
In onze vroegere woonstraat was ome Jaap een fenomeen. Hij had een sigarenwinkel, een jongere vrouw, maakte van zijn winkel een mini-supermarkt toen de kruidenierswinkel naast hem de ondernemerspijp aan Maarten gaf maar ook omdat hij een auto bezat. Dat was in die tijd nog niet zo normaal als tegenwoordig. En anders dan veel Nederlanders in die tijd koos hij voor een bijzonder merk, Lloyd. Dat bouwde vooral kleine wagentjes die zuinig omsprongen met brandstof maar toch een soort van comfort en ruimte verzorgden. Niet dat ome Jaap overigens vaak reed in zijn bolide.

Dat was vooral in het weekend het geval en dan wisten we al dat hij dit weekend ging rijden omdat dan op zaterdag middag een emmer naar buiten werd gehaald met gekookt water en zeepsop. De kleine Lloyd kreeg een verwenbeurt opdat hij op die zondag glimmend en wel kon afreizen naar het Gooi of Zandvoort. Ome Jaap was zuinig op zijn auto, net als veel andere mensen die toen een auto bezaten. Immers, het vertegenwoordigde best een kapitaal allemaal en je verhief je toch wat boven de toenmalige middelmaat uit. Veel gezinnen bezaten net aan een brommer of scooter, maar een auto was iets voor de middenstand.

Grappig was dat de snoepjeswinkelier een eind verderop in de straat ook een auto bezat. Een opvallende Triumph Mayflower. En ook die werd op zaterdag uitgebreid gewassen of gepoetst voor de zondagse ritten. Die laatste figuur had een reeks kinderen en die hielpen allemaal mee. Daar kon ome Jaap niet op rekenen, hij bleef kinderloos. Dat maakte hem overigens nooit verbitterd, het was een vrolijke vent. Bij ons voor de deur stonden ook altijd auto’s. Ik verhaalde al dat mijn lease-pa ‘er in deed’ en dat hij de handel glimmend en wel voor de woonstede neerzette. Adverteren hoefde nauwelijks of nooit, klanten genoeg. De gezinsauto van dienst kwam vaak uit die handel voort.

Even testen in het weekend of gewoon omdat mijn moeder zo’n auto leuk vond of zelfs een soort trots uitstraalde als we er weer eens mee op stap gingen. Maar het werd pas link als die gezinsauto vooraf werd gepoetst. Dan wisten we bijna zeker dat ‘pa’ er een klantje voor wist. Zo herinner ik me een Skoda 438 in een fraaie bruine laktint met een licht gekleurd dak. Mijn moeder vond dat prachtig en noemde de Skoda ‘haar chocolaatje’. Had ze beter niet kunnen doen. Twee dagen later was de Skoda weg. Of ‘Pa’ het er om deed weet ik niet maar wassen was wel altijd een dingetje. Ik zelf ben uiterst zuinig op ons vervoer. Niet voor de handel, gewoon omdat ik door al die jaren in het vak vind dat je in een schone en opgeruimde auto moet rondrijden. Smerig is niet mijn ding. Dus was en poets ik het voiture voor de eigen huisdeur. Ruim alles daarna netjes op opdat de groene goegemeente er geen scheve ogen van krijgt. En opvallend, je hebt altijd aanspraak als je er mee bezig bent. Zou ome Jaap dat indertijd ook zo hebben gehad? Vast wel. Hij was er slim genoeg voor….. (foto’s: archief)


















































