Als ik het dan toch heb over het economische belang van o.a. een luchthaven als Schiphol voor ons allen als ingezetenen van dit land moeten we even terugkijken naar de tijd dat dit vliegveld werd uitgebouwd door toedoen van o.a. de pioniers bij KLM. Zonder KLM geen Schiphol en zonder Schiphol was er vermoedelijk van dat nu al bijna een eeuw durende avontuur bij KLM ook niet veel terecht gekomen. De Gemeente Amsterdam zag er voor de oorlog gelukkig de noodzaak van in om een eigen luchthaven te bezitten waarmee de stad een groter belang kreeg dan het in feite op basis van haar eigen omvang verdiende. De KLM had met Albert Plesman als voorman ook grote ambities. Men vloog indertijd al een lijnennet dat zich uitstrekte tot de voormalige koloniale bestemmingen als het vroegere Nederlands-Indië of de Caraïbische eilanden. Maar men vergat ook niet dat de wereld uit meer bestond dan alleen het eigen grondgebied en zo werd al snel een fijnmazig netwerk opgezet naar alle grote hoofdsteden in Europa. Na de oorlog werd dat uitgebreid met New York, Tokio, Sydney en Johannesburg.
KLM was dus de drijvende kracht achter de expansie van de luchthaven die in 1967 zijn beslag kreeg toen het nieuwe Schiphol van toen, op een kilometer of 7 zuidwest van het oude gelegen, werd geopend. Sindsdien is dat Schiphol een enorme luchthaven geworden en is het aantal vliegbewegingen sterk uitgebreid. Sinds de jaren negentig kwamen daar de budgetvliegers bij. EasyJet, Vueling, WOW, Ryanair etc. Als je dan nu op de ranglijst van Europese luchthavens kijkt met de meeste directe verbindingen zie je dat Amsterdam helemaal boven aan prijkt, nog boven het op zich nog drukkere Heathrow bij Londen en Frankfurt an Main. Vanaf Schiphol vlieg je naar ruim 400 bestemmingen meer dan naar het door Air France benutte Charles de Gaulle. Dat is best trots makend en geeft ook het belang aan van zo’n vliegveld.
Want veel passagiers zorgen ook voor een enorme economische bijdrage aan ons aller welvaart. De prijs die je dan wellicht betaalt is de grote drukte. Die ervaar je als passagiers, maar ook als omwonenden, mijn vorige blog ging daar al over. Los van al die vervoerde passagiers heb je dan ook nog de logistieke sector. Luchtvracht was vroeger een snel ontwikkelende sector omdat veel goederen door de lucht moesten worden vervoerd opdat ze vers en snel bij wereldwijde ontvangers zouden aankomen. Denk maar eens aan de bloemensector die we vooral kennen uit Aalsmeer en Rijnsburg. De veilingen daar waren nooit zo groot geworden als ze nu zijn zonder een luchthaven als Schiphol om de hoek. Luchtvracht werd daar altijd als belangrijk gezien en de enorme gebouwen die intussen rondom de platforms en startbanen zijn gebouwd zijn daar getuigen voor. De sector is wellicht van karakter veranderd, de vliegtuigen die deze vracht vervoeren zeker ook. Waren het vroeger vaak oude afgedankte passagiersvliegtuigen die nog net konden vliegen maar goed genoeg werden geacht voor het transporteren van vracht en post, tegenwoordig bouwen zowel Boeing als Airbus speciale vrachtversies van hun laatste passagiersmodellen en leveren die bij de tientallen af aan gespecialiseerde airlines. En die zie je je ook dagelijks op Schiphol neerstrijken. Met naar vermogen 30-100 ton lading aan boord. Keurig verpakt in containers opdat de be/ontlading efficiënt verloopt. Alles bij elkaar opgeteld is die luchthaven van levensbelang voor ons allen. Of dachten we wellicht dat het met een zeilschip net zo goed te vervoeren was?! Nee toch zeker? Koester nou maar wat er is en weeg plus- en minpunten. Dan kom je er vanzelf achter dat we zonder Schiphol niet zouden kunnen leven in de welvaart die we nu zo normaal achten.

Ik geef direct toe dat ik ergens nog wel een restantje katholicisme in me heb zitten. Niet zo zeer voor wat betreft de godsdienstinhoud, maar wel met sommige uiterlijkheden van het instituut. Gek op kerken gebleven. Prachtige historische gebouwen vaak. En de beleving van het enige ware geloof (..) is natuurlijk omgeven door veel optische verfraaiing die mij wel bekoort. Als het dan toch moet, dan maar zo. En niet anders! Hoe dan ook, een kerk die al een flinke tijd op het verlanglijstje stond om nog eens vanbinnen te bekijken was de St. Jans-basiliek in Den Bosch. Een van de bezienswaardigheden van die verder ook zo gezellige stad. Maar de keren dat wij er voorheen waren was er telkens een reden om het gebouw niet te bezoeken. Steigers in verband met een verbouwing of restauratie, een toegangsprijs die men vroeg om erin te mogen (doen wij principieel niet aan mee) of lange files voor de ingang. Toen we dan ook onlangs weer eens in Den Bosch verkeerden en we er zo maar zonder enig probleem in mochten, dachten we: ‘Kijk, dit is onze kans’ en we liepen er vol verbazing in rond. Dit is geen kerk, dit is geen kathedraal, dit is een basiliek. Brabantse gotiek, prachtige ornamenten, dito gebrandschilderde ramen. Van oorsprong daterend uit 1366 werd de kerk door de loop van de jaren heen uitgebouwd tot een kathedraal en in 1929 gekroond tot basiliek.
Wat je ziet is prachtig. Er zijn overal afbeeldingen te zien die te maken hebben met de katholieke leer door de jaren heen. Het orgel is een prachtig ding dat al stamt uit 1617 maar waaraan een heel verhaal kleeft voor wat betreft de bouw en afstemming van het geluid. Pas in de 18e eeuw kwam het ding echt op toon. Best lang voor een orgel. Maar dan heb je oog wat. De St. Jan is 115mtr lang, 62 meter breed, het koepelgewelf in het midden is 41 meter hoog. De hoogste toren kent een lengte van slechts 73 meter. Dichter bij God kon men indertijd niet komen kennelijk. Maar vanuit diens troon ‘in den hemel’ zal hij dit eerbetoon aan zijn bestaan vast niet kunnen missen. Terwijl de St. Jan best een indrukwekkend complex is, blijkt dat in de omgeving weinig tot niets lijkt op de bouwstijl van deze kerk. Dat zie je op andere plekken weleens anders. Hij lijkt in veel opzichten op andere kerken in het Brabantse, maar heeft weer niets van de majestueuze kerken die door bouwmeester Kuypers zijn neergezet. En ja, ook deze kerk viel ooit in handen van de hervormden. In 1629 werd de eerste dienst van die stroming gehouden in de St. Jan. Pas in 1810 kregen de katholieke gelovigen met dank aan Napoleon hun eigen kerk en bisdom weer terug.
Een paar jaar later vloog de westertoren (nee niet die in de hoofdstad…) in brand. Twaalf jaar later was de schade pas hersteld. Maar toen was er meteen een heel klokkenspel in gehangen, een oude wens van de katholieke gemeenschap. U ziet, ik heb mijn huiswerk gedaan. Tijdens ons bezoek zagen we nog een expositie over de Lijkwade van Turijn. Interessante expositie over een van de meest bediscussieerde zaken uit de katholieke geschiedenis. Maar hoogst interessant ook. Na al die jaren dus toch bezocht. En weer het e.e.a. bijgeleerd. Ook dat is nuttig. Want wie niets meer (bij) leert is klaar om er definitief mee op te houden. En dat was ik niet van plan. Maar dat waren al die ‘belangrijke en rijke lieden’ die in de St. Jan begraven liggen ook niet. Geeft te denken…..
En als ik dan toch bezig ben met observaties tijdens de vakantieperiode; ik verbaas me er over hoe divers wij ons kleden als het buiten echt eens zomers warm is. Je ziet dan veel mensen in korte broeken, blote topjes, maar net zo vaak mensen die kennelijk verwachten dat het weer ineens kan omslaan van zomers naar hartje winter. Het is en blijft Nederland tenslotte! Vesten of truien, zelfs jassen worden gedragen. Lange wollen broeken zijn ook in. Dat snap ik echt niet. Al hoef ik veel van die korte broekendragers ook niet meteen dagelijks op mijn observatiemenu te zien hoor. Ik hoef trouwens maar in de spiegel te kijken en ik mag zeggen te weten waar ik in dit geval op doel. Zelfs na zes weken intensieve bruining zijn mijn stelten nog steeds wit. Noem het een harde huid of zo.
De enige plaats waar zelfs ik bruin werd was de Algarve, jaren geleden. Maar verder? Een paar rode knieen wil nog net lukken. Hoe dan ook, korte broeken zijn voor mensen met mooie lijven en dito benen. Voor mensen ook met niet te veel haar op die benen, en al helemaal niet voor hen die gewoon kantoorsokken combineren met sportschoenen of sandalen. Hou dan je lange zomerbroek gewoon aan. Het is vreselijk om naar te kijken…. Dames met de behoefte zich te ontkleden zijn welkom uiteraard, ik berichtte er al eerder over, maar verzorg je intussen dan wel een beetje. Zweetplekken in de oksels zijn een beetje genant, uitstekende haren links en rechts ook. En als niet meer pront is wat pront moet zijn, draag dan een goede beha of desnoods bikinitop onder je luchtige zomerse outfit. Het is echt afzien soms in bepaalde hoeken van het land waar het om uiterlijke schoonheid gaat. Alsof we naast stukken van onze beschaving ook alle spiegels de deur uit hebben gedaan.
Nu pleit ik zeker niet voor de boerkalook, verre van dat zelfs, zeker niet als onder die bedekking de uitvinding van de deodorant nog niet is doorgedrongen, maar af en toe moet je echt denken om de psychische schade die een willekeurige toeschouwer kan oplopen als je niet nadenkt over de aankleding (of ontkleding) op zomerse dagen. Maar verder…wens ik iedereen heel plezierige vakantiedagen toe hoor. Bedenk alleen wel dat ik op mijn reisjes en tripjes zal opletten wie zich wel en niet aan de normen en waarden van dit land houdt. En omgekeerd mag dat ook. Vandaar dat ik niet verklap waar ik zoal mijn blogs van inspiratie zal voorzien in de komende dagen en weken.
Ik merk ook dat naarmate mijn leeftijd zorgt voor steeds meer kaarsjes op de al dan niet in huis gehaald of zelf gebakken taart rond mijn jaardagen, ik die stad meer koester. Die grachten, de oude panden, de straatjes met hun winkeltjes, de vele eethuizen. Mijmerend staar ik wel eens over het IJ waar vroeger de oude zeeschepen voorbij kwamen en het een levendige toestand was. Ik mis nog wel eens die oude gierende blauwe trams, de oer-Amsterdamse gezelligheid. Een koffiehuisje waar je naar binnen kon voor echte koffie met een Moezelientje of Kano. Ik mis het platte Amsterdams. Wat je tegenwoordig hoort is vaak een mengeling van alle landaarden die deze stad lijken te hebben geannexeerd. De ware Amsterdammer trok zich steeds meer terug. Verspreidde zich richting Noord-Holland, Flevoland of Haarlemmermeer.
Wilde een echt huis met tuin en een min of meer witte school voor zijn kinderen. Het haalde soms de kern uit een bepaalde buurt, maar legt ook vingers op zere plekken. De echte Amsterdammer is niet gespeend van humor, en dan ook nog van de wat ironische soort. Soms met een vleugje joods verleden. En dat is nodig als je ziet wie deze stad zoal menen te moeten veranderen. Een paar decennia falend stadsbestuur, megalomane stadsdeelbestuurders, provinciale amateurs die op politieke stromen een functie krijgen in de grootste stad van ons land en dat het liefste zien veranderen in een groot toeristisch dorp. Het liet allemaal haar sporen na. Kijk naar het chaotische verkeer, de anarchie van krakers, fietsers en scooters, het gebrek aan overzicht. En toch, mensen, ik blijf het een lekkere stad vinden. Kom ik dan nooit ergens anders? Natuurlijk wel. Veel en vaak. En daar zitten ook plekken tussen die ik best leuk vind. Maar daar hangt dan uiteindelijk toch niet die sfeer die Amsterdam zo leuk maakt. Want veelkleurigheid kent ook haar pluspunten.
Ik ben de laatste die dat niet wil erkennen. Voorbeelden zat van ontwikkelingen die bijdragen aan het fijne karakter van die stad. Wonen deed ik er lang, tot we besloten om na een Bijlmer-avontuur de grote tocht oostwaarts te maken en in Almere neer te strijken. Met een wijk vol andere Amsterdammers. Begin jaren tachtig. Eindelijk geen verloedering meer en ook geen criminaliteit. Ruim tien jaar later verhuisden we weer terug. Naar de zuidkant van de stad, waar het nog goed toeven was en is. En we het stadshart op loopafstand hebben liggen. Zo fijn, zo warm, en zo bekend. Kortom, ik ben een Amsterdammer in hart en nieren. En ik zal dat nooit onder stoelen of banken steken….












