Boeren, burgers en buitenlui..

Boeren, burgers en buitenlui..

Terwijl het rumoer om de boerenstand in ons land, opgestookt door een linkse bakfiets of Teslarijdende elite uit stedelijk gebied, voortduurt, neem ik u even terug naar een tijdperk waarin het in hoofdstedelijke streken met name in de zomers lastig uit te houden was langs de nu zo bejubelde grachten. Stank, vuilnis, uitwerpselen, alles speelde mee om tijdens die vaak warme zomers met name de rijken naar buiten de stedelijke vesten te doen bewegen waar men zich vaak met het familiekapitaal achter de hand een ‘buiten’ deed bouwen met de nodige grond er bij.

Dan kon men zich landheer wanen of freule voor zover men zich de gewoonten van de toenmalige adel kon aanmeten. De koopmansfamilies van toen met het meeste geld zochten de boorden van de Vecht of de Amstel op, bij iets minder welgestelden waren er de boerenweteringen die vaak het watervervoer mogelijk maakten tussen agrarische gebieden en de stad. De huizen van die families waren veelal ruim van opzet, er zaten tuinhuizen bij en ze waren qua grondprijs niet te duur. Men leefde er de hele zomer lang en kwam dan in de winter weer terug naar de stad.

Die buitens hielden het relatief lang vol. Maar toen nieuwe arbeiders onze kant op kwamen, aangetrokken door de welvaart van de grote stad met zijn industrie en havens, moest er gebouwd worden. Met de buurgemeenten werden vaak lucratieve afspraken gemaakt en nieuwe stadswijken ontworpen waar de werkende klasse de plek ging innemen van boeren en buitenlui. De buitens het dichts bij de stad waren het eerst aan de beurt om het loodje te leggen. Die aan de Vecht of wat verder van de stad langs de Amstel bleven veelal gewoon intact en nu nog te zien.

Waar ooit sloten liepen bouwde men hele straten van kilometers lang. De huizen voor de arbeiders hadden zowaar vaak drie kamers, een gezamenlijk toilet op de binnenplaatsen en men vergat niet om af en toe wat groen aan te brengen ter verfraaiing van het geheel. Wie nu in de Amsterdamse wijken uit de 19e eeuw rondkijkt ziet wat ik bedoel. Boeren die moesten wijken voor nieuwkomers. Een fenomeen dat ook toen al opgeld deed. In het kader van de ‘vooruitgang’. Het model van nu, uitkopen of afpakken van grond en huis bij boeren anno 2022, mag je als een soortgelijke beweging zien. Stikstof het argument, maar goedkope grond voor de bouw van woningen t.b.v. nieuwkomers volgens velen de feitelijke reden. Een raadsel waarom daarover zo spastisch wordt gedaan door de politieke stromingen die er nu zo voor zijn. Wie weet levert het elders in het land wel net zulke (nu)aantrekkelijke woonwijken op als wij hier in Amsterdam zien als we een roze bril opzetten en door die lange straten van toen wandelen. Is dat niet het geval gaat het dus om leugens en bedrog. En snap ik die weerstand weer buitengewoon goed. (beelden: archief)

Was maar kort zelfstandig; Lincoln!

Was maar kort zelfstandig; Lincoln!

Was het meneer Leland die het merk in 1921 oprichtte beter vergaan had het merk Lincoln vermoedelijk nu nog onafhankelijk bestaan.

Maar het lot was hem niet gunstig gezind en al in 1922 moest hij zijn wat exclusieve modellen bouwende autofabriek overdoen aan Henry Ford die er al zijn dienst ‘Cadillac’ van maakte, oftewel een luxe merk dat het op moest nemen tegen de duurste wagens van General Motors. Daardoor is Lincoln in onze streken veelal een wat onbekend merk gebleven, want slechts de beter gesitueerden konden zich een dergelijke limousine veroorloven. De modellen van na de oorlog waren deels van jaren eerder, Lincoln behield de modelvoering maar zette in haar Continental van toen een stevige V12 die 5 liter groot 130paarden beschikbaar stelde aan zijn aan de oorlogsjaren flink verdiend hebbende eigenaren. Zoevend over de wegen was het wel een auto om mee en in gezien te worden.

Tot 1948 in productie gebleven. Daarna veranderde de styling compleet en werden ook Lincolns glad ogende wagens met o.a. voorruiten uit een stuk (toen nog bijzonder) en een overdaad aan chroom. De modelnaam Cosmopolitan. De V12 was verdwenen, een stevige V8 verving hem en daarvan genietend had de Lincoln-chauffeur ook nog eens elektrische ramen ter beschikking en een even elektrische voorbankverstelling. Daarna volgde Lincolns met namen als de Capri en Custom, terwijl in 1956 de zeer uitbundig gestylede Premiere het daglicht zag. De vormgeving was zo bijzonder dat Lincoln er zelfs prijzen mee won.

Maar de grote klapper was toch wel de enorme Continental Mk.II uit het zelfde bouwjaar. De auto kostte net zoveel als vijf toch ook niet meteen kleine Mainlines van Ford, maar de orders stroomden er voor binnen. Lincoln bouwde de wagens echter met de hand, niks lopende band-werk, en dat beperkte de leveringen. Een Lincoln als deze doet nu veel geld. Dat geldt minder voor de in mijn ogen veel aardiger Mk.III die met zijn schuine koplampen en een naar binnen hellende achterruit de stijl van alle Ford’s uit die tijd volgde maar ook een V8 van dik 7 liter mee kreeg waarmee de 200km/u in zicht kwam. En dat anno 1958.

Zowel de Continental’s van latere bouwjaren als andere modellen van het merk groeiden maar door. Werden langer, lager, zwaarder en werden dan ook met steeds zwaardere motoren geleverd. Op een litertje benzine keek je niet als je Lincoln reed en bij een verbruik van 1:3 was dat ook verstandig. De 7,5 liter grote V8 haalde bij de versie van 1968 intussen 370pk, woog 2.2 ton en was 1,5 meter langer dan een beetje VW Kever uit die periode. Een enorme grille maakte indruk op de medeweggebruikers. En dat bleven die Lincolns doen door de jaren heen die volgden. Veel Lincolns werden in de VS ook nog eens verlengd tot TownCar Limousines, wagens waarmee de rijken en welgestelden zich graag lieten vervoeren met de nodige extra’s aan boord.

Wie wel eens in de VS op bezoek is geweest heeft dat soort wagens vast wel eens gezien. Later ging het Lincoln minder naar den Vleze. Maar het is nog steeds actueel en bouwt nu o.a. de zeer aansprekende Navigator SUV die wederom boven alles uitstijgt en de nodige nieuwe rijken aanspreekt. De huidige generatie sedans is van een minder opvallende omvang dan vroeger. Net zoals GM deed bij Cadillac. De smaak van de kopers veranderd. Men denkt wat meer om het milieu, maar wil nog wel heel veel comfort. En dat biedt een Lincoln. Alle waar naar zijn geld, maar je krijgt veel auto voor die centen. Zo had meneer Leland het graag gezien indertijd. (Beelden: Yellowbird archief)

Kroegvrienden…

‘Iedereen’ mocht hem. Althans dat gevoel had hij zelf altijd gehad. Henk, lekker populair in zijn jeugd. Veel vrienden, met wie hij uitging en op de meiden kon jagen. Zijn vader had een eigen bedrijf en hem was zelden iets te kort gedaan. Financieel zeker niet. Hij liep er echter wel de kantjes van af. Het bedrijfsleven was eigenlijk niks voor hem, maar toch had zijn vader hem opgenomen in de onderneming. Ook omdat ‘die ouwe’ dan een oogje in het zeil kon houden. Henk was een vrouwenjager, en daarbij hield hij wel van een glaasje bier. Hij was nergens goed in waar het nuttige zaken betrof, maar kon wel goed biljarten, voetballen, en onderhield zijn sociale contacten. Maar het leukst vond hij toch wel de kroeg. Ook toen hij in dienst zat was hij toch vooral een ‘drukker’ om daarna in de vrije ruimte vooral lol te trappen met zijn maten. Die hadden Henk altijd hoog zitten. Sloegen hem op de schouder en wilden nog wel eens een stapje extra voor hem lopen. Logisch want de meeste rondjes in de kantine betaalde hij. Net als bij het voetballen. Altijd was Henk de gevierde jongen. Toen zijn vader overleed en hij de onderneming erfde moest hij even wennen aan het nieuwe leventje. Hij werd wat serieuzer, maar onderhield wel goede contacten met sportverenigingen en zo meer. Zijn sponsorschap daarvan maakte dat hij vaak werd uitgenodigd voor een hapje en drankje en daar genoot hij met volle teugen van. Het werken ging hem redelijk af. Hij gaf leiding aan dat bedrijf, maar had ook prima mensen om zich heen verzameld op wie hij kon bouwen en die hij graag wilde vertrouwen. In het weekend was er dan het gezin, ja hij was ook nog getrouwd met ongeveer de vijfde vrouw met wie hij een soort van liefdesrelatie had opgebouwd en met wie hij twee zonen kreeg. Op zondag zat hij bij de clubs. En genoot, deelde rondjes uit en werd op het schild getild. Nu hij wat ouder werd, de kinderen in de zaak en hij met een soort pre-pensioen, genoot hij nog het meest van zijn dagen en avonden in de kroeg. Hij genoot van de verhalen, van de sfeer, van de drank. Tot hij ontdekte dat al die drank ook betaald moest worden. Het inzicht dat hij wellicht vriendschap (…) kocht was confronterend. En dus deed hij een stapje terug. Het bleek heel vervelend te werken. Niet alleen werd het ineens een stuk ongezelliger, maar al die ‘vriendschappen’ stelden uiteindelijk niks voor. Als hij geen rondjes gaf, kreeg hij er maar heel weinig van anderen. Zag men hem als een gierige kapitalist. Het werkte ontnuchterend. Hij stopte er mee. Wel jammer dat intussen zijn vrouw was vertrokken en zijn zoons hem niet meer op de zaak wilden zien. Henk, eenzaam mens, door niemand meer gezien. Hij pakte er nog maar een pilsje bij en voelde de tranen in zijn ogen opwellen…. Zoveel jaren voorbij…. en weer alleen!

Geluk…

Geluk…

Voor veel mensen is een gevoel van geluk toch dat ze vol liefde naast een partner zitten, dan wel een onstuimige liefde beleven waarbij liggen belangrijker is dan zitten.

Maar als dat liggen chronisch blijkt is dat geluk al snel ongeluk. Betrekkelijk dus dat geluksgevoel. Velen streven dit na door het materiele in te voeren als onderdeel van het gelukkig zijn. Steeds groter wonen, duurder, rijker, zelden denkt men in termen van gezondheid als ultiem geluk. Toch moet je best goed gezond zijn om van dat geluk te kunnen profiteren. Valt er een boom om en net naast jou op straat heb je meer dan zo maar wat geluk, krijg je hem op de bol had je even wat minder geluk. Een andere betekenis maar toch niet onbelangrijk. Mensen die net ontsnappen aan een of ander groot onheil denken nog wel eens in die termen. Geluk gehad…. Maar wie heeft groot geluk gekend en is dat intussen kwijt? Ongelukkigen zijn dat toch. Ben je voor een dubbeltje geboren is het kwartje wellicht te hoog gegrepen, maar sommigen zijn met dat dubbeltje meer dan tevreden. Het waarom ligt in de vraag of ze met helemaal niks ook gelukkig zouden zijn.

En dat is niet zo. Maar veel mensen zijn met weinig gelukkig. Leven in een klein huisje met de spullen die er toe doen om zich een, houden huisdieren die dat geluksgevoel versterken en als het een beetje meezit partners en/of kinderen die dat persoonlijke gevoel helemaal afronden. Voor anderen is het duidelijk dat ze meer nodig hebben om dat geluksgevoel te verkrijgen. Een tweede huis in Frankrijk, een boot, zwembad en waar nodig een vriendin of minnaar die de aandacht geeft die men in de normale situatie zo ontbeert. Wat is dus bepalend voor dat geluksgevoel? Waar komt het vandaan? En hoe kijken we er zelf naar? Ik denk persoonlijk dat veel van dat geluksgevoel ook afhangt van het feit of je al dan niet jaloers bent op anderen. Is een ander beter af dan jij en valt daar mee om te gaan?

Of ben je gewoon compleet van de leg als je merkt dat oude vrienden het verder schopten dan jij, beter opgeleid raakten, mooiere banen (en vrouwen of mannen)kregen en ook nog eens met geld smijten waar jij zelf een beetje op moet letten met je uitgaven. Als je dat laatste in de genen hebt zitten komt het niet goed met dat geluksgevoel en blijf je altijd mekkeren over de kansen die je worden/werden onthouden. Al dan niet met de identiteitskaart daaraan gekoppeld. Ik ben niet gelukkig want….. Persoonlijk heb ik geen enkele last van jaloezie. Nergens is het 100% geweldig, en Nederland is een prachtig lang. We leven hier relatief lang, gezond en op de gelukskaart van Europa scoren we als volk heel hoog. Logisch want we verdienen hier gemiddeld aardig de kost en hebben een samenleving waarin voor een ieder die wil kansen gebakken zitten. Is die villa dan de norm?

Of is een dak boven het hoofd en wonen waar het niet al te slecht is qua demografische samenstelling net genoeg? Vertel het maar. Ik ken mensen die van alles mankeren maar toch gelukkig zijn en anderen die hartstikke gezond zijn en welvarend en toch zoeken naar dat ontbrekende stukje wat het geluk kan bevestigen voor ze. Is dat geluksgevoel of de lage drempel daarheen iets wat je van thuis meekrijgt of moet je dat gewoon zelf leren?? Vragen, vragen, maar feit is dat geluk niet geheel verklaarbaar is maar wel een heerlijke deken kan zijn waarin je je dan als mens kunt wentelen. Waarbij wentelen in een bubbelbad ook gelukzalig kan wezen of juist dat samen genieten van wat ons tot mensen maakt die van elkaar houden. Wie er een mening over heeft moet het vooral hier even uiten. En laat ook eens weten wat jou het ultieme geluksgevoel geeft of zou kunnen geven. Dank bij voorbaat voor het delen. Je maakt me er extra gelukkig door… (Beelden: Archief/Internet)

Vleesch of visch…

Vleesch of visch…

Voor iemand als ik, opgegroeid in een periode waarin vlees werd gezien als luxe en vis als iets dat verbonden bleef met de katholieke kerk, is vleesconsumptie dus iets dat er altijd bij hoorde.

Niet van de meest dure soorten in het begin wellicht, maar later werd dat toch iets meer de norm. Lapje hier, balletje daar, kippenpoot, een biefstuk, karbonades. Ik ben er nog gek op en zeker als het goed wordt klaargemaakt krijg ik er water van in de mond. Als echte stadsbewoner was vlees ook altijd iets van de slager of uit de supermarkt. Tuurlijk, er bestond wel een vermoeden waar al dat spul vandaan kwam, maar los van die ene kip of dat konijn dat vroeger nog wel eens op het menu kwam met Kerstmis had dat vlees niet meteen de vorm van een ooit levend wezen. Smaak prevaleerde boven dierlijk leed of uitingsvorm. Luxe bepaalde dat de afwisseling werd gegarandeerd. Vis was iets aparts. Ook daarvan wist ik al snel dat het ging om levend goed dat via beroepsvangst, handel en marktkooplui of visboer (..) werd verwerkt en aangeboden.

Vis was ook iets christelijks, en op vrijdag werden we geacht dat te eten en geen vlees. Kortom, je ging er mee om, je consumeerde en de ouders waren allang blij dat ze dit af en toe konden voorzetten na de gruwelen van de hongerwinter. Mijn latere voorkeuren op dit gebied zijn daaraan gekoppeld. Rollade een lekkernij, T-Bone steaks, bedenk het en het ging er lekker in. Maar op enig moment kwam er ook een iets ander inzicht. Zoonlief schakelde ergens in de jaren tachtig over op vegetarisch eten. Zo jong als hij nog was. Beter voor de dieren, voor zijn gezondheid en zo meer. Maar door gebrek aan keuze was het een hell of a job voor vrouwlief om elke dag twee soorten maaltijden te maken.

Wij bleven zelf namelijk ons normale patroon volgen, hij kreeg zijn ‘stengels en vegetarische brokken’. Op enig moment staakte hij overigens zijn vegetarische gewoonten. Trek deed zijn principes verbleken. Wij blij. Maar ergens in de jaren negentig kreeg ik zelf ineens fysieke klachten. Maag, gal, pijn en zo meer. De dreiging met een operatie zorgde dat ik me meer bekommerde om de keuze van wat ik at. Geen rood vlees meer, verwerkt maar langzaam in de maag, geen grote porties, zacht vlees, en wat meer vis of kip. Later gingen we over op dagen in de week zonder vlees. De klachten verdwenen. De trek niet.

Maar beelden van mishandelde koeien, schapen en varkens hielpen wel om het vol te houden. Flexitarisch. Al wil ik dan wel een stukje vegetarisch gemaakt ‘vlees’ als alternatief. Voor het idee! Zoonlief en zijn grote liefde zijn intussen weer helemaal vegetarisch maar koken nu ook Aziatisch op dat punt en ik laat het me graag en goed smaken als ze eens voor ons koken. Heerlijk hoor. Wie nadenkt over hoe vleesverwerking gaat eet vanzelf minder van dat spul. Het blijft lekker, en helemaal zonder is best lastig. Wie dat niet snapt moet eens kijken hoe het in andere culturen dan de Nederlandse toegaat. Surinamers stapelgek op kipgerechten en ook elders zie je een vleesvoorkeur. Het zonder verdoving slachten daar soms norm. Is dus nog veel te behalen. Omwille van die dieren. En nee, ik doe het niet omdat het zgn. goed is voor het milieu. Is het dat wel, meegenomen toch? Gewoon een beetje minder. En op vrijdag af en toe een haring…..moet kunnen….want ja…traditie….. En jullie, lieve lezers, zelf al eens getracht om bij te dragen aan de andere consumptie van vlees of vis?? Ben benieuwd naar jullie verhalen…. (Beelden: archief/internet)

Relatief

Relatief

Alles is relatief in het leven. Zeker als je kijkt hoe snel de tijd langs ons heen vliegt.

Voor je het weet zijn maanden, jaren, decennia of eeuwen voorbij. Niet dat we dat dan meemaken, die eeuwen bedoel ik, maar het weten is toch handig als je oprecht denkt dat wat hier en nu actueel is dat morgen ook zal zijn. Hoeveel van de mensen die je om je heen had bij de geboorte zijn er nu nog? Woon je nog steeds in hetzelfde huis? Dezelfde straat of stad? Wellicht ben je wel geemi- of immigreerd? Zo gaat het ook met andere vaste waarden.

Bij de in mijn leven best een belangrijke rol spelende schoon-grootvader, wiens eigen bestaan zeer lang mocht worden in goede gezondheid, kregen we soms verhalen te horen over de eerste Zeppelins, vliegtuigen, de overgang van stoom naar elektriciteit bij het railvervoer. Hij vertelde soms over hoe het leven voor de Tweede W.O. was, over geloof dat ons toen stuurde, een andere moraal, maar ook over hoe zijn leven als toenmalige mkb-er toch anders was in de oude tijd. En als ik zelf een beetje terugkijk naar vroeger tijden zie ik ook wel heel veel veranderingen. Ik noem het evolutie, ook al ben ik lang niet gelukkig met alles wat zoal voorbij is gekomen.

Laten we wel zijn, Nederland was een provinciaal landje in mijn jeugd, ook al vochten we nog voor onze overzeese gebiedsdelen tegen een overmacht. We groeiden op in de tijd van de atoombom, de Sovjet-dreiging, invasies in Hongarije en Tsjecho-Slowakije. We zagen eerst Frankrijk, later de VS verwikkeld zijn of raken in Vietnamoorlogen. We zagen de ontmanteling van godsdiensten en aanhangende zuilen. Respect veranderde in ‘wiebenjijdanweldatikUtegenjemoetzeggen’ gedrag. We zagen de revolutie over ons land heen golven, de krakers, Provo, Kabouters. Wat bleef was de structurele woningnood. Ook de even structurele armoede in sommige gezinnen.

We maakten de ondergang mee van het staatszorgsysteem en de liberalisering (..) van zowel de taximarkt als die zelfde zorgsector. Werd dat alles goedkoper zoals aangegeven? Nee. In tegendeel zelfs. De selfiecultuur kwam op, in de afgelopen jaren de zelf opgelegde vertrutting gevolgd door een cultuur van schaamte en excuses voor een vermeend koloniaal verleden een paar eeuwen terug. We zagen de auto terrein winnen, de vrijheid van gezinnen garanderend. Mensen vlogen over de hele wereld op zoek naar ontspanning en cultuur. We zagen de EEG ontwikkelen tot de bureaucratische EU. We zagen een president vermoord worden in de VS en een politicus in ons eigen land.

We zagen de terreur uit moslimhoek en soortgelijke daden vanuit mensen met een anti-vreemdelingenmentaliteit. We maakten de RAF mee in Duitsland, maar ook de onafhankelijkheidsgolf in de Afrikaanse en Aziatische landen. Kortom….met deze kleine bloemlezing maakte ik nog eens duidelijk dat als ‘Opa’ gaat vertellen er voor mensen van een andere generatie toch veel te leren valt. Net zoals het mij is overkomen met de genoemde Opa in dat verleden. En dan is de cirkel rond. Zonder verleden geen toekomst in het heden. Over vijftig jaar maakt men vast ook weer een balans op en vertellen de twintigers van nu dezelfde soort verhalen. Wijzer geworden, rijker, en ook in staat om te relativeren. En dat is al winst op zich….(Beelden: Yellowbird archief.)

Louwman Collectie en Museum…

Mag ik als conclusie maar meteen aangeven dat iedereen die ook maar iets heeft met het fenomeen auto en met name de ontwikkeling daarvan en ook nog eens met een prachtig ingericht museum, zeker op korte termijn zou moeten afreizen naar Den Haag waar je dan het ongekend fraaie Louwman Museum vindt naast de N44 tegenover de paardenracebaan Duindigt. Want na een recent gebracht bezoek kan ik als getuige-deskundige echt wel constateren dat hier iets heel bijzonders is neergezet. Die Louwman-collectie die in het museum is ondergebracht is er wel een van buitengewone aard. De familie Louwman, toch vooral bekend tegenwoordig van haar activiteiten als Toyota-importeur, startte al in 1934 met het bij elkaar brengen van heel bijzondere voertuigen.

En dat ging door de generaties van de familie heen gewoon door. Op enig moment richtte men voor het uitstallen van de collectie een grote koepel in bij het importeurscentrum Raamsdonkveer, maar dat was na een aantal jaren gebruik toch wel wat te klein. Dus pakte men het ambitieus aan en vestigde zich een paar jaar terug in Den Haag, het oude honk. In een prachtig gebouw, omgeven door een mooi landgoed, met een parkeergarage onder het gebouw. Parkeren kost je daar overigens 6 euro. Wie met een echte klassieker komt mag op andere plek zijn auto (uit)stallen. De entree is zakelijk ingericht, links de jassen en tassen opbergen, rechts meteen de museumshop. Wat daar te koop is mag je niet verwachten bij de Action, de prijzen zijn er ook totaal anders.

Goed nadenken over wat je zou willen aanschaffen wel een advies om in het achterhoofd te houden. Maar het ziet er wel gelikt uit. En dat gelikte gaat op voor het hele museum. Beneden is een schitterend ingerichte horeca-gelegenheid, opgebouwd uit een meer dan ruime zaal met allerlei gevels van huizen en winkels en ook nog wat oude auto’s en andere objecten ter verhoging van de sfeer. De service is er zakelijk en snel. De Museum-route loopt volgens achterliggende gedachte van boven naar beneden.

Met de lift omhoog dus en dan via een werkelijk schitterend (maar niet altijd logisch) ingerichte looproute langs alles wat met de vroegste ontwikkeling van de auto van doen had langzaam naar beneden. Diorama’s op schaal maar ook 1:1, maken duidelijk dat de meeste autobouwers toch ooit begonnen zijn als koetsenmakers voor paardentractie.

Al lopend kom je allerlei ontwikkelingen tegen. Je ziet hoe pakweg honderd jaar geleden de benzine-auto de strijd aan ging met de elektrische en stoomtractie en hoe die gewoon naast elkaar konden bestaan. Je ziet ook dat die elektrische wagens ook toen al zuchtten onder last van hun accu’s en leden onder het gebrek aan actieradius. Niets veranderd. Bij stoomtractie was je toch meer machinist dan chauffeur en de aandrijving was veel te ingewikkeld om de strijd met benzine aan te kunnen. Leuk is ook een klassieke auto met magneettractie, heel ingewikkeld, maar zonder al te veel energie te gebruiken onderweg. Helaas vroeg de productie van die wagens wel te veel van de fabrikant, die stopte er mee. Er is een ongekende veelheid aan prachtige wagens te zien. Een deel direct herkenbaar omdat ze vaak uit de jeugdjaren in de herinnering zitten. Maar er staan ook wagens die je echt nergens zult tegenkomen. Krankzinnig van uitvoering, perperduur, maar wel in die collectie. En je weet bijna zeker dat met een slinger of omdraaien sleutels die schitterende wagens zo staan te zoemen en weg kunnen rijden.

Het is te veel om even in een uurtje op te nemen. Prachtig uitgestald, en met zoveel ruimte om de meeste zaken heen dat men de volgende generatie Louwmans gewoon kan laten door verzamelen. Ruimte genoeg. Ik genoot net als het gezelschap waar ik in verkeerde en deze dag voor mocht gidsen. De ambiance is rustig, ruim en voldoende informatief. Voor de liefhebbers van het kleine zijn er ook stellingen vol vitrines met schaalmodellen te vinden, maar bijvoorbeeld ook keramiek en zilverwerk. Toegang van het museum is 15,00 E. p.p. De MJK en RotterdamPas geven gratis toegang. Afrekenen van de parkeergarage moet je doen bij de uitgang van die garage zelf en dat is niet zo klantvriendelijk. Moet aan de kassa toch ook kunnen zou ik denken. Maar verder…petje af voor dit prachtige museum. (Beelden: Yellowbird collectie)

Glimmende rijkdom…

Stel je een land voor waar de vorst en zijn familie plus de omringende adel zo krankzinnig rijk zijn dat men het geld, goud en de juwelen bij wijze van spreken over de plinten van de koninklijke verblijven ziet klotsen. En aan de andere kant een bevolking die zo arm is dat men veelal sterft van de honger en ellende. Nederland? Nou….net niet. Ook al is ook hier een elite bezig de bevolking uit te melken en worden de lasten voor veel mensen zo hoog dat men de armoedegrens naar de negatieve kant zeker zal gaan oversteken, dit verhaal gaat over het Tsaristische Rusland. Waar de vorsten paleizen lieten bouwen die qua inrichting en uitmonstering alles wat wij in West-Europa (met uitzondering van Versailles) konden neerzetten in de schaduw stelde.

De hofhouding zo rijk dat goud en juwelen zelfs bij de (denkbeeldige) afwas gedragen konden worden, en men voor de versiering van de bezemkasten nog Hollandse Meesters kon aanschaffen. Welkom in de wereld van de Romanovs! De Hermitage in Amsterdam licht een tipje van de rijkdomssluier op. Met de expositie ‘Juwelen’. Een overdadige wereld van glimmende objecten als gedragen door de vorstelijke Russische families van toen. Jurken, nachtgewaden, uniformen, alles wat men maar kon bedenken om mee te pronken ligt nu uitgestald. Prachtig natuurlijk als je houdt van glimmerdjes en zo meer. Ik bekijk het meer vanuit historisch perspectief. En zie de vergelijkingen met onze tijd.

Waarin sommigen zich kleden in de duurste gewaden of kostuums, horloges kopen van tienduizenden euro’s en auto’s van vele tonnen. En anderen blij zijn dat de voedselbanken ze nog kunnen helpen aan eten voor de komende twee dagen. Ongelijkheid die toen ook in ons land voor kwam. Al hadden wij dan nog een middengroep van burgers met een zeker inkomen en waren de vorsten over het algemeen nog van de bescheiden soort. Het protestantisme hield ze enigermate zuinig. Hoe dan ook, de Russische Romanov’s hielden wel van wat geglimmer en dat haalden ze dan ook bij de beste vaklieden op dit gebied in binnen- of buitenland.

Meesters op dit terrein mochten de meest fraaie en soms kitscherige stukken maken. Opgebouwd uit de duurste edelstenen, het fraaiste edelmetaal en vaak lekker in het oog springend. De dames versierden de uiterst fraaie robes er mee, de heren hun fancy-uniformen uit die tijd. Je kunt je voorstellen wat er ontstond toen de volksopstanden die leidden tot de communistische revoluties van begin vorige eeuw toegang gaven tot deze pracht en praal. Om de nieuwe proletarische staat van Lenin en consorten te financieren werden veel van die juwelen verkocht.

Met dat geld bouwde men het ‘arbeidersparadijs’ op wat later de Sovjet-Unie werd. Waar overigens verrijking ook heel normaal was, maar dat zit in de aard van het beestje. Ook in ons land nog wel eens op links zichtbaar. Maar goed, een prachtige collectie van al dat fraais is tot de lente van volgend jaar te zien in de Amsterdamse Hermitage. Een aanrader. Met je Museum Jaarkaart moet je een toeslag betalen van E.2,50 p.p. Maar dat doet niets af aan de kunst en de rijke cultuur. (de expositie ‘Juwelen’ loopt nog tot en met 15 maart 2020 in de Hermitage aan de Amstel) (Beelden: Meninggever)

Amsterdam – Mijn stad!

Wat dat toch is, het gevoel dat je echt bij een stad hoort? Geen idee. Maar veel echte en geboren Amsterdammers verliezen dat gevoel nooit. Zelfs niet als ze in pakweg Denemarken wonen of Nieuw-Zeeland. Het gevoel dat je krijgt van verhalen of liedjes die over jouw stad gaan, het maakt ons Mokummers al snel week en gevoelig voor tranen. Westertoren, Dam, de grachten, de Jordaan, de vroegere haven. De geschiedenis van de stad is oud. Het verhaal over de Tweede Wereldoorlog die deze stad zo hard trof. Je krijgt het mee vanuit de ouders, de genen, maar ook je eigen ervaringen doen er natuurlijk toe. Een stad is geen dorp en een dorp wordt zelden een stad. Al is dat in het geval van veel grote steden ooit wel eens zo geweest. Meestal niet veel meer dan ooit een vestiging van wat handlieden of boeren aan een rivier, kust of twee huizen langs een doorgaande weg.

Zo verging het Amsterdam ook. Men dankte de ontstaansgeschiedenis aan vissers die vanuit het iets verderop aan de rivier de Amstel gelegen dorpje Ouderkerk afzakten tot de toen nog aardig in het Noord-Hollandse landschap spoelende Zuiderzee. Daarna bleven vissen en soms iets agrarisch opstartten. Zo ontstond een veelal gelovige gemeenschap die telkens verder uitbouwde. De waterwegen bleken prima geschikt voor vervoer van handel en personen en al snel bouwde de gemeenschap die nu Amsterdam heet zich uit. Tot de stad die het nu is. Bijna 1 miljoen zielen groot, met een geweldig vliegveld om de hoek, een aardige industrie en haven, werk voor velen en ooit benoemd tot hoofdstad. Zeer terecht overigens. Amsterdam speelde in de geschiedenis een belangrijke rol. Veel bestuurders en chique zakenmensen kwamen uit deze hoek vandaan. Maar Amsterdam is ook een stad van anarchisme en oproer.

In het verleden diverse malen bewezen dat de bevolking niet houdt van knechting of onderdrukking. Dan komt men in opstand en dat ging of gaat er vaak heftig aan toe. In de recente geschiedenis zijn o.a. de studentenopstand uit 1968 bekend, maar ook de latere krakersopstanden. De relletjes die door linkse lieden werden opgebouwd tot een stedelijke revolutie rond de kroning van Beatrix, het was allemaal mogelijk in Amsterdam. Ook de ontruiming van op zichzelf prima woningen voor de metro-aanleg in de jaren zeventig leidde tot zware inzet van politie en andere overheidsdienaren toen de bevolking zich niet liet weghalen uit die huizen. Amsterdam is daardoor alleen al een bastion van zelfverzekerdheid. Daar doet geen Groenlinkse egalisatie of Dedain66-achtige bestuurslaag iets aan. Al is een deel van de oorspronkelijke bevolking dan intussen verdwenen. Verhuisd naar plaatsen rondom de hoofdstad, als Purmerend, Almere, Hoofddorp.

Men moest wel. Betaalbare woningen zijn schaars in Amsterdam en men lijkt slechts te bouwen voor de bovenlaag van de bevolking en de vaak snel verpauperde nieuwe inwoners. Voor middengroepen is geen plek meer. Dus die mensen verhuisden. Maar namen wel hun gevoel voor de stad mee. Net zoals het mij verging. Van het centrum naar de buitenkant, maar nog steeds aan de oever van die prachtig slingerende Amstel.

Ooit een zijtak van de Rijn, later gekanaliseerd tot niet veel meer dan een belangrijke maar niet meer echt stromende waterpartij. Maar o jee, als je langs die oevers loopt of fietst overvalt je als Amsterdammer al snel de nostalgie. Wat een fijne stad. Wat een schitterende historie. Maar wat is er door de jaren heen ook veel verpest door bestuurders die er weer een dorp van trachtten te maken. Tijd voor een nieuwe opstand. Zoals het Amsterdammers betaamt…..Inmiddels heb ik ene eigen Facebookgroep opgezet die sinds juni jl draait met dezelfde naam als dit verhaal. Genieten! (Beelden: Eigen archief)

Gewoon gelukkig….

Voor de ene mens is ultiem geluk om in een hutje op de heide met zijn/haar geliefde te genieten van de stilte en natuur. De ander wil in de hoofdstedelijke P.C. Hooftstraat of elders credit-cards doen gloeien door het gebruik en weer anderen zien zich al de hele winter doorbrengen op een of andere cruise-schip. Ik geef er geen oordeel over. Ieders keuze is mij om het even. Mits ik niet wordt gedwongen dezelfde passies te voelen of te leven naar andermans model. Persoonlijk geluk heeft van doen, voor mij althans, met hoe mijn omstandigheden zijn, mijn gezondheid, mijn geliefden, hoe het de huisdieren om me heen vergaat en of ik bijvoorbeeld in staat ben/blijf mijn passies of hobbies uit te oefenen. Neem een factor weg en mijn geluksgevoel daalt. Zoals een jaar of tien geleden door een plots optredend fysiek euvel dat me meer dan zes weken in de greep hield en uiteindelijk eindigde in een medische ingreep die het euvel wegnam en mijn geluksgevoel weer terug bracht. Gezondheid is een heel belangrijke voorwaarde voor dat geluk. Wellicht enige welvaart, opdat je niet in armoede moet leven en elke dag na moet denken over hoe je nu de eindjes weer aan mekaar moet knopen. Geldt ook voor het verlies van huisdieren. Komt soms als een mokerslag jouw persoonlijke geluk verstoren. Sluipende ziekten, die niet kijken of het dier jong of oud is, maar gewoon vernietigend hun werk doen. Enorm verstorend voor mijn geluksgevoel.

Zij die dat als mens zelf ook ervaren, laten overigens soms een verbazingwekkende levenslust zien. Knokken zich een weg terug naar verbetering van de situatie. Al zijn er voldoende voorbeelden van hen die uiteindelijk opgeven, in passiviteit vervallen en op de bank liggend wachten tot hun lot wordt verbeterd door derden. Geluk is in ons land uiteraard veel eerder te bereiken dan elders in de wereld. Geen misverstand. Oorlog, terreur, onderdrukking, geloofsgekte, maar ook de verkeerde afkomst bezitten of een seksuele voorkeur die anderen niet aanstaat maken dat je soms moet vrezen voor je leven, maar zeer zeker ook voor een goed bestaan. Er is nog veel mis in de wereld en van achter onze dubbele beglazing in een doorzonwoning met een fraaie (lease)auto voor de deur is het gemakkelijk oordelen. Wat we dan als volk ook vaak doen. Daarbij maakt geld trouwens zeker niet altijd gelukkig. Want gezondheid is niet te koop. Je kunt de beste doktoren of specialisten wellicht betalen, maar uitbehandeld is uitbehandeld. En dan moet je ook met veel geld maar zien hoe je verder gaat. Geluk is ook dat je in de liefde een beetje mazzel hebt en iemand naast je weet die onvoorwaardelijk voor je gaat.

Om desnoods de schijn van geluk overeind te houden. Ook daarvan heb ik best wat voorbeelden gezien. Een huwelijk dat in feite bestond uit leugens en bedrog richting buitenwereld, maar toch overeind bleef. Door dik en dun, storm of wind. Samen blijven, vaak tegen beter weten in. Veelal zijn het de vrouwen die dan veel op moeten offeren. Omwille van het geluk voor hun kinderen. Nou, als het echt niet gaat en je tegen beter weten een facade overeind houdt, stop er dan maar mee. Zinloze oefening en maakt je als mens doodongelukkig. En daarbij moet je ook maar bedenken dat het gras bij de buren altijd groener lijkt. Vandaar dat ik iedereen adviseer om die tuinen te bestenen. Dan zie je dat geluk of ongeluk toch even minder met een blik vol afgunst. Hoe dan ook, geluk zit vaak in kleine dingen. Als ik om me heen kijk is dat in mijn geval aardig gelukt. En ik wens dat u allen als lezers/mede-bloggers ook toe. Want geluk maakt ook dat je gezonder blijft. Zelf de slingers ophangen, feestje vieren, hoe onzinnig ook, en dat geluk koesteren. Want het kan zo maar ineens over en uit zijn. En ook daarover zijn al heel wat publicaties verschenen. (Beelden: Internet)