Badhuis….

Badhuis….

In mijn prilste jeugd was ons huis van toen nog niet voorzien van een doucheruimte. Dat gold voor 98% van alle huizen in onze woonstraten die nog stamden uit de hoofdstedelijke stadsvernieuwing van de 19e eeuw. Toen bouwde men vooral snel, goedkoop en was een doucheruimte iets uit een andere wereld. Bedenk maar dat men in die periode zelfs nog huizenblokken neerzette voor de nieuwe arbeiders van toen zonder toiletten. Die stonden soms in de binnentuinen en waren voor iedereen uit een buurt of straat. Gelukkig was dat bij ons anders.

Maar die douche was echt bijna utopische luxe. Als kleine kinderen ging je nog in de wasteil, ik had het geluk dat ik maar e e n oudere broer boven mij had die voor mij in die teil met warm water werd gewassen. Scheelde toch een hoop vuil en zeepresten. Er waren kinderen op school en in de vriendenkring waar men als lijdend voorwerp nummer 4 tot 6 was in de rij. Dan rook het water toch anders. Hoe dan ook, om het voor latere pubers als wij uiteindelijk toch werden dragelijk te maken ons eens per week fiks te reinigen (..) bestonden er de Gemeentelijke Badhuizen.

Die waren door het verlichte stadsbestuur van toen neergezet in alle buurten na 1911. Veel werden er gebouwd in de bij de omgeving passende stijl van architectuur. Het badhuis waarop wij waren aangewezen stond in de zgn. Diamantbuurt een paar straten verderop en was een centraal punt in een hofje waaraan je aan de ene kant een schoolgebouw had staan en aan de andere een stel huizen. Beetje chique tussenbuurt tussen het Plan Zuid waar wij woonden en het plan Berlage dat uit de 20e eeuw stamde. De gedachte was dat je met je schone ondergoedjes naar binnen stapte, een handdoek en zeep betaalde en dan wachtte op je beurt om naar binnen te mogen in een van de toen beschikbare doucheruimtes voor mannen die daar werden aangeboden. In een andere ruimte deden de meiden en vrouwen hun poedeltje. Had ik geweten dat die bestond had ik wellicht…. maar ja, dat kon niet natuurlijk en de ambtenaren die hier de boel bestierden waren streng.

Te lang badderen was dan ook niet de bedoeling. Dus je moest efficient schrobben, je haar doen, afdrogen, je spullen keurig opbergen, de natte handdoek inleveren en naar buiten bewegen. Een hele strak geregelde reinigingsindustrie. Maar ook een die door de ontwikkelingen i n de buurt werd achterhaald. Veel van die badhuizen werden begin jaren 60 gesloten. Huurders kregen van hun huurbazen (net als wij) vaak een doucheruimte ingebouwd en hoefden dan niet meer wekelijks naar die gemeente-badhuizen. Tijdens de bouw van die prive-badruimte (veelal in de keukens van toen) en het gesloten worden van de bekende adressen, moest je dan op zoek naar een alternatief. Voor ons was dat dan de in de Pijp gelegen Albert Cuypstraat. Heel anders van inrichting, wel dezelfde opzet. Maar ook die faciliteit werd uiteindelijk gesloten. Gelukkig hadden wij toen die douche in huis. Welk een luxe. Met een geiser werd koud water in een boiler verwarmd, en dan kon je douchen. Maar ook weer niet te lang want dat vat bevatte naar ik meen 120 liter water en als je er dus te lang onder stond had de volgende bader geen warm water mee. Dat was op enig moment wel even zoeken naar de juiste verhoudingen. Letterlijk en figuurlijk. De Gemeentelijke Badhuizen werden intussen allemaal omgebouwd tot een ruimte met een volledig andere functie. Sommige zijn nu atelier, er zitten soms restaurants in, winkels en zo meer. De gebouwen en opschriften bestaan nog, de functie anno 2024 totaal anders. Maar de luxe van dat warme water en die zeep van toen staan me nog altijd bij. Net als die vrij grove handdoeken. Maar ja wat wilde je, kostte toen een kwartje of zo. Omgerekend naar nu nog geen 15 eurocenten. Daar valt tegenwoordig niet meer voor te douchen….Slechts de waterbesparing bleef. Passend bij de tijd dat wij als we niet te lang onder die douche staan de planeet zullen redden…. (Beelden: Internet/Amsterdam op de Kaart)

Poolse Trabant; Syrena…

Poolse Trabant; Syrena…

Ik smokkel even met mijn A.B.C. van de automerken op zondag en neem u als lezer mee naar het Polen uit de communistische tijden. Bedenk je dan maar dat particuliere autobouw voor dit soort regimes nooit de prioriteit kreeg die het volk er zelf wel aan toedichtte. Men wilde als burger of arbeider ook in die landen een auto voor de deur maar door de gebrekkige planning bij de door Volkskameraden gedomineerde staatsbedrijven was innovatie vrijwel afwezig. In Polen startte men op enig moment toch maar de productie op van een eigen lijn automobielen. Naast het in Warschau actieve bedrijf FSO (zie blog 251020) kende men in Polen nog een fabriek voor dit soort producten, FSM. En daar verscheen op enig moment een klein model personenwagen die als Syrena door het leven zou gaan.

Qua lijnvoering maakte men zich er eenvoudig vanaf. Het ging om een compacte sedan die leek op een te heet gewassen Warszawa zoals FSO die bouwde en zelf eigenlijk weer een licentie-product was van een Russische wagen, de GAZ Pobeda. De Syrena kreeg een twee-cilinder tweetakt onder de motorkap en pruttelde er net zo vrolijk op los als een Oost-Duitse Trabant. Met even veel moeite als dat Duitse karretje haalde je er de 100km/u mee, maar de gemiddelde arbeider in die door een grauwsluier bedekte socialistische landen was er verguld mee. Voor hen die bepaalde behoeften hadden was er ook een stationcarmodel dat daarnaast als bestelwagentje beschikbaar kwam.

Latere Syrena’s kregen een wat andere grille, iets grotere achterramen en een driecilinder tweetaktblokje van 992cc waardoor de snelheid er wat vlotter in zat. Een erg aardige sportcoupe kwam helaas niet verder dan een prototype. Opvallend genoeg nam op enig moment FSO de productie van de Syrena over van FSM omdat dit laatste bedrijf de licentie kreeg voor de nog wat kleinere Fiat 126 die in zijn Poolse uitvoering mateloos populair werd in het oosten. De Syrena werd gebouwd tot in de jaren zeventig. Daarna nam FSO de productie over van de grotere Fiat 125 (Polski-Fiat) en had men geen ruimte meer voor de compacte pruttelaar. Opvallend genoeg reden die nog vele jaren door en er zijn er zelfs die na de Wende in het oosten onze streken bereikten. Een type-goedkeuring is vrijwel onmogelijk, al was het maar door de uitstoot van die tweetaktmotoren. Maar voor iemand met een collectie Oost-Europese wagens is het er wel een die niet mag ontbreken. Veel onbekender dan die Trabant, qua aantallen ook minder vaak gebouwd. Maar door zijn volledig metalen constructie natuurlijk zeker niet minder interessant. En hoe verging het de fabrikant? Nou dat FSM kreeg op enig moment allerlei opdrachten van Fiat en later Ford en bouwde o.a. de Panda, maar ook de bij ons zo geliefde 500 en Ka. Opvallend, want het grotere FSO was toen allang als fabrikant verdwenen. (beelden: archief)

De kracht van stoom…

De kracht van stoom…

Het scheelt maar een enkele letter maar vergis je niet, deze vorm van aandrijving bij machines zorgde ook voor een revolutie in de wereld van het vervoer, de landbouw en nog veel meer. Stoommachines, met dank aan mensen als James Watt een eeuw of wat terug, maakten dat wat voorheen ambachtelijke en zeer zware handarbeid was, door die machines kon worden gedaan in een fractie van de tijd en met een grote welvaart tot gevolg.

Al was die welvaart wat beperkt qua toegang en ging die veelal naar hen die investeringen hadden gedaan waardoor de introductie van dat nieuwe wondermiddel mogelijk werd. Stoom werd opgewekt door het verhitten van water middels grote boilers waarin je dan vooral kolen mikte en verbrandde. Met dank aan die stoom kregen we echte fabrieken met honderden arbeiders die van alles en nog wat maakten.

We konden als mensen ineens reizen maken in een fractie van de tijd die bijvoorbeeld een zeilschip of postkoets nodig hadden om ergens te komen. De trein baseerde zich ook op het principe. Een stoomloc trok dan wagons met passagiers of goederen in een uurtje van Amsterdam naar Haarlem waar je met een trekschuit een halve dag over deed. En al die schuiten kregen opvolgers in de vorm van stoomboten die nu nog af en toe door Sinterklaas wordt benut en wiens knechten door al dat gestook hun kenmerkende kleur opliepen. Roet overal als gevolg van het principe.

De uitstoot van al die machines was niet alleen zuivere stoomdamp natuurlijk, in Engeland gingen hele steden bijna ten onder aan de roet en smog die door die nieuwe industrie werd veroorzaakt. Maar ja, efficient, en duidelijk handiger dan alles wat daarvoor was benut. Die Britten ging nog veel verder. Want wat met treinen kon moest ook op de weg mogelijk zijn. En zo ontstonden met name vrachtwagenmerken als Leyland en Sentinel waar men trucks in elkaar stak die door stoom werden voortgedreven.

Er was een chauffeur voor nodig, maar ook een stoker die de vaak handzamer stoomketels voorzag van genoeg kolen om een rit te volbrengen. Beide mannen zagen zwart van het roet, kolengruis of wat ook, maar aan het principe werd vastgehouden tot na WO2. De eerste vliegtuigbouwers wilden ook wel eens kijken of die stoommachines hun vliegmachines in de lucht konden brengen maar dat bleek wat tegen te vallen. Deze waren bepaald niet lichter dan lucht en dat is toch wel een soort van voorwaarde om te kunnen vliegen in een toestel van houten frames met linnen omhulsels. Nee, vliegen kon je er niet mee, maar verder? Stoom als wondermiddel, meer dan 150 jaar actueel gebleven. Schoorvoetend kwamen andere bronnen van brandstofmotoren een beetje in zwang. Benzine als eerste, diesel later pas en ook nog eens gas.

Gelijktijdig deden de eerste elektrische apparaten en voertuigen van zich spreken. Al een eeuw terug. Maar dat laatste zette niet meteen door. Geen actieradius, die batterijen veel te zwaar en het systeem van opladen al te ingewikkeld. Stoom handiger, kolen overal te vinden, en dan wist je wat je had. Voor benzine was je nog afhankelijk van oude paardenhandelaren die er een handeltje bij gingen doen. En bij veel schepen hield men het op het bunkeren van kolen en water, net als in de treinenhandel. Of in de wegenbouw….stoomwalsen waren nog tot ver in de jaren zeventig gewoon in zwang en gebruik. Kortom, nog maar zo kort geleden.

Met het uitfaseren van al die stoommachines daalde het percentage smogdagen in de wereld met grote sprongen. De sterfte onder mensen die er altijd in of mee hadden gewerkt zakte ook weg en het comfort was daarnaast met sprongen vooruit gegaan. Nu bekijken we al die stoomboten en machines met de nodige nieuwsgierigheid en nostalgie. Net zoals we bezoeken brengen aan kolenmijnen. O nee, niet in China, waar men die kolen nog gewoon in massale hoeveelheden uit de grond haalt. Ten behoeve van enorme energiecentrales die met hun stoom stroom opwekken om zo de gemiddelde behoefte van de Chinees te bevredigen. Die rijdt nu af en toe in een EV en meent het milieu te redden. Maar eigenlijk houdt hij nog steeds vast aan 19e eeuwse technieken. Zal Kameraad Tsji een worst zijn….als hij maar rijdt….Toch? (beelden: Archief/internet)

Amsterdamse humor…

Amsterdamse humor…

Voor mensen die zich vrijwel nergens anders in verdiepen dan de eigen navel of de vermeende toestand van de wereld om zich heen is de gemiddelde Amsterdammer een menstype met een grote bek en een zeer dominante mening. Klopt dat? Zeker! We wonen nu eenmaal niet voor niets in de hoofdstad van het land en hebben een historie om trots op te zijn. Juist zij die onze stad niet kennen en haar oorspronkelijke inwoners ook niet echt is er altijd reden over hen te mekkeren. Maar dat geldt tegenwoordig ook voor de import in Rotterdam, Den Haag of Utrecht. Altijd is er in de historie wel iets te vinden dat niet helemaal goed ging. Maar voor de ware stadsmens is die stad uiterst plezierig om in te wonen en weten we ook dat al die stormen van woke en links vanzelf gaan liggen zoals we ooit ook de wonderlijke wereld van de Duitse bezetting of de communisten van na de oorlog wisten te verslaan.

Vaak met een flinke dosis humor. En die humor is veelal stekelig, ironisch, soms zelfs wat hatelijk. Veel humor via een infuus vanuit Joodse hoek getankt in het bloed van de ware Amsterdammers. Je moest wel in een tijd dat het gewone volk krom moest liggen voor een grijpstuiver en slechter werd behandeld dan de mensen die nu menen schadevergoeding te moeten krijgen voor wat hun voorouders door het rijke establishment hier of in de tropen is aangedaan. Met name de joodse inwoners van de stad hadden het voor een deel bijster slecht.

Maar bouwden met een eigen taal en een hoop ironie een bestaan op dat zijn weerga niet kende. Hun taalgebruik en humor overgenomen door de arbeidersklasse en uitgedragen via mensen met een grote ontvankelijkheid voor wat die stad aan kennis en lol had voortgebracht. De zangers met hun weemoedige en soms zo trieste verhalen, maar wel saamhorig en socialer dan alles wat al Teslarijdend of bakfietsend aan de grachten woont anno 2022. John Kraaijkamp Senior, Johnny Jordaan, Max Tailleur, lol makers die als helden werden gezien door de massa van toen. De liedjes van Hazes en diens humor. Echt Amsterdams. En ook altijd een opmerking schietklaar. Omdat ze als inwoners van deze stad ook in staat waren zelfs in de lastigste tijden die glimlach op de lippen te krijgen van hen die echt leden. Wie hier geboren en getogen is zal het meteen herkennen en erkennen. Veel mensen van buiten vinden het veelal maar niks. Die Amsterdammers met hun grote bek, dat directe, altijd vechtend tegen hen die boven hen zijn gesteld, maakt niet uit vanuit welke hoek. De Amsterdammer houdt niet van geknecht worden, gaat zijn/haar eigen gang. En overleeft. En als je die humor een beetje zou bestuderen zie je veel overeenkomsten met de Britten. Lol maken, ook om jezelf, en zo lastige tijden overleven. Humor komt zelden van de gevestigde macht, vaker zo niet altijd vanuit de krochten van de samenleving. En zo hoort het. En dat is ook meteen een deel van de magneet die Amsterdam toch blijkt. Open, liberaal, zelden of nooit racistisch. Zouden anderen veel van kunnen leren…. (Beelden: Archief)

De Pijp…

De Pijp…

Een Amsterdamse wijk die van chique buurt naar volkswijk werd omgevormd en nu weer op weg is een van de vele yuppenbuurten van mijn stad te worden is de Pijp. In het zuidelijk deel van de stad gelegen kent deze wijk een bewogen historie die deels ook is verbonden met de geschiedenis van de buurgemeenten Ouder- en Nieuwer-Amstel. En met de naamgevende Amstel die aan de oostelijke kant deze wijk vol verschillende culturen nog steeds tot grens dient. De Pijp was ooit wat beperkter van omvang dan hij nu bestuurlijk is verworden. Stadsbesturen en deelraden maakten dat sommige straten het ene moment in Oud-Zuid behoorden te liggen, dan weer toegevoegd werden aan de Pijp.

Hoe dan ook, ooit was het grondgebied waar de woonwijk van nu al ruim 150 jaar op te vinden is gelegen in buurgemeente Nieuwer-Amstel. Een gemeente die ooit zelfs het bestuurlijk beheer uitoefende over heel Amsterdam, maar dit terzijde. Dat Nieuwer-Amstel kende wat agrarische bebouwing, sloten, vaarten, maar ook op enig moment de nodige luxe buitens. En die werden vaak bewoond door wat welvarender Amsterdammers die de toen nog veelal stinkende stad met haar vol vuilnis en kadavers gestorte grachten ontvluchtten en hier buiten de Veste Amsterdam hun heil zochten. Grond kostte nog niet zo veel, en zo kochten veel van die lui een landgoed dat soms wel een kilometer of 2 lang en honderden meters breed was.

Daarop verkavelden ze dan stukjes grond ten behoeve van kleine ambachtslieden die daar dan weer een kleine nering van wisten te maken. De patronen van de latere straten werden bepaald door de zandpaden en sloten die in dat hele gebied de verbinding verzorgden tussen Amstel en Boerenwetering die weer tussen stad en Haarlemmermeer afwatering verzorgde. Toen de stad Amsterdam groeide, de nieuwe economie met haar havens en handel in de 19e eeuw deed de stad opbloeien als nooit eerder, trok dat ook mensen aan van heinde en verre. Vaak immigranten uit de provincie. Drentenaren, Friezen, Groningers. En die wilden uiteraard net als nu allemaal een huis.

De parallel met nu is daarbij extra opvallend. Het toenmalige stadsbestuur zag wel iets in de expansie van de stad naar het zuiden toe en liet haar oog vallen op het gebied waar juist die rijkere Amsterdammers bij de buren onderdak vonden. Maar doordat het die rijkeren intussen minder goed ging en het proletariaat het steeds beter had, werd de strijd tussen de buurgemeenten uiteindelijk gewonnen door Amsterdam. Verkoop en ruil van grond en goederen maakten het gebied beschikbaar voor bebouwing met ellenlange straten vol etage-woningen. Veelal gelijkvormig en in hoog tempo gebouwd. Molens die tot dan de boeren dienden of de polders droog hielden werden gesloopt. Wetering werd gracht, de Amstel ingedamd.

Waar het kon behield men de oude bebouwing met name langs het water overeind, maar de tussenliggende straten volgden het patroon van veel voor weinig. De smalle straten, de redelijk kleine etagewoningen, winkels, handel, alles werd ingebakken in de wijk die door die smalle straten al snel de bijnaam De Pijp verdiende. Ambachtslieden, mkb-ers, arbeiders. Katholiek en protestants door elkaar, een levendige wijk. Goede scholen verrezen, een giga-kerk van Cuypers, de St.Willibrordus buiten-de-Veste en een nieuwe brug over de Amstel die Zuid en het ook al uitgebouwde Amsterdam-Oost met elkaar zouden verbinden. Begin 20e eeuw was de wijk af en zette Amsterdam stappen richting het volgende project dat door Berlage op poten zou worden gezet, het chiquere Nieuw-Zuid.

De scheiding van de Pijp en de rest van Zuid kwam eerst te liggen bij de huidige Tolstraat, later bij de Jozef Israelskade. De huizen totaal verschillend van elkaar, de huren ook van een andere orde. Na de Tweede Wereldoorlog was De Pijp nog een eldorado voor de arbeidersklasse en middenstand. Maar na de jaren zestig raakte de boel er in verval. Panden werden slecht door matig onderhoud en uitwoning. Oorspronkelijke bewoners weggetrokken, immigratie deed zijn invloed gelden. Dit keer van mensen uit andere landen en culturen. Verpaupering werd in de jaren 70/80 eindelijk stevig aangepast. Vernieuwde huizenblokken, de winkeliers verdwenen, veel garagebedrijven vertrokken. De lange straten werden rustiger van aard. Horeca kwam er voor in de plaats. Jongelui kochten beschikbare etages en knapten die op. De wijk weer levendiger, zelfs een beetje neo-chique. Wie er nu loopt ziet de veranderingen. Een leuke wijk met oude invloeden, nooit bedacht door de bouwmeesters van toen, want deze huizen en straten werden nooit gebouwd voor de eeuwigheid. En dat was bij sommige panden ook te merken. Bekende namen van bedrijven verdwenen. De hoofdstraten nu vol coffeeshops (echte, geen hash..) uitheemse groentenwinkels en bloemisten. De lange zijstraten winkelloos. Maar voor jongeren toch een leuke wijk. Helaas, ook hier…peperduur. Beetje etage van 45m2 kost je tegenwoordig 3.5-5.5 ton in Euro’s. Net of je terugkijkt in de tijd. Maar wel een wijk die een bezoekje waard is als je in onze stad op bezoek bent. (Beelden: archief)

Voorloper van de EU – Oostenrijk-Hongarije!

Wie de kaart van Europa denkt te kennen anno nu, moet die toch eens vergelijken met dezelfde kaart van eind 19e eeuw! Totaal andere wereld. Naast het enorme Russische Rijk en het Franse, maar zeker ook het Pruisische was daar dus ooit het gecombineerde keizerrijk Oostenrijk/Hongarije. Aangestuurd door een zeer rijke adelijke toplaag die vooral zetelde rond de Keizer in Wenen en wellicht nog een beetje bekend door de bekende boeken- en filmreeks over Sissi. In werkelijkheid was dit Rijk een optelsom van allerlei koninkrijken en adeldommen die zich verenigden onder de Habsburgse dynastie. Ooit samengeklonterd in de schaduw van de Franse expansiepolitiek een halve eeuw eerder. Oostenrijk-Hongarije was officieel een dubbel-koninkrijk waarbij Wenen en Boedapest, maar ook Praag,  zustersteden werden, maar in werkelijkheid toch vooral Oostenrijkse belangen diende. Sterker nog, men zag in Wenen al die Slavische volkeren als zigeuners, niksnutten, zeer geschikte hoeren, dieven en zo meer. Daarbij was anti-semitisme een officiele vorm van besturen. Hoe groot was dit rijk? Nou groot! Het omvatte delen van Polen, Oekraine, Roemenie, Bulgarije, de Balkan, het huidige Tsjechie, Slowakije, Oostenrijk, Hongarije en een noordelijk stuk van Italie, waaronder Venetie.

Van 81 toenmalige losse staten kreeg het nieuwe rijk er nu drie in combinatie, en men bouwde het imperium indertijd op de fundamenten van het oude Roomse Rijk. Dat het geloof daarbij een grote rol speelde, zal duidelijk zijn. Voor de Keizers die dit enorme imperium aanstuurden was Duits de voertaal, dus dat gold ook voor alle onderdanen. Omdat Hongarije nooit deel had uitgemaakt van dat Roomse Rijk kreeg dit deel van het land binnen de nieuwe combinatie een status-aparte, iets wat ook weer leidde tot de overheersing vanuit Oostenrijk. En die overheersing ging er stevig aan toe. Men schroomde niet eventuele ‘opstandelingen’ in dat land der Magyaren een kopje kleiner te maken en vrouwen te verkrachten of ze mee te nemen naar Wenen voor opname in de staatsbordelen. Het Rijk vocht diverse oorlogen uit, veelal zonder veel succes. Toch voelden de militairen zich onder hun keizer vrijwel onaantastbaar.

Het leger was van de ouderwetse soort, de vloot ondermaats in vergelijking met andere grote staten uit die dagen. In het gebied waarover men heerste zaten overigens wel grote industrieen die we nu nog kennen als vooraanstaand. Denk maar aan de Staal- en wapenfabrieken van Skoda in Bohemen. Ook veel autobouwers van het eerste uur opereerden juist in deze omgeving en leverden veel van hun eerste vehikels aan de rijken uit Oostenrijk-Hongarije. Toen de overheersing door de Oostenrijkers dictatoriale vormen aan begon te nemen kwamen bepaalde volkeren in opstand. Met name nationalisten wilden hun oude land weer terug, streefden naar onafhankelijkheid en koesterden hun eigen volkscultuur en taal. Dat uitte zich in de moord op Keizer Franz Ferdinand in Sarajevo, de dader een Servier. En dit werd uiteindelijk oorzaak voor de Eerste W.O. Daarbij verloren de Oostenrijkers het grootste deel van hun oude imperium.

Italie veroverde haar eigen grondgebied weer terug, net als Tirol, Polen werd weer vrij, terwijl als Tsjecho-Slowakije de deelstaten Bohemen, Moravie en Slowakije bij elkaar bracht. Maar ook de Balkanlanden en uiteindelijk ook Hongarije verkregen hun vrijheid. Van het oude rijk bleef vrijwel niets meer over. Dat het later nu juist een Oostenrijker was die als Duitse Fuhrer weer streefde naar toevoegen van al die oude gebieden aan zijn rijk is een bitter deel van de erfelijke geschiedenis. Ook al faalde hij uiteindelijk gelukkig in zijn pogingen. Die oude gevoelens t.o.v. landen in oost en west bleven bij veel volkeren in deze hoek van Europa wel leven. De huidige politiek van de Oost-Europese landen binnen de EU is deels daaruit te verklaren. En dat is maar een stukje van het verhaal natuurlijk. Kortom, Groot-Europa is een droom die we in heel wat stukken van onze gezamenlijke geschiedenis terug zien komen. En veelal in weinig opwekkende beelden of verhalen. Samen sterk, zeker, maar nooit onder centrale leiding of erger nog, dictatuur. Dat heeft de geschiedenis ons toch wel geleerd zou ik denken. (Beelden: Wikipedia)

Leven met de vliegende pijl – 15 – Heropbouw!

Het feit dat de totale vernietiging was uitgebleven tijdens de oorlogsjaren maakte dat de slimme Tsjechen op basis van hun vooroorlogse succesmodellen relatief vlot in staat waren hun autoproductie weer op gang te krijgen. Men had weliswaar wel wat schade opgelopen, maar inventief als men altijd was geweest (en nog is) lukte het de technici van Skoda om met beperkte middelen de productie van de Popular opnieuw op te starten. Het vooroorlogse model werd meteen goed verkocht, de behoefte aan kleine en betaalbare auto’s was na de oorlog onveranderd groot. Intussen werd het Skoda-concern genationaliseerd en in divisies opgesplitst. Weliswaar met dezelfde naam, maar ook verschillende taken. Skoda Pilzen behoudt haar eigen naam, de autofabrieken in Mlada Boleslav heetten vanaf 1946 AZNP, wat zoveel betekent als Auto Fabriek Nationale Onderneming. Het bekende beeldmerk van de vliegende pijl bleef behouden en de geproduceerde auto’s heetten nog steeds Skoda’s.

In Mlada Boleslav werden vanaf dat moment geen bedrijfswagens meer gebouwd. De productie daarvan werd ondergebracht bij andere divisies elders in het land. Voortaan dus alleen personenwagens uit Mlada Boleslav. Het zou nog lang duren voordat daar iets aan zou veranderen. Met veel enthousiasme was men in de fabrieken aan de slag gegaan om alles te herstellen, maar ook om al snel een modernere variant op de Popular te ontwikkelen. Deze auto zou het merk Skoda over heel Europa heen bekend doen raken en zorgen voor naar de tijd gemeten, enorme verkoopsuccessen. De 1100 Tudor was geboren. Een wagen die technisch nog verwant was aan zijn voorganger, maar uiterlijke lijnen liet zien die wat deden denken aan alles wat de Amerikaanse auto-industrie in die jaren uitbracht.

De auto had veel ronde vormen, in de schermen gemonteerde koplampen en een piramidevormige chromen grille plus kleine stadslichten op de voorschermen. Een gezinsauto die mateloos populair werd. In ons land werden er ook zoveel van verkocht dat Skoda in de laatste jaren 40 en begin 50 al in de top 10 van best verkochte merken kwam te staan. Een geweldige prestatie. Afgeleide versies waren o.a. een bestelauto en een erg fraai ogende cabrio. Maar Skoda wilde meer. En zo kwam er een jaar of vijf later al een opvolger voor die 1100 op de markt, die nog slechts als 1200 bekend zou worden.

Die auto had een heel andere constructie, een wat zwaardere motor maar presteerde ook wat minder goed dan zijn voorganger. Intussen waren in het westen flink wat moderne concurrenten te koop en namen de verkopen van de nieuwe Skoda’s in deze streken af. De 1200 was wel weer leverbaar als sedan, stationcar, bestelauto, pick-up en deed het in rallies ook weer voortreffelijk. Toch wilde het met de verkopen niet zo lukken en was het op enig moment zelfs zo dat de aloude 1100 meer klanten trok dan zijn wat grotere, modernere, maar ook duurdere opvolger. Skoda leerde daarvan snel en werkte aan een auto die beide modellen moest opvolgen. Dat werd de nu nog befaamde 440, die eerst als Spartak door het leven ging, later als Orlik, maar in zijn versie van 1958 en later vooral bekend werd als de oorspronkelijke Octavia. Intussen bouwde men ook nog allerlei fraais voor de circuits van  deze wereld of voor het pure rallywerk. Een erg mooi voorbeeld was de 1100OHC sportwagen die echt niet zou hebben misstaan als prototype voor een nieuwe Ferrari uit die dagen. Wordt vervolgd (Beelden: Internet/Skoda Museum/Yellowbird)

Wandelen door Zuid…

Het oude Stadhuis van Nieuwer Amstel werd uiteindelijk het Gemeente-archief Amsterdam.

Als ik wel eens mensen te gast had of heb die Amsterdam willen zien en dan niet specifiek de bekende plekken als Dam, musea of de P.C. Hooftkoopgoot, laat ik ze vaak bepaalde routes lopen. En stevig ook. Dan wandelen we bijvoorbeeld in redelijke tempo langs de Amstel, toch de naam gevende stroom water die de stad in feite vormde, richting het oude centrum. En dan komen we steevast langs ofwel de Amsteldijk dan wel Weesperzijde voor onze toeristische route met uitleg. Want die route laat goed zien hoe de stad ooit door de eeuwen heen over de eigen grenzen heen bleef uitbreiden. En dat doet Amsterdam nog steeds. Heel wat vroegere buurgemeenten werden zo opgeslokt of men kocht land van die buren om daar stadsuitbreiding ruimte te geven. Tijdens onze wandelingen laat ik ook de diverse schillen zien die de eeuwen verbeelden waarin dit zich allemaal afspeelde. Het grappige is dat de grote expansie eigenlijk plaats vond in de 19e eeuw. De grote stad trok mensen aan vanuit heel wat verre streken, al was dat dan wel in Nederland zelf. Friezen, Zeeuwen, Limburgers, bedenk het en men kwam zich omwille van de economische dynamiek in Amsterdam settelen.

Aan de Weesperzijde staan fraai versierde panden…peperduur tegenwoordig.

Daarvoor had men huizen nodig. En omdat de meeste nieuwe bewoners vaak leefden van een laag inkomen mocht dat weinig kosten. En zo ontstonden de nu nog bekende arbeiderswijken als De Pijp. Waarvan een groot deel werd gebouwd op het grondgebied van Nieuwe-Amstel dat een zeer behoorlijk gebied van haar gemeente in die periode over deed aan de grote buurman. Inclusief het oude Gemeentehuis. Dat vindt je nu nog langs de Amsteldijk, ter hoogte van de zgn. Tolstraat. En die dankt zijn naam weer aan de oude tolhuizen die daar ooit hebben gestaan. Amsterdam dempte sloten, en bouwde in feite op dezelfde wijze als die waterwegen de nieuwe straten. Zat ergens een bocht in een sloot zit die dus ook in de straat. Overigens heette dat deel van de stad waarover ik het heb ooit gewoon Amsterdam-Zuid.

Het plan Zuid en Oud-Zuid links op deze foto. De Amstel is hier op haar breedst..

Toen achter de waterstroom dat we nu kennen als de Jozef Israelkade het Plan Zuid van Berlage werd gebouwd was die nieuwe buurt Nieuw-Zuid en noemde de gemeente Amsterdam het oudere deel Oud-Zuid. Latere stadsbestuurders gaven er weer andere benamingen aan, alles moest met de tijd mee. En wat voor Zuid gold was ook van toepassing op de uitbreidingen aan de westkant van de stad of het oostelijke stadsdeel. Kenmerkende eigenschappen, revolutiebouw, lange rechte straten en veel gelijkvormigheid. Al snel werden de huizen door de beoogde huurders ingenomen, en soms door de jaren heen compleet uitgewoond. Nog niet zo lang geleden zijn veel oudere woningen opgeknapt en onderdeel geworden van de yuppenbuurten die Amsterdam er nu zo veel telt. Waarbij veel van die oude huurvoorraad in de particuliere verkoop werd gedaan.

De Rijnstraat was ooit de belangrijkste toegangsweg vanuit Utrecht richting het centrum..

Opvallend detail is ook dat langs die eerdergenoemde waterweg, de Amstel, de huizen aan beide zijden relatief duur en chique waren of zijn. Bedoeld voor de beter gesitueerden van toen. Versieringen, luxe, uitzicht op het water, het mocht wat kosten. En als je over die wandelwegen met me mee loopt zie je ook niets van die vroegere armenwijken maar slechts de chique van vroeger. Zo wilde de stedelijke bestuurders het ook graag zien. Eveneens mooi, aan die eerdergenoemde Tolstraat lag ook de diamantslijperij van de familie Asscher. Een groot gebouw dat zorgde voor flink wat werkgelegenheid.

Amsterdam kent heel wat groenzones….

De veelal joodse werknemers kregen een piepklein huisje van de firma in een buurtje dat wat verscholen ligt tussen de veel hogere huizenblokken waar de elders werkenden woonachtig waren. Je moet er eens doorheen lopen om te zien hoe armoedig dat vroeger allemaal zal zijn geweest. De term bloeddiamanten past ook best bij deze benadering vanuit de grote heren die flink verdienden aan de handel in dit harde edelstenenspul. Maar ook dit wijkje is intussen gerenoveerd en wordt bewoond door heel andere lieden. Kortom, een dorpje in de stad. En de moeite waard om te bezoeken. Mocht je eens in de buurt zijn…Maar wel de wandelschoenen aan. Een beetje wandeling is toch al snel 10-12 km lang. Oefenen is noodzaak….

Krekels en mieren…

OLYMPUS DIGITAL CAMERAHet verschil tussen mensen is soms best leuk om te bestuderen. De een is spaarzaam, koopt niets overbodigs, maar wat men koopt is dan bedoeld om een leven lang mee te gaan. Ketens als Action, Kruidvat of Blokker worden door hen gezien als een gruwel. De ander is veel meer van door het leven heen dartelen en genieten van de momenten van geluk die de aankoop van zelfs maar iets onbenulligs kunnen opleveren. Laat ik nu eens vaststellen voor het gemak dat beiden vooral moeten doen wat ze willen, er zit nergens een veroordeling in van welk gedrag ook. Maar wat je wel vaak ziet is dat die eerste groep er financieel vaak wat beter uitspringt dan de tweede. De mensen met de mooie en dure huizen, de fraai onderhouden tuinen en de auto’s van grote bekende merken zijn meer hun deel dan je bij die tweede groep vaak aantreft. Daar zijn de huizen kleiner, gezelliger, rommeliger ook vaak en meestal kom je er een grote liefde voor huisdieren tegen. Ook die kunnen zorgen voor daggeluk. Het is maar net wat je kiest. Ik weet nog goed dat dit fenomeen ook al zichtbaar was in mijn jeugd. Onze straat was een mengeling van mensen die het ‘goed konden doen’, middenstanders en arbeiders.

Voor de sfeer..... Allemaal op zoek naar het grote(re)geluk. Juist in die jaren dat Nederland veranderde zag je ook de scheuring ontstaan in de bevolking van die straat. Zij die spaarzaam waren verhuisden, veelal naar de betere buurten. Het nieuwe Buitenveldert, naar een van de tuinsteden in het westen van Amsterdam en soms zelfs naar plaatsen buiten de hoofdstad. De middenstanders sloten vaak de poorten van hun nerinkje en gingen rustig leven van wat ze aan spaargeld hadden vergaard. Soms een baantje als portier of nachtwaker ergens, maar nooit zo hard werken als die arbeiders die sappelden voor elke cent die ze konden verdienen. Die waren min of meer gedwongen in die buurt(en) te blijven wonen. Maar richtten hun huizen wel in met alles wat het moderne leven te bieden had. Televisie, radio, tapijtjes op tafel, een beetje aardige keuken met douche en huisdieren…. Op 40-60m2 samenleven was nooit een groot genoegen met een heel gezin, maar met dieren er bij al helemaal niet. Soms kom je nog wel eens wat van die lieden tegen.

Nog steeds chique, maar ook dicht...Zoals ik onlangs deed. Ik liep door de hoofdstraat van wat ooit mijn leefomgeving was geweest (ik verhuisde toen ik 18 was naar een andere buurt) en zag een vent lopen die vroeger altijd al wat ouder was geweest dan ik. Beetje meer de generatie van mijn oudere broer. Vroeger het playboytype, haartjes in kuif, mooi pak. Reed op flashy brommers, versierde de meiden. Ik volgde anno nu zijn spoor. Keek waar hij heen liep en zag dat hij nog steeds in die oude straat woonde. Dat pak droeg hij nog, het haar nog bijna in gelijke snit. Nooit verhuisd, nooit de behoefte gehad. Spaarzaam geleefd of alles er doorheen gejaagd? Een uitzondering, dat wel. Maar wat ben ik blij dat ik ooit die stappen zette om de wereld toch eens van een andere kant te bekijken. Kostte wat, maar dan heb je ook wat. Nu nog eens zien dat we die villa bereiken met een Ferrari voor de deur….Zouden ze die bij de Action ook verkopen?

Revolutionaire stadsontwikkeling

WP_20150312_050In de 19e eeuw veranderde veel, zo niet alles in het Nederland van na de Franse bezetting. Nieuwe uitvindingen volgden elkaar op in razend tempo. Stoommachines, staal, industrialisering. Het zorgde uiteindelijk voor enorme ontwikkelingen op het gebied van de economie, huizenbouw, maar ook de nodige welvaart voor een land dat door de Franse bezetting was beroofd van alles wat het ooit tot een belangrijke natie had gemaakt in de eeuwen voorafgaande aan die periode. Onder het bewind van oranje-Prins Willem 1 werden er enorme bouwwerken opgezet, kanalen gegraven en rails aangelegd voor de eerste treinen. Het land werd ineens ‘open gesteld’ voor iedereen die het kon betalen. De trekschuit hopeloos ouderwets, de trein het nieuwe vervoer. In de steden had die industrialisering ook de nodige gevolgen. Daarover gaat een erg aardige expositie in het toch al interessante Amsterdam Museum aan de Amsterdamse Kalverstraat. Je ziet hoe Amsterdam expandeerde.

?????????Nieuwe wijken werden uit de grond getrokken. Zo zie je bijvoorbeeld dat het befaamde Concertgebouw ooit in de polder werd neergezet om zo fraai af te steken tegen de horizon en geen geluidsoverlast zou kunnen ontstaan voor de inwoners van de stad. Vijftig jaar later lag Amsterdam al helemaal om het gebouw heen, de polders verdwenen. Grachten werden gedempt, wegen aangelegd. Het stadsaanzicht vanaf het water werd voor altijd veranderd door de bouw van het Centraal Station aan het IJ. Treinen en trams maakten het vervoer eenvoudiger. Opmerkelijk om te zien is ook de enorme armoede die toen in bepaalde wijken heerste. Er waren echt mensen die woonden in krotten, vochtig, ziek makend, zonder kansen op werk. De Jordaan, nu zo’n leuk juppengebied, was indertijd goed voor een stigma. De mooie verhalen en liedjes over dat stadsdeel zijn niet allemaal even waarheidsgetrouw.

WP_20150312_061Wij bekeken deze expositie onlangs met mensen van buiten de stad en ook die waren er van onder de indruk. Zo zeer zelfs dat we de feitelijke inventaris van het Amsterdam Museum niet eens bekeken. Dat is een compliment voor deze tijdelijke expositie over de industriële revolutie van de 19e eeuw. Ik raad iedereen aan die kan en in de buurt is om even te gaan kijken. Museumjaarkaart-houders kunnen er gratis is. Er zijn liften, de jassen kunnen in een kluisje worden opgeborgen en overal zijn toiletten voor hen die dat nodig achten.