Mateloos populair; Simca!

Mateloos populair; Simca!

Je moet wel onder een steen hebben geleefd wil je als 40+-er niet van Simca hebben gehoord. Ooit een mateloos populair Frans automerk in ons land, maar zeker ook in de rest van Europa. Zelfs in Oost-Europa kwam je ze wel tegen. Toch was het een relatief jong merk. Want pas opgericht in 1934. Een dan vooral om in Frankrijk Fiat’s te bouwen voor de eigen markt. Pas na de oorlog, in 1951 werden Simca’s uiterlijk andere wagens dan die Fiat’s waaraan men vaak nog wel een stukje techniek ontleende.

De eerste van de reeks was de Aronde. Een plezierig ogende wagen die in Frankrijk tot de best verkochte auto van de jaren vijftig uitgroeide. Met zijn 1.2 of 1,3 liter motor kreeg je een vlotte familieauto die ook nog eens goed gebouwd bleek en lang meeging. Naast de sedan was er ook een stationcar van te koop, maar ook een besteller en pickupje. Jarenlang bleef de auto in productie al werkte Simca door de jaren heen wel verbeteringen uit en mocht ook het exterieur zich verheugen in wat modernisering.

Naast een reeks beperkt gebouwde sportievelingen als de Coupe de Ville (zie ook Cadillac), Week-End en Plein Ciel kwam het merk in 1955 met de grote Vedette Berline. Dat was eigenlijk helemaal geen Simca maar een Ford, omdat dit bedrijf op enig moment besloot haar Franse fabriek met alles er op en aan bij Simca onder te brengen. En dus kreeg Simca een grote wagen in het gamma inclusief V8 motor van 2.3 liter inhoud. Men bouwde die lijn door de jaren heen uit met diverse speciale uitvoeringen. Maar in 1961 was het over en uit met de grote Simca’s. Bij de kleinere en goedkopere modellen scoorde men flink door de nieuwe 1000. In 1961 uitgebracht.

Een vierdeurs autootje in de stijl van die jaren, motor achterin, hoekige vormgeving, en tegenhanger voor de vergelijkbare Renault Dauphine. Motorisch was de 1000 te koop met bijna armoedige 740 cc blokjes, maar ook met een 1000, 1100 en zelfs 1300 motor. Met name de Rallye 1, 2 en 3 versies waren mateloos populair, al waren die niet meteen geschikt voor de gemiddelde huisvader. Een afgeleide van de 1000 was de Coupe-uitvoering die in samenwerking met Bertone werd ontwikkeld.

Een erg aardig ding dat beperkt leverbaar bleef. Dat gold niet voor de 1300 en 1500. Die wagens verschenen in 1963 op de markt en waren weliswaar elegante maar ook best saaie ontwerpen. Ruim van binnen, comfortabel, en betaalbaar. Ze bleven tot en met 1976 leverbaar. Een ander succesnummer was de 1100. Ineens een auto met de aandrijving op de voorwielen, met een grote achterklep en een wat geknikte kont was dit een auto voor ook de Nederlandse markt.

Heel wat kopers van toen vonden dit een auto om voor te gaan. Schijfremmen op de voorwielen maakten de 1100 ook nog eens extra modern. Naast de hatchback was er ook een stationcar en een bestelwagen. Die laatste zag je ook bij grote bedrijven en instanties rondrijden. En lang. Ondanks de grote roestproblemen bij dit type waren het best taaie wagens. Dat gold niet voor de grote Simca 1307, 1308 en 1309. Die moest de 1300/1500 reeks opvolgen in de jaren zeventig.

Al werd de auto nog zo geroemd in de toenmalige autopers, het waren modern uitziende maar zwaar sturende en extreem onderhoudsgevoelige wagens. Toch bestaan er wel liefhebbers voor die oude exemplaren nog graag restaureren. Intussen was Simca in handen gevallen van Chrysler uit Amerika en kregen de wagens al snel een andere naam. Zo waren er markten waar de Simca’s als Sunbeams werden aangeduid, elders koos men voor Talbot. Een auto die al die namen mocht dragen was de Horizon.

De beoogde ultieme concurrent voor de VW Golf van toen. Hoekig, modern van uiterlijk, bekende en betrouwbare techniek, maar ook weer extreem roestgevoelig. Want dat was wel een euvel bij die Simca’s. Of Talbot’s zoals men ze later moest noemen. De Horizon ging jaren mee tot het einde van het hele avontuur in de jaren tachtig. Toen waren deze wagens ook nog verkocht in de VS onder de naam Dodge Omni.

Het doek viel, Chrysler nam haar verlies en verdween van de markt in Europa, en liet een leeg autolandschap achter. De naam Simca door de een gekoesterd, door anderen verguisd vanwege die roestproblemen. Feit is dat dit een merk was dat aansprak en altijd goed is geweest voor behoorlijke verkopen. Er zijn vast wel lezers die het nog kennen of weten dat ‘die of die’ uit de omgeving een Simca bezat. Ik zelf heb nooit een Simca bezeten, maar er wel veel in gereden. Want we ruilden die wagens nog wel eens in, zeker toen de APK werd ingevoerd en heel wat van die Franse wagens de eindstreep niet haalden…..(Beelden: archief)

Trends in autoland…

Trends in autoland…

Laat je niet gek maken door allerlei berichten over wat wij momenteel aan auto’s kopen in dit land.

Zeker niet waar het de door links zo bejubelde elektrische tractie betreft. De schreeuwerige persberichten over monsterverkopen daarvan zijn schromelijk overdreven. In totaal stellen die verkopen niet zo veel voor. Daarbij moet je dan ook even kijken naar wie in die auto’s (gaan) rijden. In ruim 50% van het totaal van alle autoverkopen betreft het dan wagens in de leasing. Modellen van 50 mille of meer zijn niet voor de gemiddelde ingezetene van dit land bestemd met een normaal inkomen. Nee, het zijn wagens van het bedrijf, de baas, of wat ook, waar bijtelling op de IKB flink lager is gemaakt dan bij vergelijkbare benzine/dieselwagens, wegenbelasting niet betaald hoeft te worden en onderhoud voor de ‘baas’ is. Die maken het gebrek aan actieradius en het moeten afstuderen op menustructuren in beeldschermen (de meeste EV’s vragen bovengemiddelde kennis van ICT om zoiets als de ruitenwissers te bedienen) ongewenst voor particulier gebruik.

En die particulier heeft geen voordelen van de overheid te verwachten. Nee, die moet het doen met veelal kleinere auto-modellen die vooral betaalbaar zijn en relatief zuinig omspringen met brandstof. En die autokopers van vroeger en nu hebben zo hun voorkeuren. Ooit was een auto niet veel meer dan een koets op hoge wielen waar men een motor in had gehangen om het aloude paard te vervangen. Latere wagens kregen zitplekken voor 2 tot 4 mensen, bagage hing je er in koffers of netten los aan. Zelfs kort voor WO2 (en ook daarna) verkocht men nog auto’s waarbij bagage geen plek vond in de constructie. Pas in de jaren vijftig werden auto’s ontwikkeld die naast een sectie met de motor, de cabine voor de inzittenden, ook een extra ruimte meekregen waarin je wat koffers kon opbergen.

De sedan was geboren. Een auto die heel lang trend zette in autoland. Hoe groter de auto, des te meer inhoud die ruimte bood uiteraard. Amerikaanse auto’s indertijd best populair. Ikea bestond nog niet, dus doorklapbare achterbanken had je ook niet. Mercedes, Opel, Chevrolet, Austin, Renault, dat waren wat van de merken waar we als automobilisten voor gingen. En die hadden allemaal een of meer modellen met een aardige kofferbak in het gamma. De latere dwerg- of compactmodellen kregen een minuscule kofferruimte voorin (motor achter) of ergens achter de bankjes opdat je toch nog wat op vakantie kon dan wel boodschappen kon halen in het dorp verderop. Auto’s waren best duur, voor veel mensen onhaalbaar, dus men deed het met wat er te koop was.

De ene auto duidelijk groter dan de andere, de voorkeur van o.a. Nederlanders voor een merk als Opel daardoor verklaard. Wegligging speelde minder dan die enorme kofferbak. Veel Opels op weg naar een vakantiebestemming reden dan ook met hun ‘kont’ over de grond. Niet zo gek als je zag wat we allemaal meesleepten. De eerste hatchback-modellen kwamen uit Italie en Engeland. Wagens zonder die typerende kofferbak, maar wel met een handige achterklep die veelal hoog kon worden weggeslagen, net als de bankjes. Resultaat, binnen de kortste keren raakte de traditionele sedan uit, en kwamen die hatchback’s in de mode. Al was het maar voor de prijs. Veelal compacte wagens waarvan de Golf-Klasse wel een van de meest bekende is. De jaren zeventig/tachtig zagen de de overgang, nu is een traditionele sedan echt een uitzondering en is dat iets meer voor de topmerken als BMW of Mercedes om ze nog te maken. Over andere trends kom ik later nog wel eens te schrijven. Maar deze heeft de lezer toch alweer cadeau gehad van me… (Beelden: Archief)

Ook bij ons zeer bekend…Chevrolet…

Vraag iemand als uw meninggever aan welke auto hij nou heel speciale herinneringen hebt en je krijgt al snel als antwoord….de Chevrolet Impala van 1959. Een auto met dusdanig fraaie lijnen en vleugels op de achterkant die nog het meest leken op sierlijk gevormde strijkplanken dat je er wel verliefd op moest worden. Maar jaren eerder had mijn ooit hier beschreven ‘Ome Leo’ al een geweldig fraaie Stylemaster uit 1948 (zie ook: Leven met de Vliegende Pijl deel 1a -1-7-18)waarmee we vaak als gezin met hem samen naar Limburg reisden. Chevrolets waren na de oorlog ook aardig talrijk in ons land. Ze waren groot, kostten niet te veel en benzine was nog aardig betaalbaar. Daarbij waren ze goed leverbaar en door de bevrijding populair.

Het merk zelf stamt qua afkomst al uit 1911 en werd kort daarna overgenomen door General Motors. Het werd door de jaren heen eigenlijk constant gezien als rechtstreekse concurrent voor Ford. Voor de oorlog keurig nette wagens die o.a. door doktoren en juristen werd gebruikt, na de oorlog door een veel breder publiek. Als je nu ziet welke wagens dat merk voortbracht is het ongekend dat het tegenwoordig compleet van de markt is verdwenen. General Motors nutte het door de crisis compleet uit en ging zelfs zo ver dat het Koreaanse Daewoo’s als Chevrolets ging vermarkten.

Voor de ware liefhebber is het toch het merk van de grote wagens, met een zoemende V8 voorin en elk jaar een nieuw aangepast model. Van de BelAir, via de Impala naar de Corvair, waarbij de motor voor de verandering achterin was gezet om ze de concurrentie met VW aan te kunnen. Het werd een mislukking al werden er toch enorme aantallen van gebouwd en verkocht. Maar het imago werd door sommige critici bijna compleet de grond in geboord. Chevelle en Caprice poetsten dat imago later weer op. Zeker ook in ons land waar deze wagens vaak werden gebruikt als taxi of onderdeel van een bruidsstoet of uitvaart.

Bij de Caprice uit 1977 kon je al kiezen uit verschillende motoren en kreeg je auto een met een geweldige bouwkwaliteit, enorme ruimte, en een gewicht dat soms bijna 2 ton haalde. Voor ons Europeanen die toen nog in piepklein en goedkoop geloofden was dat even wennen. De verkopen namen ook nog wat af omdat de oliecrisis van 1973 de literprijzen voor benzine omhoog stuwden en voor Amerikaanse benzineslurpers lastig bleek te zijn.  Vanaf de jaren tachtig kwam Chevrolet met compactere wagens met een lager gewicht en nam men soms zelfs een viercilindermotor voor lief. Mits je geen Camaro of Corvette kocht want die waren bedoeld voor het uitbouwen van een sportieve imago en ook om je te onderscheiden van de massa. Wat aardig lukte. De foute marketingtruc om Chevrolets uit Korea te gaan verkopen of onder de merknaam Opel uit te  brengen heeft het merk geen goed gedaan. Jammer maar helaas.

En dus is het nu vrijwel volledig verdwenen van de Europese en ook Nederlandse markten. In de VS zelf nog steeds aardig verkocht. Met grote SUV’s, Pickup’s en die lijn sportieve wagens natuurlijk net zo bekend als revolutionaire maar toch wat geflopte elektrische Volt/Bolt. Maar toch een merk dat er zijn mag. Al was het maar om die mooie herinneringen aan die Chevy’s waar ik zelf nog eens in werd vervoerd…..(Foto’s: Yellowbird archief)

Leaserijders – voorkeur voor compactere EV’s.

Een van de grootste leasebedrijven in ons land, Athlon, liet onlangs weten welke elektrische auto’s het meest populair waren bij haar klantenkring. Opmerkelijk genoeg bleek dat niet de door sommige grachtengordelsekteleden zo opgehemelde Tesla Model S te zijn, maar de meer bekende en veel compactere e-Golf. Die nieuwe Golf-uitvoering stootte de Tesla van de troon in 2018. Zal veel van doen hebben met de prijs denk ik. Want een auto die nieuw tussen de 120-150.000 euro kost is in lease voor een bedrijf ook niet meteen een koopje. Heb je al snel drie BMW’s met een zeer effeciente en schone diesel voor. Die Golf is ook een stuk compacter, de wagen is ook bij leaserijders bekend en vraagt veel minder aanpassing voor het rijgedrag dan zo’n Tesla. Nu moet je die markt voor die elektrische leasewagens ook niet overschatten hoor. Het gaat in totaal om niet meer dan enkele duizenden op jaarbasis. Een beetje zakelijke rijder wil kennelijk wel probleemloos aankomen op zijn bestemming en heeft geen zin om de halve dag een laadpaal te hangen om daarna de reis te kunnen vervolgen.

Opvallend is trouwens dat van de elektrische wagens die nu nog in bestelling staan, met name Hyundai de nodige klanten zal kunnen gaan bijschrijven in 2019. Ook Audi komt met een elektrische range die belangstelling oogt in leaseland, maar dat geldt ook voor Mercedes en Kia. Tesla mikt op het hogere middensegment met de nieuwe Model 3, die momenteel nog lastig te leveren valt en in de VS veel kritiek kreeg om de matige afwerkingskwaliteit en lange remweg. Maar het bedrijf is slim genoeg om daar oplossingen voor te bedenken. Athlon zien een stijging van zakelijke rijders die kiezen voor elektrische aandrijving. Als de techniek echt een stuk beter wordt, de actieradius groter en het aantal laadplekken stijgt zal die aandrijfvorm veel mensen uit deze doelgroepen trekken. Voor particulieren is die EV nog steeds geen echte optie. Niet alleen zijn die wagens peperduur in aanschaf, tweedehands zijn ze schaars en ook nog eens prijzig. Daarbij is een laadpaal voor de deur handig maar niet zo simpel te regelen en zie je in veel steden dat zgn. ‘lurkers’ hun auto de hele dag bij een laadpaal parkeren en andere EV-rijders de stroom ontzeggen. Maar er is een stapje gezet en het marktaandeel stijgt licht naar nog altijd bescheiden niveau. Met VW nu nog als meest populaire merk. En dat lijkt me goed nieuws voor de geplaagde Duitsers die met die dieselaffaire toch wat blunderden. (foto: Yellowbird archief)

Tatra – revolutionair merk dat terug kwam..

Terwijl ik elke zondag tot nu toe en nog even hierna aandacht besteedde aan mijn leven met de Vliegende Pijl, oftewel dat merk met een logo waarin die pijl een hoofdrol speelde en speelt, was er in thuisland Tsjecho-Slowakije nog een automerk dat zich kon beroemen op een heel oude geschiedenis; Tatra! Dat merk had haar wortels al diep in de 19e eeuw. Als onderdeel van het Oostenrijks/Hongaarse rijk van toen zat het in dezelfde hoek waar ook mensen als Ferdinand Porsche in de rondte liepen. Nadat de Eerste Wereldoorlog een einde maakte aan het oude keizerrijk van Sissi en meer van die oude bestuurders, viel een deel van de auto-industrie ineens onder een ander landsbestuur. Tsjecho-Slowakije werd opgericht, in feite een samenraapsel van wat oostelijke provincies van het Keizerrijk Oostenrijk-Hongarije. Tatra werd geboren en genoemd naar dat bekende gebergte dat in deze streken zorgt voor een afwisselend landschap.

En dat Tatra ging verder waar het voor die eerste wereldbrand was gestopt, met auto’s en trucks bouwen. Na een paar jaar al onder leiding van de sublieme ontwerper Ledwinka die ik al eens eerder hier heb beschreven. Ledwinka vond van alles en nog wat uit, waaronder de onafhankelijke wielophanging en het ruggegraatchassis. Dat zorgde voor veel meer comfort bij de auto’s die er mee werden uitgevoerd. Maar nog belangrijker waren de stroomlijnmodellen uit de tweede helft van de jaren dertig. Tatraplan heetten die wagens en ze hadden steevast de motor achterin. Dat was volgens Ledwinka essentieel om die stroomlijn optimaal te maken. En zo ging hij door met een hele reeks wagens die tot ver na de Tweede Wereldoorlog werden gebouwd door de Tsjechen.

Na de oorlog kwamen die auto’s ook deze kant op. Zij het met wat voorbehoud, want door het ruilsysteem dat in die jaren bestond tussen Nederland en Tsjecho-Slowakije konden er maar beperkte aantallen deze kant op worden gehaald door importeur Englebert. Vooral de luxe versie 87 kwam maar heel mondjesmaat naar Nederland. Daarbij kreeg je een ook in die periode futuristisch ogende auto, met een grote rugvin, een 3 liter grote V8 met twee bovenliggende nokkenassen die een top bood van 161km/u. Een goedkopere versie was de 97 waar een viercilinder boxer het werk deed. Die auto stamde qua ontwerp uit 1936. En als je die zaken eens met elkaar verbindt zie je dat toen meneer Porsche een tijdje bij Tatra stage liep hij wellicht wat ideetjes opdeed voor zijn latere Kdf-wagen die wij leerden kennen als VW Kever.

Al was het maar omdat de Fuhrer, Adolf Hitler, zelf die stroomlijnwagens uit Tsjecho-Slowakije zeer wist te waarderen. Overigens kon Tatra net als Skoda de productie na de oorlog snel op starten en was men in staat om die geliefde stroomlijnwagens weer even snel te leveren. Uiteindelijk verdiende men het grote geld vooral met de fabricage van trucks. Ook die werden bij ons bekend. De personenwagens bleven buitenbeentjes. Al was het maar door de prijs en de zeer beperkte levering. Personenwagens bouwde men nog tot in de jaren negentig door. De laatste was de T700, waarover later nog eens meer. In dit geval ging het me meer om een stukje illustratie voor mijn vervolgverhaal en als aanvulling op het idee dat het huidige Tsjechië toch de bakermat is geweest voor heel wat grote maar soms wat vergeten automerken. Heb ik hiermee weer een stukje ingevuld…En o ja, Tatra bouwt nog steeds stevige trucks die tegenwoordig gelukkig ook weer in Nederland te koop zijn.  (Beelden: Yellowbird/Tatra/Wiki/Oost-Europa)

Een op de drie forenst voor eigen rekening…

Een derde van de werkende Nederlanders krijgt geen reiskostenvergoeding, ov-kaart of leaseauto van de baas. Van de medewerkers die 20 kilometer of meer van huis naar werk reizen moet 22% in eigen buidel tasten, omdat zij geen enkele vorm van vergoeding ontvangen. Dit blijkt uit een onderzoek van mobiliteitsprovider Athlon onder ruim 1.000 Nederlanders uitgevoerd door Multiscope. Ik kreeg dat een paar dagen terug onder ogen en moest meteen denken aan al die mensen die menen dat werkenden direct in een lease-auto van de baas zitten of een OV-kaart krijgen waarmee ze gratis op en neer kunnen reizen. Valt best mee, of tegen eigenlijk!

Gemiddeld woont een Nederlander 22,6 kilometer van zijn of haar werk af. Een werknemer die 5 dagen per week met de trein die afstand aflegt, ziet een behoorlijk deel van zijn salaris vervliegen. Per kilometer betaal je voor de trein namelijk gemiddeld €0,19 tijdens spitsuren. Toch pakken Nederlanders nog steeds het vaakst de eigen auto. Ook voor zakelijke ritten buiten het woon-werkverkeer om. En dat loopt ook in de kosten als werkgevers geen vergoeding bieden. Als mobiliteitsoplossing denken we vaak direct aan een kilometervergoeding of leaseauto, maar tegenwoordig zijn er voor zowel werkgever als werknemer genoeg interessantere oplossingen zo stelt men bij Athlon.

Onder Nederlanders is voor woon-werkverkeer de eigen auto het populairst. Slechts 13% reist met de trein, tram of metro naar het werk. Een extra vergoeding of bonus voor het gebruik van een alternatief vervoermiddel zou 23% van de werknemers stimuleren uit de auto te komen. Maar de meeste winst valt te behalen in de totale tijd die werknemers kwijt zijn aan de reis. Afscheid nemen van de auto is voor 81% van de werknemers geen probleem, wanneer dit de reistijd verkort. En zo zie je maar weer dat anders denken best mogelijk is, de files bestreden kunnen worden, zonder dat je meteen met milieubelastingen je Groenlinkse zin door wilt drukken.

Wanneer werknemers wel gebruik kunnen maken van een mobiliteitsoplossing, dan gaat het in ruim een op de drie gevallen om een kilometervergoeding voor de eigen auto. 29% van de werkgevers biedt medewerkers een vergoeding of abonnement voor het openbaar vervoer. Wanneer de werkgever de huidige reisvergoeding zou intrekken, gaan Nederlanders sneller voor een voordeligere oplossing. Maar liefst 38% geeft dan de voorkeur voor de oer-Hollandse fiets als vervoersmiddel, tegenover 23% die zou kiezen voor reizen met het ov.

Meest gebruikte vervoersmiddelen voor woon-werkverkeer
1. Eigen auto (43%)
2. (Elektrische) fiets (22%)
3. Auto van de zaak (12%)
4. Trein (9%)
5. Bus (3%)

Mooie ouderwetse Brit….Hillman Minx

Het oude Engelse automerk Hillman nam na de tweede wereldoorlog al snel weer haar vooroorlogse succesmodel Minx in productie. Men maakte het zich daarbij redelijk gemakkelijk door die auto min of meer te baseren op het oudere type. En zo kwam daar ook dezelfde motor in te hangen, een 4-cilinder van net geen 1200cc die het hield bij 35pk en een top bood van ergens rond de 100km/uur. Maar de Minx had een goede naam en de auto werd in het Verenigd Koninkrijk nog best verkocht ook. Niet in de laatste plaats omdat er ook een cabrioversie van ontstond die als Drophead Coupe op de markt werd gebracht. Voor (omgerekend) 500 Euro meerprijs reed je de Minx met de zon op je bolletje.

In 1948 pakte Hillmann de vormgeving van de succesvolle auto aan en kreeg de auto een veel strakker uitlijk. Weg waren de los staande spatschermen en het ‘korte kontje’ met opstaande bagageklep. De nieuwe Minx had een echte kofferbak. De prijs van de auto steeg ook, hij was zo’n 450 Euro duurder dan zijn voorganger. Daarvoor kreeg je weliswaar een leuker uiterlijk, geen verbeterde techniek. Hetzelfde motortje dreef de even zware Hillman nu aan waardor de veel vlotter ogende wagen er qua prestaties niet op vooruit ging. Maar Hillman behield wel haar voorsprong op de toenmalige concurrentie door ook van deze Minx weer een ‘Convertible’ uit te brengen. In 1950 werd de Minx nog eens grondig beetgepakt en kreeg de auto een nog wat vlotter uiterlijk.

Daarbij kwam er meteen ook een andere, wat zwaardere, motor beschikbaar zodat de MInx nu ook net even sneller werd. Een paar jaar later voegde Hillman een vlot ogende compacte driedeursstationcar aan het gamma toe, die als Husky door het leven zou gaan. Dat wagentje had een wat lagere prijs dan de sedanversie en was daardoor op zich al succesvol. Maar het kon wat nog extremer. Hillman ging naar Amerika en ontwikkelde voor die markt de nu zeer gezochte ‘Minx Californian’ die was uitgerust met 1.4 liter motor van 47pk. Daarmee was deze extra luxe uitgeruste Hillman zowaar 115km/u snel.

Het Amerikaanse avontuur duurde overigens niet zo lang, na drie jaar staakte men de pogingen om Amerikanen van de Engelse technische kwaliteiten te overtuigen. In plaats daarvan werd de Minx telkens weer gemoderniseerd, aangepast aan de tijd en daardoor ook flink wat vlotter. Zo kreeg de wagen in 1956 een panoramisch achterruit en een iets teruglopende daklijn. En telkens was er een cabrio- en stationcar om het publiek een brede keuze te kunnen bieden. Uiteindelijk staakte men de productie van de Minx in 1967, toen de wagen in allerlei verschillende gedaanten 30 jaar in productie was geweest. Hij werd afgelost door de Hunter die een totaal ander ontwerpgedachte liet zien en eindelijk wat aansprekender prestaties. Maar de Minx zal altijd verbonden blijven aan de periode van heropbouw van de Engelse auto-industrie na de tweede wereldoorlog. Al was het maar doordat er ook de nodige Dinky- en Corgimodellen van bestaan. Overigens zijn die modellen zeer gewild en prijzig. Dat geldt niet voor overgebleven Minxen in het echt. Alleen de Convertibles zijn gevraagd. Maar dan wel graag mint. En dat is bij veel Britse auto’s uit die jaren wel wat veel gevraagd vaak.

Onze auto-vakanties…

Wellicht kunnen lezers zich nog herinneren hoe ze zelf vroeger op vakantie gingen, in mijn geval was dat steevast met de auto. Er was vroeger altijd wel een of ander vervoermiddel beschikbaar en dan togen we, ik schreef het al eerder, meestal richting Zuid-Limburg om daar een een paar dagen in zekere luxe door te brengen. Later, ik werd zelf volwassen, waren de eerste tripjes, per trein of bus. Een auto had ik nog niet, dat kwam later pas. Maar toen we die eenmaal bezaten was het hek van de dam. Duitsland, Belgie, Frankrijk, we reden er heen of het niks was. Voor wat verdere bestemmingen namen we het vliegtuig. Dat was verreweg het meest comfortabel en je was er tenminste snel.  In latere fasen van mijn werkende leven werd de auto voor bijpassende trips het standaardvervoer als we een paar dagen ergens heen moesten. Zo reed ik ooit naar Praag op en neer, was Frankfurt goed 4,5 uur rijden en kwam je met zo’n vierwieler ook snel genoeg in cursusplaatsen als Mainz of voor onderhandelingen met de toen relevante fabrikant in Branchweig.

De zakelijke rest werd gevlogen. Ik had heel wat punten staan op mijn frequent-flyer-passen bij een paar van die airlines. En voor mijn liefhebberij die met de vliegerij van doen had was het een interessante periode. Nu hoef ik niet meer zo nodig. Als ik ergens heen ga is het met de auto. En blijkt dat ik in goed gezelschap verkeer. Wij Nederlanders gaan meer en meer op vakantie en nemen daarbij de auto als favoriete vervoermiddel. Maar liefst bijna 10 miljoen vakantietrips met die auto als cijfer over 2016. Dat is ruim 30% meer dan we gewend waren te doen in 1992. Het vliegtuig loopt qua populariteit wel snel in. Daarmee gingen maar liefst 6,8 miljoen mensen op stap (in 1992 nog maar 2,1 miljoen). Grootste daler is de touringcar. Nog maar 700.000 boeken een vakantie die met de bus verloopt. Comfort, gedoe, vermoeidheid, veiligheid, het zijn allemaal factoren die spelen bij die keuze.

De auto is bij alle vakanties nu voor 54% het meest geliefde vervoermiddel. Waarbij je wel moet aantekenen dat dit wordt gedaan met auto’s die rijden op benzine, diesel of gas. Elektrische auto’s zijn niet zo geschikt voor dit werk, dus die tellen nauwelijks tot niet mee. Dat kan nog wat worden in 2030 als 50% van het wegennet moet zijn volgeplempt met die elektrische wagens. Alleen al om dat gedrag van normale mensen zou je moeten vrezen dat die omschakeling niet zo snel zal gaan als de grachtengordelelite meent te kunnen voorspellen. Hoe dan ook, we gaan binnenkort weer met voorjaarsvakantie. En naar het zich laat aanzien doen we dat massaal met onze auto. Ik wens je nu alvast veel plezier. Ik ga pas als iedereen geweest is. Het iets ouder worden kent zo haar voordelen….

Popi cijfers…

populair-1Stel dat er een populariteitsschaal zou bestaan die tussen de rapportcijfers 0 en 10 jouw eigen populariteit zou moeten omschrijven vanaf pakweg je 12/13e levensjaar en nu. Welk cijfer zou jij dan aan jezelf toekennen? Ik denk dat de meeste mensen zichzelf ergens rond de 6-7 inschalen. Omdat ze nauwelijks van zichzelf weten hoe populair ze waren of zijn. We staan niet voor niets constant met onze smartphone selfies te maken toch? Om dat cijfer wat ons allen behept wat op te vijzelen. Wie in zichzelf gelooft komt vanzelf in een club van mensen terecht waarmee het goed omgaan is. Zij die er buiten vallen hebben of krijgen het moeilijk. Het euvel van de onzekerheid in de jeugd helpt vaak niet. We willen zo graag als we pakweg 13 jaar oud zijn, we verlangen naar dat geheimzinnige van de andere sekse maar willen ook dat onze vriendenkring, al dan niet op school, ons erkend als ‘leuk’ om mee om te gaan. En dus gaan we ons uitsloven. Trekken kleding aan die past bij het al dan niet zelf gekozen imago.

populair-2De sterkste karakters behouden een eigen stijl. De mooiste en echt leuke exemplaren worden nagestaard en zijn vaak ook na 30 jaar nog steeds populair en voor andere mensen aantrekkelijk. De minder fraai uitgeruste jongens en meisjes, kijk, niet iedereen stond vooraan toen Onze Lieve Heer de schoonheid uitdeelde, moeten het doen met aankleding, vleien en roddelen. Want dat laatste lijkt een voorwaarde om op te vallen. Wie veel weet te vertellen over anderen krijgt vanzelf aandacht. Maar of je daar nu echt populair door wordt? Hoe dan ook, we beseffen als we jong zijn nauwelijks hoe ons uiterlijk en gedrag, vaak door genen en hormonen ingegeven, onze populariteit beinvloedt.   Wie verkeerde keuzes maakt, al vroeg de andere sekse weet te betoveren, ervaringen op doet die anderen ofwel vermijden dan wel gewoon niet in staat zijn mee te maken, komt vaak hoog uit de bus in de populariteitspolls.

loser-at-13Al snappen we zelf dan vaak niet eens hoe dat zo komt. Als ik naar mijzelf kijk en hoe mijn jeugd of pubertijd verliep zie ik dat ik zelf qua rapportcijfer wel ergens rond de 7 uit zal komen. Ik kwam redelijk voor mijzelf op, was een ‘verteller’ en kon zo in die lastige periode van het leven aardig de blonde bol boven water houden. Al snel wist ik dat ik voor de toekomst moest gaan werken en studeren. Het leerde me ook dat je echt populair maken bij een chef of werkgever slechts dan lukt als je jezelf weg cijfert en blijk geeft van een kameleonkarakter. Wat ik niet had of heb. Ik had wel veel ambitie. En dus werd de carriere verlegd, net als de studie.

63-jaar-oude-dame-die-er-nog-goed-uit-zietHet heeft me veel geleerd. Werd ik er populairder door? Vast niet. Maar het kon en kan me niet zoveel schelen eerlijk gezegd. Nog steeds niet. Mijn mening is er een die niet zo snel meebuigt met die van anderen. Wat recht is blijft recht en wat krom is blijft krom. Gelukkig mag ik mij verheugen op enige populariteit in eigen kring…..:) Ook iets waard. Maar ik ben wel benieuwd hoe dat bij jullie is lieve lezers en lezeressen. Was je zelf lekker populair zo aan het begin of tijdens je pubertijd? En hoe is dat nu ontwikkeld? Weet men je nog te vinden en te waarderen? En hoe komt dat denk je? Ieder trucje wat ik nog niet ken maakt me direct nieuwsgierig…..(Beelden: internet)