Dwangverkopen..

Dwangverkopen..

Wat doe je als je op voorhand zeker weet dat je het grootste deel van de bevolking niet meekrijgt bij jouw al dan niet extreemlinkse of utopische visie op de toekomst? Dan ga je over tot verbieden van wat normaal is of leg je op wat men na een bepaalde datum al dan niet moet gaan doen. Een van die zaken die met name door die extreemlinkse en best wel kortzichtige Brusselse bestuurders over ons heen kunnen krijgen is het verbod op auto’s die niet elektrisch worden aangedreven. Er is veel weerstand tegen in de lidstaten (zoals in Duitsland en Italie) maar in semi-communistische en groen-anarchistisch kring staat men te juichen. Nu echter even de feiten.

De gemiddelde aanschafprijs van een huidige auto (prijsniveau 2021) is 40.500 euro, de gemiddelde bestelwagen kost zelfs 50 mille. Dat is dan een wagen met benzine- of dieselmotor. Ik weet niet hoe het jullie vergaat, maar ik vind dat best stevige bedragen. Een particulier moet wel fiks geld verdienen wil er zo’n auto nieuw voor de deur komen te staan. De elektrische voertuigen zijn nog eens een factor 2 duurder. Dus een simpele kleine Toyota kost je nu pakweg 23 mille, elektrisch komt zo’n ding je te staan op 46 mille. En dat geldt voor vrijwel alle merken. De huidige ‘verkopen’ van elektrische wagens daarom toch vooral te vinden via leaseconstructies en werkgevers die hun medewerkers in dat soort auto’s zetten, al was het maar om het fiscale voordeel. Geen wonder dat die roeptoeteren dat het zo leuk is om met zo’n wagen rond te rijden. De particuliere koper die voorheen een A-klasser kon kopen die voor tussen de 10 en 20 mille nieuw de showroom verliet heeft het nakijken.

Want die kleine en compacte maar ook zuinige wagens worden vrijwel niet meer gemaakt. En al helemaal niet verkocht omdat de prijzen van de overgebleven modellen aardig zijn gegroeid. De grachtengordelbewoners van de grote steden snappen niet dat we als gewoon volk niet massaal overstappen in een elektrische wagen. Maar voor normale mensen is reikwijdte van levensbelang, naast de mogelijkheid om een caravan mee te zeulen op vakantie, waarbij het hele gezin, bagage en de hond(en) ook nog even mee moeten. Nou, in de meeste middenklassers op accu’s kom je dan bedrogen uit. De op zich al beperkte actieradius wordt dan gehalveerd of erger en het onderweg bijladen kan heel avontuurlijk zijn gezien de infrastructuur onderweg. Daarbij moet je thuis ook een oplader vanaf het net bezitten als je de volgende dag nog ergens heen wilt kunnen. Niet iedereen gegeven dus. Nederland kent ruim 9 miljoen normale auto’s. Die tanken nog gewoon benzine of diesel dan wel gas. Als dat allemaal aan een oplader moet gaat het gewone licht in ons landje uit. Zal ook wel weer een links doel dienen, maar zeker niet dat van de hardwerkende burger of ondernemer. In dromen valt niet te leven. In gelul niet te wonen. Vroeger stonden de socialisten voor dit soort kreten, tegenwoordig doen zij juist hun uiterste best om het tegendeel te bewijzen. En o ja, elke verandering in het belasting/subsidiestelsel heeft meteen invloed op de ‘verkopen’ van die elektrische wagens. Dat zagen we aan de Tesla Model 3 die een paar jaar terug mateloos populair leek, maar na verandering van de regels bepaald minder spectaculair scoorde. Maar wie weet…VW zoekt haar heil nu ook in China voor kleine compacte wagens met een redelijke elektrische techniek voor een betaalbare prijs….Paar jaar wachten en je vindt ze in de showroom….Ik zou alvast een laadpaal aanvragen. Wie weet valt die intussen te verhuren aan de buren….(beelden: Yellowbird archief)

Handel…

Handel…

Kinderen waren wij slechts toen de handel van leasepa nog floreerde.

Met Skoda als centraal automerk waarmee hij soms goede sier kon maken kwamen er ook heel wat andere merken voorbij. Ik schreef daar al eens eerder over in mijn verslagen over het leven met de Vliegende Pijl. Mijn leasepa deed overal zijn zaakjes, veelal ook bij en met autobedrijven in de woonomgeving. Daar kocht hij dan een stuk of wat ingeruilde auto’s in, testte ze, pakte ze echt beet, reviseerde waar nodig of spoot over, en verkocht weer met winst. Op een dag had hij met het tegenover ons huis gelegen garagebedrijf een deal gesloten om een Skoda over te nemen die daar een tijd lang in de verhuur had gelopen en nu werd verkocht. Pa kocht hem min of meer ongezien.

Had hij beter niet kunnen doen, want het ding bleek ‘krom’. Vast door een of andere aanrijding, maar ja, de prijs was ook lager dan hij gewend was. ‘Daar kwam wel weer een baasje voor’ zo dacht hij. En dat bleek ook. Via een tip wist hij iemand te vinden die in de (toen) nieuwe woonwijk Osdorp woonde en een grote Opel had staan waar hij graag vanaf wilde, maar ook wilde omruilen voor een kleiner en goedkoper model. Dat trof, want die kromme Skoda zocht een baasje. Wij moesten als kinderen mee op die missie, want dat maakte de handel optisch minder schimmig. Pa deed zich graag voor op dit soort ritten als een normale particulier…. In het donker reden we naar Osdorp. Het was een beetje regenachtig weer, de Skoda glom als een spiegel daardoor en Pa wist een ding zeker, die klant zou niet zo nauwkeurig inspecteren….

Bij de betreffende mensen voor de deur, de tegenpartij bleek een gezinshoofd die omstandig uitlegde dat die grote Opel Kapitan echt te duur voor hem was geworden en die Skoda hem prima zou bevallen qua kosten. Bij een bakkie koffie en nog een neutje werd de deal beklonken. Pa kreeg nog wat geld toe ook, want hij had omstandig uitgelegd dat die Opel moeilijker te verkopen was dan de best populaire Skoda in die jaren. Sleutels en papieren werden uitgewisseld en hup wij stapten in die grote Opel en reden weg. Pa lachte in zijn vuistje. Die deal was goed gegaan en de Opel zou best zijn centen opbrengen.

Rijdend op de hoofdstedelijke Johan Huizingalaan hoorde we uit het achteronder van de grote Duitser een hoop gebonk. En dat werd niet veel beter toen we bijna thuis waren. Er klapperde iets onder de auto en dat klonk mechanisch. Pa’s humeur zakte aardig in. Morgen maar eens kijken wat er loos was. Het bleek een cardanas die kapot was. Een dure reparatie. Dat handeltje zou alleen maar geld gaan kosten. Maar, handel is handel, dezelfde man die hem die kromme Skoda had verkocht zag de Opel staan en vond dat wel iets voor hem als vertegenwoordiger van dat verhuurbedrijf. Over de prijs werden ze het snel eens, en garantie zat er niet op voor dat geld. De Opel verdween, de relatie met het verhuurbedrijf daarna wat bekoeld, maar mijn leasepa trok zich daar meestal weinig van aan. Hij leerde wel om zelf ook wat beter op te letten bij zaken doen met particulieren. Want die beduvelden de boel nog eerder dan die garagisten die hij kende. In mijn latere carriere in dat mooie vak maakte ik dat ook nog wel eens mee. Al was ik intussen wel door de wol geverfd. Die avond met die Opel nooit vergeten. Vandaar hier even gememoreerd…. (beelden: Yellowbird archief/Internet)

Ons wagenpark…

Ik ben van de cijfers en feiten, wat minder van de aannames. Vandaar dat het elk jaar weer leuk is om de cijfers te ontvangen van de RAI. Daarin vind ik dan van alles en nog wat terug over ontwikkelingen in het Nederlandse wagenpark, de verdeling naar prijsklasse of brandstoftype, maar ook wat de gemiddelde prijs van een auto tegenwoordig is. En om met dat laatste beginnen, die valt me niet mee. Al was het maar omdat Nederland een krankzinnig stelsel kent van belastingen en heffingen, waardoor de gemiddelde auto in ons land minstens een derde duurder is dan een zelfde type in Duitsland. Die derde meerprijs betaal je bij een gemiddelde auto op benzine vooral aan BPM (een soort luxebelasting die is verworden tot een ordinaire milieuheffing) en BTW. Men rekent maar steeds meer gelden op de Netto Catalogusprijs.

Wil je dus als klant op benzine rijden betaal je voor een auto gemiddeld 31 milleals  nieuwprijs. Een dieselrijder moet gemiddeld 22 mille meer betalen. De belastingen op zo’n wagen zijn momenteel 39% boven op de catalogusprijs. Komen verhogingen nog bij en ook de Motorrijtuigenbelasting is voor dit type wagens nog eens dik twee keer zo hoog als bij een vergelijkbare benzinewagen. Logisch dat diesels nu alleen nog maar voor zakenlui zijn weggelegd die wel de actieradius willen van die diesels, de bijbehorende lage verbruiken en het comfort. Dat de linkse milieubewegingen de diesel in de ban deden was zeer onterecht. Recent onderzoek in Duitsland heeft uitgewezen dat tijdens de corona-crisis de uitstoot van door de linkse extremisten aan de diesel gekoppelde stoffen niet daalde. Zonder diesels op de weg was die uitstoot gewoon gelijk. Milieuzones bleken dus niets bij te dragen en daarom werden ze in bepaalde steden afgelast.

Dat zelfde beleid zou Nederlandse gemeenten sieren. Maar hier is de linkse hebzucht en het haatdenken tegen alles wat modern is zo groot dat dit er niet snel in zal zitten. Je zou dus denken dat we massaal overstappen op elektrische auto’s. Wel, niets is minder waar. Aan het einde van 2019 was ons totale wagenpark gegroeid naar net geen 9 miljoen personenauto’s. Daarvan rijden er 7,1 miljoen op benzine, 1,2 miljoen op diesel en slechts een bescheiden 107.000 op batterijen. Er is nog een categorie auto’s die een soort tussenvorm biedt, hybrides. Dan heb je een brandstofmotor en wat elektrische ondersteuning.

Daarvan zijn er door de jaren heen 300.000 op kenteken gezet in ons land per 31-12-2019. Relatief kleine aantallen dus, waarvan het grootste deel rijdt bij zakelijke leaserijders met een milieubewuste werkgever die ook nog eens goed kan rekenen, want al die zogenaamd schone wagens worden zwaar gesubsidieerd. Toen de bijtelling voor het gebruik van deze auto’s per 1-1-20 werd verdubbeld zag je ineens een grote -vlucht naar Tesla’s en soortgelijke die dan voor de jaarwisseling op naam moesten worden gezet. Bijtelling is geen fijn dingetje als je in een auto mag rijden van 80- 150 mille. Opvallend is ook dat er een trend waarneembaar is onder kopers richting SUV’s. Auto’s die er uitzien als terreinwagens maar vermoedelijk nooit buiten de gebaande paden zullen rijden. Stoer, hoog, ruim, maar ook veel dorstiger (of elektrische reserves slurpender) dan gemiddelde hatchbacks, sedans of stationcars. Deze trend is wereldwijd waarneembaar. Wij wijken daarin dus niet af. De Nederlander wil ook stoer overkomen en neemt dan hogere brandstofkosten op de koop toe. En o ja, ook nog even voor de statistieken….Volkswagen is op afstand het grootste merk in ons land. Het voor belastingvluchtelingen interessante Tesla stond vorig jaar ineens nummer 2 op de ranglijst. Op grote afstand van nummer 1 maar toch…..En dat alles eenmalig door die belastingvoordelen. Feiten mensen, feiten….(Beelden: Yellowbird archief)

Elektrische overdrijving…

Als ik een leek zou zijn geweest in het automobiele wereldje maar wel van een auto afhankelijk zou ik me na alle propaganda van eind 2019 over die ‘enorme stijging van het aantal elektrische auto’s’ wel een flinke loser gevoeld hebben met mijn keuze voor benzine of diesel. Immers, de wereld stort ineen als we niet allemaal overschakelen op een auto op batterijen volgens de met name door links gepropageerde waarheden. Helaas voor die stromingen liggen de zaken wat genuanceerder. Het gros van die verkochte wagens gingen via de lease naar rijders van de zaak. Daar weer het overgrote deel van waren Tesla’s die al een jaar of drie geleden werden besteld maar door fabricageproblemen bij deze relatief jonge leverancier niet eerder werden geleverd. Daarbij speelde niet meteen milieumotieven een rol bij de aanschaf van deze relatief dure nieuwe wagens, het ging meer om de financiele voordelen als 4% bijtelling voor de waarde van de auto en een vrijstelling op Motorrijtuigenbelasting.

Wie na 1 januari zo’n wagen wil aanschaffen gaat naar 8% bijtellen en dat vind de grachtengordelrijder dan toch wel weer wat veel van het milieugoede. En dus zie je de verkopen van elektrische wagens in januari aardig instorten. Naast Tesla levert ook Jaguar, Audi, Nissan, Hyundai en Kia een aantal elektrische auto’s en komen andere merken daar deze maanden mee. Nou de verkoopverwachtingen mogen worden bijgesteld want de registraties bleven uit. Alleen Audi en Tesla bleven op enig niveau bezig, maar geen schaduw meer van de gekte in december, ook Kia kon er nog een paar kwijt. Alle andere elektrische auto’s verloren (flink) aan marktaandeel. Terwijl de meeste particuliere kopers juist wachten tot de eerste maand van een nieuw jaar bij de registratie van hun nieuwe auto, want dat scheelt dan weer inruilwaarde aan het eind van de rit. Het bouwjaar wordt in ons land nu eenmaal sinds jaar en dag vastgesteld aan de hand van de kentekenregistratie-datum.

Kortom, het is niet alles goud wat er blinkt in batterijland. Laat je dus geen schuldcomplex aanpraten. Elektrische wagens zijn leuk voor hen die zeker weten dat ze nog een benzineauto er naast hebben staan voor de vakanties, voor mensen die willen uitstralen dat ze behoren tot de ‘verlichte elite’ maar ook voor lieden die een baas treffen die bereid is te investeren in auto’s van 80-140 mille per werknemer. Staan die lui morgen op straat is de lol van het elektrische rijden wel over. Voor hen rest de tweedehands hybride of een auto uit een ander segment. Zo heeft Skoda de Citigo elektrisch gemaakt, net als Seat de Mii. Kost je pakweg 24 mille en krijg je 245 km actieradius voor. Aardig voor de stad, net zoals die elektrische Smart fortwo, buiten de bebouwing toch iets minder. En eigenlijk geldt dat voor alle wat compactere wagens met batterijen als aandrijfbron. Leuk voor de buhne, prachtig voor de linkse media, maar onbetaalbaar voor een beetje particulier. Die gaat gewoon verder met benzine of diesel. Want kan de kosten niet echt kwijt. Overigens was het in de totale markt ook niet echt koek en ei, want door al het gedoe in de politieke arena waar ‘feiten’ en ‘meningen’ aardig door elkaar lopen zijn kopers uberhaupt terughoudend. De markt liep in januari in totaal ruim 4% achter op januari vorig jaar. En dat ondanks die enorme vraag naar EV’s…..Jaja!

Leven met de vliegende Pijl – Hoofdstuk 51 – Fabia – breekpunt op vele vlakken…

Terwijl de Octavia qua aantallen bijna niet viel aan te slepen was het met de Felicia nog steeds wat tobben. De auto had toch iets te veel een ‘Tsjechisch stempel’ en het grote publiek zag de auto, ondanks alle VW-elementen, en in strijd met de waarheid, nog te vaak als een overblijfsel uit de oude communistische tijden. Dat besefte men in Tsjechie zelf ook wel en daar werd intussen hard gewerkt aan de opvolger, die men consequent AO4 noemde. Die wagen zou worden gebouwd op het nieuwe platform waarop ook de nieuwe VW Polo uit die tijd en de Audi A2 zouden komen te staan. Door de wat hogere positionering werd door Skoda voor het eerst gewerkt aan een centralisering van de introductiecampagnes. Internationaal marketingchef Alfred Rieck was de man die dat traject moest aansturen en dat deed hij met verve. Elke maand was er overleg met vrijwel iedere importeur, die dan in groepen van 5 of 6 mensen naar een of andere Europese plek moesten komen voor overleg. Deze zgn. Marketing Round Tables vonden plaats in een van de landen waar de deelnemers vandaan kwamen en de desbetreffende importeur had dan de organisatie voor dat geheel in zijn pakket (en budget).

Daarmee verdeelde Rieck de kosten ook wat en binnen Europa was het best goed om bij elkaar af en toe in de keuken te kijken. Om een of andere reden zagen de Duitstalige collega-importeurs mij graag en werd ik ondanks mijn Rudy Carell-achtige Duitse taal uitspraak bij hen ingedeeld. En zo zat ik dus elke maand ergens in Europa te babbelen over hoe we nu moesten kijken naar die nieuwe AO4 die zoveel beter beloofde te zijn dan de concurrentie uit die dagen. Bij elke productvergelijking nam men uiteraard de VW Polo niet mee, dat zou iets teveel van het goede zijn geweest Al bleek al snel dat de nieuwe auto die Skoda op dat geweldige VW-platform zou zetten aardig in staat was om kopers weg te trekken bij haar eigen concerngenoot. Medio 1999 kwam de Fabia op de markt.

Een naam die de auto kreeg door een verkiezing in Tsjechie zelf. Een auto die dus geen oude historisch herkenbare naam meekreeg, maar een totaal nieuwe. Dat gaf extra lucht. Mensen die voorheen de compactere Skoda-modellen als Favorit en Felicia nog met enige afkeer bekeken, bleken massaal te vallen voor de nieuwe Fabia. En die kreeg er al snel een zusje bij dat het nog beter zou doen in onze streken, de zeer elegante en buitengewoon ruime Combi. Meteen ook een hele range aan motoren leverbaar, veelal een combinatie van door Skoda zelf ontwikkelde blokken en VW-aggregaten, waaronder de fantastische 1.9ltr grote TDi, was dit een snelloper van jewelste. Voor de tweede keer (na de Octavia) was ik bij een introductie van een nieuwe model persoonlijk weer eens heel erg enthousiast.

Net als ik had gehad bij de Octavia-introductie voor importeurs in 1996, kreeg ik ook bij de Fabia Combi weer een soort huivering over de rug. Dit was een auto waar je meteen smoor verliefd op kon worden. Maar ja, we moesten wel zakelijk blijven. Het gevoel heeft me echter niet meer verlaten. Zou ik later nog veel plezier van hebben. De Fabia kwam ook bij de dealers goed aan. Die zaten al een tijdje met een groep klanten in de maag die wel een Skoda zouden willen kopen maar de Felicia niet zagen zitten en de Octavia domweg niet konden betalen. De Fabia zou dat gat met verve vullen. Dat de auto daarbij, net als de Octavia, volverzinkt werd geleverd, roest dus iets was voor de zeer verre toekomst, zorgde voor extra aantrekkingskracht. Voor veel dealers brak ergens in die periode het breekpunt aan. Wilden ze mee met Skoda naar de toekomst moesten ze nu toch echt wel gaan investeren in hun pand of organisatie. Sommigen (twee-merken-dealers) moesten keuzes maken, anderen zagen wel in dat met hun eigen technische insteek, het nieuwe Skoda aan hen voorbij zou gaan. Fabia scheidde definitief het kaf van het koren. Pon Mobiel had op dat punt haar doel bereikt, de interne organisatie was op orde en het Management Team had veel werk verzet, maar haar taak ook meteen goed uitgevoerd. Wordt vervolgd! (Beelden: Yellowbird archief/Skoda)

Ouderen rijden meer dan ooit…

Feiten zijn soms buitengewoon interessant als je even de tijd neemt om ze tot je te nemen. Zoals het feit dat wij met zijn allen als particuliere weggebruikers steeds meer rijden op onze vaderlandse wegen. 6% meer zelfs (2015) bij een totale kilometrage van 91 miljard. Dat zijn grote getallen. Zeker als je bedenkt dat de automotive-industrie zich vooral richt op jongere mensen (het meest optimale imago voor een bepaald model is toch het jonge gezin, al dan niet met hond zo lijkt het wel eens…) terwijl juist die groep veel minder is gaan rijden. Met name de verregaande verstedelijking en de hoge kosten van een auto t.o.v. het gezinsbudget zorgen voor veranderde gebruikscijfers. Het blijken vooral de wat ouderen die steeds meer gaan rijden. Op zichzelf logisch, immers een auto is voor die mensen toch het voorbeeld van de ultieme vrijheid en de mogelijkheid nog overal heen te kunnen zonder betutteling. De auto is voor die generatie ook een statussymbool vanuit een tijdperk toen dat ook nog echt zo was.

Ook ik behoor tot de generatie die het brede gebruik van de auto nog heeft zien ontstaan. In de periode daar voor zag je op plaatjes van de oude woonstraten vooral leegten, en wie met het gezin nog ergens naar toe wilde was al een hele pief als hij er een scooter met zijspan of zo op na kon houden. Pas in de jaren zestig werden auto’s gemeengoed en kochten veel jonge gezinnen indertijd een tweede tot vijfdehands brik waarmee ze dan op stap konden gaan. Die mobiliteit was een manier om de vleugels uit te slaan naar oorden (net)buiten de stad zoals bos en strand, waardoor de bleekneusjes die indertijd nog opgroeiden in die weinig gezonde steden, extra frisse lucht binnenkregen. Ook ik stam uit die periode en ben zowat op de achterbank van een auto opgegroeid. Bij ons was er altijd een auto, maar ja, mijn leasepa kwam uit een gezin van automensen dus dat was allemaal niet zo vreemd.

En dat gevoel van ‘moeten kunnen rijden’ als je volwassen (i.e.18 jaar oud) was werd er snel ingestampt. Een rijbewijs op de 18e, een auto zodra het kon. En daarna rijden, rijden, en nog eens rijden. En dat zo lang mogelijk. Hele generaties houden dat principe aan. Vandaar die langzaam aan veranderende cijfers. Vanaf 50 jaar stijgen de cijfers voor wat betreft het zelfstandig rijden. En boven de 75 jaar zelfs met het ongekende percentage van 39 bij een stijgend autobezit in die groep met 36%. We moeten langer doorwerken van onze neo-liberale bestuurders, dan is het niet vreemd dat we ook steeds langer en meer gaan rijden. Overigens is een deel van dat autobezit bij de echt wat ouderen ook wel toe te schrijven aan het gebruik van 45km/u voertuigen die met name in de provincie aardig populair zijn geworden. Kortom, het jonge gezin is niet meer primair de grootste doelgroep, al lijkt dat soms zo. Maar hoe richt je je op de echte autokopers zonder direct imagoschade op te lopen. Het vraagt inventieve campagnes en ook veranderend denken bij die diverse autofabrikanten. Maar die zijn dat wel gewend….