Verhuisde verhuizer…

Verhuisde verhuizer…

De al eerder beschreven geschiedenis van mijn woonbuurt in het toen als ‘Oud-Zuid’ aangeduide stukje van Amsterdam tussen Ceintuurbaan en Amstelkade omvatte ook die van de nodige bedrijven die daar hun domicilie kenden. Het barstte er van de middenstanders, voor zuivel, brood, vlees, groenten, sigaretten of een fietsenmaker hoefde je nauwelijks de deur uit. In onze straat alleen al barstte het van die lui.

Maar er zaten in die jaren ook de nodige grote bedrijven. Die uiteraard ook aan veel van de toen daar woonachtigen werk boden. Een daarvan het toen al grote verhuisbedrijf van Van Deutekom. Het stamde al uit de 19e eeuw en was op enig moment neergestreken in onze straat niet ver van de Amsteldijk. Wagens van het bedrijf reden meestal in de ochtend onze woonomgeving uit om er voor de avond weer terug te keren. Klussen geklaard. Heel andere trucks dan wij kenden van de meer bij ons in de buurt van ons huis gevestigde garage met transportbedrijf van Ouke Baas dat heel andere ritten klaarde.

Soms stond de straat vol met die wagens omdat er werd getankt en je door de (ook toen al) geparkeerde personenwagens dan niet verder kon. Vandaar dat ik die bedrijfsnaam aardig in me op kon nemen. In de jaren zestig verhuisde Deudekom naar Duivendrecht. Een nieuw bedrijventerrein, meer ruimte, en veel betere ontsluiting van de wegen richting de opdrachtgevers. Daar bouwde men de boel aardig uit. Meer in de breedte, nu ook bedrijfsverhuizingen, tentoonstellingen, beurzen, opslag van waardevolle spullen voor derden, en projectverhuizingen.

Men doet dat in binnen- en buitenland. Uiteraard behaalde men alle certificaten nodig om dit werk te kunnen doen, zoals ISO9001 en is er voor milieubewuste klanten ook een CO2 Bewust certificaat niveau 3 behaald. Voor stadsvervoer zet men nu veelal elektrische bestelwagens in. Zegt iets over het kwaliteitsgevoel bij deze oude verhuisfirma aan wie ik onlangs ineens moest denken toen ik in Duivendrecht langs hun vestiging reed. Toch een verbintenis mee, ook al zullen zij zich daar mij zeker niet herinneren. Maar ik zie nog steeds die toen met hout betimmerde vrachtwagens voor me, al dan niet met oplegger en het geroffel van die machtige dieselmotoren van wagens die nu allang zijn uitgestorven of in een museum beland. Uitgestorven zijn ook allang al die middenstanders en andere ondernemers in die vroegere woonstraat. Niks meer van over. Allemaal geschiedenis. Die met steeds minder mensen kan worden gedeeld…. Blijft jammer. (Beelden: Deudekom website)

Japans en onbekend; Isuzu!

Japans en onbekend; Isuzu!

Voor veel mensen is de naam Isuzu wellicht volstrekt onbekend, maar het was juist dit merk dat als een van de eerste Japanse automerken Nederlandse kopers aan zich wist te binden.

Waarbij moet worden aangemerkt dat het toch vooral een fabrikant van bedrijfswagens was die ergens in de jaren vijftig startte met de productie van personenwagens. Dat waren in principe Britse Hillman’s waarvoor men de licentierechten verkreeg, maar later kwam men ook met eigen wagens. De Bellel was daarvan een voorbeeld. Verscheen in 1961 en was een flinke auto. Onder de motorkap een vierpitter met 2 liter inhoud en een top van 145km/u. Isuzu kwam er een jaar later al mee naar Nederland en trachtte de middenklasser hier te verkopen. Als taxi lukte dat nog wel, maar echt heel veel werden het er niet. De auto had dezelfde prijsstelling als een beetje grote Citroen, Volvo of zelfs Mercedes en daar hielden de meeste Nederlanders niet zo van. Daarbij kwam dat de auto, hoe goed ook, toch net even te veel twijfels opwekte bij kopers die meenden dat die Japanners eigenlijk geen auto’s konden bouwen toch??

Elders in Europa lukte het beter met de Bellel en enkele exemplaren van deze klassiekers zijn daar nog wel te vinden. Een betere toekomst was beschoren voor de kleinere Bellett. In 1963 op de markt gebracht had hij een 1,6 liter motor en was er naast in een klassieke sedanvorm ook als 2&2 Coupe, en kostte hij omgerekend naar Euro’s iets van 3,5 mille. In die tijd best concurrerend. Een echte Coupe-versie werd door Giugiaro ontworpen en oogde overtuigend. Er waren best wat kopers voor Isuzu te vinden en ik herinner me ze ook nog goed uit de jaren 60/70. Toch hield Isuzu niet vol. Het merk werd onderdeel van General Motors en dat besloot dat de Japanners zich moesten concentreren op bestel/vrachtwagens en de personenwagendivisie moesten opgeven.

Het merk Isuzu verdween dus met stille trom en liet een gat achter dat door concurrenten als Mazda, Nissan en Toyota met plezier werd ingevuld. Maar het verhaal van Isuzu is nog niet klaar. Het merk maakte later soms wagens voor andere GM-merken zoals Opel en Vauxhall. Zo was de Opel Frontera gewoon een Isuzu met een aantal wijzigingen. Ook wat Pickups van Isuzu kwamen zo via een omweg terecht bij kopers die geen idee hadden van de herkomst van hun auto. En het werd nog fraaier toen het Chinese merk Landwind ineens die Frontera kopieerde en naar Nederland bracht. Made in China met een indirecte link naar Japan. Al was die Chinees zo slecht in elkaar gestoken dat het bijna schandalig was. Maar dit terzijde. Isuzu is nog steeds actief.

En zal nog wel even doorgaan met haar bedrijfswagens….Maar personenwagens zijn nu schaars. Want af en toe lieten ze nog wel eens zien wat ze zoal in hun mars hadden. Zoals met de bijster fraaie Piazza sportcoupe uit 1982 die hier zeker een hit was geworden ware men als merk nog te koop geweest. Ook de Vehicross uit 2000 liet zien dat men het ontwerpen van spannende wagens nog niet verleerd was. Dat was een Crossover die nu, 20 jaar later, zo mee had gekund in het concurrentieveld van juist dit soort wagens. Een leuk maar onbekend merk dus. En als gezegd, pionier in ons land onder de Japanse automerken. (Beelden: archief/internet)

Autojeugd…

Autojeugd…

Een paar van mijn trouwe lezers/essen reageert nog wel eens op mijn autoverhalen met een opmerking dat zij er weinig mee hebben en dat ik beter ander dingen kan beschrijven wat hun betreft.

Nou als je me al wat langer volgt weet je dat ik in de afwisseling van onderwerpen de aantrekkelijkheid van het schrijven zoek. Maar zoals al uit mijn opgeknipte verhalen over jeugd, werk en carriere schreef, auto’s en vliegtuigen zaten diep in de jeugd al verankerd in mijn observaties en zeker ook genen. Met name dat laatste speelt een belangrijke rol heb ik wel door. Immers afkomstig uit een gebroken gezin, waarvan de natuurlijke vader ‘in de auto’s’ zat, diens opvolger in ons gezin steevast aangeduid als Leasepa omdat ik een hekel heb aan de term ‘stief’, deed in hetzelfde vakgebied zijn eigen specifieke dingen. Dan ben je als piepklein jochie al snel gewend aan de achterbank van het toenmalige vervoer.

Daarbij woonden we (zie inleiding Leven met de Vliegende Pijl 240618 en 010718) in een straat waarin auto’s een belangrijke rol speelden. Garagebedrijven, verhuisbedrijf, middenstanders met eigen vervoer, en om de hoek van onze straat een grote doorlopende laan vol verkeer. Al snel onderscheidde ik het ene merk van het andere, kon auto’s (net als vliegtuigen) herkennen aan hun specifieke geluid en had ik als vriend van een van de zonen van de eigenaar van dat grote garage/verhuur/transportbedrijf tegenover ons huis, toegang tot alles wat daar jaarlijks werd aangeschaft of vervangen.

Tel daarbij op de ook al eens beschreven Ome Leo met zijn Amerikanen, Ome Karel en zijn Scania Vabis truck of Citroen Avant en je snapt dat gemotoriseerd vervoer mij veelal aardig intrigeerde. En dat ik dit als kind dus veel kopieerde. Dinky Toys waren duur maar hielpen wel om als jong ventje de grote wereld samen met de toenmalige vrienden te imiteren. Daar bovenop kwamen dan die vliegtuigen die over ons heen trokken, de trams die in die grote lanen en straten om me heen voorbij reden en de nieuwsgierigheid om van alles wat ik op dat terrein zag hobbymatig te leren, of later om te zetten in de praktijk door te gaan werken in die branches en nog dichter bij die onderwerpen te zijn of blijven.

Daar komt het dus allemaal vandaan en ik ben dankbaar dat ik in de gelegenheid was om zoveel tot me te nemen dat ik als een vat vol verhalen kan berichten over auto’s van vroeger en nu. Het is om die reden dat ik er over schrijf. In de breedte, de diepte past meer bij gespecialiseerde websites of hobbyclubs. Voor dat ‘ene’ merk maak ik een uitzondering natuurlijk. Maar dat heeft u als lezer intussen wel meegekregen….En zo niet komen daar nog wel eens wat sappige verhalen over voorbij….. Het water loopt nu eenmaal naar het diepste punt. Of moet ik zeggen, de benzine of dieselolie?? (Beelden: Archief)

Manusje van alles…Hanomag!

Manusje van alles…Hanomag!

Ware liefhebbers van alles wat rijdt op weg, boerenland of rails kennen het merk vast, maar voor de leek is het een afgesloten hoofdstuk. Hanomag.

Duits merk uit Hannover (Hannoversche Maschinenfabrik AG) dat al halverwege de 19e eeuw actief was met de bouw van o.a. stoomlocomotieven. Daar kwamen in 1925 ook auto’s bij. De eerste een piepklein karretje dat als ‘Kommissbrot’ bekend raakte. Praktisch wellicht, niet mooi. Maar het ding verkocht letterlijk als broodjes. Later bouwde men grotere, modernere en ook duurdere auto’s met goede techniek. Onafhankelijke wielophanging was voor de Hanomag’s van toen gemeengoed.

Iets wat je bij andere merken maar weinig tegenkwam. In 1905 had men al de omslag gemaakt van railvervoer (wat nog jaren zou doorgaan overigens) naar wegvervoer met stoomaandrijving. Trucks trachtte men aan de man te brengen, wat matig lukte. Daarna werden dieselmotoren ingebouwd. En werd men een heel grote naam op dit gebied. Heel wat vooroorlogse transportondernemingen hadden Hanomag’s in gebruik. Tijdens de oorlog moest men aan de bak voor de Nazi-leiding en bouwde men veel voor het vervoer van de Wehrmacht.

Na de oorlog moest men weer even overeind zien te komen, maar dat lukte al snel goed en kwam men weer met een reeks trucks en bestelwagens waarmee men de groeiende markten kon bedienen. Het luxe wagen segment werd nog wel even benaderd, maar na wat mislukte pogingen ook weer verlaten. Goederenvervoer en busjes werden de hoofdmoot naast de traditionele tractorbouw die men ook al heel lang in het gamma had zitten. Ook in ons land waren Hanomag’s veel te zien. Maar ergens in 1969 ging het fout en moest het merk fuseren met een ook al zo grote naam in Duitsland, Henschel.

Onder beider namen ging de productie verder. De vrachtwagenproductie kwam uiteindelijk in andere handen terecht. De grondverzet/tractoren-productie verkocht aan het Japanse Komatsu dat in 2001 na verloop van tijd de traditionele naam Hanomag helemaal schrapte. Gelukkig zijn er musea en clubs van enthousiasten die overgebleven producten van de fabriek uit Hannover rijdend weten te houden. En daarmee deze naam nog een beetje glans weten te geven. Net als ik trachtte te doen met dit blogje…. (Beelden: Internet/Wiki)

Bevrijdde veel mensen van schakelangst….DAF!

Kijk, een Nederlands merk, met een enorme faam en dito naam, dat moet zeker ook in dit merkenoverzicht even wat aandacht krijgen. DAF, Ooit Van Doorne’s Aanhangwagen Fabriek, was voor de oorlog vooral bekend om juist die dingen. Men zetelde in Eindhoven en het was een van de grote bedrijven die deze Brabantse stad tot economische bloei brachten. Naast trucks, bussen een die genoemde aanhangwagens fabriceerde men voor de oorlog ook pantserwagens op wielen die tijdens de juist vandaag herdachte start van WO2 voor ons land even moeten worden genoemd. Nadat men in de oorlogsjaren werd ingezet voor de Duitse oorlogsmachinerie kwam na de oorlog de productie van trucks en bussen weer snel op gang. De Gebroeders van Doorne bleken uit het juiste hout gesneden. Wie op de weg goed rondkeek in die jaren zag heel wat DAF’s rondrijden. Maar in het luxewagen-segment viel ook het nodige te behalen dacht men en zo was er al snel de zeer verrassende beslissing om een comfortabele en leuk uitziende compacte auto te bouwen voor het typische Nederlandse gezin in die jaren.

Kleine prijzen, beperkte motorinhoud maar met die ene gepatenteerde bijzonderheid, de Variomatic-aandrijving. Een systeem van schijven en rubberen snaren die heen en weer bewogen naarmate de snelheid werd opgevoerd en met een simpel pookje te bedienen was. Vooruit, neutraal of achteruit. Iedere malloot kon er mee overweg. En precies dat werd voor de kleine DAF de nekkenbreker. Want de auto bleek ideaal voor mensen die niet konden schakelen, vrouwen, mensen op leeftijd en invaliden. Met zijn wat pruttelende 600cc grote tweecilinder was het basistype 600 ook geen snelheidswonder, met 95km/u was de koek wel op. Met latere modellen leek men dit te kunnen oplossen, maar toen was het imago toch al te veel beschadigd. Zichzelf serieus nemende chauffeurs wilden er niet in gezien worden al was de verkoop verder nog best aardig.

Via de 750, Daffodil, 33 kwam men uit bij de 44/46-reeks. En die wagens hadden een ander uiterlijk en de maatvoering was iets ruimhartiger. Een iets grotere motor maakte de DAF 125km/u snel. Een echte stap vooruit maakte DAF met de 55. Maar die had dan ook een van Renault overgenomen viercilinder voorin die de top naar 135km/u bracht. Men hield wel vast aan een verbeterde Variomatic. Met deze wagen deden Rob Slotemaker en Rob Jansen mee aan de grote London-Sydney-rally en kwamen ondanks vele hindernissen als 17e aan de finish. Voor een soortgelijke compacte auto een wereldprestatie. En terwijl de personenwagens het lastig hadden bleef het imago van het merk op truckgebied hoog.

Het marktaandeel was indertijd geweldig en DAF innoveerde heel wat van haar trucks (en afgeleide bussen) op zodanig wijze dat transporteurs er vrolijk van werden en telkens weer nieuwe wagens bestelden. Bij de personenwagens intussen volgde de 66 de 55 op. Onderhuids compleet andere wagen met iets meer vermogen en een totaal nieuwe achteras. Puik rijdende karretje dat in Coupe-vorm zelfs nog sportief oogde en met een optionele 1,3 liter motor van Renault ook nog eens naar de 150km/u kwam. Maar wel prijzig intussen want vergelijkbaar met een Ford Capri 1,3 in de prijslijst. En dat was voor velen toch een totaal andere auto. Ook heel anders was de geplande Daf 77. Die zou naast de 66 op de lijn komen te staan.

Een compacte middenklasser met weer wat meer vermogen maar vooral meer uitstraling. Maar die zouden we nooit meer als DAF op de weg zien komen. Nadat men in Borne een nieuwe fabriek bouwde werd de personenwagendivisie verkocht aan Volvo. En dat bouwde al die leuke DAF’s voortaan onder eigen naam. Zo werd de 77 omgevormd tot de 340 en bleek dat de merknaam Volvo voor veel DAF-rijders magneetwerking had. DAF ging verder met haar trucks. In voor- en tegenspoed. Op enig moment ging men zelfs onder water. Werd weer gered, ging weer onder water en werd weer gered. Men werkte samen met Leyland uit Engeland, met Amerikaanse partners en kwam via die contacten weer op het spoor van het Tsjechische Tatra waar men tegenwoordig motoren levert voor diens nieuwe trucklijn Phoenix. DAF is nog steeds een belangrijke leverancier van zwaar materieel. Haar wortels, en aan die kleine personenwagens houden we gewoon de bijbehorende herinneringen. Gekoesterd in een fraai Eindhovens museum en in clubs van actieve rijders. Een Nederlands merk, best iets om trots op te mogen zijn. (Beelden: Yellowbird archief)

Leven met de vliegende pijl – 14 – Tweede Wereldoorlog

En toen was het opnieuw oorlog in Europa. Een gruwelijke tweede wereldoorlog diende zich aan. Het voorspel daartoe raakte ook de Tsjechen heftig. Nadat de Nazi’s eerst Oostenrijk hadden geannexeerd deden ze dat even later ook met het door hen zo verguisde Tsjecho-Slowakije. Hitler gaf het grondgebied ‘terug aan de volks-Duitsers’ in Sudetenland die door de Boheemse en Moraafse bevolking zo zouden zijn geknecht. Binnen de kortste keren was het land door de Nazi’s bezet, waarbij de Tsjechen echt werden onderdrukt en de Slowaken een wat andere status kregen door hun houding t.o.v. de Nazi-onderdrukking. Men noemde deze vorm van bezetting een Protectoraat en de man die namens Hitler de boel bestierde was de beruchte en later door Tsjechische verzetslieden vermoorde Nazi-beul Heidrich. Al snel werd het door de Duitsers zeer gewaardeerde productie-apparaat van Skoda ingezet voor de fabricage van allerlei militair materieel.

De Duitsers namen ook hele voorraden van t.b.v. het Tsjechische leger gebouwde Skoda-tanks in beslag en vervoerden die naar de Heimat waar ze werden aangepast en ingezet voor de invasie van de westerse landen in mei 1940. Maar bouwde Skoda ook ambulances, militaire trekkers, en nog meer tanks die o.a. waren voorzien van door Porsche ontwikkelde motoren. Een deel van de uit Tsjecho-Slowakije geroofde tanks werd later ook door de Nazi’s ingezet tijdens de inval in de Sovjet-Unie in 1941. De beruchte Tigertanks, vrijwel onverslaanbaar geacht in de latere oorlogsjaren, kwamen naar verluid deels ook uit de Skoda-fabrieken vandaan. Dwangarbeiders deden daarvoor het werk. Helemaal aan het einde van de oorlog ontdekten de geallieerden kennelijk ineens dat de Skoda-fabrieken weleens van strategisch belang zouden kunnen zijn voor de bouw van Nazi-materieel en bombardeerden ze de tot dan aardig gespaard gebleven fabrieken in Mlada Boleslav.

Gelukkig voor de Tsjechen viel de schade na die bombardementen nogal mee en bleven de productiehallen voor totale vernietiging gespaard. Toen de Duitsers zich terug moesten trekken en de oorlog voorbij was, lag het land intussen in de door de Russen ‘bevrijde zone’ van Europa. In Jalta bespraken de toenmalige geallieerden de nieuwe realiteit van Europa. Met een enkele pennenstreek verdween het land Tsjecho-Slowakije achter het ijzeren gordijn, al voelde dat in eerste instantie nog niet zo. En werden de contouren zichtbaar van een land onder het communistische juk waar men zich zou moeten richten naar Stalinistische bestuursvormen. Het zou lang duren voor men daar eindelijk van werd verlost. En voor de creativiteit van de autobouwers bij Skoda was dit een gitzwarte periode. Wordt vervolgd (Beelden: Internet/Wiki)

Over bruggen vliegen…

Mijn leasevader was een bijzonder mens. Hij had meerdere karaktertrekken die je nu toch het beste als te negatief of wellicht speels zou kunnen omschrijven dan dat je er veel baat van had als hij trachtte ‘wijze levenslessen’ over te brengen aan ons zijn beide ‘’stiefzonen’. Hij kwam uit een gezin waar men in ‘goeden doen’ was toen hij het huis uit trok. De grootouders van die kant waren woonachtig in een chic huis aan de Amsterdamse Amsteldijk en hadden naast een auto ook een eigen boot. Overgehouden aan een ondernemend leven in beide vervoersvormen. Mijn stiefpa was dus van huis uit een automens. Ik heb het elders al eens vermeld, maar dit keer wil ik het vooral hebben over zijn uiterst bijzondere rijstijl. Gedurfd is een zwakke uitdrukking, sportief ook. Hij reed zonder te remmen bij ons de straat uit, immers hij kwam ‘van rechts’ en nam dan ook zijn voorrang als hem dat paste. Hij reed in of op alles wat maar gemotoriseerd was. Een fiets heb ik heb nooit zien gebruiken. Nee, motoren, auto’s, vrachtwagens, alles wat een motor had en een stuur werd door hem benut. Vanaf de prille jeugd herinner ik me die wagens ook. En als hij tussen door weleens bij een bedrijf werkte met een ‘vloot’ nam hij altijd een auto mee naar huis voor zijn eigen of gezinsbehoeften. Excuus was dat er even iets ‘getest’ moest worden.

Nu was dat bij luxewagens nog niet zo erg, het werd pas link als hij een truckje meenam. Zoals daar waren indertijd de Ford Thames Traders, Renault Gallions of een Commer of Leyland. Hij kon overigens echt goed rijden, al wilde hij nog wel eens onvoorzichtig zijn als het weer eens gezellig (..) was geweest in de buurtkroeg waar hij vaak zijn klantjes zocht en vond voor zijn ook al goed lopende autohandeltje.  Toen ik mijn huidige partner en echtgenote leerde kennen kwam die als jong meisje af en toe op bezoek bij ons thuis. Na ‘aangenaam verpozen’ wat in die tijd echt niet zoveel inhield hoor, was stiefpa dan wel bereid om haar even thuis te brengen in de auto. Zou je nu niet meer doen bij gebrek aan parkeerruimte in de van vergunningen en betaalpalen wemelende hoofdstad, maar toen kon dat nog. En dan stapten we met zijn drieën in de Renault, Ford of wat ook en lieten ons vervoeren. Steevast koos hij dan voor de route langs de Amstel die in dat oude centrum liep richting haar woonadres via een viertal erg hoge bruggen over dwarsliggende grachten.

En dan wisten we na enige tijd dat wat we ook vroegen of zeiden niet zou leiden tot een rustige rijstijl. Nee plankgas die brug op en dan bovenop de bolling ontdekken dat er twee voorwielen loskwamen. Hij gierde het dan uit van de pret en vond ons maar chagrijnen dat wij de lol er niet zo van in zagen. In een tijdperk zonder riemen op de stoelen van die wagens was het ook niet meteen groot vermaak voor ons. Nee, eerder angstwekkend. Toch leerde ik wel nadenken voor ik zelf kon rijden. Zo moest het dus niet. En dat heb ik wel altijd goed nageleefd zonder al te tuttig of voorzichtig te zijn geworden hoor. Ook ‘leuk’ was zijn avonturenzucht in Limburg. Weggentjes oprijden die normaal alleen met een beetje tractor te bereiken waren en dan maar zien hoever de Skoda, DKW of Hansa kwamen als je gewoon over het weiland van de boeren daar door bleef klimmen tegen hellingen van 10-15%…Tot de banden op de steile hellingen doorsloegen en we teruggleden naar het uitgangspunt. Mijn moeder vond het niks, maar sloeg stom van ellende als hij dat weer eens uitvrat. Ging het altijd goed? Nee natuurlijk. Heel wat schade was ons deel. En soms de werkgevers… Die er niet zo om konden lachen als hij zelf wel deed. Soms als ik weleens terugkijk in een oud album van toen zie ik zijn grijns en de blik die mij verwijt dat ik het niet zo snapte. Had ie gelijk in. We hadden duidelijk niet dezelfde genen…Maar daarover later nog eens meer. (Foto’s: Internet/Model-car-world.uk/Yellowbird)

Inconsequent geklaag

Schiphol - oud beeld..Scan10213Terwijl ook ik aandacht gaf aan het eeuwfeest voor onze nationale luchthaven wil ik een aspect van een luchthaven als deze van enorme omvang toch niet onvermeld laten; geluid en de eventuele overlast die deze bezorgt aan hen die er niet ver vandaan wonen. Daarbij is het van groot belang te bedenken wat lawaai eigenlijk is en waarom sommigen mensen er wel en anderen geen last van hebben. Kijk, ik zelf vind het geluid van vliegtuigen geen enkel probleem. Logisch, ik koos immers zelf voor een woonomgeving die niet zo gek ver van die luchthaven af ligt. Altijd al in stedelijk gebied gewoond, en dat was dus nooit echt stil. In mijn buurt worden veel huizen verkocht aan nieuwe bewoners. De oudere trekken weg, gaan in appartementen wonen elders in de stad of wellicht daarbuiten. De nieuwe bewoners doen er alles aan om hun net verworven onderkomens te voorzien van voldoende isolatie.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

En wie dat niet doet kijkt weleens boos naar boven. Als er weer een vliegtuig of politie-heli voorbijkomt. ‘Al dat lawaai…’. Dat is opmerkelijk want wie in deze omgeving verkiest te wonen heeft altijd wel lawaai om zich heen. En moet dan niet gaan klagen. Je ziet hetzelfde bij mensen die ervoor kozen vlakbij de uitvalswegen van een stad te gaan wonen of niet te ver af van doorgaande snelwegen. Die klagen als ze thuis zitten over dat verkeerslawaai, maar maken wel gebruik van diezelfde wegen om er hun zakelijke of sociale leven mee op gang te houden. Geldt ook voor spoorwegen, of zelfs voor het wonen aan een kanaal of rivier waar schepen voorbijkomen. Wel eens langs gezeten? Als het een beetje druk is hoor je heel wat gestamp van motoren of geklots van de (boeg)golven. Klagen zit veel mensen in het bloed en Nederlanders klagen al over het weer dat het een lieve lust is.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Daarbij snap ik niet dat overheden en ontwikkelaars in het verleden wel in staat zijn gesteld om bebouwing toe te staan in de omgeving van lawaai of andere overlast producerende bedrijven of infrastructuur om daarna via allerlei procedures weer bezig te gaan om die overlast te beteugelen. Bouw er dan niet zou ik denken. Overigens zijn er natuurlijk ook woonbuurten waar diezelfde overheid snelwegen, treinenbanen of wat ook vlakbij aanlegde waardoor een voorheen stille buurt ineens barst van het lawaai of de stank. Dat je dan protesteert snap ik eerder dan in die eerdergenoemde situatie. Dat er dan ook nog wat vage en soms leugenachtige actiegroepen of zelfs politieke partijen streven naar een wereld zonder lawaai, het liefst een zonder tastbare economie, maakt het probleem niet kleiner. Ooit hadden wij hier buren die stemden op GroenLinks. Opvallend waren de posters bij hen aan de ramen, tegen Schiphol en de lawaaiproductie, maar beiden maakten zowel zakelijk als privé wereldreizen naar mooie oorden of plekken waar arbeid weinig hoefde te kosten. En dat meerdere malen per jaar. Kijk, tegen zoveel inconsequentie kon zelfs ik niet op. Maar vrienden werden we nooit. Al was het maar omdat ze er ook nog twee auto’s op nahielden van de aardig vervuilende soort. Kortom, van die steen en vrij zijn van zonden speelt dan ook een rol. Zelf wel last van overlast? Zin om daar iets over te schrijven in dit verband? Kom maar op!