Nooit van gehoord? Gatso!

Een wat? Een Gatso! Nooit van gehoord? Kan! Want dit automerk bestond maar kort en bouwde naar verluid precies acht auto’s. Een merk uit Nederland, opgezet door de indertijd befaamde coureur Maus Gatsonides. Geboren in 1911 in Nederlands Indie, en via een aardige carriere in de techniek op enig moment terechtgekomen bij Ford Nederland. Na de oorlog bouwde hij zijn eerste eigen auto. Onder de naam Gatford, wat ook wel een verwijzing was naar zijn oude werkgever en meteen duidelijk maakte met welke techniek hij het meest verwant was. Hij verbouwde daartoe ook Ford’s.

Zoals de rallywagens waarmee hij o.a. aan de Rally van Monte Carlo deelnam. Altijd Ford’s. Ook al wilde dat grote merk dat hij de naam van zijn eigen producten zou aanpassen en de naam van Ford zou verwijderen. Vandaar dat Ford in de merknaam ‘so’ werd. Volgens de verkoopbrochures zou Gatso maar liefst vier verschillende modellen kunnen bieden, maar in de praktijk was dat ver boven de maat van het bedrijf verheven.

Al met al zijn er naar de verhalen uit de geschiedschrijving precies acht auto’s gebouwd. Een daarvan werd zeer beroemd in ons land, de ‘Platje’, een zeer lage, fraai gelijnde sportwagen die na enige tijd een zwervend bestaan leidde door ons land. Ik heb de wagen in mijn jeugd nog eens zien staan bij het lokale garagebedrijf waar ik tegenover woonde. Men had plannen om de wagen te restaureren en weer racewaardig te maken, maar dat bleek toch best een opgave. En dus verdween de ‘Platje’ op enig moment weer richting een nieuwe eigenaar.

Nu is die auto ergens in Oost-Nederland onderdeel van een grote historische collectie. Gatsonides had intussen zijn faillissement meegemaakt en kwam in dienst van Ford Engeland waar hij o.a. zijn race-en rallyervaringen omzette in klinkende munt en ook de nodige successen want hij won in een Ford de Tulpenrally. Als technisch ingenieur was hij ook verantwoordelijk voor de befaamde (of beruchte) Gatsometers die de overheid inzette in de strijd tegen hardrijders. Veel van die dingen kwamen bij de politie in gebruik tot grote ellende van notoire hardrijders. Gatsonides werd uiteindelijk 87 jaar oud.

Na zijn overlijden werd hij gecremeerd. Zijn vele verdiensten voor autorijdend Nederland en Ford bewaard gebleven in de nodige boekwerken. Ooit een grote naam. En zijn Gatso racewagen rijdend bewijs dat hij in staat was tot meer dan alleen maar wat loos gepraat. (Beelden: Internet)

Louwman Collectie en Museum…

Mag ik als conclusie maar meteen aangeven dat iedereen die ook maar iets heeft met het fenomeen auto en met name de ontwikkeling daarvan en ook nog eens met een prachtig ingericht museum, zeker op korte termijn zou moeten afreizen naar Den Haag waar je dan het ongekend fraaie Louwman Museum vindt naast de N44 tegenover de paardenracebaan Duindigt. Want na een recent gebracht bezoek kan ik als getuige-deskundige echt wel constateren dat hier iets heel bijzonders is neergezet. Die Louwman-collectie die in het museum is ondergebracht is er wel een van buitengewone aard. De familie Louwman, toch vooral bekend tegenwoordig van haar activiteiten als Toyota-importeur, startte al in 1934 met het bij elkaar brengen van heel bijzondere voertuigen.

En dat ging door de generaties van de familie heen gewoon door. Op enig moment richtte men voor het uitstallen van de collectie een grote koepel in bij het importeurscentrum Raamsdonkveer, maar dat was na een aantal jaren gebruik toch wel wat te klein. Dus pakte men het ambitieus aan en vestigde zich een paar jaar terug in Den Haag, het oude honk. In een prachtig gebouw, omgeven door een mooi landgoed, met een parkeergarage onder het gebouw. Parkeren kost je daar overigens 6 euro. Wie met een echte klassieker komt mag op andere plek zijn auto (uit)stallen. De entree is zakelijk ingericht, links de jassen en tassen opbergen, rechts meteen de museumshop. Wat daar te koop is mag je niet verwachten bij de Action, de prijzen zijn er ook totaal anders.

Goed nadenken over wat je zou willen aanschaffen wel een advies om in het achterhoofd te houden. Maar het ziet er wel gelikt uit. En dat gelikte gaat op voor het hele museum. Beneden is een schitterend ingerichte horeca-gelegenheid, opgebouwd uit een meer dan ruime zaal met allerlei gevels van huizen en winkels en ook nog wat oude auto’s en andere objecten ter verhoging van de sfeer. De service is er zakelijk en snel. De Museum-route loopt volgens achterliggende gedachte van boven naar beneden.

Met de lift omhoog dus en dan via een werkelijk schitterend (maar niet altijd logisch) ingerichte looproute langs alles wat met de vroegste ontwikkeling van de auto van doen had langzaam naar beneden. Diorama’s op schaal maar ook 1:1, maken duidelijk dat de meeste autobouwers toch ooit begonnen zijn als koetsenmakers voor paardentractie.

Al lopend kom je allerlei ontwikkelingen tegen. Je ziet hoe pakweg honderd jaar geleden de benzine-auto de strijd aan ging met de elektrische en stoomtractie en hoe die gewoon naast elkaar konden bestaan. Je ziet ook dat die elektrische wagens ook toen al zuchtten onder last van hun accu’s en leden onder het gebrek aan actieradius. Niets veranderd. Bij stoomtractie was je toch meer machinist dan chauffeur en de aandrijving was veel te ingewikkeld om de strijd met benzine aan te kunnen. Leuk is ook een klassieke auto met magneettractie, heel ingewikkeld, maar zonder al te veel energie te gebruiken onderweg. Helaas vroeg de productie van die wagens wel te veel van de fabrikant, die stopte er mee. Er is een ongekende veelheid aan prachtige wagens te zien. Een deel direct herkenbaar omdat ze vaak uit de jeugdjaren in de herinnering zitten. Maar er staan ook wagens die je echt nergens zult tegenkomen. Krankzinnig van uitvoering, perperduur, maar wel in die collectie. En je weet bijna zeker dat met een slinger of omdraaien sleutels die schitterende wagens zo staan te zoemen en weg kunnen rijden.

Het is te veel om even in een uurtje op te nemen. Prachtig uitgestald, en met zoveel ruimte om de meeste zaken heen dat men de volgende generatie Louwmans gewoon kan laten door verzamelen. Ruimte genoeg. Ik genoot net als het gezelschap waar ik in verkeerde en deze dag voor mocht gidsen. De ambiance is rustig, ruim en voldoende informatief. Voor de liefhebbers van het kleine zijn er ook stellingen vol vitrines met schaalmodellen te vinden, maar bijvoorbeeld ook keramiek en zilverwerk. Toegang van het museum is 15,00 E. p.p. De MJK en RotterdamPas geven gratis toegang. Afrekenen van de parkeergarage moet je doen bij de uitgang van die garage zelf en dat is niet zo klantvriendelijk. Moet aan de kassa toch ook kunnen zou ik denken. Maar verder…petje af voor dit prachtige museum. (Beelden: Yellowbird collectie)

Theepottenmuseum

WP_20150507_032Als je wat mensen om je heen hebt die net als jijzelf gepassioneerd verzamelen en de objecten die zij zo gretig zoeken en thuis neerzetten na aankoop of ruil zijn in dit geval theepotten, is het logisch dat je daar soms wat meer over wilt weten. Nou dat kan. Er is een echt theepottenmuseum in ons land, in het kleine Noord-Limburgse plaatsje Swartbroek (Weert) waar u vast net als ik nooit eerder van had gehoord. Het museum dankt zijn bestaan aan een soortgelijke passie van de schoonmama van de eigenaar/directeur Frits Lavell. Toen die schoonmama richting verzorgingshuis verkaste bleef haar verzameling potten over. Frits en zijn vrouw Saskia zaten al in Limburg, exploiteerden een B&B en deden nog iets in glasgravures en kunst. Die potjes konden dus gered worden. Kamertje in hun huis werd ingericht, het fundament voor het museum gelegd.

WP_20150507_014Intussen zijn we een aantal jaren verder en is het museum de 1700 potten voorbij. Het vroegere woonhuis is opgegeven, het paar woont nu op de bovenste etage en de hele benedenboel is museum geworden. En wat voor een. Een van de leukste die ik in jaren heb bekeken. Dat er zoveel theepotten waren konden we slechts vermoeden, onze eigen verzamelingen beperken zich tot die van een enkele soort, maar hier pakt men alles aan en beet. Als het maar bijzonder en curieus is. En dan worden ze in groepen ingedeeld en in vitrines geplaatst. Ruim genoeg opgezet om er nog een paar bij te bestellen, men leeft van donaties en giften, dus waarom niet. Van Britse landhuizen tot politici, van Disney tot auto’s en motoren, van beesten tot mensen, vrijwel overal bestaat in een of andere vorm een theepot van. En als iets beschadigd is kan je er altijd nog een keramisch kunstwerk van maken. Het geeft het geheel een zeer speels karakter en de informatie die met name Frist Lavell verstrekt is gezellig, leerzaam en interessant.

WP_20150507_024Het museum zelf claimt dat je hier je ogen uit kijkt, en dat is zeker niet overdreven. Wil je alles zien mag je hier wel gaan kamperen. Nu kan je zeker even gezellig verpozen in het museum. Naast een minishopje met heel leuke items, en kunst aan de wand, is er een ruimte waar je wat kunt eten en drinken. Ook dat wat je daar gebruikt moet betaald, kost een habbekrats, maar helpt bij het in stand houden van de collectie. Men vraagt geen toegang en wil op een of andere manier toch verder. Gezellige ambiance, prachtige collectie, vrij parkeren. Een topmuseum dat het zeker verdient te worden uitgeroepen tot leukste uitje van Limburg. Van mij verdienen ze deze titel (hadden ze ook in 2013 al) want je zult weinig leukere musea tegenkomen. Zelfs als je niets hebt met het verzamelen van dit spul wordt je er door gepakt…www.theepottenmuseum.nl is hun website!

Opruimen

Boekenkasten YB Ktr.04 maart 2007 010 (2)Verzamelen en passies voor leuke dingen maken samen een combinatie die niet meteen zorgt voor lege zalen van kamers in ons toch niet al te kleine huis. Integendeel. Boeken die ‘nog eens gelezen’ moeten worden, vitrines vol spullen die leuk zijn om te laten zien en het delen van al die genoegens met vrienden die daar ‘ook iets mee hebben’ maken dat ons huis toch een aardige last aan opgestapelde collecties te bieden heeft. Een deel daarvan stamt uit een ander tijdperk van ons leven. Zoals onze boekencollectie. Ik geef toe wat leesverslaafd te zijn, zo maar drie boeken tegelijk lezen is soms geen uitzondering, vrouwlief kan er op dat punt ook wat van. Wij stammen nog uit die periode dat alles wat op schrift werd gesteld verslonden moest worden en veel dommer werd of wordt je er niet van, dus… Ik beschreef die liefde voor boeken al eerder hier.

FRI-412078 - Journaaljaren HPIM7280_editedToch komt er een moment dat je moet constateren dat de boekenkasten en kamers waar je deze opstelt, toch wat al te druk bevolkt zijn geworden en dat je bij nadere beschouwing ook moet vaststellen dat bepaalde boeken meer als decor dan als leesvoer dienen. Vrouwlief trok onlangs de stoute schoenen aan en begon de grootste boekenkast qua inhoud te ontmantelen. Ongekend welke ‘schatten’ je daarbij tegenkwam, maar ook wat je eigenlijk zeker weet nooit meer te zullen inkijken. De Winkler Prins van 1975 is bepaald niet meer actueel, een science-fiction reeks uit de jaren zestig is bijna bespottelijk in de voorspellingen van de wereld waarin wij nu zouden leven. Kortom, weg er mee. En de waarde is meestal nihil tot laag, zo slecht gaat het intussen met de leescultuur in dit land.

WP_006071De Kringlopers zijn er goed voor. Waar je, als je goed oplet, hele bibliotheken  van anderen kunt kopen voor een prikkie. Thrillers en chicklit’s liggen er bij stapels op je te wachten als je dat zoekt. Een fotoboek met prachtige plaatjes uit de jaren zestig deed ik overigens niet weg. Te veel nostalgie. Prachtig om te zien hoe vrouwen zich indertijd bloot gaven, krachtig, revolutionair, ongebonden of geschoren. Nee, dat boek blijft nog even. Maar voor de rest? Negen grote banenendozen vol leeswerk bracht ik intussen al weg. De grootste boekenkast heringericht. En nog steeds vol. Alleen staat het nu wat netter allemaal.  Nog drie kamers te gaan…….(de foto’s zijn niet waarheidsgetrouw voor de huidige collectie trouwens…)