anders dan in die mooie volzin van Van Dale het elkaar overtuigen van het eigen gelijk een vrijwel onbegonnen oefening is. Eenmaal in de eigen loopgraaf is kennelijk slechts beschieten van die waarin de ander zich verschanst oplossing voor een slepend probleem. Het vocabulair waarmee deze discussies lopen is soms ongekend breed. En omdat men veelal toch de scholing of opvoeding mist die past bij het deelnemen aan het fenomeen discussie komen al snel verwensingen en ziekten voorbij. Of stelt men vast dat de tegenstander in de discussie wel moet behoren tot een door de ander verafschuwde groep medemensen. Racisten, fascisten, blanke of witte mannen, oud, ziek in de bol, uitkeringstrekker, ongewenste immigrant etc. Het zal u bekend in de oren klinken. Want het hoort ook bij de verruwing van de maatschappij. Niet in de laatste plaats opgehitst door de media, waar men de ene of de andere partij ook nog wel eens in de hoek zet. En daar doen populistische politieke stromingen van beide zijden van het spectrum ook graag aan mee. Nu is ook mijn standpunt relatief vaak gebaseeerd op zwart of wit. Nooit grijs. Dus kom je sneller in discussies aan de volgens anderen ‘verkeerde kant’ te staan omdat juist die lieden op mij werken als rode lap op een steenbokstier. Onlangs was het weer zo ver. Ging over de idioterie van het benutten van kinderen voor zgn. klimaatdemonstraties.

Een naar mijn idee toch redelijk zinnig weerwoord tegen het op een sociaal medium bejubelde enthousiasme over zoveel ‘spontaniteit’ van die kinderen werd gezien als aanmerking op het zelfstandig kunnen denken van die kinderen. Ik was een oude man, die de wereld mede had verziekt en zo meer. Nou nou, en ach ik liet me niet onbetuigd. Binnen fatsoensregels, maar die werden aan de andere kant niet in acht genomen. Men schold en vloekte en ik was een debiel die deze kinderen het recht op vechten voor een schoner klimaat ontzegde. Mijn stelling was dat ze beter op school taal, geschiedenis, rekenen en aardrijkskunde zouden kunnen bestuderen, om zo een eigen en beter gefundeerd oordeel te kunnen vellen over wie nu eigenlijk verantwoordelijk was of is voor die vervuiling. Maar dat was volgens de tegenstanders onzin. Beter nu vechten voor een beter klimaat en in vrijheid kunnen leven. De linkse vrijheid, dat spreekt. Nou ja, ik hield er maar mee op. En verwijderde mijn eigen bijdragen in de discussie daarna. Want ik merkte dat ik er enorm moe van werd. En besloot om maar een stevig afdakje boven mijn eigen loopgraaf te bouwen. Een waarmee ik de uitwerpselen van oraal geweld buiten mijn werk/slaapplek kon houden. Discussie laat ook zien dat debilisering van de maatschappij een gegeven is geworden. En dat stemt niet vrolijk. Het democratisch gehalte van uitwisselingen van gedachten is zowat verdwenen.  En dat op zich is een triest makende constatering. Heel triest! (Beelden: Internet)

100 jaar KLM – Met de DC-8 begon het echte vliegen…

In oktober dit jaar viert onze nationale trots, KLM, haar eeuwfeest. Geen enkele luchtvaartmaatschappij in de wereld kan bogen op een soortgelijke geschiedenis. En dat alles met dank aan de inzichten van oprichter Albert Plesman, die zijn ‘maatschappij’ net na de Eerste Wereldoorlog wist op te richten in een tijdvak waarin vliegen net zo avontuurlijk werd bekeken als nu de ruimtevluchten naar Mars. Die eerste vliegtuigen waren nog wonderlijke samenraapsels van hout, linnen en leer en de piloten vlogen graag boven treinrails om zo hun weg te vinden naar exotische oorden als Brussel, Parijs of Londen. Maar al snel ontwikkelde die luchtvaart zich met een razend tempo. Ik zal er in de loop van dit jaar nog wel eens op terugkomen. Maar al die toestellen die tussen 1919 en pakweg 1959 het luchtruim kozen met de opschriften van de KLM op hun romp waren in een ding gelijk, zij hadden nog zogenaamde zuigermotoren of turboprops waarbij die luchtwieken de voortstuwing van de vliegmachine (..)voor hun rekening namen.

In Engeland had men intussen haar Comet gehad, een straalverkeersvliegtuig dat al in 1949 begon met vliegen. Maar dat toestel mislukte jammerlijk doordat men de techniek van dit soort machines onvoldoende beheerste. De Russen verrasten in 1956 met de grote Tupolev 104, de Amerikanen werkten aan diverse straalmachines, waarvan de door Douglas ontworpen sierlijke DC-8 er een was. En omdat KLM vanaf 1933 voor haar vloot zo’n beetje elke Douglas had aangekocht bestelde men ook een reeks van die nieuwe straalverkeersvliegtuigen. Met vier ‘straight jets’ aan de pijlvleugels, een sierlijke staart en plek voor 100plus passagiers was dit een toestel dat alle voorgaande typen meteen degradeerde tot ouderwetse machines. Over de Atlantische Oceaan in ruim 8 uur ipv 17 was een enorme vooruitgang. Maar die DC-8 kende ook best wat specifieke problemen die o.a. op Schiphol zorgden voor de nodige aanpassingen.

Zo moest men de platforms en start- en landingsbanen versterken, maar zeker ook verlengen. Een nieuwe baan werd aangelegd bij Rozenburg/De Rijk. Die baan was ruim 3 kilometer lang en dat was ook nodig, want die prachtige nieuwe maar ook zware DC-8 was volbeladen niet zo snel van de grond te krijgen. Ook de onderhoudshangars waren veel te klein. Er moesten nieuwe komen. En er moesten ook nieuwe trappen komen, nieuwe tankwagens en veel meer opslagruimte voor kerosine, een nieuwe brandstof die bij deze straalmachines hoorde. En niet te zuinig ook, want een DC-8 joeg er heel wat van dat spul doorheen. Nadat Douglas nog wat had proefgevlogen met die DC-8, immers een nieuw toestel met heel specifieke eigenschappen, kwam de eerste KLM-machine op 25 maart 1960 op Schiphol aan. En begon bij KLM het ‘echte vliegen’.

Met de DC-8 veranderde het denken over vluchten naar New York, het Verre Oosten of Afrika. Deze kisten konden vaak rechtstreeks naar een bestemming komen, waar de oudere propellerkisten tussenlandingen moesten maken. Na wat ontwikkelingsproblemen met de DC-8, die KLM samen met de fabrikant wist op te lossen, werd de DC-8 buitengewoon succesvol. Tientallen van deze machines deden dienst bij KLM tot de komst van de Boeing 747 in 1971 en de iets kleinere DC-10. Zowat elk type DC-8 kwam bij KLM voorbij. Van de eerste series 30 tot de laatste serie 63. En ze waren ongemeen succesvol. Ook Martinair gebruikte er een paar, deels afkomstig uit de KLM-vloot. Maar ook de Surinaamse SLM nam machines van KLM in gebruik. Wereldwijd werden vele honderden DC-8-ten verkocht. Het toestel was net niet zo succesvol als de vergelijkbare Boeing 707 maar dat kwam ook doordat die al een militaire order binnen had gehengeld van de Amerikaanse strijdkrachten. Intussen is de DC-8 z’n beetje uit het luchtruim verdwenen. En dat is best jammer. Want een prachtige machine die een plekje verdient in het nationale luchtvaartthemapark Aviodrome. Maar dat is er nog niet van gekomen. Zeer jammer voor een pioniertype dat voor KLM zoveel betekende. (Beelden: Yellowbird archief)

Leven met de Vliegende Pijl – 38 – Voorbereiding omslag….nieuwe modellen…

Wat met de Favorit tot dan in ons land niet voldoende lukte moest diens opvolger wel kunnen. Grotere omzetten maken. Meer integratie van VW-technieken en ook door vormgeving en kwaliteit een afstand creëren tot de vroegere communistische jaren. Bij Skoda heette dat ineens en met een mooie uitdrukking; de ‘Grosse Produkt Aufwertung’ (Afgekort GPA), wat zoveel inhield als een soort super-facelift voor de Favorits. De auto die men in die jaren aan ons liet zien bij het Tsjechische ontwikkelingscentrum was wel meer dan dat. De GPA-1 prototypen hadden een compleet andere lijnvoering dan de toen nog volop gebouwde Favorit. Alles wat aan die toenmalige Tsjechische auto’s hoekig was werd bij diens opvolger rond en door toepassing van een ander soort vooras en subframe kreeg Skoda de kans om ook VW-motoren in te bouwen. Waaronder uit de Golf afkomstige diesels. Daarbij was die GPA ook een auto die bij botsproeven enorm goed scoorde. Naar zeggen van de Tsjechische ontwikkelaars beter zelfs dan de toenmalige Golf. Dat feit werd door de VW-directie niet meteen geapprecieerd, er moest dus worden afgespekt, waarbij ook het prijsniveau van de nieuwe auto een rol zou spelen. Voor de GPA gold dat hij net als de Favorit zou worden geleverd met een tweetal eigen motoren van Skoda, maar dat die verder waren verfijnd en voorzien van MPI(Multi Point Injectie)-systemen. Al snel werd bij de fabriek de naam Felicia geïntroduceerd. Voor Skoda-liefhebbers, en ik ben er zelf een van, niet echt een naam om vrolijk van te worden. Immers, die Felicia was voorheen een mooi ontworpen cabriolet geweest en niet de minste van alle historische Skoda’s.

En met alle respect voor de nieuweling uit Mlada Boleslav, dit was gewoon een keurig nette hatchback. Hoe dan ook, de nieuwe Felicia kwam er aan en wij moesten vooruitlopend op dat gegeven in ons land volop aan de slag. De druk van de Duitse en Tsjechische managers bij de fabriek werd groter om het Nederlandse volume nu eens echt op orde te brengen. Immers, als er VW-technieken bij kwamen wilde men niet meer verkopen vanuit de nog steeds gebruikte ‘verbouwde varkens- of kippenschuren‘. Ik herinner me in dat kader een rel bij de introductie van de bij de nieuwe auto behorende huisstijl en kwaliteitsprogramma’s. Een van de Duitse MT-leden die deze intro deed werd onderbroken door de Ierse importeurscollega. Die gaf aan dat in zijn land eigenlijk geen enkele dealer een fatsoenlijke Skoda-showroom te bieden had en hoe dit dan op korte termijn verder moest. De Duitser die ons allen de maat nam maakte nog even kort en bondig zichtbaar wat zijn herkomst was. Hij viel publiekelijk en op tamelijk botte wijze uit naar de Ier en maakte duidelijk dat als deze niet binnen een jaar orde op zaken had gesteld er geen verlenging van het importeurscontract meer zou plaatsvinden.

De zaal vol onthutste importeurs deed er verder het zwijgen maar toe. Maar ook wij wisten wel dat we geen gemakkelijke boodschap zouden moeten brengen. Want ook in Nederland was anno 1994 nog steeds veel werk te verrichten. Hoe dan ook, de Felicia kwam er aan en we moesten heel hard werken om van de introductie een feest en een succes te maken. Je kunt een première maar een keer goed doen. Intussen waren we er wel in geslaagd om op basis van de voorinformatie die rond de Felicia werd gegenereerd, nieuwe dealers te interesseren voor het agentschap. Vooral op lege plekken, waar al jaren geen dealer meer te vinden was geweest, zoals in Nijmegen, vonden we ondernemers die er wel iets in zagen en de stap durfden nemen. Immers, wij verkondigden een evangelie van hoop en geloof in een betere toekomst. Dat deden andere en met name Aziatische merken intussen ook, maar Skoda had gelukkig in dealerland nog steeds een goede naam. De gouden tijden waren nog maar een jaar of tien daarvoor actueel geweest, ‘met VW op de achtergrond moest het in de komende jaren beter gaan’. En zo zaten we ergens in dat jaar 1994 samen met de hele organisatie op een raderboot in de Waal bij Nijmegen waar we een geweldige introductie hielden van een paar uur lang. Hoogtepunt was het voor veel aanwezigen toen de eerste Felicia onder applaus en met echt vuurwerk uit de ‘vloer’ omhoog werd gehaald en aan alle dealers getoond. Door goed te kijken wie er wel en wie niet positief reageerden wisten we meteen met wie we al dan niet door zouden gaan. De cynici moesten nu echt plaats maken voor hen die de toekomst met Skoda zonnig in zouden zien. De Felicia moest en zou het keerpunt worden. Voor die introductie moesten we trouwens via onze Praagse relaties wel een truc uithalen. Met 15 aan ons land  toegewezen auto’s deed je niet veel, dus wisten we een 100-tal Duitse Felicia’s naar ons land door te sluizen. Anders waren veel dealers zonder demowagen aan de Felicia begonnen. Dat we die 100 Felicia’s weer aan de Duitsers moesten teruggeven via de later door ons bestelde exemplaren spreekt voor zich. Wordt vervolgd (Beelden: Yellowbird/Skoda)

 

Uitstootboetes

Onlangs kreeg ik een onderzoek onder ogen waarin werd aangegeven dat veel autofabrikanten enorme boetes te wachten stonden voor het uitstoten van te veel CO2 door de gefabriceerde voertuigen van hun merk(en). Nu ben ik altijd alert als ik dit soort dingen lees. Want die uitstoot van CO2 meten aan de uitlaat van auto’s lijkt een eerlijke methode, maar is dat niet. Immers, je zou dan denken dat elektrische of waterstofauto’s daarmee het milieu zouden kunnen redden omdat ze niets uitstoten, maar dat is bezijden de realiteit. De stroom van elektrische wagens komt ergens vandaan. En zolang we niet voor de volle honderd procent energie halen uit zonnestralen of wind, wordt die stroom opgewekt door op kolen of gas draaiende energiecentrales. En juist die tak van de industrie staat bekend om haar enorme uitstoot. Een factor drie groter dan het totale wegverkeer bij elkaar opgeteld. En dat laat ook onverlet dat de delving van grondstoffen voor de benodigde accu’s een verwoestend effect hebben op mens en milieu in de streken waar dat spul vandaan komt.

Kortom, valse berekeningen voor de politiek correcte bühne. Ook voor waterstof zijn de verwerking en zo meer niet bepaald milieuvriendelijk. Maar daar heeft de groene lobby maling aan. U kent mijn mening over die lui. Intussen was daar dus dat onderzoek naar welke fabrikanten straks een fikse boete mogen verwachten voor het niet behalen van de gestelde doelen. Bedenk daarbij dat hoe groter de productie, hoe meer fabrikanten negatief zullen afwijken van de norm. Fabrieken die echte auto’s bouwen lopen meer kans op een boete dan zij die zich concentreren op klein en zuinig. Lijkt leuk, maar is een gevolg van de ontwikkelingen in de afgelopen 50 jaar. Hoe dan ook, bij PSA (Peugeot/Citroen) moet men zich zorgen maken. Daar kon de winst wel eens onderuitgaan door een fikse boete. Geldt ook voor Hyundai/Kia, Mazda, Fiat/Chrysler/Jeep, Ford en Volkswagen.

Minder problemen voor Toyota, dat al heel lang hybriden in haar gamma heeft zitten, Renault/Nissan/Mitsubishi, Volvo en Honda. Hoe men aan die berekeningen kwam weet ik niet, maar ook belast met boetes zijn straks BMW, Daimler-Benz en Jaguar/Landrover. Het onderzoeksbureau verwijst naar de opdracht aan alle fabrikanten vol in te zetten op elektrische auto’s. En dat is in mijn ogen meteen verdacht. Immers, dan adviseren wij van WC-Eend het gebruik van WC-Eend! En dat geeft een verkeerd signaal. Denk nog maar eens aan die uitstoot van de centrales. En die stijgt. Niet in de laatste plaats doordat die elektrische auto’s heel wat meer moeten laden dan de fabrikanten ervan beloven. En al dat laden leidt tot meer uitstoot. U mag er mee doen wat u wilt. Ik geloof er niet in. (PA Consulting)Beelden: Yellowbird Persarchief.

 

 

Tatra – revolutionair merk dat terug kwam..

Terwijl ik elke zondag tot nu toe en nog even hierna aandacht besteedde aan mijn leven met de Vliegende Pijl, oftewel dat merk met een logo waarin die pijl een hoofdrol speelde en speelt, was er in thuisland Tsjecho-Slowakije nog een automerk dat zich kon beroemen op een heel oude geschiedenis; Tatra! Dat merk had haar wortels al diep in de 19e eeuw. Als onderdeel van het Oostenrijks/Hongaarse rijk van toen zat het in dezelfde hoek waar ook mensen als Ferdinand Porsche in de rondte liepen. Nadat de Eerste Wereldoorlog een einde maakte aan het oude keizerrijk van Sissi en meer van die oude bestuurders, viel een deel van de auto-industrie ineens onder een ander landsbestuur. Tsjecho-Slowakije werd opgericht, in feite een samenraapsel van wat oostelijke provincies van het Keizerrijk Oostenrijk-Hongarije. Tatra werd geboren en genoemd naar dat bekende gebergte dat in deze streken zorgt voor een afwisselend landschap.

En dat Tatra ging verder waar het voor die eerste wereldbrand was gestopt, met auto’s en trucks bouwen. Na een paar jaar al onder leiding van de sublieme ontwerper Ledwinka die ik al eens eerder hier heb beschreven. Ledwinka vond van alles en nog wat uit, waaronder de onafhankelijke wielophanging en het ruggegraatchassis. Dat zorgde voor veel meer comfort bij de auto’s die er mee werden uitgevoerd. Maar nog belangrijker waren de stroomlijnmodellen uit de tweede helft van de jaren dertig. Tatraplan heetten die wagens en ze hadden steevast de motor achterin. Dat was volgens Ledwinka essentieel om die stroomlijn optimaal te maken. En zo ging hij door met een hele reeks wagens die tot ver na de Tweede Wereldoorlog werden gebouwd door de Tsjechen.

Na de oorlog kwamen die auto’s ook deze kant op. Zij het met wat voorbehoud, want door het ruilsysteem dat in die jaren bestond tussen Nederland en Tsjecho-Slowakije konden er maar beperkte aantallen deze kant op worden gehaald door importeur Englebert. Vooral de luxe versie 87 kwam maar heel mondjesmaat naar Nederland. Daarbij kreeg je een ook in die periode futuristisch ogende auto, met een grote rugvin, een 3 liter grote V8 met twee bovenliggende nokkenassen die een top bood van 161km/u. Een goedkopere versie was de 97 waar een viercilinder boxer het werk deed. Die auto stamde qua ontwerp uit 1936. En als je die zaken eens met elkaar verbindt zie je dat toen meneer Porsche een tijdje bij Tatra stage liep hij wellicht wat ideetjes opdeed voor zijn latere Kdf-wagen die wij leerden kennen als VW Kever.

Al was het maar omdat de Fuhrer, Adolf Hitler, zelf die stroomlijnwagens uit Tsjecho-Slowakije zeer wist te waarderen. Overigens kon Tatra net als Skoda de productie na de oorlog snel op starten en was men in staat om die geliefde stroomlijnwagens weer even snel te leveren. Uiteindelijk verdiende men het grote geld vooral met de fabricage van trucks. Ook die werden bij ons bekend. De personenwagens bleven buitenbeentjes. Al was het maar door de prijs en de zeer beperkte levering. Personenwagens bouwde men nog tot in de jaren negentig door. De laatste was de T700, waarover later nog eens meer. In dit geval ging het me meer om een stukje illustratie voor mijn vervolgverhaal en als aanvulling op het idee dat het huidige Tsjechië toch de bakermat is geweest voor heel wat grote maar soms wat vergeten automerken. Heb ik hiermee weer een stukje ingevuld…En o ja, Tatra bouwt nog steeds stevige trucks die tegenwoordig gelukkig ook weer in Nederland te koop zijn.  (Beelden: Yellowbird/Tatra/Wiki/Oost-Europa)

Leven met de Vliegende pijl – 37 – aanpak reclame en PR!

Ook op reclame- en PR-gebied moest in die periode een enorme inhaalslag worden verwezenlijkt. We hadden op enig moment na mijn aantreden, ook op mijn verzoek, het oorspronkelijke uit de Binckhorsttijd stammende reclamebureau al vervangen. Er moest aandacht komen voor de nieuwe generatie Favorits middels een campagne die zou binnenkomen als een mokerslag. Maar met alleen een beetje reclame was je er nog niet. Onderzoek wees uit dat veel potentiële klanten ons merk nog nauwelijks meenamen als ze een nieuwe auto overwogen en de Favorit als model in zijn klasse bepaald niet bekend bleek. Daarbij behoorden we nog steeds tot de ‘Oostblokmerken’ en waren de vooroordelen daaromtrent niet van de lucht. Daarbij hielp ook het feit niet dat het autojournaille bepaald minder positief over het merk schreef. Zelfs regelmatig gemaakte reisjes naar het land van herkomst waar men de VW-invloed goed kon bekijken waren niet overtuigend genoeg geweest om deze lieden hun kennelijke vooroordelen te laten bijstellen. Het mankeerde nog maar aan het feit dat men durfde beweren dat bij Skoda galeiboeven die wagens in elkaar staken. Als er iets bezijden de waarheid was dan toch wel dat, elke keer als ik in Tsjechië was zag ik de enorme veranderingen en ook hoe de van VW afkomstige Duitse managers vooral de fabriekshallen schoon en efficiënter maakten.

Er was dus aanleiding genoeg om de boel publicitair eens op te frissen en ook op reclamegebied wat meer aandacht te vragen voor onze producten. Waarbij we ook in acht moesten nemen dat we werkten met zeer beperkte budgetten en de Tsjechen ons in hun denken over het eigen merk weinig konden helpen met goed of in Nederland bruikbaar reclamemateriaal. Bij een marktaandeel in eigen land van 55% was het nauwelijks mogelijk begrip te vragen voor een andere aanpak in Nederland die paste bij een zeer grote bescheidenheid. Hoe dan ook, na enig zoeken en onderhandelen vonden we dus een leuk nieuw Amsterdams reclamebureau waar men na bestudering van de voorliggende problematiek in staat bleek een aansprekende slagzin (Staalhard Skoda!) te combineren met een spot die de Favorit zeer duidelijk onder de aandacht zou brengen. Het idee was om een nieuwe Favorit Monomotronic te laten ’molesteren’ door een zestal sportschooltypes in een soort van Blues Brothers outfits en dan aan te geven dat die wagens daar goed tegen konden. Immers…staalhard! Natuurlijk waren de gebruikte auto’s vooraf geprepareerd, motordeksel en kofferbak moesten tenslotte probleemloos op en neer worden bewogen en ook de portieren kregen deze behandeling. Het resultaat was schokkend overtuigend. Zelfs de grootste ‘baas’ van Pon Holdings op dat moment, de heer Wim de Grefte, vond het desgevraagd aansprekend en verfrissend. Vroeg zich alleen wel af hoelang we zouden kunnen doorgaan met deze slogan, immers, de nieuwe modellen uit Tsjechië zouden van een andere soort en aard zijn. Maar goed, ‘for the time being’ moest het kunnen. Het imago werd in ieder geval verbeterd, de spot viel, ondanks de relatief lage frequentie van uitzenden, op en de dealers voelden zich gesteund. Al was het maar omdat de afsluiter ‘Volkswagen-Groep’ hen het idee gaf dat ze nu ineens behoorden tot de eredivisie van het merkenland.

Onderliggend werkten we ook aan dealerondersteuning waartoe we een ander bureau aanstelden dat dealers kon helpen met lokale advertenties die tenminste in de stijl van het merk bleven. De Skoda-dealers neigden er namelijk toe om ongeveer alles aan te grijpen zich te profileren, mits het maar niet te veel moeite hoefde te kosten. Dus adverteerde men met veel knip- en plakwerk in de lokale sportkrantjes, op het voetbalveld of in de regionale weekbladen. Veelal met naamsvermeldingen die nog stamden uit de oude Binckhorstdagen, maar ook met een toevoeging rond de VW Groep die groter werden afgedrukt dan de merknaam Skoda zelf. Wij stelden op indicatie van de fabriek regels vast waaraan onze dealers zich op dit terrein moesten confirmeren. Dat lukte maar met mate. Ondanks alle ondersteuning was het toenmalige korps een ratjetoe van zelfstandige en kleine ondernemers die ongeveer ‘alles beter wisten dan de toenmalige importeur‘. Als die importeur nu maar voor vele tonnen reclame zou maken, kwam het bij hen met die verkopen vanzelf wel goed…. Jaja. Helaas brachten ze in de verste verten de winst niet die had kunnen leiden tot die gevraagde investeringen op reclamegebied. Rest nog om in dit stadium aan te geven dat de Favorits die we terugkregen na de opnamen van de spot, meteen naar de schadeafdeling konden waar we een totale schade van zeven duizend gulden mochten noteren. De heren figuranten hadden iets te driest de boodschap willen brengen en zo Staalhard bleken die Favorits onder die wel erg extreme omstandigheden kennelijk nu ook weer niet te zijn……

Maar we deden nog meer. We ontdekten op enig moment bij een bezoek aan een Lada-dealer ergens in het land die we wilden omvormen tot een vertegenwoordiger van het ’ware geloof’ dat de Lada-importeur een eigen krant uitgaf voor de rijders van het Russische merk. Dat vonden we een leuk initiatief en besloten dat wij dat ook moesten doen. Maar dan in magazine-vorm, iets chiquer en vol informatie over alle transformaties die Skoda in zich had op dat moment. Skoda Vizier was geboren. Het kwam goed aan bij zowel de Skoda-rijders als de dealers. Het was een aardig blad en het heeft nog jarenlang daarna bestaan. We deden om de kosten te drukken, zelf de redactie. Maar laten we niet vergeten dat er ook enkele dealers waren die wel zeer pro-actief bezig waren klanten te binden, zoals het toen bekende dealerbedrijf van Lakeman uit De Rijp. Brutaal als de beul en met veel steun van Jaap van Rij die de financiele onderbouwing in elkaar stak, leverde Lakeman een zestal Favorit Pickup’s via een lease contract en met metalen opbouw aan de lokale PTT. Voor de postbezorgers een stap vooruit, voor Lakeman en Skoda een aardig stukje publiciteit dat wij niet verloren lieten gaan. Los van de afgunst bij sommige collega-dealers die meenden dat zij dit op deze wijze ook konden, was het toch vooral een positieve benadering die ons allemaal een steun in de rug was. En dat we er in Skoda-Vizier veel aandacht voor hadden spreekt voor zich. Overigens gaf de PTT na deze deal met Lakeman direct een instructie af dat Skoda niet behoorde tot de preferente aanbieders van vervoer voor deze postbestellers. Dat was indertijd namelijk Renault. We waren gewoon door de mazen van de binnen het bedrijf geldende regels op dat gebied geglipt. Met dank aan onze eigenwijze Noord-Hollandse dealer die zijn markt wel actief bewerkt had. In het verlengde van dit verhaal mag niet onvermeld blijven dat ook een dealer uit Enschede, Kuster, in staat was om een reeks Pickups te verkopen aan zijn lokale gemeente. Ook een prestatie die we de nodige aandacht gaven. Overigens moet ook nog even worden vermeld dat in de jaren voor Pon importeur werd het contact tussen fabrikant, land en gebruikers bij Skoda zelf werd onderhouden via een heel leuk gemaakt en overtuigend magazine, dat onder de naam Motor Revue verscheen. Je kreeg er als dealer maandelijks een paar geleverd die we niet alleen in die jaren helemaal stuk lazen maar ook op de leestafel in de showroom neer legden. Zoveel steun kreeg je niet, dus alle hulp was welkom. Wordt vervolgd – (Beelden: Yellowbird archief/Skoda/Pon/internet)

Angie Dickinson – kent u haar nog?

Zo af en toe krijg ik ineens een soort brain wave en moet dan zomaar ineens denken aan intussen vergeten filmsterren. Vaak vrouwen, die maken nu eenmaal meer indruk op me dan mannen, u wilt me wel vergeven in deze gender neutrale wereld anno 2019. De naam die me onlangs te binnen schoot was die van Angie Dickinson. Een in haar hoogtijdagen erg interessante en knappe verschijning die heel wat films met haar persoonlijkheid vulde en ook in series de nodige rollen mocht spelen. Geboren in 1931 is ze nog steeds levend en wel en dus intussen 88 jaar oud. Dickinson dankt haar achternaam aan haar eerste echtgenoot. Dat was een American Footballspeler. Ook in die periode nam ze acteerlessen en startte haar carrière. Als je ziet in welke series en films ze allemaal speelde duizelt het zowat. Ongekend. Ze was opvallend omdat ze ondanks haar uiterlijk weigerde om typische blondevrouwenmetweinighersens te spelen. Ze had een afkeer van het type Marilyn Monroe of Jayne Mansfield. Niet zo gek als je weet dat Dickinson in haar jonge jaren een graad in ‘handelswetenschappen’ behaalde. Inhoud wilde ze, charisma had ze.

Haar doorbraak voor de TV behaalde ze in de serie ‘Police Story’ die later een spin-off kreeg met haar in de hoofdrol. Vier jaar lang was ze in die reeks (Police Woman) te zien. En ze bleef actief als actrice tot het begin van deze eeuw. Later deed ze nog mee in een soort liveshow waarin mensen tegen elkaar pokerden. Als goede pokeraarster voelde ze zich daarin prima op het gemak. Dickinson was tussen 1965 en 1980 getrouwd met Burt Bacharach waarmee ze een dochter kreeg die helaas leed aan allerlei aandoeningen en zichzelf in 2007 van het leven beroofde. Haar echt allerlaatste rol speelde ze op 76-jarige leeftijd in Mending Fences, een Tv-film. Daarna werd het stil om haar persoon. Je kunt je voorstellen dat ze na het overlijden van haar kind ook geen zin meer had. Daarbij zijn oudere actrices ook niet meer zo gevraagd in het moderne mediawereldje. Angie Dickinson, wie in de jaren zeventig tv keek zal haar wellicht nog kennen als Leann ‘Pepper’ Anderson. Een ook in ons land uitgezonden serie met haar in de hoofdrol. Of ze daarna nog bij de gemiddelde Nederlander in de herinnering is gebleven is de vraag. Een vraag die ik met dit verhaaltje even trachtte in te vullen of beantwoorden. (Beelden: Internet/Wiki)

Spreekfatsoen….

Stel je nu eens voor dat je tijdens een gesprek met je partner, vrienden, collegae of wie ook, telkens in de rede wordt gevallen als jij iets wilt vertellen. Wat doe je dan? Praat je door, ga je wat luider spreken of zelfs schreeuwen of houdt je de mond en laat jouw persoonlijke fatsoen zien?! Wie het eerste als reflex voelt zal naar mijn idee ideaal geschikt zijn als politicus anno 2019. Kletskoekers met een zelf bedachte boodschap kwaken dwars heen door de argumenten van anderen. Je stelt een vraag en als het antwoord je niet bevalt klets je daar dwars doorheen. Het resultaat, zo bleek recent bij het door RTL uitgezonden ‘lijsttrekkersdebat’. Met name de in de achterban bejubelde voorlieden van D66 en Groenlinks luisteren niet naar argumenten maar hadden van hun ‘spindoctors’ advies gekregen de ander er onder te kletsen. Schreeuwend desnoods!

De ‘goede groene zaak’ vraagt daarom volgens hun eigen redenatie.  We hebben nu de kans naar Noord-Koreaans model onze boodschap uit te dragen. Tegenstand is zinloos, en we schilderen die mensen met kritiek op onze heilige boodschap gewoon af als ‘nationalistisch’ of ‘niet ter zake kundig’. Intussen benutten we zelf onbewezen feiten en cijfers. Want winnen zullen we. Nu ging het in dat debat toch over de aanstaande verkiezingen van de Provinciale Staten die deels verantwoordelijk zijn voor het aan banen helpen van uitgefaseerde politici van de tweede garnituur die in de Senaat wetten zoals die idiote ‘Energietransitie’ moeten beoordelen op het realiteitsgehalte. Hoe groter het aandeel van links, hoe sneller we met zijn allen aann het financiele infuus hangen. Maar dat is voor die schreeuwers niet relevant. De man die het best bleek opgewassen tegen al dat verbale geweld was Dijkhof van de VVD. Aangename man, lastige boodschappen bracht hij netjes en duidelijke voor het voetlicht. En was uiteindelijk toch de morele winnaar van de avond.

Want slechts samenwerking en overleg kan ons land redden. En niet die loopgraven waarin Jetten en Klaver samen hun groene derrie zitten uit te poepen. Dat er dan aan de andere kant van hetspectrum wat lieden zijn die roepen over uit de EU stappen en zo voort neem ik maar mee met een korrel zout. Grappig ook om te zien dat de nieuwe erfgename van de SP zelfs de voorgekookte antwoorden van haar opponent uit haar hoofd kende en van de leg raakte toen die antwoorden anders bleken uit te pakken. Fatsoen, het was er niet en zo zag ik wat ik altijd al beweerde voor mijn eigen ogen afspelen. Het populisme komt tegenwoordig van links. Van partijen die vroeger het fatsoen hadden om tegenstanders uit te laten praten. Doet men nu niet meer. En dat is geen goede ontwikkeling. Ik voorspel derhalve dat ook deze verkiezingen op de 20e a.s. weinig overtuigde stemmers trekken. We geloven die lui niet meer. En rara aan wie ze dat zelf te danken hebben….. (Beelden: internet)

Heteluchtmotor – Nieuwe kansen??

Wie mij nu al een jaartje of twaalf volgt op mijn blogs weet dat ik niet veel op heb met lieden die van alles en nog wat beweren zonder bewijs voor hun stellingen. Feiten zijn nl. anders dan meningen. Als je dus gek bent op elektrische auto’s is dat nog steeds geen bewijs voor je gelijk. Je geeft een mening. En wellicht niet zo goed onderbouwd ook nog.  Dat elektrische rijden stamt van dik een eeuw geleden. En kwam er niet omdat al snel bleek dat de toenmalige benzineauto’s heel wat efficiënter waren. Zelfs stoommobielen waren nuttiger in het gebruik. Stoom? Jawel, net als stoomlocomotieven en andere werktuigen draaiden die wagens op een stoommachine die met kolen (of later olie) werden gestookt. Nog wat later verscheen de super-efficiënte Diesel. En veranderde ons autorijden volkomen. Een motor die af en toe nog wel eens voorbijkwam was de zeer efficiënte Stirlingmotor.

Een gesloten circuit dat draait op hete lucht en daarbij in staat is om vooral stationair kracht te leveren. Een uitvinding die al een jaar of tweehonderd geleden werd gedaan en steeds verder geperfectioneerd. Via wat extra apparatuur als een regenerator blijft het systeem gesloten en is die Stirling schoon en efficiënt. Net als elektrische auto’s en stoomwagens werden auto’s met Stirlingmotoren gezien als niet handig en weinig efficiënt. Jammer, want in onze moderne tijd zou er heel wat eer mee te behalen zijn. Stirling, jawel de man was officieel de uitvinder van de heteluchtmotor, dankte een deel van zijn technische innovatie aan een nog veel ouder concept, dat al stamt uit 1699 en kwam uit de handen van de heer Amontons. Kortom, een heel oud principe, maar niet doorgezet naar onze moderne tijd.

Al draaien er nog wel wat pompen en andere stationaire machines op deze motoren. Grappig genoeg gebruikte ons eigen Philips Stirling motoren om stroom op te wekken in derde-wereld-landen waarmee men daar radio’s van het merk kon beluisteren, of later Tv’s. De Zweedse marine gebruikte Stirlingmotoren aan boord van haar onderzeevloot. Later nam ook Singapore soortgelijke schepen in gebruik die ook op Stirlingmotoren draaiden voor wat betreft de opwekking van stroom. En daar komt dan mijn stelling weer omhoog. Waarom gebruiken we die techniek niet om stroom op te wekken bij die huizen die nu het risico lopen vol behangen te worden met zonnecellen of zelfs een windmolen van tientallen meters hoogte in de tuin. Die motoren zijn buitengewoon efficiënt, zijn relatief stil, en zijn juist interessant als de kosten voor opwekken stroom of de bekende brandstoffen stijgen. Luchtmotoren die niet neigen naar luchtfietserij. In deze jaren vol indoctrinatie vanuit de linkse beweging een prima alternatief. Nu eens zien wie de feiten kent en er iets in ziet. Techniek uit de 17e eeuw benutten in de 21e. Dat is me wat! Wie er iets in ziet moet het maar melden. Wellicht kan ik een businessmodel opzetten er voor……Zou Skoda ze trouwens maken?? Toch eens vragen…..(Beelden: Internet/Auto.blog-archief)