Kwestie van imago..

Kwestie van imago..

Kijk, in de afgelopen periode heb ik jullie voorzien van relevante informatie over de geschiedenis en het heden, soms de toekomst van diverse automerken. Ik ben intussen gekomen tot de letter S van het alfabet. De rest gaat uiteraard ook nog voorbij komen. Wie tot nu goed heeft opgelet zal ook gezien hebben dat veel van die merken behoorden of nu behoren tot cluster-concerns als VW of Toyota, General Motors en zo meer. Dat zegt veel over de onderliggende technieken of platforms. Maakt bijvoorbeeld een Opel niet meteen Duits maar Frans.

Maakt een duur merk als Royce Royce toch minder Brits nu BMW daar de baas is en Lamborghini toch net een snufje minder Italiaans omdat Audi daar de scepter zwaait. Sommige oudere grote merken zijn zelfs helemaal verdwenen. Hebben soms een geweldig imago, maar eenmaal verkocht aan Chinezen verdwijnt dat merkgevoel als sneeuw voor de zon. Immers, Chinezen mogen weliswaar kapitaalkrachtig zijn, van imago opbouwen of vasthouden hebben ze geen kaas gegeten. Wie mij een merk uit die hoek kan noemen dat het goed doet in het westen en ook op eigen kracht kopers aan zich wist te binden die gaan voor specifiek dat merk is een uniek mens. Andere Aziaten hebben het ook lastig. Zo kozen veel Japanse merken er voor om in de VS gewoon de eigen merknaam in te ruilen voor een totaal andere. Acura voor Honda, Lexus bij Toyota en Infinity bij Nissan.

Als meer mensen elektrische durven te gaan rijden zal het verschil tussen de diverse merken zeker effect hebben op de nieuwe kopers of gebruikers. Veel van die nieuwe techniek is namelijk uitwisselbaar. Een Tesla is geen echte auto, zo ziet meneer Musk, de directeur van die tent het zelf, maar een vervoermiddel met een hoge mate van elektronische bediening.

Dat met name jonge leasetijders daar voor vallen snap ik nog wel. Zelf wil ik echter een auto van een bewezen automerk. Domweg omdat ik daar mee ben opgevoed. Gelukkig gaat mijn favoriete merk op geweldige wijze mee met die nieuwe technieken. Voor hen die houden van goedkoop en voor wie imago geen enkele rol speelt zal het Chinese aanbod van komende jaren een prima alternatief zijn voor een bekender westers of Japans merk.

De Koreanen zijn er trouwens ook nog. Wie meent dat veiligheid niet zo belangrijk is kan nog altijd terecht bij Dacia. Lage prijzen, maar twijfelachtige scores bij Europese botsproeven. En voor wie een dealer geen belangrijke schakel meer is zijn er merken als Lynk&Co, een zusje van het ook al Chinese MG, waar men via internet auto’s verkoopt voor de leasemarkt. Wie er in rijdt wordt wellicht gezien als een jonge slimmerik, niet als iemand die echt verstand heeft van de automarkt. Prijs en kwaliteit, actieradius en de mogelijkheid om je iPhone te benutten voor handige zaken zijn wel aan boord. De miljarden die een merknaam of imago waard zijn verdampen als het ons niks meer kan schelen waar we in rijden. De echte merkfanaten zoals ik blijven ook bestaan natuurlijk, maar sterven vast op enig moment uit. Zelfs Volvo-adepten moeten wennen aan het steeds hogere Chinese gehalte aan techniek en uitmonstering in die oer-Zweed. Er blijft niks bewaard van die zorgvuldig opgebouwde imago’s vrees ik. Auto’s worden dan pas echt gebruiksgoederen. Dure, dat wel, maar toch. Dus waar je zelf in rijdt…koesteren hoor. Voor je het weet bestaat het uitverkoren merk straks niet meer of komt het ook alleen nog maar met accugedreven vervoermiddelen. En die zijn echt uitwisselbaar. Uitlachen doet niemand je meer….En dat was ooit wel anders…. (Beelden: archief)

Bloot slaat dood..

Bloot slaat dood..

Tussen alle STER-reclame voor in mijn ogen abjecte clubs als Milieudefensie hoorde ik afgelopen periode ook een regelmatige spot van de Nederlandse Federatie van Nudisten of zo. Waarin men meldde dat 2.5 miljoen mensen in ons land doen aan bloot verkeren op strand of waar ook. Voor de goede orde, dat is een grotere groep dan de Allah-aanhangers of zo. En toch blijft men in die bloot verkiezende kring aardig bescheiden. Naakt is natuurlijk onze menselijke staat pur-sang. Dichter bij een ander mens dan in al zijn/haar blootheid kunnen wij niet verkeren.

Ook al willen alle zwaar gelovigen in dit of dat …het graag vermijden of zelfs verbieden. Immers het naakte lijf is zondig, het neigt naar verleiding, het doet ons verlangen naar… Tja, dat is ook zo, maar is het daarmee zondig? Dat hebben die soms mallotige kerkgenootschappen er wel in gebracht, maar slaat nergens op. Daarbij is het opvallend dat juist in landen waar de zware kerken nog het een en ander te melden hebben naaktheid op de stranden onderdeel is van de cultuur.

Zelfs in het zware en sterk beperkende communistische systeem zoals dat in de DDR werd uitgevent was de Freie Korper Kultur onderdeel van het dagelijks leven. Topless in onze streken was vooral een uiting van de doorbraak uit dat verstikkende systeem dat kerken nu eenmaal waren en zijn. Niet met je handen onder de lakens, nooit bloot, geen seks behalve om kinderen te krijgen, geen verleiding, lust of bevrediging en zo meer. In sommige culturen ontneemt men meisjes al op jeugdige leven elke kans op een gezond seksleven door hun genitale besnijdenis, ik beschreef het al eerder.

Bloot slaat dood, overdaad is voor sommigen te veel van het goede, dus kleden we ons op strand weer aan. Om ‘anderen niet te kwetsen’….. Maar dat is natuurlijk klets. Een dagje aan het strand maakt ook duidelijk dat veel vrouwen de kleinste bikini’s dragen, broekjes die de naam nauwelijks mogen dragen, maar spastisch doen over hun dagelijkse slips of strings naar gelang hun inwendige temperatuur of genenstructuur. Aan de ene kant je lijf vrijwel ongehuld door dat beperkende textiel laten zien, maar na het omkleden ineens in de Stealth-modus, oftewel, kuisheid troef. Zal vrouwelijk zijn, maar ik vind het vreemd. Naaktheid is veelal niet meer dan een verlangen om gewoon van de natuur te genieten op een wijze die Adam en Eva ooit ook zo hebben ervaren. Of ben ik nu wat te Bijbels naar de zin? De keren dat wij zelf in onze naakte niksies rond hobbelden in zuidelijke warme streken was het uiterst plezierig. En zagen we de naaktheid van de andere mensen niet als beperkend. Integendeel. Zou ik er nu zelf nog voor gaan? Ach, wie weet. Maar ja, ik ben niet zo van de warme stranden en zo. Goed excuus. Maar de rest van de mensheid moet vooral uitdoen wat zij kwijt willen. Omdat het natuurlijk is. Veel natuurlijker dan boerka’s en andere kleding die niet past bij onze revolutie van de jaren 60/70. Daar trek ik een streep in het zand. En u mag zelf raden waarmee…(Beelden: Archief/internet)

Kroegvrienden…

‘Iedereen’ mocht hem. Althans dat gevoel had hij zelf altijd gehad. Henk, lekker populair in zijn jeugd. Veel vrienden, met wie hij uitging en op de meiden kon jagen. Zijn vader had een eigen bedrijf en hem was zelden iets te kort gedaan. Financieel zeker niet. Hij liep er echter wel de kantjes van af. Het bedrijfsleven was eigenlijk niks voor hem, maar toch had zijn vader hem opgenomen in de onderneming. Ook omdat ‘die ouwe’ dan een oogje in het zeil kon houden. Henk was een vrouwenjager, en daarbij hield hij wel van een glaasje bier. Hij was nergens goed in waar het nuttige zaken betrof, maar kon wel goed biljarten, voetballen, en onderhield zijn sociale contacten. Maar het leukst vond hij toch wel de kroeg. Ook toen hij in dienst zat was hij toch vooral een ‘drukker’ om daarna in de vrije ruimte vooral lol te trappen met zijn maten. Die hadden Henk altijd hoog zitten. Sloegen hem op de schouder en wilden nog wel eens een stapje extra voor hem lopen. Logisch want de meeste rondjes in de kantine betaalde hij. Net als bij het voetballen. Altijd was Henk de gevierde jongen. Toen zijn vader overleed en hij de onderneming erfde moest hij even wennen aan het nieuwe leventje. Hij werd wat serieuzer, maar onderhield wel goede contacten met sportverenigingen en zo meer. Zijn sponsorschap daarvan maakte dat hij vaak werd uitgenodigd voor een hapje en drankje en daar genoot hij met volle teugen van. Het werken ging hem redelijk af. Hij gaf leiding aan dat bedrijf, maar had ook prima mensen om zich heen verzameld op wie hij kon bouwen en die hij graag wilde vertrouwen. In het weekend was er dan het gezin, ja hij was ook nog getrouwd met ongeveer de vijfde vrouw met wie hij een soort van liefdesrelatie had opgebouwd en met wie hij twee zonen kreeg. Op zondag zat hij bij de clubs. En genoot, deelde rondjes uit en werd op het schild getild. Nu hij wat ouder werd, de kinderen in de zaak en hij met een soort pre-pensioen, genoot hij nog het meest van zijn dagen en avonden in de kroeg. Hij genoot van de verhalen, van de sfeer, van de drank. Tot hij ontdekte dat al die drank ook betaald moest worden. Het inzicht dat hij wellicht vriendschap (…) kocht was confronterend. En dus deed hij een stapje terug. Het bleek heel vervelend te werken. Niet alleen werd het ineens een stuk ongezelliger, maar al die ‘vriendschappen’ stelden uiteindelijk niks voor. Als hij geen rondjes gaf, kreeg hij er maar heel weinig van anderen. Zag men hem als een gierige kapitalist. Het werkte ontnuchterend. Hij stopte er mee. Wel jammer dat intussen zijn vrouw was vertrokken en zijn zoons hem niet meer op de zaak wilden zien. Henk, eenzaam mens, door niemand meer gezien. Hij pakte er nog maar een pilsje bij en voelde de tranen in zijn ogen opwellen…. Zoveel jaren voorbij…. en weer alleen!

Lekker…

Veel van wat we zoal ‘lekker’ vinden baseert zich op ervaringen uit de jeugd. Werd je opgevoed met stamppot of rauwe groenten zal je dat vast op een bepaalde manier als lekker omschrijven. Wellicht ook omdat de kookkunsten van je moeder (of vader naar gelang de huishoudelijke indeling) goed of minder werden beoordeeld. Ik heb mijn voor/afkeuren daaromtrent al eens gegeven hier en kan je verzekeren dat ik veel van ‘toen’ nu als niet lekker omschrijf. Nog steeds. Wel lekker vond ik patat friet, toen een noviteit, of Chinese nassi. Mijn moeder was goed in de kippensoep, dus die vind ik nog steeds het lekkerst als ik een soepsoort mag kiezen. Ik was niet zo van de snoep, wel van de chocolade. En dan van de pure soort. Nog steeds een passie. Maar ik weet dat anderen een totaal andere smaak volgen. Zo ken ik mensen die op een boterham pindakaas smeren (brrr) en daar hagelslag overheen mikken. Of kaas met frietsaus. Mijn leasevader had ook zo zijn eigenaardigheden. Zo smeerde hij zijn brood soms met boter, strooide daar hagelslag overheen en dan weer een lading boter.

Het was een soort gebakje. Ik heb het lang op dezelfde manier nagedaan. Heerlijk. Maar natuurlijk ook dik makend. Dat gold ook voor zijn ontbijt. Hij nam dan de keukenmixer, gooide daar twee stuk geslagen eieren in, suiker en wat melk (en in zijn geval een cognacje) en zette die mixer aan. Dronk dan in een keer al die zaken op en kon er tegen voor de ochtend. Zwaar werk, dus altijd behoefte aan wat versterkends….Of zoiets. Zonder die cognac vond ik dat ook een lekkere start van de dag. Maar na de jeugd nooit meer gedaan. Lekker vind ik nu de na mijn huwelijk leren eten zaken als wat vrouwlief kookt, ingegeven door ervaringen bij haar thuis. Uit een familie afkomstig waar vrouwen gewoon goed kookten en smakelijk. Groenten waar ik voorheen omheen liep, of met grote afschuw naar binnen harkte, eet ik nu met smaak op. Wat  bleef op ‘lekker’ gebied is mijn voorliefde voor friet. Ik zie dat nog steeds als een traktatie. Of dat geweldige broodje kroket van Kwekkeboom in Amsterdam.

Aangevuld door vele zaken die ik door de jaren heen leerde eten. Maar o wee als ik ergens anders te gast ben en hoor wat men daar lekker vindt. Veelal weinig vrolijkmakend voor iemand met een eigen interpretatie van ‘lekker’. Iedereen kookt weer anders, en soms bevalt de smaak me beter dan anders. Ik prijs mij (om diverse redenen) gelukkig met mijn schoondochter die ongeveer elk kookboek uit de hele wereld bezit en telkens weer in staat is om me te verrassen met iets bijzonders. Soms moet ik even ‘blussen’, maar veelal kom ik toch aardig voldaan van tafel na een opnieuw geslaagd maal met voor/nagerecht. Ik bezit (nou ja…) wat vriend(en)innen die ook geweldig kunnen koken, en ook daar is het dan een feestje om uitgenodigd te worden voor een maaltje. Lekker komt in vele vormen en smaken. Ben benieuwd wat jullie als mijn lezer(essen)s hierbij naar boven weten te toveren…Zoveel mensen, zoveel smaken en meningen uiteraard. (Beelden: Yellowbird archief)

Amsterdam – Mijn stad!

Wat dat toch is, het gevoel dat je echt bij een stad hoort? Geen idee. Maar veel echte en geboren Amsterdammers verliezen dat gevoel nooit. Zelfs niet als ze in pakweg Denemarken wonen of Nieuw-Zeeland. Het gevoel dat je krijgt van verhalen of liedjes die over jouw stad gaan, het maakt ons Mokummers al snel week en gevoelig voor tranen. Westertoren, Dam, de grachten, de Jordaan, de vroegere haven. De geschiedenis van de stad is oud. Het verhaal over de Tweede Wereldoorlog die deze stad zo hard trof. Je krijgt het mee vanuit de ouders, de genen, maar ook je eigen ervaringen doen er natuurlijk toe. Een stad is geen dorp en een dorp wordt zelden een stad. Al is dat in het geval van veel grote steden ooit wel eens zo geweest. Meestal niet veel meer dan ooit een vestiging van wat handlieden of boeren aan een rivier, kust of twee huizen langs een doorgaande weg.

Zo verging het Amsterdam ook. Men dankte de ontstaansgeschiedenis aan vissers die vanuit het iets verderop aan de rivier de Amstel gelegen dorpje Ouderkerk afzakten tot de toen nog aardig in het Noord-Hollandse landschap spoelende Zuiderzee. Daarna bleven vissen en soms iets agrarisch opstartten. Zo ontstond een veelal gelovige gemeenschap die telkens verder uitbouwde. De waterwegen bleken prima geschikt voor vervoer van handel en personen en al snel bouwde de gemeenschap die nu Amsterdam heet zich uit. Tot de stad die het nu is. Bijna 1 miljoen zielen groot, met een geweldig vliegveld om de hoek, een aardige industrie en haven, werk voor velen en ooit benoemd tot hoofdstad. Zeer terecht overigens. Amsterdam speelde in de geschiedenis een belangrijke rol. Veel bestuurders en chique zakenmensen kwamen uit deze hoek vandaan. Maar Amsterdam is ook een stad van anarchisme en oproer.

In het verleden diverse malen bewezen dat de bevolking niet houdt van knechting of onderdrukking. Dan komt men in opstand en dat ging of gaat er vaak heftig aan toe. In de recente geschiedenis zijn o.a. de studentenopstand uit 1968 bekend, maar ook de latere krakersopstanden. De relletjes die door linkse lieden werden opgebouwd tot een stedelijke revolutie rond de kroning van Beatrix, het was allemaal mogelijk in Amsterdam. Ook de ontruiming van op zichzelf prima woningen voor de metro-aanleg in de jaren zeventig leidde tot zware inzet van politie en andere overheidsdienaren toen de bevolking zich niet liet weghalen uit die huizen. Amsterdam is daardoor alleen al een bastion van zelfverzekerdheid. Daar doet geen Groenlinkse egalisatie of Dedain66-achtige bestuurslaag iets aan. Al is een deel van de oorspronkelijke bevolking dan intussen verdwenen. Verhuisd naar plaatsen rondom de hoofdstad, als Purmerend, Almere, Hoofddorp.

Men moest wel. Betaalbare woningen zijn schaars in Amsterdam en men lijkt slechts te bouwen voor de bovenlaag van de bevolking en de vaak snel verpauperde nieuwe inwoners. Voor middengroepen is geen plek meer. Dus die mensen verhuisden. Maar namen wel hun gevoel voor de stad mee. Net zoals het mij verging. Van het centrum naar de buitenkant, maar nog steeds aan de oever van die prachtig slingerende Amstel.

Ooit een zijtak van de Rijn, later gekanaliseerd tot niet veel meer dan een belangrijke maar niet meer echt stromende waterpartij. Maar o jee, als je langs die oevers loopt of fietst overvalt je als Amsterdammer al snel de nostalgie. Wat een fijne stad. Wat een schitterende historie. Maar wat is er door de jaren heen ook veel verpest door bestuurders die er weer een dorp van trachtten te maken. Tijd voor een nieuwe opstand. Zoals het Amsterdammers betaamt…..Inmiddels heb ik ene eigen Facebookgroep opgezet die sinds juni jl draait met dezelfde naam als dit verhaal. Genieten! (Beelden: Eigen archief)

Aantrekkingskracht…

Tuurlijk, het ligt aan mij. Mijn observaties zijn uiteraard puur persoonlijk en vol van fantasie. Ik deelde al eerder in de afgelopen blogjaren wat ik zoal om me heen zie en welke conclusies mijn (soms verdorven)geest dan daarbij maakt. Ik zie vaak matig communicerende paren, chagrijnige uitstraling tentoonspreidende mannen en vrouwen, ouders die hun kinderen niet in bedwang houden en zo meer. Ook zie ik soms heel liefdevolle taferelen waarvan ik al doordenkend hoop dat die ergens op een verborgen plekje vervolg krijgen. Mensen zijn een zeer interessante en vooral onuitputtelijke voedingsbodem voor mijn blogfantasie. Ik kijk, zie, maar bedenk toch iets anders. Niet zo lang geleden, we zaten ergens op een leuk en warm terras aan het water, stopten er twee mensen van een jaar of 45, om hetzelfde te doen.

Ze reden op de fiets, waarbij de man de indruk maakte dat hij was voorbereid op een plotselinge sneeuwbui, de vrouw liet zien dat zij nog behoorde bij de aantrekkelijken dezer Aarde. Ik observeerde haar kledingkeuze, de designer-zonnebril, de strakke broek. Zag er als totaalpakket goed uit, mede doordat haar kapsel zat alsof ze zo van de kapper was gekomen. En dat terwijl ze vast een stuk hadden gefietst. Ze streken naast ons neer. De lichte parfumgeur van haar combineerde met een wat vreemde zweetgeur van zijn kant. Alles aan de man was naar mijn idee saai en grauw. Ook zijn gezicht toonde weinig aantrekkelijks. Toch waren ze al snel innig in gesprek, ze dronken een wijntje, keken naar dat wat zich afspeelde rond het terras en spraken zacht tegen elkaar als twee jonge geliefden. Ik snapte het niet. Ik zag de klik niet, de smaak van de vrouw voor een toch wat ‘bijzondere’ man. Omgekeerd prees ik hem in mijn gedachten wel om zijn smaak. Mooie vrouw, aantrekkelijk en dartel pratend. Sophisticated. Zou dat met geld van doen hebben? Moest wel.  De fietsen waren van de wat duurdere soort, een goed bekend Nederlands merk met echt alles er op en aan. Het mocht wat kosten. Vermoedelijk reed hij normaal in een lease-Mercedes, zij in een leuke Mini of zo. Maar nu op de fiets. Toen wij vertrokken van dat terras zaten zij er nog. Hand in hand, genietend van de zon en elkaar. Zeer gegund. Maar niet begrepen…Uw meninggever moest er even over nadenken…… En schreef daarom dit blogje….Kan iemand het me uitleggen wat de een in de ander ziet en waarom??? Ben benieuwd naar de reacties…(Beelden: Internet/archief)

Leven met de Vliegende Pijl – deel 42 – Pon – dat zijn wij ook!

Ik moet in het kader van dit verhaal toch ook even stil staan bij het zeer terughoudende gevoel dat we in die jaren kregen toe te behoren tot die verder uiterst succesvolle Pon-familie. Dat gevoel was er in die jaren na de overname van het Skoda-importschap (1991) als ik eerlijk ben nauwelijks. Voorschoten was kennelijk te ver weg van Leusden en nog veel verder van Nijkerk waar men indertijd als Pon Holdings zetelde, en we kregen niet de indruk dat er vanuit het kasteel daar een oekaze was afgegeven om ons vooral gunstig te bevoordelen. De Favorits waren niet te slijten geweest bij de diverse werkmaatschappijen, met de nieuwe Felicia bleek dat slechts een enkele keer mogelijk, maar dan was het meer omdat wij de vertegenwoordigers van ‘zusterbedrijven’ bijna persoonlijk chanteerden. Omgekeerd werden we wel gedwongen allerlei diensten van Pon-zusters over te nemen, wat de efficientie diende wellicht maar nooit leidde tot die soms broodnodige wederdienst. De ene hand diende de andere te wassen was ons credo en we zochten dus altijd de confrontatie als men aangaf met ‘alles te willen rijden, maar niet met een Skoda’… Het ergste was nog als men aangaf ‘al met een Seat te rijden en dat dit toch ook een VW-product was’. Het maakte soms woest maar veelal ook gefrustreerd. Dat gevoel werd er niet beter op toen bleek dat men bij Pon intern bijna een anti-Skoda-houding ontwikkelde en dit naar voren kwam tijdens de in 1994 binnen het RAI-complex gehouden ‘Pon-Familie-Dagen’. Een feestje voor alle Pon-bedrijven en een gelegenheid om je daar als Pon-familielid te presenteren aan de collegae. We moesten echt knokken om daaraan te mogen deelnemen, zelfs om er voor uitgenodigd te worden. Ons antwoord was om Felicia’s neer te zetten met het opschrift ‘PON, dat zijn wij ook!’. Dit was een afleiding van de door de organisatie zelf gebruikte kreet: ‘PON, dat zijn wij!’.

Het streek wat lieden bij Pon tegen de haren in, maar we hadden geen keuze. Skoda werd ook intern bijna genegeerd en we dienden alles op eigen houtje te regelen, maar ons wel te confirmeren aan de binnen het concern geldende normen en regels. Eenzijdig beleid dus. Voor ons MT was dit best vaak slikken. Toch scoorden we af en toe gelukkig ook wel eens een succesje. Zo kochten de automatiseerders van Pon na lang aandringen een paar PickUps, gingen er na sterk aandringen van Jaap van Rij bij Pon Holdings wat Felicia Hatchbacks naar de ‘autopool’ van Pon en namen de fleetsales- en leaselui schoorvoetend onze portfolio mee bij hun onderhandelingen. Maar verder bleef het akelig stil vanuit Leusden en Nijkerk. Het had zo geholpen als we juist toen wat steun in de rug zouden hebben gekregen. Het tegendeel werd bewaarheid toen we op enig moment te maken kregen met een fenomeen dat vanuit Duitsland en Tsjechië ook naar Nederland overwaaide. De zogeheten ‘Service-Mobiel’. Elk merk dat indertijd tot de VW-Groep behoorde bracht zo’n auto uit, bedoeld als de ultieme servicewagen voor dealers. Uitgemonsterd in een champagnemetallic lakkleur en met een opvallende oranje striping die voor alle merken gelijk was. Zeer belangrijk, de vier betrokken merken hadden hun logo van fabriekswege op die wagens laten zetten. En zo kon het gebeuren dat ook Skoda kwam met een auto van die strekking. Men koos niet voor PickUp’s, wat op zich logischer was geweest, maar voor een Felicia Hatchback. Vermoedelijk omdat de lakkleur in de fabriek van de PickUp’s niet te spuiten was of zo.

Hoe dan ook, die wagens werden aan een deel van ons MT getoond tijdens een After-Sales-Meeting in Tsjechië, waaraan ik zelf niet deel had genomen. Mij werd als verkoopleider voor Nederland na afloop daarvan door directeur Jaap van Rij te verstaan gegeven dat als we deze wagens nu eens zouden kunnen leveren aan onze dealers dit een aardige stap in de goede richting zou zijn. De wagens waren uitgemonsterd met gereedschap en meetapparatuur en je kon er elk toenmalige model van alle groepsmerken mee helpen mocht men met pech komen staan in het gebied van de betreffende dealer. Men zag bij Skoda ook een heel servicenet voor zich met moderne communicatiemiddelen en zo meer. Mijn collegae in het MT waren laaiend enthousiast, ik wat minder. Immers, onze dealers waren uiterst terughoudend waar het op naam gestelde demowagens betreft, laat staan dat ze deze relatief dure Felicia servicewagen zouden willen aanschaffen. Met donder en geweld lukte het echter toch om er een stuk of wat van weg te zetten (die logo’s deden veel voor de organisatie..) en daarover maakten we een prachtig persbericht en leverden de wagens in Voorschoten tegelijkertijd aan de betreffende dealers. Daarmee was voor mij deze zaak klaar. Maar dat was niet zoals de loop van de geschiedenis het met mij voor ogen had. Wordt vervolgd – (Beelden: Yellowbird collectie/archief/Skoda)

Imago…

Neem van mij maar aan, imago is iets dat hangt aan mensen en merken vanuit het perspectief dat wij zelf of anderen er aan toe dichten. De bekende hokjesgeest waarin met name Nederlanders anderen stoppen, zorgt voor veel misverstanden of wonderlijke verwijten. Maar in autoland is imago iets wat onuitroeibaar lijkt te zijn verbonden aan ervaringen uit het verleden. Waarbij een deel van die ervaringen in de huidige tijd nog steeds op lijken te gaan. Bedenk maar eens dat wij in ons land Duitse automerken zien als oerdegelijk, daarbij voorbij gaand aan het feit dat een deel van de individuele merken en modellen helemaal niet afkomstig zijn uit dat zo gekoesterde buurland. Een merk als Opel bijvoorbeeld (nu onderdeel van Peugeot/Citroen) was jarenlang een samenraapsel van Koreaanse, Japanse, Italiaanse en Amerikaanse modellen. Op zich niks mis mee, maar liet je mensen de vergelijkbare modellen zien met de naam van de oorspronkelijke bouwer er op, schatte men die wagens meteen wat lager in.

En dat was zeker bij de Japanse productie onterecht. Japanse auto’s zijn per definitie loeibetrouwbaar en gaan ook lang mee. Japanners kunnen echt auto’s bouwen en zijn razend innovatief. Maar dat sterke imago geldt ook voor wagens die dezelfde Aziaten tegenwoordig laten bouwen in Portugal, Frankrijk, Engeland, Turkije of waar ook. En dat soort landen staat als het om eigen merken gaat meteen op een heel ander niveau. Onlangs las ik een Duits onderzoek naar hoe men bepaalde auto’s ervoer na pakweg 2 jaar rij-ervaring. Dan ging het om zaken als betrouwbaarheid, evt. storingen, reparaties etc. Zeer opvallend, van de identieke drieling (en in Tsjechie gebouwde) Toyota Aygo, Citroen C1 en Peugeot 108, scoorde de Toyota veel beter dan de Franse zusjes. Toyotarijders vonden hun compacte auto kwalitatief veel beter dan mensen die voor zo’n Franse versie gingen. Wat vreemd is want ze zijn echt volkomen en tot de laatsche technische bout en moer identiek!!

Diezelfde situatie zie je bij de in Slowakije gebouwde VW UP!, Skoda Citigo en Seat Mii. VW rijders zijn veel kritischer op hun UP! dan de vaak zeer merktrouwe Skoda- en Seatrijders. Het vooroordeel is soms hardnekkig. Net als voldoende kennis van zaken. In een globaliserende wereld is niets meer wat het lijkt. En dat wordt niet beter. Nu zijn veel merken nog uitgerust met redelijk unieke technieken. Maar als je kijkt naar elektrische auto’s is straks de aandrijflijn bij alle merken ongeveer gelijk. Je krijgt een pakket accu’s, een elektromotor en wat elektronica. Het imago zal er zeker onder lijden. Al zijn er altijd mensen die menen dat een in China gebouwde Volvo toch een superieure auto is aan een door Duitse arbeiders gebouwde Audi. Snappen doe ik het niet, maar dat zal vast komen door de beroepsdeformatie die mijn deel is na een decennium of vier in die handel. Hoe dan ook, imago zit tussen de oren, en heeft meestal weinig van doen met de werkelijkheid. Als je dat maar weet….

Opvallend klantvriendelijk gedrag bij de AH

Soms heb ik gewoon geen zin om achter vrouwlief aan te hobbelen bij het doen van al dan niet dagelijkse boodschappen. Zeker niet als zij aangeeft ‘ook nog even op haar gemakje rond te willen kijken naar aanbiedingen of zo’. Dan wacht ik liever even achter de kassa en lees intussen het nieuws op mijn smartphone. Maar let meteen wel op bij alles wat er om me heen gebeurt. Zo ook op die doordeweekse novemberdag bij de Albert Heijnvestiging in Weesp. Splinternieuwe zaak, mooi van uiterlijk en interieur en daarnaast voorzien van een kassa of vijf. Op het moment dat ik daar zat te wachten was het best druk. Scholieren kwamen in drommen met hun tussen-de-middag-aankopen op alle medewerksters af die de kassa’s bevrouwden. Daar tussen alle dames en heren met karren vol dagelijkse boodschappen. Aanpoten dus. Bij de meeste kassa’s werd efficient gewerkt. De doorstroming was vlot. De kassa recht voor mij, het dichtsbij mijn blikveld werd bediend door een jonge dame van vermoedelijk Marokkaans/Turkse herkomst met een hoofddoek strak om het verder vriendelijke gezicht. Dat vriendelijke was niet alleen terug te vinden in dat uiterlijk, ook in haar gedrag. Voor elke klant een vriendelijk woord en meedenken met bonuskaarten en zo meer. Op enig moment zag ik hoe ze werd gebeld vanuit ‘het kantoor’ dat ze kennelijk volgens het rooster van de dag ‘aan de lunch’ mocht. Zij zette een bordje neer met ‘deze kassa is gesloten’ en hielp de langs lopende laatste klanten voor haar kassa verder snel af. Tot er een nieuwe golf klanten aan kwam die nu een omtrekkende beweging maakte en binnen de kortste keren een drietal files veroorzaakte bij de belendende nog open kassa’s. Tot in de vakken met eet- en drinkwaar stonden mensen met manden en karren vol spullen. Zij keek er naar en belde naar kantoor. ‘Ik ga weer open’ was haar korte mededeling en ze haalde het bordje weg en stelde zich weer beschikbaar. Met dezelfde glimlach die ze daarvoor ook had gehad. Binnen de kortste keren waren de files bij de andere kassa’s opgelost. Klanten duwden elkaar zowat aan de kant om bij die nieuwe kassa te komen die hernieuwd open was gegaan. Het deerde haar, mijn heldin voor dit kleine verhaal, niet. Ze bleef maar vriendelijk. Die bonuskaart, de dame in de rolstoel die niet bij de pinautomaat kon komen, alles werd keurig netjes en snel uitgevoerd. Toen een kwartier later de aanvoer van klanten stokte zette zij alsnog haar ‘gesloten’ bordje neer en maakte aanstalten zelf vertraagd aan de lunch te gaan. Ik liep op haar toe. En maakte haar een compliment. ‘U bent wat je noemt klantvriendelijk en dat wil ik gewoon even gezegd hebben’. Ze accepteerde mijn compliment met blozende wangen en bedankte me voor mijn opmerkingszin. A.H. heeft daar in Weesp een pareltje in huis. Passend bij een supermarkt die zich prijstechnisch wat hoger profileert. Waar mensen ook meer geld uitgeven voor een zekere beleving. En zonder al die collega’s naast haar negatief te willen beoordelen, deze jongedame paste bij dat imago. Kwam van binnenuit, dat zag ik. En dat geeft mij als oude kwaliteits/communicatiecoach toch een beetje hoop. Rapportcijfer 9 voor die jongedame!

Het genoegen van kussen…of gekust worden..

Als we dan al vol tederheid en liefde naar elkaar kijken overvalt ons soms de behoefte om de ander te kussen. Dat is binnen een relatie vaak een gewenste en zelfs noodzakelijke reflex en kan daarbij allerlei gevoelens opwekken. Of het nu mannen of vrouwen betreft, een kus is een uiting van een of andere emotie. Kussen kan ook gebruikt worden om iemand te begroeten of gedag te zeggen. Meestal is het daarbij niet de bedoeling dat je dan meteen je tong in iemands keel ramt. Bij die liefdevolle kussen kan dat nog net wel. In sommige culturen is het heel normaal dat mannen elkaar stevig op de wang kussen bij begroeting, ik zelf ben daar niet zo van…. Maar dat is persoonlijk. En er is de Judaskus natuurlijk, waarbij de verrader van Jezus in dat trieste verhaal van het einde van zijn leven op aarde een hoofdrol speelde. Mede door dat gekus op de wang van zijn meester werd het lijdend voorwerp overgeleverd aan de Romeinen.

Alles bij elkaar dus wisselende emoties bij het begrip en die daad. Een meer negatief kantje van al dat gekus is dat het een ideale overbrenger is van allerlei ziekten. Hoe intiemer mensen zijn hoe sneller een of andere microbe of parasiet overspringt om zijn ziekteverwekkers bij de ander naar binnen te brengen. Griep of Herpes gaan zo als een lopend vuurtje door de wereld. Een mondkapje is handiger. Toch pleit ik wel voor het benutten van kussen om al die emoties gestalte te geven hoor. We zijn het zo gewend en dat moet maar zo blijven. Mits ik niet iedereen meteen om mijn nek moet laten hangen. Drie kussen geven aan mensen die ik nauwelijks ken vind ik soms al een beste opgave. Ik ben toch teveel opgevoed met handen schudden en afstand bewaren. Dat past me toch meer.

Behalve bij aardige of mooie en sexy dames natuurlijk, maar dat mag in mijn geval voor zichzelf spreken. Maar enige terughoudendheid is mij ook op dit punt niet vreemd. Ik weet niet hoe het jullie vergaat op dit punt maar dat hoor of lees ik graag. Zijn jullie fervente kussers of juist niet? En maakt het niet uit wie of wat je zou moeten kussen, man of vrouw, vriend of kennis? Ben benieuwd of mijn vragen op dit punt ook voor jullie, beste lezers, gelden. Dank bij voorbaat…