Kamperen…

Nu geen middel onbeproefd lijkt om ons met zijn allen in eigen land vakantie te laten vieren en we bepaalde buitenlanden niet meer mogen of kunnen bezoeken, lijkt het er op dat veel mensen de tent weer in ere doen herstellen en daarmee op stap gaan. Je kwakt zo’n ding zo achterin je auto of op het dak, dan wel in de overhaast aangeschafte aanhanger, en hup…op weg naar Texel of Vaals. Ter plaatse lekker uitpakken, je tentje opzetten (uuuuuren werk) en dan maar hopen dat het niet gaat regenen of dat je net die ene plek uitzocht waar ook een op grasniveau gebouwde wereldstad te vinden is vol bosmieren of steekmuggen. Dan ga je koken op een gasstelletje, of je neemt je Action-bbq en doet je best om dat aan het branden te krijgen. Elke keer dat je moet toiletteren loop je langs tientallen andere tentbewoners naar het vaak centraal gelegen sanitaire gebouwtje waar het natuurlijk altijd stinkt en plakt. Ook het eventuele douchen mag je daar doen. De uitzonderingen daargelaten is dat het beeld wat ik zelf kreeg van campings of wat daar voor doorgaat.

En ik heb het niet van een vreemde. Ooit, in mijn vroege jeugd, besloten mijn ouders dat een kampeervakantie wellicht een leuk (en betaalbaar) idee was met de kinderen samen. Nou, die kinderen waren klein, maar zagen er weinig in. Toch werd met een geleende tent het plan doorgezet en stonden we na een paar uur (door)rijden in het Limburgse Berg & Terblijt in een boomgaard tussen andere tenten te genieten van de kwetterende vogels en het lekkere weer. Ik ruik nog het spiritusstelletje waarop werd gekookt en de vriendelijke glimlach van mijn moeder die vond dat het eigenlijk wel meeviel met dat gevreesde gebrek aan comfort. We hadden nog niet geslapen natuurlijk. En dat kwam er ook niet van want midden in de nacht brak een onweer los dat het midden hield tussen een wolkbreuk en het einde der tijden. Omdat mijn leasepa ook niet meteen een kampeerder was had hij geen gleuven gegraven rond de tent, dus stond binnen de kortste keren het water op het grondzeil.

Drijfnat werden we. En wij kinderen mopperen. Gelukkig mochten wij in de auto slapen, wat we graag deden. Die was tenminste droog en veilig. Mijn ouders hielden het nog even hozend en gravend vol. Maar ‘gek genoeg’ werd de volgende dag, het was opnieuw prachtig zomerweer geworden en de tent weer snel gedroogd, besloten dat de kampeeroefening voorbij was en checkten we in bij een fraai maar best prijzig hotel in Valkenburg. Nu werd de glimlach van ma toch een stuk groter en mijn leasepa vond alles best als hij maar niet weer in die tent hoefde. Sindsdien was kamperen geen enkele optie meer. Altijd in hotels of logementen waar je comfort kreeg en lekkere ontbijten. Er werd een jaar lang voor gespaard, maar dan had je ook wat. En ik nam die gewoonte over. Meer dan mijn oudere broer die altijd iets is blijven houden met dat avontuurlijke van kamperen. Met de tent of caravan, hij smult er van. Ik niet, voor mij is het een gruwelijk idee als er geen bunkerachtige betonlaag zit tussen mij en de buitenlucht tijdens een verblijf in een ander dan mijn eigen bed. Nu ben ik op dat punt een lastige slaper, maar veel hotels bieden me voldoende comfortabele bedden en rust dat het alsnog na een tijdje lukt. Kortom, zoals ik al aangaf in mijn blogverhaal over tripjes (19-6-20), ik ga voor de steden en de hotels. Kort maar krachtig, en vol comfort. Het mag iets kosten, maar dan denk ik er ook vaak met meer plezier aan terug dan rond dat kamperen. Niks voor mij. Wie er wel van houdt moet het maar zeggen. Ik lees met plezier…of afschuw….Net hoe de pet staat….(Beelden: Internet/Archief)

Bijzondere reis in een IFA stationwagen…

Toen ik een paar weken terug het Oostduitse merk IFA even onder de aandacht bracht van de lezers hier, vermeldde ik al dat daar nog een aardig persoonlijk verhaal over te schrijven viel. Dat werd al een keer aangetipt in mijn vervolgverhaal over dat leven met de Vliegende Pijl. Maar hier dus nu wat uitgebreider. In die jaren waarover ik spreek deed mijn leasepa in auto’s. Altijd wel een paar verschillende merken voor de deur die moesten worden verkocht, en voor eigen gebruik dan even een paar weken een auto die op naam werd gezet voor uitstapjes en korte vakanties. Mijn wat oudere broer was toen in de leeftijd dat hij al brommer mocht rijden en die had een exemplaar gekocht bij de ooit hier ook al eens gepasseerde ‘Ome Leo’, een goede vriend van de ouders met een eigen fietsen- en brommerzaak naast een investeringsbedrijf voor panden in hartje centrum Amsterdam.

De brommer van mijn broer was overtuigend van lijn en kleur, leek het meest op een TT-racer met 50cc blokje en was voor normaal gebruik uitgevoerd met een bagagedrager achter de buddy-seat. Broerlief, helemaal 16 jaar oud, besloot om op dit ding samen met een aantal vrienden met soortgelijke vehikels naar Limburg af te reizen voor een feestelijke vakantie. Best avontuurlijk natuurlijk. De diverse ouders waren niet al te enthousiast maar broerlief had een karakter dat nog eens extra eigenwijs was door de situatie thuis, dus uiteindelijk mocht en vertrok hij. Leasepa richtte intussen zijn pijlen op de handel. En kocht zich een IFA Stationwagen in een muisgrijze kleur die in meer dan goede staat van dienst verkeerde, maar qua banden wel een opknapbeurt verdiende. Maar ja, handel….dus dan was dat niet het eerste wat je verving.

Na een dag of wat kwam er een telefoontje. Broerlief was gestrand. De brommer had het opgegeven. Deed niets meer. En hij zat in een tentje ergens te kleumen in de toen ook al veel vallende zomerse buien en matige zomers. Hij wenste ‘Ome Leo’ een enkele reis Timboektoe, want die had het tweewielertje toch echt nog nagekeken voor broerlief was vertrokken. Kortom, nood maakte deugd. Ons gezin pakte noodzakelijke dingen in de IFA die werd omgetoverd tot auto van dienst en we vertrokken met de pruttelende DDR-tweetakt naar het zuiden van Limburg. Na een verder ongestoorde reis kwamen we tegen de avond aan in Valkenburg en zochten broerlief op. Die kampeerde in de constante regen ergens op een modderig stukje land bij een boer in Bergh-Terblijt. Was blij ons te zien.

Maar ja, terug naar huis om dit uur was ook niks. Dus we sliepen als gezin in de IFA (ruimte zat) en hij in zijn tentje. Volgende ochtend werd de brommer met behulp van de vrienden die waren gebleven om broerlief te helpen naar het station gesleept om met de NS naar Amsterdam te worden afgevoerd. En wij stapten in de IFA en reden richting huis. Maar dat duurde niet lang. De IFA hing na een paar kilometers wel erg scheef naar rechtsachter. Onder de last van vier personen en de extra bagage was een van de banden lek geraakt.

Geen nood, reserve-exemplaar er onder. Die hield het uit tot net onder Roermond. Toen was het ook met die band over en uit. En omdat nergens hulp te halen viel en de Wegenwacht nog lang niet zo georganiseerd was als nu, zaten we opgescheept met twee lekke banden en een IFA die dus eigenlijk niet meer kon rijden. Leasepa was niet vrolijk maar loste het praktisch op. Van een van de velgen haalde hij de band weg en zette de velg weer onder de auto. Zo reden we richting een benzinestation een paar kilometers verderop. Onderweg een spoor in het asfalt achter latend. Maar we kwamen er wel. De velg ging er weer af, de andere band geplakt en met de vingers over elkaar reden we verder. Thuis was het avontuur iets wat we nog jaren vertelden tijdens verjaardagen. De IFA maakte het niet meer mee, die was een paar dagen later verkocht. Zonder nieuwe banden, dat spreekt. Maar wel met een nieuwe reservevelg. Want die was wel erg scherp geworden van dat rijden over de Limburgse straten. En de relatie met ‘Ome Leo’ was nooit meer helemaal dezelfde….althans wat mijn broer betrof.(Beelden: Internet/Yellowbird)

Kasteelheer voor een keer…

Het geweldige cadeau dateerde nog van vorig jaar toen we dat kregen voor onze halve-eeuw-samen-verbintenis. We zochten nog naar een goede besteding en die kwam dit jaar prima op zijn plekje. Het door de kinderen gegeven cadeau was voor een luxe hotelovernachting in een Kasteel, de cadeaudrager heette Bongo en onze gekozen bestemming Kastel Daelenbroeck in het Limburgse Herkenbosch. Dat bleek een meer dan goede keuze. Dat kasteel ligt aan de buitenkant van de rustige plaats Herkenbosch, omgeven door landerijen en wat bossages. Het oogt oud, maar is relatief nieuw. Het landgoed dateert uit de 14e eeuw en het grenst aan schitterende buurgebieden in Midden-Limburg. De indeling van dit hotel in kasteelvorm is bijzonder. In de grote en later toegevoegde toren is op elke etage een appartement te vinden, met terras.

Andere kamers zijn verdeeld over bijgebouwen. In een daarvan zaten wij onderdak. En hoe. We kregen een split-level-appartement toegewezen waarbij je beneden een suite hebt met minikeukentje en TV. Een uitgebreide zithoek zorgt ervoor dat je het prima kunt redden hier. Ook een huisdier zou hier eventueel mee naar toe mee mogen, een mand stond al klaar. Boven vind je een uitgebreide slaapkamer met heerlijke bedden, en een bijzonder ruime badkamer. Het ligbad alleen al was goed voor twee personen, maar je zou er ook met drie in kunnen als dat nodig zou zijn of gezellig…. En dat alles weer afgewerkt met de fraaiste en modernste materialen. Ook boven is een tv gemonteerd en er is airco maar ook wifi.

Grote ramen zorgen voor frisse buitenlucht als je daar behoefte aan hebt. Dit was overnachten op niveau. En dat werd nog beter toen we naar het centrale gebouw werden uitgenodigd voor het ontbijt. Wat een aardige dame die ons daar bediende en wat een keuze. Geweldig. En alles in de ambiance die hoort bij een kasteel. Wij genoten ervan. De geschiedenis van het gebouw is op zich al erg aardig om eens op te zoeken, wel is duidelijk dat wat oud lijkt het eigenlijk helemaal niet is. Delen van dit complex zijn pas recentelijk opnieuw opgeleverd. Er is vele jaren besteed om het in oude luister te herstellen, want het was ooit een vervallen ruïne.

Het kasteel dient ook als ontmoetingsplek voor zakelijke activiteiten. Je zou hier kunnen vergaderen, en tegelijk met je collegae wandelen of fietsen. Roermond ligt niet te ver weg, maar ook het witte stadje Thorn is relatief dichtbij. Ik raad dit kasteel zeker aan voor dit soort doeleinden. Is er dan niks op aan te merken? Nou ja, toch wel. In onze kamer zat precies waar de trap een draai maakte een gordijnroede voor de raambedekkers op de benedenetage. Prachtig, maar deze waren geheel in stijl gemaakt van een soort smeedstalen speerpunt. Als je uitglijdt van die trap en je komt daar fysiek met de bol tegenaan lijkt mij het leed niet te overzien. Daarbij kwam ook dat de parkeerplaatsen (uiteraard gratis) op plekken liggen onder vruchtdragende bomen. Van eikels tot appels. En dat spul viel tijdens ons verblijf regelmatig uit de bomen. En dat is vervelend als jouw auto net getroffen wordt. Men waarschuwt wel met kleine bordjes voor dat fenomeen, de combi van deze bomensoort en glimmende bolides is naar mijn idee niet zo handig. Maar dat zijn maar kleine opmerkingen. Rapportcijfer 9.0 is wat ons betreft meer dan verdiend. Een cijfer 10 kan worden bereikt als je ff die speerpunt weghaalt en netten onder de bomen hangt…(Beelden: Yellowbird archief)

Van paarden en kolenboeren…

Mensen van mijn leeftijdscategorie hebben heel soms de neiging om terug te kijken naar een tijd waarin de wereld nog simpel was en ongecompliceerd. Zo ook ik. Onlangs had ik met iemand een gesprek over paarden. Paarden? Jij? Ja…paarden! Niet omdat ik nu per definitie zo houd van die beesten, maar wel omdat in mijn jeugd paarden nog gewoon dienstdeden als voor karren met lading lopende dieren die daarna in een loods werden opgeborgen die gewoon in onze woonstraat te vinden was. Schillenboeren waren er gek op, net als de lokale voddenman. Vandaar ook dat we in onze straat een echte smid hadden zitten. Waar men nog ouderwets (toen al) hoefijzers op de benen van die hardwerkende dieren aanbracht. Het rook heel specifiek en ik weet nog dat die smid en zijn maatje ook in zijn loods rond lopende ratten op wrede wijze te lijf ging. Hij sloeg ze tot moes met zijn gereedschap. Paarden en ratten, het hoort sindsdien voor mij bij elkaar.

Onze woonstraat was een heel normale straat en dus had je in die jaren op verschillende plekken middenstanders zitten die hun nering nog aardig wisten uit te nutten. Van snoep tot melk, van sigaretten tot serviezen. Alles wat je nodig had als gezin was om je heen gevestigd. Een van die ondernemers zetelde in een kelder onder de woonhuizen en deed in kolen. In wat? (Jonge generatie heeft geen idee meer..). Ja in kolen. Steenkolen. Uit Limburg! En dat spul stookten we vrijwel zonder uitzondering in de huizen en winkels van die periode. Meestal bunkerden we van tevoren een paar mud van dat spul in voorraad. Steevast in een kolenhok dat op de etage waar we leefden naast de ingang naar de kamer was gelegen. En als je echt veel geld en ruimte had, kwam er een hele berg op zolder te liggen. Maar dan moest je wel steeds met je kolenkit naar boven om de voor de warmte van de dag benodigde voorraad te halen.

Die kolen gingen er bij (toen nog vaak voorkomende) strenge winters snel doorheen. En dan moest je soms voorraad bijhalen. En daar was dan die ‘kolenboer’ goed voor. In zijn kelder verkocht die niet alleen jute zakken vol van dat goed brandende spul, maar ook kleinere papieren zakken. Die waren meer voor het kleinverbruik, maar daarom niet minder zwaar. Mijn lease pa tilde drie van die zakken op zijn schouder en liep dan terug naar huis, ik kon er met twee uit de voeten en dat was voor een puberaal jong best trots makend. De kachel moest roken, en dat deed zo’n ding ook. Mits steeds bijgevuld en opgepookt.  Vooral als hij door onoplettendheid was uitgedoofd en je dus uit je altijd koude slaapkamer kwam in een huis waar de ijspegels zowat aan de ramen hingen. Een hele kunst om de boel dan weer brandend te krijgen. Maar eenmaal gewend lukte dat binnen een kwartier. En dan maar even bijkomen voor je naar school ging. De kolenboer hield het nog redelijk lang vol. Tot ook in die oudere woonbuurt olie en gas gingen zorgen voor een heel ander soort verwarming en kolen uit het dagelijks leven verdwenen. Net als al die andere spullen die je toen bij al die winkeliertjes kon kopen. Nu is diezelfde straat gewoon een woonstraat. Met een enkele uitzondering zijn alle bedrijven verdwenen. Net als de paarden. Als er al eens een door die straat rijdt is het er een van de politie. Maar verder?

Halve eeuw Transavia

Kom er maar eens om in onze zo douglas-dc6-hv-phtrb-spl-0668-scan10595geregelde wereld anno 2016, maar een jaar of 50 geleden ging het qua bijzonder zaken doen toch nog een stukje anders in ons land en zo kon het gebeuren dat er ondernemers opstonden die nog een avontuur aangingen. Terwijl ze in feite de wind tegen hadden maar zich daar niet door lieten leiden. Een van die lui was luchtvaartpionier John Block. Een man die bij Martinair vanaf het begin bij dat bedrijf deel uitmaakte van de directie, maar qua karakter niet zo goed paste bij de degelijke en strenge Martin Schroder. Block was een totaal ander type. En dus zocht hij naar mogelijkheden om een eigen charterbedrijf op te zetten. Vanwege alle tegenwerking vanuit zijn oude werkgever, maar ook de KLM en de regering, besloot hij in eerste instantie om op het Maastrichtse vliegveld Beek zijn vergunning aan te vragen.

15408-boeing-737-2-ph-tvh-hv-landt-eham-sum-82-scan10086Transavia zou de maatschappij gaan heten en voor de (on)duidelijkheid voegde Block daar ‘Limburg’ aan toe. Vliegtuigen waren toen nog genoeg te vinden. DC-3’s, DC-4- en DC- 6 toestellen stonden wereldwijd te kust en te keur te koop. Block financierde zijn onderneming via allerlei wegen, en wist ook langs diezelfde wegen uiteindelijk aan een vloot DC-6 toestellen te komen die al snel werden gespoten in het nieuwe kleurenschema van zijn onderneming. En zoals het hem als proactieve ‘baas’ van het spul betaamde verkocht hij al vluchten voor opdrachtgevers terwijl hij nog niet eens mocht vliegen. Maar op 14 november 1966 kwam die vergunning er dan toch en twee dagen later steeg de eerste DC-6 van Transavia op. Richting Italië met het Nederlands Danstheater gezelschap als passagiers.

34144-boeing-737-3-hv-phtsu-cucumber-c-s-scan10419Sindsdien is er veel gebeurd. Transavia werd een begrip op de chartermarkt, later op de vakantievluchtenmarkt en sinds een aantal jaren als low-budget-airline onder auspiciën van Air France-KLM waar het als een van de weinige divisies winst maakt. Transavia wordt al heel lang niet meer geleid door ondernemers als Block. Die verdween al snel toen Transavia een meer gestructureerde vorm aan nam met nieuwe aandeelhouders. De vloot veranderde. De oude propellervliegtuigen verdwenen en er kwamen Franse Caravelles in dienst. Er zijn vast nog mensen die zich herinneren dat je met de TROS met zo’n toestel naar Groningen kon vliegen om daar een uitzending van die omroep bij te wonen. Het hield de machines ook in de wintermaanden actief. Op enig moment, lang geleden, kocht Transavia splinternieuwe Boeing 737’s.

boeing-737-8-hv-t-oEen toestel dat nu, in zijn nieuwste vorm, nog steeds de ruggengraat vormt van het bedrijf. De kleuren van Transavia veranderden ook, net als haar rol in de luchtvaart. En anders dan je bij Martinair zag dat na vertrek van de oude garde werd ontmanteld door de aangestelde managers zonder visie of kennis van de markt, bleef Transavia succesvol actief. Nu dus al weer ruim 50 jaar. Toch iets om even bij stil te staan. Vandaar dit blogje… Heb je zelf ervaringen met Transavia door de jaren heen? Laat maar lezen hier. Ik vind dat zelf erg aardig. (Foto’s: Yellowbird, LPAC, internet, archief)

Vakantie

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

In mijn jeugd was vakantie vooral de periode die in de zomermaanden bepaalde dat je niet naar school hoefde. Van verre reizen of comfortabel vervoer was echt geen sprake. In de woonwijk waar ik opgroeide was werken het devies en de ouders hadden niet zoals nu zoveel of vaak vrij dat ze wel een weekje of drie naar Spanje konden afreizen. Nee, een week was al lang. Ook bij ons thuis. Mijn leasevader handelde in vierwielers en sleutelde waar hij kon bij familieleden aan scheepsmotoren of auto’s en kwam dan vaak met een aardig weekbedrag naar huis. Niet dat we daar veel aan overhielden hoor. Hij maakte in zijn handelsjaren ook wel eens missers mee en kon ook erg aardig ‘innemen’. Een euvel dat hij deelde met meer ouders van jongens in mijn leeftijdsgroep. Die ouders hadden de oorlog mee gemaakt en ergens waren ze daardoor soms wat van het geestelijk rechte paadje af. Neemt niet weg dat wij voor de vakantie altijd ergens geld genoeg hadden en dat we dan wat je noemt ‘luxe’ op stap gingen. Met de auto. En die kwam dan vrijwel steevast uit de handelsvoorraad van ‘pa’. Een Amerikaanse of Britse Ford, Skoda, IFA of soms een DKW. Omdat mijn moeder een ingebakken afkeer had van tenten en kamperen, werd dan gekozen voor een redelijk luxe hotel of even comfortabel familiepension, liefst ergens in of bij het toen nog redelijk rustige Limburgse Valkenburg.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Mijn moeder had iets met die omgeving, vermoedelijk omdat het zo dicht bij het buitenland lag, waar zij telkens van droomde om er nog eens te komen. Maar ja, een paspoort hadden we niet en mijn ‘pa’ liet zich liever van de Vaalserberg afgooien dan dat hij ook maar een stap in Duitsland zette. ‘Teveel meegemaakt met die Moffen’. Als we na een lange rit dan eindelijk in het  hotel van bestemming waren aangekomen werd er uitgepakt. Niet alleen letterlijk, ook figuurlijk. Het mocht iets kosten. We dronken thee met taartjes, bier (voor pa) en een wijntje met wat pinda’s in een of ander etablissement en ‘s-avonds een goed diner in het hotel. Geld speelde dan even geen rol. Ik had altijd het idee dat andere kinderen uit mijn straat of school hetzelfde meemaakten tijdens die weken afwezigheid, maar dat viel meestal vies tegen. De meesten bleven in de straat hangen waar ze woonden, bezochten een dagje het Pretpark Oud-Valkeveen aan de rand van Gooi en als hun vader een auto had wellicht de Veluwe. Maar echt ver ging men in die jaren vijftig niet. Onze soort vakanties was dus best uitzonderlijk. Dat we soms drie weken na terugkomst weinig beleg op brood hadden speelde een minder opvallende rol.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Het geld vloeide waar het niet gaan kon. Maar plezier hadden we wel. En ik leerde er zo het zelf ook het Valkenburgse vermaak kennen. Net als de Vaalser omgeving en kleine stukjes Belgie. Want illegaal die grens over vonden mijn ouders indertijd best spannend. Soms pakte dat best wel verkeerd uit, want als gezegd, een paspoort hadden ze niet, zelfs geen groene kaart of zo. Maar goed, avontuur moest er zijn. Op de terugweg naar huis waren we altijd extra lang onderweg. We stopten dan in Roermond waar we ergens een maaltijd namen van friet en knakworst. Zalig! En in Utrecht nog even stoppen voor een drankje en een hard stuk metworst of zoiets. Elk jaar weer een feest. Toen ik zelf voor het eerst op vakantie ging, samen met mijn huidige vrouw, toen nog mijn verloofde, mag je raden waar we heen gingen. Juist. Maar de ware magie en passie kwamen nu van ons zelf en niet van de omgeving. Maar dat paste ook goed bij de leeftijd. Of ik toen veel heb gezien van die zelfde omgeving? Ik geloof het niet. Maar dat haalden we later nog wel in. Ben er sindsdien nog vaak geweest. Leuke bestemming, al is er intussen veel veranderd. En niet allemaal ten goede.

Feiten en vooroordelen….

SAMSUNG

Als je af en toe de onzinverhalen moet aanhoren van mensen die in  een bepaalde omgeving wonen over hoe de karakteristieken zijn van de inwoners van zo’n gebied krijg je steevast ook van doen met vooroordelen. Zo zouden Brabanders naar eigen zeggen vooral gezellig zijn en maken ze zich ivm de andere Nederlanders het minst druk over wat er zich zoal om hen heen afspeelt. Amsterdammers worden nog wel eens weggezet als arrogant, Rotterdammers als humorloze harde werkers en zouden Limburgers over het algemeen juist niet echt hard willen werken. Nou vergeet het maar. Allemaal leuk opgebouwde imago’s maar de feiten zijn anders. Kijk je naar de cijfers voor moord- en doodslag of criminaliteit zie je dat juist in Brabant deze feiten het meest voorkomen afgezet naar het aantal inwoners van die provincie. Op basis van diezelfde vergelijkingen zijn Noord- en Zuid-Holland relatief even (on)veilig als Flevoland of Overijssel. Het vooroordeel is hardnekkig kennelijk, maar de feiten liegen niet.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Wat wel opmerkelijk is, Brabanders hebben van alle Nederlanders het minste last van hoge bloeddruk. Namelijk slechts 10% lijdt daaraan. Als je het percentage van mensen met hoge bloeddruk ziet (gemiddeld 11,1% van de Nederlandse bevolking) komt dit fenomeen het vaakst tegen in Zeeland. Daar heeft 13,2% van de mensen last van een te hoge bloeddruk. Terwijl het daar toch vooral leeg, saai en winderig is. Op de voet gevolgd door Friesland (13%). Ook al zo’n regio waar mensen last hebben van een te hoge bloeddruk terwijl de omgevingsfactoren toch heel anders zijn dan in de Randstad of het door aardbevingen getroffen Groningen. En dan is er nog het goede Bourgondische leven waar met name de zuiderlingen zich zo graag voor op de borst slaan. Al ligt die streek met de naam die we ervoor gebruiken dan een stuk onder Parijs, het zuiden van ons land wil nog wel eens net als de Belgen melden dat juist daar het leven nog goed is. Dat blijkt dan niet uit de gemiddelde toekenning van Michelinsterren. In de afgelopen jaren werden die het meest toegekend  aan Zeeuwse restaurants, zeker niet aan Brabantse. De Limburgers doen het op dit punt overigens ook goed. Daar zou men met recht een claim op Bourgondische levensstijl kunnen doen. In de rest van Nederland gaat het wat dit betreft gelijk op, zij het dat de inwoners van Flevoland het wel met heel weinig erkenning moeten doen. Tot een paar jaar terug was het aantal Michelin-sterrenrestaurants daar namelijk: nul. Je zou er bijna hoge bloeddruk van krijgen!

Uitjes

HKR2Nee, dit keer geen blog over uitjes als voedsel, maar over het begrip in de zin van reisjes…Anders dan veel andere mensen die wij al dan niet goed kennen, vieren wij geen lange vakanties. Al was het maar omdat onze zwarte huisgenoot ons maar heel lastig kan missen. Dus maken wij korte tripjes. Een dagje hier een nachtje daar. Het brengt ons op nooit eerder onderzochte plekken, en soms ook weert op bekende. Voorwaarde is wel dat we een hotel hebben met bad en enig ander comfort. Het ontbijt moet ook uitgebreid en smakelijk zijn. Kwestie van uitzoeken vooraf. Dus maakten we dit jaar een paar van die tripjes en bezochten daarbij vooral het zuidoosten. Toch een leukere hoek van ons land dan het noorden of het oosten. De Brabanders en Limburgers zijn plezierige mensen in de omgang en het leven is er nog goed.

WP_006013Op ruim 1 uur rijden van de grote steden in het westen van ons land voel je je vaak al als echt op vakantie. Dit jaar een paar maal Overloon bezocht, maar ook nieuwe plekken als Helmond, Asten, Best en zo meer. Natuurlijk Roermond, en even over de grens bij de oosterburen. Aken, Heinsberg, Kleve en nog wat adresjes. Al was het maar voor het eten en de winkels daar. Gewoon relaxed boekenwinkels bezoeken, van de papieren soort die men daar nog met veel verve verkoopt. Voor ons dus geen lange vluchten of dito ritten. Dat ligt een beetje achter ons, gewoon 1,5 -2 uur en dan moet het klaar zijn. Het geeft ons het gevoel twee weken weg te zijn als we dat meer twee dagen echt waren. Langer is geen optie omdat onze Pixel dan vermoedelijk naar een dierenpsycholoog zou moeten. Bij thuiskomst krijgen we een ontvangst die er niet om liegt. Als er een kat is die ‘op ons mensen’ is, dan onze Pixel. Maar daarvoor hebben we een oplossing bedacht, en dat houdt ons even wat meer thuis dan we normaal dit jaar tot nu toe hebben gedaan. Tijdelijk, maar toch. Daarover later meer…..

Theepottenmuseum

WP_20150507_032Als je wat mensen om je heen hebt die net als jijzelf gepassioneerd verzamelen en de objecten die zij zo gretig zoeken en thuis neerzetten na aankoop of ruil zijn in dit geval theepotten, is het logisch dat je daar soms wat meer over wilt weten. Nou dat kan. Er is een echt theepottenmuseum in ons land, in het kleine Noord-Limburgse plaatsje Swartbroek (Weert) waar u vast net als ik nooit eerder van had gehoord. Het museum dankt zijn bestaan aan een soortgelijke passie van de schoonmama van de eigenaar/directeur Frits Lavell. Toen die schoonmama richting verzorgingshuis verkaste bleef haar verzameling potten over. Frits en zijn vrouw Saskia zaten al in Limburg, exploiteerden een B&B en deden nog iets in glasgravures en kunst. Die potjes konden dus gered worden. Kamertje in hun huis werd ingericht, het fundament voor het museum gelegd.

WP_20150507_014Intussen zijn we een aantal jaren verder en is het museum de 1700 potten voorbij. Het vroegere woonhuis is opgegeven, het paar woont nu op de bovenste etage en de hele benedenboel is museum geworden. En wat voor een. Een van de leukste die ik in jaren heb bekeken. Dat er zoveel theepotten waren konden we slechts vermoeden, onze eigen verzamelingen beperken zich tot die van een enkele soort, maar hier pakt men alles aan en beet. Als het maar bijzonder en curieus is. En dan worden ze in groepen ingedeeld en in vitrines geplaatst. Ruim genoeg opgezet om er nog een paar bij te bestellen, men leeft van donaties en giften, dus waarom niet. Van Britse landhuizen tot politici, van Disney tot auto’s en motoren, van beesten tot mensen, vrijwel overal bestaat in een of andere vorm een theepot van. En als iets beschadigd is kan je er altijd nog een keramisch kunstwerk van maken. Het geeft het geheel een zeer speels karakter en de informatie die met name Frist Lavell verstrekt is gezellig, leerzaam en interessant.

WP_20150507_024Het museum zelf claimt dat je hier je ogen uit kijkt, en dat is zeker niet overdreven. Wil je alles zien mag je hier wel gaan kamperen. Nu kan je zeker even gezellig verpozen in het museum. Naast een minishopje met heel leuke items, en kunst aan de wand, is er een ruimte waar je wat kunt eten en drinken. Ook dat wat je daar gebruikt moet betaald, kost een habbekrats, maar helpt bij het in stand houden van de collectie. Men vraagt geen toegang en wil op een of andere manier toch verder. Gezellige ambiance, prachtige collectie, vrij parkeren. Een topmuseum dat het zeker verdient te worden uitgeroepen tot leukste uitje van Limburg. Van mij verdienen ze deze titel (hadden ze ook in 2013 al) want je zult weinig leukere musea tegenkomen. Zelfs als je niets hebt met het verzamelen van dit spul wordt je er door gepakt…www.theepottenmuseum.nl is hun website!