Voor iemand als ik, opgegroeid in een periode waarin vlees werd gezien als luxe en vis als iets dat verbonden bleef met de katholieke kerk, is vleesconsumptie dus iets dat er altijd bij hoorde.

Niet van de meest dure soorten in het begin wellicht, maar later werd dat toch iets meer de norm. Lapje hier, balletje daar, kippenpoot, een biefstuk, karbonades. Ik ben er nog gek op en zeker als het goed wordt klaargemaakt krijg ik er water van in de mond. Als echte stadsbewoner was vlees ook altijd iets van de slager of uit de supermarkt. Tuurlijk, er bestond wel een vermoeden waar al dat spul vandaan kwam, maar los van die ene kip of dat konijn dat vroeger nog wel eens op het menu kwam met Kerstmis had dat vlees niet meteen de vorm van een ooit levend wezen. Smaak prevaleerde boven dierlijk leed of uitingsvorm. Luxe bepaalde dat de afwisseling werd gegarandeerd. Vis was iets aparts. Ook daarvan wist ik al snel dat het ging om levend goed dat via beroepsvangst, handel en marktkooplui of visboer (..) werd verwerkt en aangeboden.

Vis was ook iets christelijks, en op vrijdag werden we geacht dat te eten en geen vlees. Kortom, je ging er mee om, je consumeerde en de ouders waren allang blij dat ze dit af en toe konden voorzetten na de gruwelen van de hongerwinter. Mijn latere voorkeuren op dit gebied zijn daaraan gekoppeld. Rollade een lekkernij, T-Bone steaks, bedenk het en het ging er lekker in. Maar op enig moment kwam er ook een iets ander inzicht. Zoonlief schakelde ergens in de jaren tachtig over op vegetarisch eten. Zo jong als hij nog was. Beter voor de dieren, voor zijn gezondheid en zo meer. Maar door gebrek aan keuze was het een hell of a job voor vrouwlief om elke dag twee soorten maaltijden te maken.

Wij bleven zelf namelijk ons normale patroon volgen, hij kreeg zijn ‘stengels en vegetarische brokken’. Op enig moment staakte hij overigens zijn vegetarische gewoonten. Trek deed zijn principes verbleken. Wij blij. Maar ergens in de jaren negentig kreeg ik zelf ineens fysieke klachten. Maag, gal, pijn en zo meer. De dreiging met een operatie zorgde dat ik me meer bekommerde om de keuze van wat ik at. Geen rood vlees meer, verwerkt maar langzaam in de maag, geen grote porties, zacht vlees, en wat meer vis of kip. Later gingen we over op dagen in de week zonder vlees. De klachten verdwenen. De trek niet.

Maar beelden van mishandelde koeien, schapen en varkens hielpen wel om het vol te houden. Flexitarisch. Al wil ik dan wel een stukje vegetarisch gemaakt ‘vlees’ als alternatief. Voor het idee! Zoonlief en zijn grote liefde zijn intussen weer helemaal vegetarisch maar koken nu ook Aziatisch op dat punt en ik laat het me graag en goed smaken als ze eens voor ons koken. Heerlijk hoor. Wie nadenkt over hoe vleesverwerking gaat eet vanzelf minder van dat spul. Het blijft lekker, en helemaal zonder is best lastig. Wie dat niet snapt moet eens kijken hoe het in andere culturen dan de Nederlandse toegaat. Surinamers stapelgek op kipgerechten en ook elders zie je een vleesvoorkeur. Het zonder verdoving slachten daar soms norm. Is dus nog veel te behalen. Omwille van die dieren. En nee, ik doe het niet omdat het zgn. goed is voor het milieu. Is het dat wel, meegenomen toch? Gewoon een beetje minder. En op vrijdag af en toe een haring…..moet kunnen….want ja…traditie….. En jullie, lieve lezers, zelf al eens getracht om bij te dragen aan de andere consumptie van vlees of vis?? Ben benieuwd naar jullie verhalen…. (Beelden: archief/internet)