De keuzes van de ouders…

De keuzes van de ouders…

Hoewel bij jongere generaties het typische ‘merkgevoel’ rond vervoermiddelen aan het afnemen is, zijn er toch mensen die op basis van ervaringen uit het verleden toch steeds weer kiezen voor dat wat ze in hun jeugd thuis op dat gebied meemaakten. Ik ben daar wel een duidelijk voorbeeld van. Een lekker gevoel bij een merk dat leasepa in de handel wegzette maakte dat zelfs een deel van mijn carriere maar zeker mijn persoonlijke keuzes op het gebied van auto’s in eigen beheer sterk verbonden raakten met dat ene merk. Maar dat ik ook ooit viel voor de geneugten van de grote Amerikanen omdat ik zelf ook wel eens wilde ervaren hoe dat zou zijn nadat in mijn jeugd het merk Studebaker nog wel eens voorbij kwam.

Bij anderen zie en hoor ik dan dat men gaat voor Ford omdat ‘Pa’ daar altijd in reed of nog sterker, Opel. Een merk waarin heel wat Nederlanders werden vervoerd van/naar de camping of vakantieadres. Weer anderen praten vol liefde over ervaringen in een Fiat of een VW. Bedenk het maar en je ziet dit kopieergedrag daarna optreden. In de diverse groepen op Facebook of zo kom ik ze altijd weer tegen. En zeker weten dat die eigen merkkeuze en die van ‘Pa’ beter was dan die van de buren of de verdere familie. In onze familie was dat ook zo. De zus van mijn moeder had een echtgenoot die niet echt wilde deugen. Nou ja, niet dat de man crimineel was of zo, maar aan hard werken had hij een broertje dood. Dat moest mijn tante maar doen.

Maar hij sprak altijd over auto’s alsof hij er verstand van had. In werkelijkheid hield mijn leasepa zijn toenmalige vervoer veelal rijdend. En dat kostte vaak veel moeite want de man kocht van het weinig geld dat ze binnen kregen het liefst Engelse wagens. Indertijd niet de beste keuze. Dus een Vauxhall of Hillman zaten daar regelmatig in de familie. Groot voordeel voor de latere generaties, die wagens stonden meer stil dan ze reden en als ze dat al deden was het vaak reden voor grote ellende onderweg. Mijn leasepa rukte heel wat keertjes vloekend en mopperend uit met een van zijn Skoda’s om de familie ergens te redden.

Een straatvriend van mij zelf had een vader die ook ‘alles beter wist’ op autogebied. Dus die kocht op enig moment een Simca Aronde van een paar jaar oud. En nam ons op een zondag in de geschiedenis als jonge pubers samen met het verdere gezin mee voor een tripje naar het oostelijke achterland van dit fraaie Nederland. Op de terugweg een grote klap….de motor liep vast. En daar stonden we. Na vele uren opgehaald door iemand uit hun familie…. En ik kwam midden in de nacht thuis bij boze ouders die me meteen verboden ooit nog met die lui mee te rijden….Ach ja….als je uit een autogezin komt is alles daarbuiten amateur of niet slim genoeg om de juiste keuzes te maken. En als ik kijk hoe ik zelf in het leven sta……dan heb ik dat toch een beetje in de genen meegekregen. Dus vooroordelen zijn mij op autogebied niet vreemd.. Wie het meent beter te weten mag het hier over proberen….Maar of het lukt??? 🙂 (Neem het niet te serieus hoor, het is maar een leuk verhaaltje voor het weekend..)

Van nobel naar volks…Talbot..

Van nobel naar volks…Talbot..

Voor de echte kenner of liefhebber heeft de naam Talbot nog wel wat al dan niet goede herinneringen in zich. Aan de tijd dat aan de toenmalige Simca’s ineens de naam Talbot hing waardoor het aloude volksmerk met haar kleine en goedkope auto’s plots extra status moest verkrijgen. Op zich niet zo’n gekke gedachte want Talbot was ooit een chique Frans merk waarvan de eerste modellen al in 1896 op de wielen werden gezet. Later kwam het in handen van een groep waartoe ook het Britse Sunbeam en het volkomen verdwenen merk Darracq onderdeel van waren. Later kocht de heer Lago het merk en kwamen er wagens op de markt die met name na de oorlog naam en faam maakten als Talbot-Lago. Wagens met een fikse zescilinder-motor onder de fraaie geboetseerde kap waarvan de aantallen relatief bescheiden bleven. Record, Le Mans, Grand Sport de namen en voor dit soort sportieve wagens moest de beurs stevig worden getrokken.

Talbot-Lago leverde ook auto’s zonder carrosserie, kon je als koper bij een speciaal bedrijf je eigen koets laten bouwen. Kostte wat, maar dan kreeg je ook iets. Het merk daarmee behorende tot de wat exclusieve klasse. Maar volhouden deed men het niet. Ergens in de jaren vijftig was het over en uit met Talbot. Maar het merk werd door Chrysler weer nieuw leven ingeblazen aan het einde van de jaren zeventig. En geplakt op de boedel van het ook failliet gegane Simca dat daarmee een nieuw leven kreeg. Later zelfs onder de leiding van Peugeot/Citroen.

Met de wagens uit de boedel van Simca kwamen er de nodige Talbots uit de fabrieken van dat oude merk die we al kenden als Horizon (een Frans alternatief voor de VW Golf) 1308 (een antwoord op de VW Passat) of de Rancho (een semi-terreinwagen gebouwd door Matra zonder die specifieke modderploegcapaciteiten). Omdat men behalve de naam en wat optische aanpassingen weinig deed aan verbetering van de uitmonstering van de Talbot’s uit die periode zagen klanten al snel dat met name roest weinig ontzag had voor alles wat ook Talbot leverde. Leuk was overigens ook de Samba Cabriolet, een klein wagentje met open kap, en afgeleid van de driedeurs-versie met dezelfde naam. Bij de cabrio was het vermogen wat groter, maar qua roest was het allemaal niet veel beter geregeld. Na een paar jaar was het over en uit. Peugeot liet het merk langzaam uitdoven en zo verdween het van de markt. De borden met het merklogo bleven vaak nog lang bij toenmalige dealers aan de wand hangen. Maar auto’s werden er niet meer geleverd. Er zijn vast nog wat rijdende exemplaren overgebleven van dit bijzonder merk. Daarvan zijn die Talbot-Lago’s uit de jaren vijftig nu peperdure klassiekers geworden. Dat geldt niet voor de merkgenoten uit de jaren tachtig. Waarvan er maar weinig zullen rondrijden die ongerestaureerd in topstaat bleven. Maar wellicht staan er nog wel ergens in oude schuren wagens met het merk te wachten op herontdekking….(Beelden: Archief)

Frans fenomeen..Panhard…

Frans fenomeen..Panhard…

Het Franse automerk Panhard was altijd een beetje een buitenbeentje in autoland. Men was heel innovatief, bouwde grote en kleine wagens, trucks en onderdelen voor andere merken. Bemoeide zich met de bouw van militaire uitrustingen en was als onafhankelijk bedrijf een van de oudste merken ter wereld. Had men voor de oorlog allerlei grote personenwagens in het aanbod, na WO2 zette men in op vooral bijzondere wagens. Klein, maar fijn. Zoals de Dyna. Een compact maar elegant model dat werd ontworpen door Gregoire, uitgerust met een 2-cilindermotor van eerst 610cc, later met een wat grotere inhoud.

De wat rauw lopende motoren bleken in combinatie met het lage eigen gewicht van de auto te zorgen voor beste prestaties. Daarbij was die motor luchtgekoeld en had de Dyna anno 1946 al onafhankelijke wielophanging voor. Nog opvallender, de Dyna werd op enig moment geleverd met een vier versnellingsbak met een overdrive, waardoor je nog zuiniger reed. Zijn tijd ver vooruit dus. En dat zou het merk op veel terreinen blijven. Zo was de Dyna Z uit 1954 een zeer futuristisch vormgegeven auto met een aerodynamisch zo goed vorm gegeven body dat je uit een tweecilinder blokje van 850cc dik 160km/u peurde.

Daarbij was de auto zo ingericht dat je op de twee banken zes mensen kon meenemen. Neem van mij maar aan dat geen enkele concurrent binnen dit segment dat kon bieden. De opvolger van deze wagen werd de PL-17 die er met optische retouches net zo goed uitzag. Alleen gingen de voordeuren nu meer normaal open i.p.v. dat ze naar achteren scharnierden. Met net zo’n futuristische vormgeving was ook de B en C serie uitgerust. Coupe-achtige wagens waarbij de B wat langer was dan de C en waarvan een deel in Belgie werd geassembleerd.

Deze wagens waren wel het summum van wat Panhard kon halen uit haar bekende tweecilinders. De auto’s barstten van de nieuwe snufjes en waren anno 1963 daardoor alleen al hun tijd ver vooruit. Wie van auto’s hield zag ook dat o.a. de ruitenwissers bij die Panhards heel anders functioneerden dan bij andere wagens. Ook zat het elektrisch systeem heel anders in elkaar dan bij andere wagens. Was dat allemaal beter? Nee, niet bepaald. Veel Panhards leden onder een reeks van technische problemen, deels veroorzaakt doordat men zo pionierde. In 1967 kwam het merk onder Citroen terecht en verdween het vrijwel in stilte van de markt. De klassieke markt zorgt er voor dat de prijzen relatief hoog zijn. Ook al omdat er zo weinig Panhards in goede rijwaardige toestand overbleven. En het best een dingetje is om aan onderdelen te komen. Maar hoe we het wenden of keren, dat Panhard was bijzonder. En dat alleen zorgde voor mijn enthousiaste verhalen over het merk…(Beelden: Archief)

Onbekende Franse reus; de Armagnac!

Ik stam nog uit de tijd dat wanneer je als jong spottertje naar Schiphol ging en het vliegverkeer van toen bekeek je bijna uit elk land wel een eigen product of type voorbij zag komen. Niks Airbus, niks Embraer, nee gewoon Franse vliegtuigen, Britse, Zweedse, Italiaanse, Russische, Amerikaanse, Nederlandse en zo meer. Die eigen industrie bouwde dan ook veelal voor de lokale markt. Met name bij de Britten en Fransen speelde dit een grote rol. En door dit denken bleven de verkopen dan vaak buitengewoon beperkt tot belachelijk laag. Het totaal aantal verkochte vlieguigen was dan net zo groot als het aantal prototypen dat een moderne vliegtuigfabriek inzet om anno 2019 haar nieuwe typen te testen. Een voorbeeld van dit nationale denken is de vrijwel onbekend gebleven Sud-Est SE-2010 Armagnac. Een toestel dat net na WO2 door de Fransen werd ontwikkeld als groot verkeervliegtuig voor de lange afstanden en de Britten en Amerikanen concurrentie moest aandoen. De machine was inderdaad groot, indrukwekkend zelfs, maar bleef zeldzaam oneconomisch.

Het vloog voor het eerst in april 1949 en al snel werden er vier gebouwd voor de toenmalige maatschappij TAI, die later opging in UTA en weer later Air France. De Armagnac had weliswaar vier enorm krachtige Amerikaanse zuigermotoren van het type Pratt & Whitney R4360 die elk 3500pk leverden, het was een relatief langzaam toestel dat op de markt kwam toen de Britten hun eerste Comet straalverkeersvliegtuigen verkochten. TAI was er doodongelukkig mee. En na korte tijd werden de Armagnac’s uit de dienst genomen. Later kreeg een nieuwe maatschappij, SAGETA, er zeven in de vloot die werden ingezet tussen Toulouse en Saigon. Dit in verband met de oorlog in Z.O.Azie die de Fransen toen nog voerden. Deze toestellen konden in het meest optimale geval wel al 160 passagiers vervoeren, maar die zaten dan wel opgepropt.

En de machine kon ook niet zo heel ver vliegen door de beperkte actieradius. Moest dus veel tussenlanden en dat was bij vergelijkbare Amerikaanse en Britse toestellen toch een heel stuk minder het geval. Naar verluid zouden er precies 9 Armagnacs zijn gebouwd en die hebben maar relatief kort gevlogen. Een mislukt avontuur. Latere typen van deze fabriek waren o.a. de Bretagne die minder groot was maar wel meer ‘succes’ kende. Door o.a. de eerder genoemde oorlog in Z.O. Azie mocht Sud-Est er 45 van bouwen en leveren aan diverse gebruikers. De Armagnac was toen al vergeten. En heel eerlijk, ik kende het type slechts vaag. Tot ik onlangs van iemand een foto te zien kreeg op Facebook waarbij zo’n kist op Schiphol stond afgebeeld aan het einde van de jaren veertig. Dat was mij dan weer niet bekend. En reden om aan deze wonderlijke machines ook hier eens aandacht te schenken..(Beelden: Internet)

Begijnhof…

Wie als vrouw in vroeger jaren zonder man zat of kwam te zitten had daarna maar weinig echte keuzes. Zoals je nu bij nieuwe bevolkingsgroepen nog wel eens ziet was in christelijk/katholieke kring uithuwelijken nog heel normaal tijdens de late Middeleeuwen. En wilde een vrouw dat niet ging (moest) ze in het klooster. Met name dat laatste hield in dat men geen kans meer had op menselijke geneugten, immers geloften van armoede en kuisheid waren dan opgelegd pandoer en de Here Jezus de enige man in je leven. Dat was voor veel vrouwen vanuit hun fysieke or karakterwezen geen optie. Maar meestal economisch afhankelijk van de mannen of familie hadden ze geen keuze. Tot er een ‘derde weg’ ontstond die door heel Europa een behoorlijke reeks volgsters kreeg. Je kon ook begijn worden. Een soort tussenvorm waarbij je het geloof trouw bleef, maar toch minder streng in de leer een soort van onafhankelijke status kon opbouwen.

Die status hield dan wel in dat die kuisheid (reinheid) nog steeds min of meer in acht werd genomen, maar dat je verder in een eigen onderkomen samen met andere dames kon genieten van een redelijk beschermde jonge of oude dag. Begijnhoven werden al snel overal ingevoerd of opgericht. De resultaten daarvan vinden we nog steeds in vooral van oorsprong katholieke steden. Al dan niet nog steeds in gebruik. Zo kennen we het bekende Begijnhof van Amsterdam, maar zijn die ook elders in Nederland te vinden. Onlangs bezochten wij een van de grootste. In Belgie. Turnhout heeft de eer om daar een schitterend voorbeeld van die toenmalige cultuur in ere te houden en je staat met je mond open van verbazing als je ziet welke oase dit eigenlijk altijd moet zijn geweest. Prachtige huizen, schitterende kerken, een Mariakapel en fraaie natuur. Maar vooral die stilte…

De laatste begijn die hier nog leefde was een Rotterdamse die in 2002 op zeer hoge leeftijd overleed en had bedongen dat zij achter de kerk in het hof begraven wilde worden. Men had bij het stadsbestuur van Turnhout niet zoveel op met die laatste wens, maar uiteindelijk kreeg de onverzettelijke begijn het toch voor elkaar. En dat geeft wel weer dat deze dames die toch vooral druk waren met goede doelen en nuttig werk, niet voor een kleintje vervaard waren. Geen nonnen dus. Wie de man van hun dromen tegenkwam kon altijd kiezen voor een  bestaan buiten het hof. Dan was de kuisheid niet meer gewaardborgd, maar lonkte een leven met gezin en kinderen.

Begijnen waren voor de diverse kerkelijke en wereldse machthebbers lastig te vatten. Men wilde ze eigenlijk niet zien als vroom genoeg, maar dat besef kwam toch met de jaren. Al was het maar omdat de begijnen in hun tijd veelal echt gelovig en vlijtig leefden. Op het hof van Turnhout kom je heel wat kerken en kapellen tegen. En alles is in prima staat bijgehouden. Er staat ook een leuk museum waar vanuit men met enthousiaste gidsen rondleidingen kan maken en een goed inzicht wordt gegeven van wat hier in verleden en heden allemaal speelde of speelt. Wij hadden er ondanks de buiten heersende hittegolf-temperaturen veel plezier aan. Een aanrader van jewelste als je een beetje interesse hebt in de kerkelijke geschiedenis en cultuur. En ook wilt zien hoever we in onze huidige tijd en cultuur zijn opgeschoven naar vrijheid en blijheid. Want hoe fraai het leven van die begijnen ook was in hun tijd, een godsdienstig bepaald keurslijf was nog best hun deel. En dat hebben echt moderne vrouwen toch maar mooi van zich afgeschud. Nu blijft het gevecht om dat vooral vast te houden. (Beelden: Yellowbird)

Dussuh….

Vent600Ook mij valt op dat wij in ons land langzaamaan niet echt meer in staat zijn normaal te spreken. Onze taal wordt vertroebeld door een gebrek aan opvoeding, opleiding en invloeden van buitenaf. Dus wordt ‘zij’ ‘hun’ en ‘deze’ ‘die’ als het zo uitkomt. Zelfs blonde blauwogige lieden spreken soms met een Marokkaanse tongval, het gevolg van hun omgang met veel vertegenwoordigers van bepaalde groepen in een wijk of scholengemeenschap. Nu is het niet zo erg dat er af en toe iets veranderd aan de taal hoor, houdt hem levend. Zo is onze taal doorspekt met invloeden van talen die bij de ‘buren’ worden gebezigd. Anglicismen, Germanismen en zo meer komen bij ons veel voor. Wat dat betreft zijn onze zuiderburen een stuk zuiverder in de taalleer. Wat me ook vaak opvalt zijn kennelijk ineens modern geworden stopwoordjes. Dat zijn woorden die volgens de gebruikers meer inhouden dan het woord op zich en dus te pas en te onpas worden gebruikt. Als ik hoor hoe mensen die bijvoorbeeld op straat, in gezelschap, op radio of tv converseren is het opmerkelijk hoe vaak je sommige van die woorden hoort gebruiken. Denk maar eens aan ‘dus’, veelal uitgesproken als ‘dussuh’.

Ontspanning 4Waar vroeger argumenten werden gegeven met een zekere inhoud krijg je nu een enkele zin, afgesloten met ‘dussuh’. Valt het jou niet op? Zal aan mij liggen maar ik vind het taalarmoede. ‘Ik ga nooit meer naar de disco, ik ben getrouwd, dussuh….’ ‘Nee wij kijken nooit naar…….. want mijn man…dussuh’ ‘Tja ik moest werken, dussuh’ en zo meer. Vooral vrouwen zijn er goed in en maken van dat stopwoordje iets wat hen spannender moet maken of zo. Maar het tegenovergestelde is voor mij waar. Als je niet veel meer te vertellen hebt dan ‘dussuh’ val je wat mij betreft direct door de mand. Niet dat het verder van grote interesse of waarde is, maar het blijft een interessant fenomeen. Net zoals ‘Hun hebben pas een fiets gejat…dussuh’. Nu is dat stelen van een fiets op zich al een probleem, maar als je het ook nog eens verkeerd duidt, krijg ik er de kriebels bij. In een tijdperk waarin we allemaal druk zijn met sociale media en zo meer, is het handig als je toch de taal een beetje fatsoenlijk gebruikt. Dus……uh…….ik hoor het wel als u er een andere mening op na houdt….