Roofdieren en oplossingen…

Roofdieren en oplossingen…

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: beer-3.jpg

Zou je in een rivier gaan zwemmen als je wist dat daar krokodillen of pyranja’s op je loerden?? Ga je wandelen in struikgewas waar wolven, bruine beren of giftige slangen huizen? Nee toch? Nou dan moet je dat ook niet doen. Zie hier de oplossing van veel van onze politieke bestuurders na een heftig incident waarbij slachtoffers vielen in een omgeving die tegenwoordig als onveilig moet worden aangemerkt. Niet omdat die onveiligheid er altijd heeft geheerst, nee, maar door bestuurlijke maatregelen is die dat zo geworden.

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: rape-3.jpg

Simpel voorbeeld, wereldvreemde malloten hebben besloten dat de wolf een verrijking is van onze natuur. Het dier is hier tig duizend jaar geleden verdwenen, maar niks houdt je tegen om de deur wijd open te zetten als er een wolf op verkenningstocht vanuit het zuidoosten ons land binnentrekt. Binnen de kortste keren wordt het vee, onze huisdieren en zelfs kinderen aangevallen, maar ‘dat hoort bij die natuur’. Aldus de vaak in de Randstad levende ‘experts’. ‘Dan moet je maar hoge hekken bouwen en niet meer gaan wandelen in de bossen’. Jonge meiden die worden aangerand of verkracht krijgen veelal het verwijt dat ze te korte rokken droegen of op een bepaalde tijd niet meer buiten hadden moeten komen.

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: stockholm-2.jpg

Aldus bestuurders in zowel Duitsland als Nederland. Immers, we kunnen voor hun veiligheid niet instaan als ze zelf geen restricties toepassen. Onze wereld is nu eenmaal vergeven van de menselijke roofdieren die hierheen zijn gekomen omdat ze ‘zoveel hebben gezien en meegemaakt’. Dat houdt dus in dat we meiden niet toestaan wat we jonge mannen wel toestaan? Vreemde redenering. Uiteraard zijn er types die rondschuimen over straat op zoek naar potentiele slachtoffers. In mekaar slaan en beroven. Immers, die fatbike of dat fraaie horloge dan wel die telefoon ‘hoor ik te bezitten en niet hij/zij’. Moet je maar niet met dat horloge of die iPhone 17 lopen pronken de redenatie. Overal loeren roofdieren op je…en wij kunnen niet overal tegelijk zijn. Als men er al is zie je dat diezelfde roofdieren maling hebben aan BOA’S, politiemensen en zo meer. Eenmaal opgepakt hebben ze een grote bek, eisen respect, geven dat zelf overigens nooit en worden uiteindelijk zelden of nooit veroordeeld. Immers, bij roofdieren zit agressie in de aard en daar valt weinig tegen te doen. En van opsluiten wordt niemand beter. (*redenatie D66)Nou ja, wel die meiden, die schapen, kinderen, jongelui die uit willen, zakenmensen met een mooi klokje of telefoontje. Die mag je opsluiten. De linkse redenatie is grenzeloos onbegrijpelijk omdat het consequent de daders beschermt. Binnenkort bonkt de bruine beer op onze landelijke toegangspoorten. Ook die hebben we duizenden jaren geleden ooit hier eens binnen gehad. Dus waarom nu niet? En er zijn al wetenschappers (..) die werken aan het klonen van dinosauriers. Moet kunnen….en wie er geen confrontatie mee wil, die blijft maar thuis… Welkom in het Nederland van Jetten en consorten anno 2050….. (beelden: Internet)

Reunie…

Reunie…

Halverwege vorige maand was het dan zover. Een reunie van een oude werkkring waar ik tussen 1992-2000 mijn boterham met beleg verdiende en waar ik hier in mijn verhalen rond ‘Leven met de vliegende pijl’ al eens het nodige over (be)schreef. Die reunie was bedoeld om de mensen van toen bij elkaar te brengen die zo hard werkten om dat Tsjechische merk weer op de kaart te zetten na een lange periode van wat mindere tijden. Met name een jongere generatie medewerkers zag die samenkomst wel zitten en zette zich stevig in.

Men deed ook diverse pogingen om mijn weerstand tegen het evenement weg te halen. Ik moest er bij zijn, want speelde een belangrijke rol in dat verleden. Nu had ik persoonlijk wel wat bezwaren. Niet in de laatste plaats door wat me een jaar of 12 geleden overkwam bij een soortgelijke bijeenkomst met vroegere Schiphol-medewerkers uit de jaren 60/70. Een van de oudere heren in dat nu van toen, was niet blij met mijn komst om iets wat ik hem zou hebben geflikt een halve eeuw geleden. Tot op de dag van vandaag weer ik nog niet wat hij bedoelde, maar bevorderlijk voor de sfeer was het allemaal niet.

Ik heb toen na dat debacle besloten dat ik dit soort gelegenheden aan me voorbij zou laten gaan. Er is altijd wel iets, en soms kunnen mensen dingen niet verwerken die ze (mogelijk)zijn geflikt. Ik heb dat zelf ook hoor, niks menselijks is me vreemd, maar ach. Tijd heelt veel wonden en soms moet je ook beseffen dat het leven niet oneindig is waardoor de kans op een reunie als deze wellicht nooit meer komt. Enfin…ik trok dus naar Leusden waar het evenement werd gehouden in het kantoorgebouw/showroom dat wij ooit zagen bouwen en een paar jaar mochten bezetten. Goed om te zien hoe het na een jaar of 20 elkaar niet meer zien met de meesten ging. Sommigen net als ik duidelijk op leeftijd gekomen, anderen nog even knap en pittig als toen. Maar vooral hoe men de carriere na die Pon-tijd vorm had gegeven. De meest bijzondere keuzes kwamen voorbij. Een deel van die aardige lieden volgde ik al via de diverse sociale media en dat doe ik dan men een soort vervangende trots. Wat er toen al inzat is nu naar buiten gekomen. Van de oude garde was er een heel stel niet. Hemelen was hen kennelijk ook niet vreemd, zelfs hard werkende mensen blijven zichzelf. Maar wat er wel bij was bleek plezierig in gezelschap tijdens deze bijeenkomst en de diverse presentaties (ik mocht zelf veel te kort.. ook iets vertellen over vroeger..) meer dan interessant. Afsluitend lekker eten en nog meer bijkletsen. Drempels verdwenen, de verhalen sterk, net als de drank. Ik aan de thee (‘op dat punt niks veranderd jij’)maar kwekte lekker mee. Kortom een meer dan leuke bijeenkomst, die nog lang wordt gekoesterd… Met dank aan de jongelui die dit organiseerden. De digitale beelden vertellen voor de aanwezigen het verhaal. Zo ook voor mij. En deze bijeenkomst door mij in het hart gesloten…. (beelden: Diverse aanwezigen)

DDR Middenklasser; Wartburg!

DDR Middenklasser; Wartburg!

Hoewel als het op auto’s aankomt uit de DDR met name de Trabant de meeste mensen nog wel iets zegt, was er in dat communistische deel van Duitsland nog een tweede fabrikant van belang te vinden. En die dankte haar bestaan in het oosten vooral aan de erfenis nagelaten door zowel BMW als DKW. Immers die fabrikanten bouwden tot in WO2 nog gewoon auto’s in dat ene verenigde Duitsland maar verkeerden na afloop van de oorlog ineens aan de ‘verkeerde kant’ van het IJzeren Gordijn.

De fabrieken werden deels door de Russen leeggeroofd en wat overbleef genationaliseerd en opnieuw op de benen gezet voor een langzame maar zekere nieuwe start in die totalitaire heilstaat. In het Oost-Duitse Eisenach startte men de productie van auto’s al snel weer op. Eerst als EMW, erfopvolger van BMW met wagens die voorheen ook daar vandaan waren gekomen. Later werd die fabrikant omgedoopt tot VEB Automobilwerk Eisenach. Daar zette men IFA’s in elkaar, in feite Oost-Duitse DKW’s met de bijbehorende tweetaktmotor.

Uit dat wagentype onwikkelde AWE de eerste Wartburg, aangeduid als model 311/2. Een op zichzelf sierlijke auto met een 3 cilinder tweetakt voorin en aandrijving op de voorwielen. Deze wagens waren anders dan de kleinere Trabants niet van kunststof gemaakt, maar van metaal. Naast een sedan kwam er ook een Coupe op de markt, een stationcar (Camping Limousine), een cabriolet en een afgeleid sportwagen die veel leek op een Italiaans ontwerp.

De speelse extra luxe of sportieve modellen waren de leiding in de DDR van toen veel te frivool en die werden al snel stopgezet zodat alleen de sedan en stationcar overbleven voor de volkskameraden. Deze reeks werd gebouwd tot men in de tweede helft van de jaren zestig overstapte op de Wartburg 353.

Dat was best een forse maar ook strak gelijnde auto die jaren lang toe moest met een driecilinder-tweetakt van net geen 1000cc. De wagens vooral bestemd voor de echte diehard partijkaders en overheidsambtenaren. Naast een sedan kwam er ook weer een stationcar van uit en daarnaast een pickup met diverse opbouwen boven de laadbak zodat een echte bestelauto ontstond. De Wartburg 353 bleef jaar na jaar in productie. En was altijd maar matig leverbaar voor normale kameraden.

Dat kwam ook door de relatief lage aantallen die men in de oude fabriek van Eisenach produceerde. Zelfs met inzet van andere productielijnen lukte het niet goed om die aantallen op te vijzelen. Nadat de wagens tot ver in de jaren tachtig waren gemaakt op de oude bekende wijze, nam men bij de communistische leiding van land en economie het besluit om de Wartburgs uit te rusten met nieuwe viertaktmotoren van VW. Daartoe moest de Wartburg worden aangepast en de productielijn tijdelijk stil gelegd. Uiteindelijk verscheen de auto met een wat andere neus en met een 1.3 liter VW Golf motor onder de motorkap.

Toen de eerste exemplaren net beschikbaar kwamen stortte de DDR als zelfstandige staat in (Wende) en was de auto ineens niet meer van interesse voor de ‘Ossies’ die liever een westerse tweedehands auto kochten. Wartburg overleefde die overgang niet. Maar de technologie en kennis van de arbeiders en ingenieurs ging niet verloren. Opel liet er op enig moment motoren en versnellingsbakken maken en zo bleven heel wat mensen in het nieuwe Duitsland aan de slag. De Wartburgs zijn overigens ooit ook geimporteerd in Nederland. De kwaliteit was prima, maar de uitstoot van de oude tweetaktmotoren deed ze de das om. Tegenwoordig worden heel wat opgevoerde exemplaren in het vroegere Oost-Duitsland gebruikt voor rallies of races en daarbij doen die wagens het gewoon goed. Niet zo gek als je bedenkt wie de voorouders waren van deze auto’s. Dat vertaalt zich toch. (Beelden: archief)

Amsterdamse humor…

Amsterdamse humor…

Voor mensen die zich vrijwel nergens anders in verdiepen dan de eigen navel of de vermeende toestand van de wereld om zich heen is de gemiddelde Amsterdammer een menstype met een grote bek en een zeer dominante mening. Klopt dat? Zeker! We wonen nu eenmaal niet voor niets in de hoofdstad van het land en hebben een historie om trots op te zijn. Juist zij die onze stad niet kennen en haar oorspronkelijke inwoners ook niet echt is er altijd reden over hen te mekkeren. Maar dat geldt tegenwoordig ook voor de import in Rotterdam, Den Haag of Utrecht. Altijd is er in de historie wel iets te vinden dat niet helemaal goed ging. Maar voor de ware stadsmens is die stad uiterst plezierig om in te wonen en weten we ook dat al die stormen van woke en links vanzelf gaan liggen zoals we ooit ook de wonderlijke wereld van de Duitse bezetting of de communisten van na de oorlog wisten te verslaan.

Vaak met een flinke dosis humor. En die humor is veelal stekelig, ironisch, soms zelfs wat hatelijk. Veel humor via een infuus vanuit Joodse hoek getankt in het bloed van de ware Amsterdammers. Je moest wel in een tijd dat het gewone volk krom moest liggen voor een grijpstuiver en slechter werd behandeld dan de mensen die nu menen schadevergoeding te moeten krijgen voor wat hun voorouders door het rijke establishment hier of in de tropen is aangedaan. Met name de joodse inwoners van de stad hadden het voor een deel bijster slecht.

Maar bouwden met een eigen taal en een hoop ironie een bestaan op dat zijn weerga niet kende. Hun taalgebruik en humor overgenomen door de arbeidersklasse en uitgedragen via mensen met een grote ontvankelijkheid voor wat die stad aan kennis en lol had voortgebracht. De zangers met hun weemoedige en soms zo trieste verhalen, maar wel saamhorig en socialer dan alles wat al Teslarijdend of bakfietsend aan de grachten woont anno 2022. John Kraaijkamp Senior, Johnny Jordaan, Max Tailleur, lol makers die als helden werden gezien door de massa van toen. De liedjes van Hazes en diens humor. Echt Amsterdams. En ook altijd een opmerking schietklaar. Omdat ze als inwoners van deze stad ook in staat waren zelfs in de lastigste tijden die glimlach op de lippen te krijgen van hen die echt leden. Wie hier geboren en getogen is zal het meteen herkennen en erkennen. Veel mensen van buiten vinden het veelal maar niks. Die Amsterdammers met hun grote bek, dat directe, altijd vechtend tegen hen die boven hen zijn gesteld, maakt niet uit vanuit welke hoek. De Amsterdammer houdt niet van geknecht worden, gaat zijn/haar eigen gang. En overleeft. En als je die humor een beetje zou bestuderen zie je veel overeenkomsten met de Britten. Lol maken, ook om jezelf, en zo lastige tijden overleven. Humor komt zelden van de gevestigde macht, vaker zo niet altijd vanuit de krochten van de samenleving. En zo hoort het. En dat is ook meteen een deel van de magneet die Amsterdam toch blijkt. Open, liberaal, zelden of nooit racistisch. Zouden anderen veel van kunnen leren…. (Beelden: Archief)

Russische Fiat – Lada!

Russische Fiat – Lada!

De Russen tijdens de Sovjetperiode waren indertijd in staat om raketten de ruimte in te schieten, vliegtuigen te bouwen waarmee ze de halve bevolking konden vervoeren, of dreiging richting het westen uit te oefenen, maar een beetje auto-industrie voor het volk wilde onder het communisme niet echt van de grond komen.

Dus ergens in de jaren zestig kwam in een vijfjarenplan van de toenmalige Sovjetleiding te staan dat men een volksauto wilde gaan bouwen die in grote getalen zou kunnen worden geproduceerd, voldoende kwaliteit had voor het lastige Russische klimaat en ook nog eens betaalbaar zou zijn. Omdat de eigen industrie domweg niet in staat was aan die criteria te voldoen zocht men zijn heil bij de Italiaanse communistische partij die toen nog een factor van jewelste was in eigen land en contacten kon leggen met de leiding van Fiat. Daar had men voor de toekomst een reeks nieuwe modellen op stapel staan en verkocht intussen de oudere aan diverse Oost-Europese landen.

Zo ging de grote en luxe 125 naar Polen, de kleinere 128 naar het Joegoslavische Zastava en had men nog een troef in het pakket, de aardig gelijnde klassieke sedan 124. Een auto waarvan men grote aantallen had verkocht, mede omdat de auto o.a. ook al werd gebouwd in Spanje bij Seat en bij vestigingen van Fiat zelf in Turkije en Zuid-Amerika. Voor de Russen een ideale auto. En zoals dat in die jaren ging, bouwde men meteen even een hele nieuwe gigantische fabriek voor de komende nieuweling in Togliati, een plaats die werd genoemd naar een van de grote Italiaanse communisten uit het verleden. Die fabriek ging die Fiat’s bouwen. Eerst met onderdelen uit het oorsprongsland, maar al snel ontstonden Zhiguli’s zoals men de wagens in de USSR noemde.

Toen die naam in Finland beladen bleek, omdat het de scheldnaam was voor het vrouwelijk geslachtsdeel, kwam Lada als naam voor de export in zwang. Vanaf 1972 in grote aantallen geproduceerd. Met een wat sterker onderstel dan de Fiat’s en zeker een steviger kachelsysteem was de auto meteen een hit. Al snel bouwde men er honderdduizenden van per jaar in diverse uitvoeringen. Sedans, stationcars, grotere motoren, meer luxe, maar nog altijd herkenbaar Fiat 124. Ook in ons land werd Lada een succes. Voor weinig geld een hele auto met een herkenbaar gezicht.

En ach, wat wel eens aan een Fiat mankeerde had de Rus ook, niemand keek daar van op. Een aanvulling op het gamma werd op enig moment de Niva 2121, een soort Jeep met vierwielaandrijving, die overal doorheen kon ploegen en o.a. bij vele politiediensten in het Oostblok van toen geliefd werd. Eind jaren tachtig kwam Lada ook met de Samara. Een moderner auto met voorwielaandrijving en een grote achterklep. Leverbaar als drie- en vijfdeurs, in Rusland ook als klassieke sedan. Maar duidelijk werd dat een nog moderner Lada als opvolger voor de aloude 1200-1600-reeks niet meer op tijd klaar zou zijn voor de politieke omwentelingen in dat grote land.

Toen die eenmaal plaats hadden gevonden was de reeks succesjaren voor Lada voorbij. De export stortte in, de mensen uit dat vroegere Oost-Europa wilden moderner auto’s, liefst uit het Westen. De nieuwe Lada’s waren lastig te verkopen. In ons land ging die import compleet onderuit. Enkele dealerbedrijven hielden de naam aan de gevel, maar exporteerden tegelijkertijd heel wat van die Lada’s die men inruilde op andere merken, terug naar Rusland. Zonder staatssteun moest Lada zelf zien het hoofd boven water te houden. Westerse bedrijven kwamen langs.

Leverden geld of technologie voor nieuwe auto’s maar ontdekten ook dat corruptie in het post-communistische Rusland een best probleem was. En zo ging langzaam aan het licht uit voor de Russische autobouwer die ooit zo succesvol was geweest. Een enkele auto kon men nog slijten op specifieke exportmarkten. Onder Poetin werden Russen soms gedwongen een eigen product als Lada te kopen, maar het stelde allemaal niet te veel meer voor. Lada’s veelal klonen van andere merken, zoals Renault, Nissan of Peugeot. En de export nu helemaal afgelopen. Men kan niet voldoen aan de uitstootnormen in West-Europa en de meeste auto’s voldoen ook niet aan de botsproefcriteria volgens EuroNCAP-normen. Kortom…einde oefening. Behalve in Rusland zelf. Daar is Lada nog wel iets…. Maar geen schaduw meer van vroeger. (Beelden: eigen archief)

Japans en onbekend; Isuzu!

Japans en onbekend; Isuzu!

Voor veel mensen is de naam Isuzu wellicht volstrekt onbekend, maar het was juist dit merk dat als een van de eerste Japanse automerken Nederlandse kopers aan zich wist te binden.

Waarbij moet worden aangemerkt dat het toch vooral een fabrikant van bedrijfswagens was die ergens in de jaren vijftig startte met de productie van personenwagens. Dat waren in principe Britse Hillman’s waarvoor men de licentierechten verkreeg, maar later kwam men ook met eigen wagens. De Bellel was daarvan een voorbeeld. Verscheen in 1961 en was een flinke auto. Onder de motorkap een vierpitter met 2 liter inhoud en een top van 145km/u. Isuzu kwam er een jaar later al mee naar Nederland en trachtte de middenklasser hier te verkopen. Als taxi lukte dat nog wel, maar echt heel veel werden het er niet. De auto had dezelfde prijsstelling als een beetje grote Citroen, Volvo of zelfs Mercedes en daar hielden de meeste Nederlanders niet zo van. Daarbij kwam dat de auto, hoe goed ook, toch net even te veel twijfels opwekte bij kopers die meenden dat die Japanners eigenlijk geen auto’s konden bouwen toch??

Elders in Europa lukte het beter met de Bellel en enkele exemplaren van deze klassiekers zijn daar nog wel te vinden. Een betere toekomst was beschoren voor de kleinere Bellett. In 1963 op de markt gebracht had hij een 1,6 liter motor en was er naast in een klassieke sedanvorm ook als 2&2 Coupe, en kostte hij omgerekend naar Euro’s iets van 3,5 mille. In die tijd best concurrerend. Een echte Coupe-versie werd door Giugiaro ontworpen en oogde overtuigend. Er waren best wat kopers voor Isuzu te vinden en ik herinner me ze ook nog goed uit de jaren 60/70. Toch hield Isuzu niet vol. Het merk werd onderdeel van General Motors en dat besloot dat de Japanners zich moesten concentreren op bestel/vrachtwagens en de personenwagendivisie moesten opgeven.

Het merk Isuzu verdween dus met stille trom en liet een gat achter dat door concurrenten als Mazda, Nissan en Toyota met plezier werd ingevuld. Maar het verhaal van Isuzu is nog niet klaar. Het merk maakte later soms wagens voor andere GM-merken zoals Opel en Vauxhall. Zo was de Opel Frontera gewoon een Isuzu met een aantal wijzigingen. Ook wat Pickups van Isuzu kwamen zo via een omweg terecht bij kopers die geen idee hadden van de herkomst van hun auto. En het werd nog fraaier toen het Chinese merk Landwind ineens die Frontera kopieerde en naar Nederland bracht. Made in China met een indirecte link naar Japan. Al was die Chinees zo slecht in elkaar gestoken dat het bijna schandalig was. Maar dit terzijde. Isuzu is nog steeds actief.

En zal nog wel even doorgaan met haar bedrijfswagens….Maar personenwagens zijn nu schaars. Want af en toe lieten ze nog wel eens zien wat ze zoal in hun mars hadden. Zoals met de bijster fraaie Piazza sportcoupe uit 1982 die hier zeker een hit was geworden ware men als merk nog te koop geweest. Ook de Vehicross uit 2000 liet zien dat men het ontwerpen van spannende wagens nog niet verleerd was. Dat was een Crossover die nu, 20 jaar later, zo mee had gekund in het concurrentieveld van juist dit soort wagens. Een leuk maar onbekend merk dus. En als gezegd, pionier in ons land onder de Japanse automerken. (Beelden: archief/internet)

Werd ook in ons land gevoerd; International!

Werd ook in ons land gevoerd; International!

Het zal wellicht niet meteen bij iedere lezer bellen doen rinkelen, maar ooit was het merk International Harvester ook bij ons in Nederland een naam die wel bij kenners of gebruikers bekend was.

Het Amerikaanse merk International Harvester startte haar activiteiten al in 1914 en richtte zich vanaf de start op de fabricage van lichte tot middelzware trucks. Later ging men ook over op de productie van grondverzetmachines en kwamen er ook terreinvoertuigen in het gamma. Tijdens WO2 werden veel International-trucks gebouwd voor de militaire macht van de Amerikanen, maar kregen ook de Russen en Chinezen licenties om zo een eigen productielijn voor dit soort wagens op en uit te kunnen bouwen.

International werd zo een grote speler en zette ook stappen in Europa. Zo was er een kortstondig avontuur in Engeland waar men Amerikaanse trucks liet bouwen voor de Britse bouw- en constructiemarkt. Maar ook het vasteland van Europa kreeg haar eigen International trucks.

In Nederland werd het toen bekende en betrouwbare importeursbedrijf Englebert de vertegenwoordiger voor het merk. En in die jaren zag je die stoere Amerikaanse trucks van International nog wel eens rondrijden in ons land. Soms als kiepwagen, vaak ook als bak- of verhuiswagen.

In het 4WD-segment had International vanaf 1963 de Scout in de aanbieding die je kon vergelijken met toenmalige wagens van Jeep. Latere versies groeiden uit tot best grote wagens met voorin een stevige V8 van 5,4 liter die zich in het terrein aardig wisten te verplaatsen. Ook die zag je hier nog vele jaren lang op de weg. Duurzame bakken ook al ging er bij weggebruik best een hoop benzine doorheen. In de jaren tachtig was het over en uit voor het bedrijf en werden alle activiteiten overgedaan aan Case IH en verdween het merk van de markt. Wat bleef waren de herinneringen en de museale exemplaren van wat ooit een grote jongen was. Zeker in de Verenigde Staten. (beelden: Internet)

Werken op Schiphol – 18 – Charters

Zaten we normaal in de wereld van de normale lijnvliegerij, zowel vrachtvluchten als passagiers vervoerende vliegtuigen die op strak schema van a naar b vlogen, soms was dat niet voldoende om bepaalde lading met een grote spoed ergens heen of vandaan te krijgen. Bedenk maar eens dat we indertijd te maken hadden met een andere wereld dan nu het geval is. Zo had je een zeer onrustig Verenigd Koninkrijk waar arbeidsonrust en stakingen aan de orde van de dag waren. Probeer dan de lading voor klanten maar ergens heen te dirigeren. Schepen gingen niet, havens dichtgetimmerd door de zeer felle vakbonden, en dus bleven vliegtuigen over. Bij grote ladingen of onderdelen die ergens met spoed heen moesten huurden we dan in dat laatste geval nog wel eens een klein toestel in dat even op en neer vloog naar of van Schiphol. Omgekeerd lukte dat ook wel eens. Zo hadden we op enig moment een lading pijpen die naar Midden-Engeland moesten in opdracht van de olie-industrie. Toen een machtige sector in dat gebied. We huurden een De Havilland Dove in om dat spul op te halen en naar Engeland te vliegen. Onze VW Bus haalde de lading op in Rotterdam en dat paste allemaal maar net. Omdat het nauw luisterde en dat Britse kistjes geld kostte, deden Ruud Breems en ik samen de coordinatie en lieten chauffeur Jaap Kunst het eerste fysieke werk doen.

De kist kwam op tijd binnen, de VW bus een half uurtje eerder bij de douane. We regelden pasjes voor het platform en een fles koffie voor de piloten. Daarna deden we zelf de belading van die machine. Tot groot genoegen van zowel de crew als chauffeur Jaap liep uit een van die pijpen de nodige roestige vloeistof over de schoenen en sokken van baas Ruud. Het kon verkeren. Maar de kist werd geladen en die vertrok weer op tijd. Klant tevreden en wij ook. Smaakte naar meer en al snel wilden we in dit speciale onderdeel van de handel ons eigen plekje waarmaken. En dat lukte. We kregen charters met levende dieren naar o.a. Parijs, we vlogen tomaten met drie DC-6-vliegtuigen naar Engeland (1 van Martinair, twee van Transavia) we deden een charter per Moormanair DC-3 naar Tennerife en kwamen zo ook in de wereld terecht van de hulpgoederen voor o.a. Biafra. Dat was overigens wel een linke wereld. Want melkpoeder versturen lijkt saai, de oorlog in dat Afrikaanse land leidde tot heel wat gesmokkelde waar, die met gecamoufleerde oude propliners, ook van Nederlandse maatschappijen in het pikkedonker naar airstrips in Biafra werd gebracht.

Op een dag kregen wij een charterkist uit Canada binnen. Een schitterende maar donkerblauw gespoten Super Constellation van Canairelief. Tussenlanding op Schiphol voor hij door zou gaan naar Afrika. Wij laadden er een ton of twee en een half blikjes melkpoeder bij. Die klaarden we keurig uit, alleen wilde de betrokken douane-ambtenaar die kist wel eens zien op dat vrachtplatform. Hij maakte luiken open en vond….wapens. De Super Connie had zijn buik vol met dat spul. Hulp werd indertijd nog een beetje anders bekeken dan nu wellicht. Hoe dan ook, baas Ruud moest op kantoor komen bij de douane. Maar wij waren echt onschuldig. Geen idee hoe dat spul aan boord kwam. Gelukkig kon alles worden recht gepraat, zeker toen de wapens van boord gingen en in beslag genomen werden. De machine vertrok, vermoedelijk met een grommende bemanning aan boord. Maar dat herinner ik me niet meer. En zo werden wij chartermensen. Ik zou het tot mijn laatste maanden bij dat bedrijf blijven uitoefenen als leuk vak. Kostte wel een hoop extra tijd trouwens. Maar daarover later.(Foto’s Yellowbird)

1975

Ik beschreef eerder al; (blog van 4 augustus jl) het streven van sommige linkse en opgehitste lieden naar een revolutie op basis van wraakzucht en vermeend lijden. Om daar toch nog eens iets tegenover te stellen even een persoonlijk verhaal dat veel duidelijk maakt over wat ik aan ervaringen opsloeg in het geheugen en mijn mening over bepaalde zaken mede vormde. Het was in 1970 dat wij als familie besloten te verhuizen naar de splinternieuw gebouwde wijk Bijlmermeer. Net ten zuidoosten van Amsterdam, fraaie flats, veel ruimte, CV, Kabel-TV en een balkon om U tegen te zeggen. Amsterdam zorgde indertijd ook al niet zo goed voor haar eigen inwoners. Woningen waren schaars en als je geen 20 jaar inschrijving bij het CBH (Centraal Bureau Huisvesting) kon aantonen was je gedoemd op een zoldertje te blijven leven of zoals wij, inwonend bij de (schoon)ouders in een op zich aardig historisch maar slecht te verwarmen pand in het centrum van onze stad. Het was mijn schoonvader die ter verbetering van de situatie na een paar jaar stappen zette en plotseling kregen we binnen de particuliere huurmarkt een schitterende flat toegewezen in die nieuwbouwwijk die lonkte. De maandhuur was 50% van wat wij verdienden, maar goed, je kreeg er een heel mooi en nieuw eigen huis voor terug.

En zo genoten we van het comfort en de omgeving, we zagen de wijk steeds verder opbouwen, en om ons heen woonden veel mensen die ik van Schiphol (zie mijn vervolgverhaal) kende. Niveau, het mocht iets kosten. In 1973, we kregen gezinsuitbreiding en in dat flatgebouw bleken vijfkamerwoningen regelmatig beschikbaar te komen. Doorstroming deed haar werk, dus kozen ook wij voor verruiming van onze woonoppervlakte. En hoe. Prachtige flats, voor de hobby’s geen ruimteproblemen meer, en we waren gewend geraakt aan de hoge huur, waarbij ook de carriere zorgde voor een wat betere betaalbaarheid. Alles was wel bij ons aan boord. Rustig ook. Tot 1975! Suriname werd onafhankelijk. Prachtig zou je denken. Maar daar dacht de helft van de bevolking in die voormalige kolonie toch anders over. Ze werden als Rijksgenoten hier gezien als Nederlanders en konden dus als ze snel waren genieten van de gratis sociale voorzieningen in ons land. Mits ze in Nederland zouden wonen. En dat deed men. Massaal! Vliegtuigen vol kwamen deze kant op, een emigratiestroom die Nederland nog nooit had meegemaakt. En men zocht dus onderdak. Voor Amsterdam was er kennelijk maar een wijk die in aanmerking kwam voor dat opvangdoel, de Bijlmermeer.

De grote flats lonkten en omdat men door de wat hogere huren minder Nederlandse huurders vond voor de steeds maar weer nieuw opgeleverde gebouwen zette men de Surinamers er in die soms rechtstreeks uit de jungle afkomstig leken. Demografisch een rampzalige beslissing, voor de er al gevestigde samenleving ook. Deze nieuwe bewoners kregen bijstand en huursubsidie maar helaas vervielen er velen toch vrij snel in de drugshandel en criminaliteit. De Bijlmer kleurde zwart. Om ons heen zagen we ook ons ooit zo keurige, door een katholieke WBV geexploiteerde flatgebouw veranderen. Was die woningbouwvereniging waar wij huurden indertijd naar ons toe nog heel erg streng geweest met haar toelatingsbeleid, nu werd men onder druk van de omstandigheden gedwongen iedereen toe te laten met een Surinaamse achtergrond. Het werd een ramp. Onveiligheid, vervuiling, alles kwam over de wijk en onze flat heen. En diens bewoners van het eerste uur. Die nergens heen konden. Want volgens de Gemeente Amsterdam liet je bij optionele verhuizing naar andere delen van de stad ‘geen betaalbare huurwoning’ achter voor nieuwe bewoners. Kortom, klem! Voor veel Nederlanders bleef slechts de weg naar elders. Men verhuisde. Naar Hoofddorp, Leimuiden, Roelofarendsveen desnoods, maar men bleef niet zitten in de Bijlmer. Een Bijlmer woonwijk die steeds verder verloederde. Persoonlijk maakte ik enorme overlast mee van buren, vuurtjes op het balkon, live muziek die zo hard was dat je echt zat te trillen op je stoel, de auto werd leeg geroofd, fietsen gestolen, boxen op de begane grond compleet ontruimd zonder verzoek daartoe en schoonmama op straat overvallen. De linkse gemeente keek de andere kant op. Gaf de Bijlmermeer en haar inwoners gewoon op.

Met de komst van de Metrolijn naar het CS werd een nieuw probleem geintroduceerd, heroinehandel! En zo ging het maar door. Wij hielden het vol. Maar op enig moment was de maat vol. Ongedierte in de flat waartegen de WBV machteloos stond omdat Surinaamse bewoners niet wilden meedoen aan bestrijdingsacties. Wij zochten het elders. Almere! Waar we kwamen wonen in een schitterende nieuwbouwwijk met huizen die net zo duur waren als onze oude Bijlmerflat, maar dan wel met een aparte garage er bij en geen overlast van wie ook. Ik slaakte een zucht van verlichting. De Bijlmer gleed intussen steeds verder af. Telkens weer. Tot zich in 1992 een Boeing 747 van ElAl in een paar flatgebouwen boorde en de Gemeente Amsterdam ineens door had hoe erg het daar uit de hand was gelopen. Men pakte eindelijk de boel eens aan. Renoveerde, bouwde nieuw, investeerde in woningen, winkels en mensen. Er kwamen grote bedrijven aan de rand, de Arena-Boulevard, kortom, het bleek ineens wel te kunnen. Maar voor ons was het mosterd na de maaltijd. De bevolking die in 1975 daarheen kwam kreeg alles geleverd. Gewone Nederlanders als wij niets! Het linkse visitekaartje was afgegeven. En  mijn vertrouwen in die stromingen kwam nooit meer terug. Dat kwam te voet en vertrok te paard! En dat juist die genoemde bevolkingsgroep zich nu meldt voor excuses en schadevergoedingen is mij mede om die N=1 ervaringen een doorn in het oog. U wilt me wel vergeven dunkt me… (Beelden: Archief Yellowbird)#linksliegt

Werken op Schiphol – 15 – Mobiliteit werd troef…

Ergens in die jaren werd steeds duidelijker dat de zaak op Schiphol aardig draaide. Het werd nu ook erkend door de lieden die ons aanstuurden vanuit Rotterdam. Het Amsterdamse kantoor was door de nieuwe ontwikkelingen in de zeevrachtsector (stukgoed verdween) en het verlies van loodsen in het oostelijk havengebied van de stad, duidelijk secundair van belang geworden. Alles verliep nu vanuit het hoofdkantoor in Rotterdam. De naamgever van het bedrijf kwam zelf nog wel eens per Mercedes onze kant op. Want die expansie had ook meegebracht dat de kosten aardig opliepen en daar niet het sterkste punt lag voor baas Breems. Regelmatig overleg moest dat klusje klaren. Intussen had die laatste zijn zinnen gezet op een nieuwe auto voor zijn persoonlijk gebruik. De Taunus waarin hij sinds een paar jaar had gereden was aardig aan de kilometers en omdat er geen echte vracht meer mee hoefde te worden gevoerd zag hij zich wel rondrijden in de nieuwste Toyota Celica of Ford Capri.

Hij hield van snelheid, zoveel was duidelijk. Maar de grote baas van het spul zag dat niet zitten. ‘Daarmee kom je niet voorrijden bij een klant’ was zijn commentaar. Hij moest maar eens kijken naar een Peugeot of zo. Mokkend deed hij wat er werd gezegd en na enige tijd reed hij in een fraaie bordeauxrode 404 met schuifdak en stuurversnelling. Een degelijke reiswagen waarin ik zelf ook de nodige kilometers zou afleggen. Overigens naast de stevige kilometrage in de Skoda die ik intussen zelf nieuw had gekocht. Want ook die deed soms dienst als back-up voor al die zakelijke ritjes. Uiteraard wel met kilometervergoeding. Kwam je met die Skoda aardig mee weg. Voor de echte afleveringen van lading en het ophalen van zendingen moesten we steeds meer beroep doen op de lokale verhuurders met een vestiging op de luchthaven. Die hadden ingespeeld op de behoefte van die luchtvrachtsector en boden naast Mercedessen ook Ford Transits aan en Fiat 238’s.

Die laatsten waren fijne bestellers. Kon je veel in kwijt en het reed als een sportwagen i.v.m. de wat bedaagdere VW Bus. En die laatste ging steeds meer tekenen vertonen van slijtage. Hij moest soms ook zoveel sjouwen dat de motor het diverse malen begaf. De auto moest vervangen. En na intensief overleg en de nodige vergelijkingen viel onze keuze op een Mercedes. Van het type dat vroeger als Hanomag door het leven was gegaan, en daarvoor als Tempo Matador. Maar wel met een diesel. Omschakelen, maar ook een verademing. Die nieuwe auto reed fijn, maar dat gold minder voor de chauffeur van dienst, Jaap Kunst. Die vertrok bij het bedrijf en werd opgevolgd door een vent die in Amsterdam overbodig was geworden en nu op Schiphol emplooi zocht. Ander type, stoer wellicht maar minder geschikt voor het Schipholse werk. Dus al snel volgden die chauffeurs/vrijmakers elkaar af. Op kantoor kregen we steeds meer mensen in algemene functies om o.a. de administratieve processen op te volgen en ook de rekeningen voor al dat werk tijdig de deur uit te werken. En de controles bleven rusten op de oude heer Vos en wat mensen uit Rotterdam die af en toe toch eens kwamen kijken naar hoe het toch kwam dat die Schipholse rebellen zoveel klanten binnen wisten te trekken.  (Beelden: Yellowbird archief)