Dwangverkopen..

Dwangverkopen..

Wat doe je als je op voorhand zeker weet dat je het grootste deel van de bevolking niet meekrijgt bij jouw al dan niet extreemlinkse of utopische visie op de toekomst? Dan ga je over tot verbieden van wat normaal is of leg je op wat men na een bepaalde datum al dan niet moet gaan doen. Een van die zaken die met name door die extreemlinkse en best wel kortzichtige Brusselse bestuurders over ons heen kunnen krijgen is het verbod op auto’s die niet elektrisch worden aangedreven. Er is veel weerstand tegen in de lidstaten (zoals in Duitsland en Italie) maar in semi-communistische en groen-anarchistisch kring staat men te juichen. Nu echter even de feiten.

De gemiddelde aanschafprijs van een huidige auto (prijsniveau 2021) is 40.500 euro, de gemiddelde bestelwagen kost zelfs 50 mille. Dat is dan een wagen met benzine- of dieselmotor. Ik weet niet hoe het jullie vergaat, maar ik vind dat best stevige bedragen. Een particulier moet wel fiks geld verdienen wil er zo’n auto nieuw voor de deur komen te staan. De elektrische voertuigen zijn nog eens een factor 2 duurder. Dus een simpele kleine Toyota kost je nu pakweg 23 mille, elektrisch komt zo’n ding je te staan op 46 mille. En dat geldt voor vrijwel alle merken. De huidige ‘verkopen’ van elektrische wagens daarom toch vooral te vinden via leaseconstructies en werkgevers die hun medewerkers in dat soort auto’s zetten, al was het maar om het fiscale voordeel. Geen wonder dat die roeptoeteren dat het zo leuk is om met zo’n wagen rond te rijden. De particuliere koper die voorheen een A-klasser kon kopen die voor tussen de 10 en 20 mille nieuw de showroom verliet heeft het nakijken.

Want die kleine en compacte maar ook zuinige wagens worden vrijwel niet meer gemaakt. En al helemaal niet verkocht omdat de prijzen van de overgebleven modellen aardig zijn gegroeid. De grachtengordelbewoners van de grote steden snappen niet dat we als gewoon volk niet massaal overstappen in een elektrische wagen. Maar voor normale mensen is reikwijdte van levensbelang, naast de mogelijkheid om een caravan mee te zeulen op vakantie, waarbij het hele gezin, bagage en de hond(en) ook nog even mee moeten. Nou, in de meeste middenklassers op accu’s kom je dan bedrogen uit. De op zich al beperkte actieradius wordt dan gehalveerd of erger en het onderweg bijladen kan heel avontuurlijk zijn gezien de infrastructuur onderweg. Daarbij moet je thuis ook een oplader vanaf het net bezitten als je de volgende dag nog ergens heen wilt kunnen. Niet iedereen gegeven dus. Nederland kent ruim 9 miljoen normale auto’s. Die tanken nog gewoon benzine of diesel dan wel gas. Als dat allemaal aan een oplader moet gaat het gewone licht in ons landje uit. Zal ook wel weer een links doel dienen, maar zeker niet dat van de hardwerkende burger of ondernemer. In dromen valt niet te leven. In gelul niet te wonen. Vroeger stonden de socialisten voor dit soort kreten, tegenwoordig doen zij juist hun uiterste best om het tegendeel te bewijzen. En o ja, elke verandering in het belasting/subsidiestelsel heeft meteen invloed op de ‘verkopen’ van die elektrische wagens. Dat zagen we aan de Tesla Model 3 die een paar jaar terug mateloos populair leek, maar na verandering van de regels bepaald minder spectaculair scoorde. Maar wie weet…VW zoekt haar heil nu ook in China voor kleine compacte wagens met een redelijke elektrische techniek voor een betaalbare prijs….Paar jaar wachten en je vindt ze in de showroom….Ik zou alvast een laadpaal aanvragen. Wie weet valt die intussen te verhuren aan de buren….(beelden: Yellowbird archief)

Klonen…

Klonen…

Een opvallend nieuwtje in de afgelopen dagen was het feit dat in bepaalde landen een zekere handel is ontstaan rond het klonen van huisdieren. Moppie is naar het hiernamaals maar je kunt hem/haar niet missen en laat hem via wetenschappelijke procedures gewoon voortleven. Het kan, dus doen we het. In China lijkt het al gewoon te zijn onder de rijken der Aarde in dat land. Duizendje of 6 en kat of hond lopen weer zo goed als nieuw rond. Je hoeft zelfs de van naamplaatjes voorziene etensbakjes niet aan te passen. Wij kijken daar in onze westerse en door Woke en Cancel gedomineerde maatschappij wellicht wat vreemd naar, maar wie weet hoe snel dit allemaal op ons af komt, ook hier. Omdat het mogelijk is en sommigen een heel dierbare band hebben met hun huisdieren. Het eindige van het leven niet willen accepteren een van de drijfveren natuurlijk.

De techniek al eerder toegepast in de agrarische sector. Schapen, stieren en wie weet wat nog meer werden door deze kloontechnieken al gemaakt tot exacte kopie-dieren van hun oermoeder of vader. Nou als het daarbij kan waarom niet bij die andere dieren? En o ja, en-passant was er ook nog het nieuws dat we in staat blijken met het dna van dinosauriers en wat verwant materiaal van nu nog bestaande oersoorten nieuw leven te verwekken. Ook al zijn die oerdieren van toen al duizenden eeuwen uitgestorven. Het kan, dus we doen het. Blijft natuurlijk de kans over dat we mensen kunnen of willen klonen. Nou reken maar dat bij dictatoriaal bestuurde landen en systemen echt al gewerkt wordt met die techniek. Wat zou het mooi zijn als je hele legers kon opbouwen van volstrekt gelijke soldaten die wellicht ook nog het zelfde gedrag vertonen. Star Wars in de praktijk op Aarde. En denk niet dat het niet gaat gebeuren.

Zelfs in de Nazi-tijden van 80 jaar geleden werd er al mee ge-experimenteerd al deed men dat toen met volstrekt andere uitgangspunten. Naar verluid zouden er in Zuid-Amerika nog nazaten leven van wat en met wie Doktor Mengele van alles en nog wat had uitgespookt in zijn duistere laboratoria. Vraag blijft of we dit moeten willen natuurlijk. Willen we mensen die ons na aan het hart lagen of liggen klonen? En hoe komen die dan weer terug? Als baby? Of in de vorm van een volwassene die alles weer moet worden bijgebracht wat hem maakte tot wat hij/zij voor geliefden of familie was. Als we in een duistere toekomst zover gaan komen dat we nieuwe mensen op deze wijze gaan reproduceren nemen we wellicht ook afscheid van dat toch uiterst plezierige proces van het maken van nieuw leven op de meer natuurlijke manier. Het kan verkeren. Het is aan de lezer om zelf conclusies te trekken en te bedenken wie of wat het klonen waard zouden zijn. Wellicht dat je dan ontdekt dat je eigen morele grenzen eigenlijk helemaal niet zo hoog zijn opgebouwd om dit niet te willen of te wensen. Want er blijft altijd iets wringen als het gaat om behouden of houden van…Zeg het maar hoe jij er naar kijkt.. Ik ben benieuwd….(beelden: Archief)

Herinnering aan moderne techniek..

Herinnering aan moderne techniek..

Het blijft leuk om je te beseffen dat je als jong mens dingen meemaakt of zaken ervaart die later, pakweg een halve eeuw verder in de tijd, ineens als ouderwets of niet doorgezet mogen worden gezien. Vroeger, ik was nog een jong ventje met een grote nieuwsgierigheid naar alles wat vroeger aan uitvindingen was gedaan, hoorde ik van een grootouder verhalen over diens reizen per stoomtrein naar Duitsland of hoe die man een zeppelin had gezien boven Amsterdam.

Vliegtuigen waren in die periode nog van hout en linnen, auto’s pruttelden over zandpaden en hadden wielen die onder een koets niet misstonden. Huizen hadden geen andere verwarming dan een haard die werd gestookt met houtblokken, de tram had na lange tijd ineens elektrische aandrijving en schepen voeren met stoommachines in het rond. Films waren nog zwartwit en konden alleen bekeken in speciale zalen. In de jaren die volgden gingen veel van die ooit moderne technieken verloren. Stoom werd stookolie, hout werd steenkool en weer later aardgas. Vliegtuigen werden gemaakt van aluminium of kunststoffen en de auto een modern zoevend vervoermiddel en door het gros des moderne mensen verheven tot persoonlijk bezit.

De stoomtreinen maakten plaats voor diesels en elektrische aandrijving, trams verdwenen op de langere afstanden en maakten plaats voor bussen en vrouwen bevrijdden zich van het juk van lange rokken en baleinen. Zeppelins bleken een grote mislukking en passagiersschepen kwamen en gingen weer omdat het moderne vliegtuig vele malen succesvoller en efficienter bleek. Deed je vroeger over een trip naar pakweg Australie 6-8 weken, een beetje vliegtuig doet er 16 uur over. In die vroegere tijden waren we nog niet woke, we deden niet moeilijk over de gekleurde knecht van Sinterklaas en het christelijk geloof was nog dominant. En die films? Die komen tegenwoordig in HD-kwaliteit digitaal bij ons de huiskamer binnen.

Waren we vroeger fel gekant tegen eventuele mannen en vrouwen die op hetzelfde geslacht vielen, tegenwoordig is er een generatie die wordt opgevoed met het idee dat precies dat de juiste weg is. Zelfs piepkleine kinderen krijgen al mee dat vallen op het eigen geslacht dan wel kiezen voor het zijn van jongen of meisje aan hen zelf is gegeven. Socialisten streden ooit voor betere arbeidsvoorwaarden of gelijke behandeling van man en vrouw. Nu keren juist zij zich af van die arbeidersklasse en vinden het prima dat er culturen en landen bestaan waar de positie van de vrouw niet veel beter is dan in de oude geschiedenis beschreven.

Een ding bleef echter hetzelfde. We zijn per definitie nog steeds bezig met conflicten en oorlogen. We staan feller tegenover elkaar dan ooit en het door Lubbers en Kok zo groot gemaakte ‘polderen’ is totaal verdwenen. Net zoals de stoommachine, de fax, de houten schepen en zo meer. Het maakt veel, zo niet alles, relatief. En moeten we koesteren wat was, verbeteren wat is maar vooral niet neigen naar terugkeer naar dat wat bewezen niet werkte. Met andere woorden, de Middeleeuwen komen niet meer terug. Wie dat wel wil leeft in het verleden en heeft niets te zoeken in die nu zo vaak onzeker lijkende toekomst. (beelden: Archief)

Mazda…

Mazda…

Een Japans merk dat we al een flinke tijd ook in ons land kennen is Mazda.

Het bedrijf kent een traditie die terug gaat naar 1920 en maakte in dat verre verleden o.a. kurk en machines. In 1940 waagde men zich aan de bouw van personenwagens maar door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog kwam het nooit tot productie van die eerste dingen. Pas na de oorlog ging Mazda aan de slag met de bouw van vrachtwagens en duurde het nog tot 1960 voor men ook weer dacht aan personenwagens. Wagens die al snel de oversteek maakten naar onze streken.

Bij ons werden die Mazda’s vooral populair door hun relatief lage prijs en nette uitrusting. Bekende verschijningen van 1968-77 waren de 1000 en 1300. Compacte wagens met een keurig nette weinig opwindende carrosserie, maar wel goed gebouwd en betrouwbaar. Het zorgde voor wereldwijde verkopen en een snel groeiend imago als dat van een ‘goed merk’. Voor westerlingen waren die eerste Japanse auto’s overigens vaak aan de kleine kant qua interieur, maar dat werd snel verbeterd en door de jaren heen groeide de beenruimte voor ook ons Hollanders snel.

Opvallend was ook dat Mazda na NSU de indertijd revolutionaire Wankelmotor omarmde en tot volle bloei wist te brengen. Zo’n motor had geen traditionele cilinders maar een ronddraaiende schijf en zou beter moeten werken dan een meer normale motor. Anders dan NSU dat met haar RO-80 ontdekte dat dit soort motoren grote problemen met zich mee brachten, wist Mazda het systeem betrouwbaar en veilig te krijgen. En hield men die Wankelmotor heel lang in productie. De bekende RX-reeks aan sportieve modellen was er jarenlang mee uitgerust.

Met de 323 uit de jaren zeventig scoorde Mazda als een gek in ons land, maar ook de 616 en latere 626 kwamen hier goed aan. Veel auto voor je geld en wagens die als je ze van te voren goed liet tectyleren ook best lang mee konden. Technisch waren er zelden problemen, roest was net als bij veel andere Japanse merken wel een dingetje. Mazda bracht een steeds breder aanbod aan modellen. Men bracht bedrijfswagens uit, ook hier te koop, ging in samenwerking met Ford in de jaren negentig aan de slag op diverse continenten, waardoor je soms een Mazda zag rijden met Ford-badge en omgekeerd.

Mazda leende ook ontwerpen uit aan het Koreaanse KIA dat daarmee haar eerste voet aan land in Europa kon verwezenlijken. Het Japanse merk bleef na een tijdje toch weer alleen over nadat de banden met Ford waren verbroken. Het huidige gamma is fraai, technisch op zeer hoog niveau en ook met inbegrip van wagens waarop de leaserijder van nu en later gelukkig zal zijn. Hybridetechniek, elektrisch, wellicht waterstof. SUV’s maakten dat Mazda ineens ook weer sprongen maakte in haar eigen verkoopdoelstellingen. Sprongen die men ook maakte in de prijslijst, want tegenwoordig is het merk bepaald geen prijsbreker meer.

Kwaliteit moet betaald worden is de redenatie en aan goedkopere auto’s is geen brood meer te verdienen. Wel met kwaliteit, betrouwbaarheid en een aansprekend uiterlijk. En dat heeft Mazda aardig onder de knie. We zullen er vast nog wel meer van horen. En dan zeker bij die statistieken waarin pechvrije merken vaak strijden om de eer in een top 50. Vrijwel steevast staat Mazda daar bovenaan. Zegt genoeg. (beelden: Archief)

Inmiddels verdwenen; Lancia!

Inmiddels verdwenen; Lancia!

Voor liefhebbers van Italiaanse wat exclusievere auto’s is het best een gemis dat het merk niet meer wordt geleverd in onze streken.

Lancia, opgericht in 1906 en altijd goed geweest voor sportieve auto’s vol technische innovaties. Niet iets voor de massa, wel voor hen die eens iets anders wilden. Toen het merk onderdeel werd van de Fiat-groep verwaterde dat exclusieve beeld wat en zeker in de nadagen van het merk viel er veel aan te merken op de modellenpolitiek en marketing.. Maar laten we eens kijken naar wat die Italianen allemaal bouwden door de jaren heen. Bedenk maar dat Lancia voor de oorlog al wagens bouwde met zelfdragende carrosserie (de meeste auto’s uit die tijd voorzien van een oud en zwaar los chassis waarop de body werd vastgezet) V4-motoren, bovenliggende nokkenassen en schijfremmen.

Technisch begaafd dus. Net voor de oorlog bracht men de lichtvoetige Aprillia uit, een auto met een kenmerkend uiterlijk, ronde rug als een na-oorlogse VW Kever, gedeelde achterruitjes en een wonderlijke constructie voor de achterste deuren die op de ‘foute’ wijze openden. Met een V4 blokje voorin dat 1,5 liter groot was en 48pk’s leverde haalde deze compacte Lancia 130km/uur. De wagen werd goed verkocht en vond liefhebbers die een Alfa Romeo te duur vonden en een Fiat beneden de waardigheid. De Aprillia bleef tot in 1949 in productie. Latere modellen waren de Ardea, de Aurelia en de daarvan afgeleide GT. Een auto die vanaf 1951 heel wat sportieve chauffeurs aansprak om zijn prestaties. Een V6 blok zorgde voor topsnelheden in de buurt van de 180km/u en dat was best snel in die periode. Een echte slee was de Flaminia uit 1957, waarbij je in staat was zes personen in een grote mate van luxe en comfort te vervoeren met zeer behoorlijke snelheden. De als een sedan gebouwde grote wagen had zelfs een wisser op de achterruit wat indertijd (en nu nog) best bijzonder was voor een auto in deze klasse.

Intussen bouwde Lancia ook nog trucks, zoals de Esadelta. Vanaf 1960 ging Lancia over op modellen met voorwielaandrijving, de Flavia daarvan een exponent. Wat hoekig gebouwd, dubbele uitstekende koplampen, een aluminium boxermotor voorin en een top van 160km/u. Opnieuw een staaltje Italiaans vernuft dat een bescheiden doelgroep zou aanspreken. Ook de Fulvia was er zo een. Sedans en sportcoupe’s met die naam in de jaren 60/70 te vinden in de showrooms van de dealers. Maar voor het circuit geschikt was met name de Stratos die in 1972 op de wielen werd gezet. Een soort bommetje op wielen dat veel concurrenten tijdens rallies het snot uit de ogen deed komen.

Met een V6 van 2.4 liter was 230km/u ineens haalbaar en speciaal getunede versies gingen daar dik over heen. Een auto die ook in ons land kopers wist te vinden was de Beta-serie. Hij oogde sportief en was dit ook en daarnaast best betaalbaar. Maar roest was intussen ook wel een dingetje geworden bij Lancia en daaraan leden de Beta’s extreem heftig. Een geweldige imagobouwer was de Delta Integrale, die in rallies de Stratos verving, maar ook heel wat sportieve rijders op de weg aan zich wist te binden. Getekend door Giugiaro had de auto motoren waarmee je gewoon boven de 200km/u kon toeren.

De Integrale met vierwielaandrijving en dus een wegligging als een HSL-trein. Een auto voor de zakenmarkt was later de Prisma die zijn techniek deelde met de Fiat Regatta. Een sedan zonder opsmuk, maar met die luxe die verwant was aan het merk Lancia. Een merk dat daarna steeds meer grijs begon te worden. Mee moest op de platforms van Fiat’s en ook telkens de onderscheidende waarden van het merk miste. Een jaar of tien geleden was er nog een schitterende en opvallende Delta, die met name in ons land bij leaserijders de handen op elkaar kreeg.

Net als veel dames vielen voor de kleine Ypsilon die in vele kleuren leverbaar was maar eigenlijk niet veel meer dan een Fiat met andere koets. En toen Fiat/Chrysler besloot om o.a. de Chrysler 300 en Voyager als Lancia te gaan verkopen hier was het einde in zicht. Het merkgevoel verdwenen, de dealers in mineur en de aantallen verkochte auto’s nauwelijks meer in honderdtallen uit te drukken. Lancia verdween. In Italie nog te koop, maar elders niet meer. Het einde van een tijdperk. (Foto’s: Internet/archief)

Tegenwoordig Indiaas….maar ooit oer-Brits; Jaguar!

Tegenwoordig Indiaas….maar ooit oer-Brits; Jaguar!

Voor veel mensen is Jaguar een oer-Brits automerk waar men allerlei fraais in elkaar stak dat vooral bedoeld was voor de Upper-class van onze samenleving.

De gemiddelde Opel of Ford-koper kon slechts bewonderend opkijken tegen de veelal klassiek aandoende limousines die het bedrijf voor en na WO2 leverde. Het bedrijf startte voor die grote wereldbrand als Swallow Sidecars onder leiding van oprichter William Lions met de fabricage van zijspannen voor tweewielers, later volgde als vanzelf de productie van vierwielers die men de aanduiding S.S. meegaf. Toen men ook in Engeland door kreeg dat die aanduiding enigermate beladen was besloot men om de naam Jaguar in te voeren en het logo van het merk ook als een springend roofdier uit te voeren.

Jaguar leverde altijd veel moois voor een net even aardige prijs dan de concurrentie die op dat moment best heftig was in het Verenigde Koninkrijk. Klassiek aandoende sedans, drophead coupe’s en zo meer passeerden de revue. En wie het zich kon veroorloven reed er graag in rond. Een Rolls Royce of Bentley was nog net even een klasse hoger wellicht, maar dit kwam aardig in de buurt.

Goed presterende 6-cilinder motoren, houten dashboards, lederen bekleding, soms ook wat technische innovaties als onafhankelijke wielophanging voor. Het waren mooie tijden voor het merk. Met de D-Type deed men mee op sportief gebied. De zeer aansprekende en brullende racewagens deden het geweldig in races als de 24 uren van Le Mans, maar kregen daar ook een negatieve naam na een crash met een van die wagens in het publiek. Het heeft de verkoop aan de klantenkring nooit in de weg gezeten. Naast de schitterende MK VII, VIII en MK IX of XJ6 reeks bracht men ook sportwagens als de prachtige XK of nog aansprekender de E-Type met zijn lange neus en vele aansprekende uitvoeringen.

Jaguar bracht voor de ware liefhebber o.a. een versie van die sportwagen met een V12 motor die moeiteloos doorstoomde naar 240km/u. Technische problemen maakten dat deze wagens soms best een slecht imago kregen bij de gebruikers, maar liefhebbers van al dat fraais smulden er van als er weer een E-Type voorbij brulde. In de VS zeer geliefd. Latere modellen van Jaguar kregen hetzelfde imago. Prachtig, maar ook kwetsbaar. Een periode van verliezen en achterblijvende ontwikkelingen maakten het merk zelf ook wat kwetsbaar.

En ergens in de jaren negentig werd Ford eigenaar. Men moest andere wagens bouwen. Modellen voor de leasemarkt, en gebruik makend van Ford technieken. Ineens kwamen er stationcars en diesels uit de fabrieken van het aloude merk. Veel ware liefhebbers moesten daar niks van hebben. Toch bleef de naam Jaguar wel staan voor dat typische Britse, ook al kreeg je dat dan slechts in naam en houtnerf dashboards in een compacte auto geboden. Midden in de financiele crisis van 2008/10 besloot Ford afscheid te nemen van haar Britse dochter.

Uiteindelijk werd Tata uit India de nieuwe eigenaar. En kreeg Jaguar daarmee lucht om verder te gaan. Men maakt nu weer erg aansprekende wagens, de naam van het merk waardig en opnieuw geschikt voor de zakenrijder die iets anders wil dan een plastic fantastic Tesla of standaard BMW. Leder, hout, het zit er allemaal weer in, maar nu op een technisch andere basis. En hybrides ook beschikbaar voor hen die dat wil. Jaguar niet voor iedereen, en dat zie je terug aan de verkoopcijfers in ons land. Maar wel iets heel bijzonders. Mijn verhaal is natuurlijk niet compleet over dit merk, maar ik hoop wel een beeld te hebben gegeven van hoe zo’n merk door de jaren heen ook in Nederland een eigen plek wist te behouden. (Beelden: Archief Yellowbird/internet)

Koreaanse gigant; Hyundai!

Koreaanse gigant; Hyundai!

In mijn eerder vervolgverhaal over werken met dat merk waar de Vliegende Pijl een hoofdrol speelt, maakte ik ook gewag van mijn dealerperiode en dat Koreaanse merk dat nog van deur tot deur garages af ging om nieuwe vertegenwoordigers te vinden.

Ik heb het dan over 1978. Hyundai, Koreaans, onderdeel van de gelijknamige industriele groep waar we hier in dit periode nooit van hadden gehoord. Maar gigantisch groot in eigen land, bouwden schepen aan de lopende band, treinen, trams, bussen, trucks en een paar jaar relatief compacte personenwagens. Die laatste tak van sport aangestuurd door Britse ingenieurs die samen met het Italiaanse ontwerphuis Ital Design van meneer Giugiaro een aardig autootje hadden ontwikkeld die de Koreanen als Hyundai Pony in de markt zetten.

Nederland proeftuin voor die nieuwe auto’s. Technisch baserend op Mitsubishi-motoren en bepaalde onderdelen herkenbaar afkomstig uit de Britse auto’s van toen. Simpel, niet meteen geschikt voor grote Nederlanders maar wel loei-betrouwbaar. Hyundai zette voet op Europese grond en expandeerde binnen een paar jaar tijd tot een grote. Na de Pony volgden meerdere modellen die met soms groot, in andere gevallen minder succes werden verkocht. Al snel een budgetmerk, maar daar wilde men qua imago graag snel vanaf. De organisatie steeds strakker geleid, het gamma auto’s steeds breder. Al vlot was Hyundai een gevestigde naam in heel de wereld. Je moet je best doen een land te vinden waar deze wagens niet rondrijden.

Konden wij indertijd als dealer slechts van dromen…. Hyundai heeft ook overal fabrieken staan die lokale of regionale automarkten bedienen. Zo heeft men een fabriek in Tsjechie waar de compacte modellen voor Europa worden gemaakt. Maar ook in Rusland, de VS, China, India, Turkije en Indonesie fabriceert men auto’s van het merk met de schuin geplaatste H in het logo. In totaal nu bijna 10 miljoen auto’s per jaar. En dat is nog niet alles. Toen het concurrent KIA een aantal jaren geleden niet goed ging nam Hyundai het bedrijf voor een deel over. Sindsdien werkt men veelal met gedeelde techniek. Moet je goed kijken om het verschil te zien tussen de ene Koreaan of de andere. Daarnaast zijn er ook markten waar men het minder goed aanpakte. Zoals Japan.

Men maakte daar de nodige marketingblunders en dat leidde er toe dat Hyundai in die lastige markt met haar personenwagens niet meer wordt vertegenwoordigd. Opvallend was ook de breuk van de Hyundai Motor Company met de rest van het concern. Hyundai ging samenwerken met Daimler uit Duitsland, wat er toe leidde dat een eigen ontwikkelingsafdeling in Duitsland werd gevestigd, maar die samenwerking is nu weer verbroken.

Hyundai is intussen allang niet meer dat budgetmerk uit het begin van haar bestaan. De Koreaanse auto’s zijn nu meer normaal van prijs, technisch op behoorlijk niveau en men schuwt bijzondere technieken niet. Elektrische modellen en soortgelijken in de planning en de strenge botsproeven onder controle. In ons land een merk in de top 20, al scoort ‘dochter’ KIA door haar lagere prijsstelling net even beter. Maar dat Hyundai een vast waarde is, zal niemand meer verbazen. Momenteel is de autobouwer uit Seoul de vierde autofabrikant ter wereld. En dat is conform de wensen en dromen van de toenmalige managers die met hun Pony leurden langs Nederlandse garagebedrijven. En waar ik zelf zulke ambivalente gevoelens bij heb. Maar ambitie kon en kan je die Koreanen niet ontzeggen. Integendeel! (Beelden: Yellowbird archief)

Oude bekende..Honda!

Oude bekende..Honda!

Steevast wel in de top van de kwaliteitsranglijsten maar qua verkopen helemaal onderaan in de top 50 van Nederlandse merken te vinden, Honda!

Terwijl het voor ons land al een oude bekende is. Want al ergens in de jaren zestig kwam Honda naar dit landje om haar eerste vierwielers te verkopen. Men had al enige naam met tweewielers en buitenboordmotoren, maar auto’s waren voor het merk toen nog nieuw. Vanaf 1962 nam men de handschoen op. Niet alleen op de weg, ook op het circuit en ging meteen met een Formule-1 auto van start die een V12 als aandrijfbron bezat. Nou die zocht je tevergeefs in die eerste personenwagentjes. Die rustte Honda namelijk uit met een kleine krachtbron afkomstig van hun motorfietsen en die dingen draaiden zulke hoge toerentallen dat je er nog aardig in mee kon komen op de snelweg. De N360 en N600 waren de eerste proeven van bekwaamheid en dat waren echt piepkleine wagentjes.

Maar de kwaliteit was al best redelijk en de prijzen aardig concurrerend. Nog overtuigender waren de sportief uitgemonsterde S600 en S600 die je als cabriolet of coupe kon kopen en die niet meteen bedoeld waren voor Europese coureurs maar voor de ondergemiddeld lange mens veel waar voor het geld leverden. Men stak met deze serie de Britse sportwagens naar de kroon maar zeker ook op het niveau van geluid en gebrek aan comfort. En toch werden die wagens door liefhebbers van het genre zeer gewaardeerd. In 1970 had Honda intussen al de 1-miljoenste auto gebouwd en bleef men op koers richting het wereldwijde succes dat men tegenwoordig kent.

Met de Civic uit 1972 werden de eerste fundamenten voor dat succes echt geslagen. Honda had hiermee een auto in handen die werd ‘gevreten’, ook in ons land. Compact, maar niet echt klein meer, potent, maar niet meer met van die enorm hoge toerentallen, en met een uitrustingsniveau dat je in een Opel of Ford niet snel kon vinden. Niet voor niets werd deze auto een succes. En de naam Civic bleef door vele generaties heen verbonden aan het merk. Latere modellen werden groter, sneller, luxer en helaas ook duurder. Uitvindingen schuwde men niet, het merk hielp op enig moment het Britse Triumph aan een nieuw model dat in feite een Honda was (Acclaim) en men bleef verbonden met de sportieve kant van het autovak.

Toch kreeg men ergens in de jaren negentig toch door dat men de concurrentie met de gevestigde orde niet helemaal meer aan kon. De prijzen waren te hoog, de innovaties toch wat te mager. Honda had intussen een productielijn in Engeland opgezet, had zo toegang tot de Europese Unie, bouwde nog steeds zeer goede auto’s maar zakte qua verkopen steeds verder terug. Dat gold minder voor de Amerikaanse en Chinese markten waar men nog steeds goede zaken doet. Hybrides kwamen uit, SUV’s waarmee men het gamma opvulde. Auto’s voor mensen met een specifieke smaak. In eigen land heeft men nog een hele trits van die kleine karretjes die specifiek voor de Japanse markt zijn bestemd maar vaak overtuigen door hun wonderlijke vormgeving en technisch vernuft. Maar hier wil het niet meer lukken.

De organisatie toch wat opgebroken en klanten winkelen nu bij Koreaanse merken of de Japanse concurrentie. En dat is best jammer. Overigens bouwt Honda ook haar eigen zakenjet, is nog steeds heel groot in motorfietsen, levert oa. de motoren voor het Red Bull team van Max Verstappen en verkoopt ook nog allerlei andere producten als grasmaaiers of de befaamde buitenboordmotoren. Breed, groot en bekend. Honda! (Beelden: Internet/archief)

Relatief

Relatief

Alles is relatief in het leven. Zeker als je kijkt hoe snel de tijd langs ons heen vliegt.

Voor je het weet zijn maanden, jaren, decennia of eeuwen voorbij. Niet dat we dat dan meemaken, die eeuwen bedoel ik, maar het weten is toch handig als je oprecht denkt dat wat hier en nu actueel is dat morgen ook zal zijn. Hoeveel van de mensen die je om je heen had bij de geboorte zijn er nu nog? Woon je nog steeds in hetzelfde huis? Dezelfde straat of stad? Wellicht ben je wel geemi- of immigreerd? Zo gaat het ook met andere vaste waarden.

Bij de in mijn leven best een belangrijke rol spelende schoon-grootvader, wiens eigen bestaan zeer lang mocht worden in goede gezondheid, kregen we soms verhalen te horen over de eerste Zeppelins, vliegtuigen, de overgang van stoom naar elektriciteit bij het railvervoer. Hij vertelde soms over hoe het leven voor de Tweede W.O. was, over geloof dat ons toen stuurde, een andere moraal, maar ook over hoe zijn leven als toenmalige mkb-er toch anders was in de oude tijd. En als ik zelf een beetje terugkijk naar vroeger tijden zie ik ook wel heel veel veranderingen. Ik noem het evolutie, ook al ben ik lang niet gelukkig met alles wat zoal voorbij is gekomen.

Laten we wel zijn, Nederland was een provinciaal landje in mijn jeugd, ook al vochten we nog voor onze overzeese gebiedsdelen tegen een overmacht. We groeiden op in de tijd van de atoombom, de Sovjet-dreiging, invasies in Hongarije en Tsjecho-Slowakije. We zagen eerst Frankrijk, later de VS verwikkeld zijn of raken in Vietnamoorlogen. We zagen de ontmanteling van godsdiensten en aanhangende zuilen. Respect veranderde in ‘wiebenjijdanweldatikUtegenjemoetzeggen’ gedrag. We zagen de revolutie over ons land heen golven, de krakers, Provo, Kabouters. Wat bleef was de structurele woningnood. Ook de even structurele armoede in sommige gezinnen.

We maakten de ondergang mee van het staatszorgsysteem en de liberalisering (..) van zowel de taximarkt als die zelfde zorgsector. Werd dat alles goedkoper zoals aangegeven? Nee. In tegendeel zelfs. De selfiecultuur kwam op, in de afgelopen jaren de zelf opgelegde vertrutting gevolgd door een cultuur van schaamte en excuses voor een vermeend koloniaal verleden een paar eeuwen terug. We zagen de auto terrein winnen, de vrijheid van gezinnen garanderend. Mensen vlogen over de hele wereld op zoek naar ontspanning en cultuur. We zagen de EEG ontwikkelen tot de bureaucratische EU. We zagen een president vermoord worden in de VS en een politicus in ons eigen land.

We zagen de terreur uit moslimhoek en soortgelijke daden vanuit mensen met een anti-vreemdelingenmentaliteit. We maakten de RAF mee in Duitsland, maar ook de onafhankelijkheidsgolf in de Afrikaanse en Aziatische landen. Kortom….met deze kleine bloemlezing maakte ik nog eens duidelijk dat als ‘Opa’ gaat vertellen er voor mensen van een andere generatie toch veel te leren valt. Net zoals het mij is overkomen met de genoemde Opa in dat verleden. En dan is de cirkel rond. Zonder verleden geen toekomst in het heden. Over vijftig jaar maakt men vast ook weer een balans op en vertellen de twintigers van nu dezelfde soort verhalen. Wijzer geworden, rijker, en ook in staat om te relativeren. En dat is al winst op zich….(Beelden: Yellowbird archief.)

Bentley – Chique sportiviteit

Had of heeft chique een naam? Zeker…In autoland o.a. Bentley. Dat stond indettijd al voor bijzonder, luxe, en in sommige gevallen ook snel. Want hoe groot die wagens van deze fabrikant ook waren, sommigen waren en zijn ook heel snel. Anno 1955 met een Continental S1 180km/u halen was best bijzonder. Draaien de moderne Bentley’s hun sportieve hand niet voor om hoor. Het merk is al enige tijd onderdeel van de Volkswagen-Groep en profiteert daardoor ook van de geweldige technische kennis van dat Duitse merk en dus is een beetje auto van dat merk nu uitgerust met een W12 of V8 motor die richting de 6 liter inhoud zorgen voor tussen de 500 en 700 vliegende paarden.

Daarmee gas geven leidt tot de acceleratie alsof je in een sneltrein zit, of een straaljager met naverbrander in de staart. Topsnelheden van ver boven de 300km/u zijn geen theorie en dat in een auto die toch heel veel chique uitstraalt. Bentley werd gek genoeg daardoor alleen al het domein voor kopers uit het Midden-Oosten met te veel geld of mensen in onze streken die houden van kunst en kitsch. Zo was het merk ooit niet bedoeld. Het waren van huis uit toch wat meer auto’s voor de rijke adel en elite van het Verenigd Koninkrijk, mensen die weliswaar Rolls Royce zouden kunnen, maar niet wilden rijden.

Het mocht wel een tandje sportiever in hun ogen en de ware liefhebber trok een tweet kostuum aan zette zijn geruite pet achterstevoren op de bol en ging van start als een coureur over de toenmalige smalle wegen. Luid gebrul uit de adelijke uitlaten vermengden zich met de kreten van plezier van hen die aan het enorme stuurwiel plaatsnamen. Uiteraard waren er ook keurig nette auto’s voor mensen uit de Upper-Class, soms met de chauffeur nog in de open lucht terwijl de opdrachtgever in het pluche en met een kachel beschermd tegen het slechte weer genoot van een ritje over het eigen landgoed.

Een tijdlang waren Rolls en Bentley ook min of meer zusjes. De modellen uit die periode leken zelfs op elkaar. Al was het voor kenners wel te zien wat een Rolls was en wat een Bentley. Tegenwoordig behoort Rolls Royce tot BMW en Bentley dus bij Volkswagen. Het kan verkeren. Maar bedenk ook maar dat iemand die tegenwoordig in zo’n merk rijdt meer BPM betaalt dan de gemiddelde Mercedes-bezitter betaalt voor zijn hele auto. En dat mensen die daarmee rijden niet zo zeer bezig zijn met de brandstofprijzen. Zal ze een worst zijn. Maar je rijdt wel Bentley en laat meteen zien dat jij het je kunt veroorloven. Of dat meteen een aanbeveling is weet ik niet, maar een bijzonder merk is het wel. Niet meer typisch Brits, wel door de Duitse techniek zeker een slag beter dan voorheen. Klassieke Bentley’s zijn meestal duurder dan ze ooit nieuw kostten. Dat is ook iets waard natuurlijk. Kortom, een liefhebbersmerk….(Beelden: Bentley/Pon/Yellowbird)