Het was toen ik het verhaal schreef over die man die zijn geest kon verplaatsen en uiteindelijk op de foute plek terecht kwam, dat ik eigenlijk wat dieper na ging denken over de scheiding van lichaam en geest. De ziel die eeuwig doorleeft, het lichaam dat tot stof zal vergaan. Het vroegere katholieke geloof heeft ook bij mij haar sporen nagelaten. Gelovigen neigen er zonder twijfel toe uit te mogen gaan van die scheiding. Je verwisselt het aardse voor het hemelse en als je niet braaf was, de hel. Zo wordt het je als gelovig opgevoed kind allemaal bijgebracht en er bestaan hele handleiding in de vorm van de Bijbel en zo meer, hoe dat proces zal verlopen. Omdat wij mensen maar niet kunnen uitgaan van die definitieve dood. Nee, de mens leeft eeuwig door. Over hoe dat dan zal gebeuren maken we ons hooguit illusies, maar de wetenschap is er nog nooit in geslaagd te bewijzen dat er iets onstoffelijks bestaat als een ziel.
Wat wel bijzonder blijft, mensen zijn in staat na te denken, te communiceren, we ontwerpen van alles, we maken muziek, reizen in de Ruimte. Er zijn geen diersoorten bekend waar die evolutie ook plaats heeft gevonden. Dat denkvermogen maakt ook dat we over de zin van ons bestaan zelfstandig kunnen nadenken. Al weet ik niet zeker of mieren dat wellicht ook doen, maar kunnen wij dat denkproces helemaal niet opvangen. Mensen zijn dus vreemde wezens. Vanaf de eerste momenten dat wij rechtop zijn gaan lopen en ons vestigden in holen en later plaggenhutten denken we ook bewust na. Over alles. Het geloof vindt zijn oorsprong in die oerbewoners die elke boom, vulkaan, zon of planeet aanzagen voor ‘goden’ die boven hen werden geplaatst. Over de hele wereld was het eigenlijk nergens anders.
Of je nu naar het klassieke China kijkt, de Zuid-Amerikaanse Indianen bestudeert of het houdt bij de ons meer bekende volken in het Midden-Oosten, aanbeden werd er. En dat moet toch ergens vandaan komen. Dat duidt op een sterk zelfbewustzijn en een gevoel dat dit er niet voor niets is. Dieren vreten elkaar op in de natuur na de dood. Wij begraven. Voortgekomen uit de gedachte dat we ooit zullen opstaan uit diezelfde dood als de ‘Verlosser’ voorbijkomt en ons weer verenigt met ons oude stoffelijke lichaam. Wellicht dat gecremeerden dan ook weer uit hun eigen stof ontstaan, maar dat is mogelijk een brug te ver. Spirituele en niet meteen gelovige mensen, denken dat we na de dood als ziel weer worden geplant in het lichaam van een nieuw leven. Kan een kat zijn, een ezel of een ander mens. Voor sommigen is dat een wens, anderen zien dat toch als angstdroom. Een violist die terug moet komen in het lijf van een slang krijgt het heel erg lastig. Maar er zijn vast mannen die wel eens vrouw willen zijn en omgekeerd. En die elkaar dan in dat nieuwe leven weer tegen het lijf lopen en datgene doen wat ze in hun eerdere leven ook deden, maar dan van de andere kant benaderen. Wie weet hoe leuk dat is. Mits je natuurlijk terug mag komen in een land als het onze waar we nog in vrijheid leven. Je zult maar worden onderdrukt en je eigen karakter hebben meegenomen uit dat Hollandse boerenkoollandje. Krijg je toch problemen. Kortom, veel om over na te denken. Overigens was ik nog niet van plan die splitsing van lichaam en geest nu al door te voeren hoor. Maar er over nadenken kan geen kwaad toch? Hoe denk jij als lezer over deze kwestie. Laat eens weten of ik me alleen de kop zit te breken over dit onderwerp….

Ik kan mij nog goed die vroegere edities herinneren van het jarig zijn. Feestjes waar je als kind aardig door van de leg kon raken. Immers, in die vroegere jaren was verwennen geen normaal gedrag binnen hard werkende gezinnen waar geld verdienen nog wat meer voor de toekomst was weggelegd. Maar die verjaardagen waren feestjes. Je kon er meestal ‘s-nachts slecht van slapen. Hoopte op een stukje extra aandacht, op een taartje of een erg aardige cadeautje. Want ook dat was natuurlijk niet zo maar een vaststaand gegeven. Kinderen van nu menen al snel dat zij recht hebben op de inhoud van een half filiaal van Bart Smit of Intertoys, maar in onze jonge jaren was je al blij met een enkele Dinky Toy. En gelukkig kwamen die er ook altijd. Gekoesterde modellen die ik in veel gevallen nog steeds bezit. Hoe fraaier dat model, hoe meer je te melden had als later op die dag de familie voorbij kwam. In ons gezin was die familie niet zo groot, maar wel gretig waar het ging om informatie inwinnen over hoe het ons verging.
Hoe beter het gezinsinkomen aan onze kant ontwikkelde hoe zuurder er aan de andere kant van de familie werd gekeken. En wij waren zodanig geindoctrineerd dat we dan in ons kindervuistje lachten om die afgunst. Immers, in de rest van het jaar was het bepaald geen overbodige luxe allemaal. Maar dat ophouden van het imago was altijd belangrijk. Later werden de verjaardagen minder belangrijk. Ik zag zelfs een aantal jaren af van viering, omdat we dan mensen op bezoek kregen die net als vroeger alleen maar kwamen kijken hoe het ging en of we niet te veel kapsones hadden ontwikkeld. In onze families een doodzonde. Doe maar gewoon en zo. Maar de vrienden die we ook toen al koesterden waren veelal meer dan welkom. De cadeau’s daarbij minder belangrijk dan in mijn jeugd. Toen we iets ouder werden werd de verjaardagviering een blijmoedig onderdeel van de vrije tijd.
Die schaars was geworden door het vele en harde werken. En nam ik meestal een drankje om het feit te vieren dat ik er nog was. Zeker na rampjaren (zoals in 1988 toen we met veel narigheid te maken kregen) koester je toch het feit dat je weer een jaartje ouder mocht worden en de gezondheid jou niet in de steek liet. Ook als je iets meemaakt wat heftig is (zo viel ik net voor de Kerst van de trap die onze derde met de tweede verdieping verbindt en ik daarbij alle dertien treden pijnlijk beroerde en en-passant ook nog een leuning sloopte) bedenk je je wel dat het nooit zeker is dat je die volgende verjaardag zo maar automatisch mag meemaken. Kortom, als je dan jarig bent moet het gevierd. En dat doen we morgen. Op de zesde! Het aantal kaarsjes wordt telkens groter, maar mij hoor je niet klagen. Ik vrees wel dat die Dinky Toys er niet meer inzitten dit keer. Zijn andere dingen voor in de plaats gekomen en ach….die modellen koop ik tegenwoordig zelf. In veel te grote aantallen, de familie zou er van opkijken!!
Onlangs was ik met heel lieve vriendjes in gesprek. Het ging over het onderwerp ‘vriendschap’ en wat de inhoud daarvan eigenlijk kon betekenen voor betrokkenen. Vooropgesteld, vriendschap is een keuze. Van beide kanten. En ik ben van de soort mensen die meent dat vriendschap niet beperkt hoeft te blijven tot mensen van dezelfde leeftijd of hetzelfde geslacht. Als mensen leuk zijn, bij je passen, je het warme gevoel geven dat ze er altijd voor je zijn, dat ze onderdeel van jouw leven willen zijn zonder er meteen iets voor terug te verlangen, neig ik al snel naar de stelling dat dit dan ‘echte vriendschap’ is. Van die soort ken ik er in de loop van mijn intussen vele jaren best een aantal. Niet alleen voor het delen van je dieptepunten uiteraard, al lijkt dat meer voor de hand te liggen dan het delen van je evt. hoogtepunten. Maar het gaat uiteraard ook om zoet en zout, om leut en verdriet. Echte vrienden snappen ook dat je weleens wat minder in je vel zit of dat je iets anders wilt doen dan zij in de bol hadden.
Ze claimen jou net zomin als jij dat omgekeerd bij hen doet. Drempelloos van elkaar genieten. Dat maakt het leven leuker, warmer, geeft meer inhoud. Want bedenk je maar eens hoe het leven moet zijn zonder mensen om je heen die je echte vrienden mag noemen. Veel van mijn persoonlijke vrienden zijn mensen die ik via het ‘werk’ als collega leerde kennen. Mensen die je daardoor toch dagelijks meemaakte en die al dan niet op jouw frequentie bleken te zitten. De rest daarvan ben je na vertrek vaak snel vergeten. Verdwenen in het mandje van de geschiedenis, ook al hebben die zelf waarschijnlijk weer een heel andere groep mensen om zich heen die zij weer hun vrienden noemen. Soms bewegen vrienden zich ook in jouw eigen familiekring of omgekeerd. Als de band sterk is blijkt het elastiek soepel…. Maar in al dat geïdealiseer realiseer ik me ook dat er in de loop van de tijd ook mensen door de mand vielen, niet echt de vrienden waren die jij ervan verwachtte.
Mensen die kennelijk gingen voor het eigen gewin, die zochten naar persoonlijk vertier, of eenzijdig keken naar wat jij hen te bieden had. Maar omgekeerd nauwelijks bereid bleken iets terug te geven. Ik zag dat indertijd al bij mijn moeder. Die was van het type ‘verwendevriendendanvindenzemevastleuk’. Dat lukte maar met mate. Het bracht uiteindelijk niets. Bij haar begrafenis stonden alleen familieleden aan haar graf. En een paar echte vrienden van ons. Vanaf het eerste uur. Uit respect, en om ons te ondersteunen. Maar die mijn moeder zelf niet eens had gekend. Kijk, dat is pas echte vriendschap. En die koesteren we. Hoe is dat bij jullie lieve lezers? Ook van die geweldige vriendschappen waar je helemaal blij van wordt? En zijn dat er nu (nog) veel of weinig? Ik ben benieuwd.
Zwart is zwart en wit is wit. Zoeken naar grijstinten heet een compromis. En dat is dan zoveel als een schikking tussen partijen waarbij ieder daarvan een beetje toegeeft. Hoe vaak het ook lijkt alsof dit land sterk is in het sluiten van compromissen, in de praktijk van alle dag zijn we dat niet echt. Komt ook omdat mensen tegenwoordig over niets en nergens een mening hebben en die vaak en luid verkondigen. Vanuit iets van (beter)weten of omdat ze iets delen van derden waarvan ze de waarheid zelf onderschrijven of vermoeden dat het gedeelde juist is. Bij politieke of geloofskwesties zie je dit veel voorbij komen. Je hebt tegenstanders van Wilders en die zijn ingegraven over diens anti-islam denken, terwijl de voorstanders precies het tegenovergestelde vinden. Zodra je dan met modder gooit die gericht is op de mensen met de andere mening is elke discussie op niveau al op voorhand verloren. Om over het compromis maar te zwijgen.
Zo gaat het ook over de islam als geloof of de uitwassen die deze stroming met zich meebrengt, of pakweg de al dan niet stijgende zeespiegel in relatie tot ons menselijk handelen. Je bent voor of je bent tegen. Het compromis komt er bijna nooit uit. Dat zorgt ook voor veel geschreeuw, gescheld, vervloeken van tegenstanders en zelfs het boycotten van mensen die het niet met jou eens zijn. Je zult vast weleens zo’n situatie zelf hebben meegemaakt of ervaren en daar het jouwe van denken. Ik zal echt niet achteraan gaan staan als hiervoor de vinger moet worden opgestoken. Discussies op inhoud moet je altijd voeren. Maar zodra het persoonlijk wordt, mensen die je helemaal niet kennen allerlei persoonlijke getinte verwijten jouw kant op slingeren is het voor mij snel klaar. Zwart is zwart, wit is wit. Grijs komt niet voor. Al is gedekt grijs in driedelig kostuum nog best wel aardig om bij gelegenheid aan te trekken. Of is een zilvergrijze auto in mijn optiek nog steeds erg fraai. Maar dat zullen anderen weer met me oneens zijn. Die vinden een T-shirt met opbollende haargroei daaronder interessanter of willen per se een gifgroene of felrode auto berijden. Van mij mag dat. Altijd. Mits je me maar niet gaat wijsmaken dat het een beter is dan het andere. Want dan bereiken we echt geen compromis. Never! Nooit!

De tijd vliegt, ik roerde het wel eens eerder aan. Zeker als je voorbij de 50 bent lijkt het wel of je van een glijbaan af vliegt in de richting van het einde van je leven. Nu bedoel ik dat niet zo als het wellicht leest, maar het lijkt wel zo te zijn dat naarmate je ouder wordt de dagen geen 24 maar slechts twaalf uren kennen. Even terugkijkend in een archief kwam ik er achter dat ik in juni dit jaar precies tien jaar lang mijn wetenswaardigheden en meningen deel met de wereldwijde weblezers en medesocials. Aangestoken door iemand die ik had leren kennen op een Webforum startte ik indertijd schoorvoetend met een weblog waarin ik korte en op dat moment nauwelijks relevante informatie deelde. Dat werd al snel anders. Medebloggers werden ‘aangesloten’ en omgekeerd keek ik regelmatig wat anderen zoal oreerden. Dat kon gaan over de kat van de buren of de verkeerssituatie in Gent. Soms kwam er iemand voorbij met een ondeugend verhaal, dan weer iemand die een compleet ziekteproces tot in detail beschreef.













