Vergeten warenhuis…

Vergeten warenhuis…

Voor geboren en getogen Amsterdammers van mijn generatie was dit warenhuis aan de Reguliersbreestraat ooit een begrip. De Galeries Modernes! Ergens in de 19e eeuw op poten gezet door een Franse zakenman die zijn eerste filiaal opende in Rotterdam en wiens broer in Amsterdam een eigen filiaal opzette waarvoor hij diverse panden aan genoemde straat opkocht. Even voor WO2 besloot deze ondernemer om al die oude pandjes te slopen en een nieuwbouwpand neer te zetten met de nodige in die tijd tenminste als zodanig bedoelde moderne architectuur en fraaie inrichting. Dat pand stond pal naast dat nog steeds zo fraaie Tuschinski theater en kon qua stijl nauwelijks meer daarvan afwijken.

De Galeries was een concurrent voor V en D of Bijenkorf en verkocht van alles en nog wat. Qua prijzen hing het wat tussen al die bekende ketens in. Maar men kende ook iets bijzonders. Anders dan die concurrenten waren de verschillende filialen van het bedrijf, mede door de verschillende eigenaren, ook qua aanbod en beprijzing onderscheidend. Zo kon het zijn dat wat in Groningen gold als ‘niveau’ in Amsterdam toch meer op de prijs werd ingezet. Ook verkocht men levensmiddelen wat de concurrentie toen nog niet deed. Naast de hoofdstad en Rotterdam vond je vestigingen in Utrecht, Groningen, Den Haag, Arnhem en Leiden om er maar een stel te noemen. Al die vestigingen hadden dus ook veelal verschillende eigenaren, het waren meer franchise-filialen dan vestigingen van een enkel consistent optredend bedrijf. Toch was het voor de gemiddelde Amsterdammer van toen een leuke plek om te winkelen en je moest je best doen om er zonder iets aan te schaffen uit te lopen.

Wat je bij V & D tot jaren later vanwege het wonderlijke aanbod veel beter lukte. Maar de rommelige structuur bij de G.M. zorgde ook voor onheil. Financiele verliezen waren op enig moment zo groot dat men wel moest onderhandelen met overnamepartners. KBB werd er daarvan een omdat die een deel van het aandelenkapitaal van Galeries Modernes wist te verwerven via eerdere Belgische investeerders die er graag vanaf wilden. De directie van G.M. was blij want wilde niet in handen vallen van Duitse of Amerikaanse investeerders, maar het resultaat was uiteindelijk hetzelfde. Al snel sloot men de ene na de andere vestiging. En in 1984 ging de laatste vestiging van de Galeries dicht. In 1970 was dat al in Amsterdam gebeurd en werd het ooit zo moderne gebouw totaal omgebouwd tot Hema-vestiging.

Intussen is het pand in gebruik door diverse winkels waarvan de samenstelling nogal eens verschilt. Zo zat er ooit een Kruidvatwinkel in, maar ook die is weer verdwenen. Hema zette in op haar filialen aan de Kalverstraat en Nieuwendijk en verliet het Galeries-pand jaren geleden alweer. Een icoon in de stad is gewoon verdwenen. En na mijn generatie of die net na mij zal de naam ook wel in de vergetelheid raken. En dat is best jammer. Maar ja, wie zal er over 30 jaar nog weten wat V&D was of Hudsons Bay?? Ik vrees dat het daarmee net zo zal gaan verlopen….Alles is relatief, de handel ook! (Beelden: Wikipedia/internet)

Ultieme liefde..

O zeker, hij had er heel wat gekend, zowel oppervlakkig als intiem. Hij was er gek op geweest, achterna gelopen, had er kapitalen voor uitgegeven om hen goed gestemd te krijgen, had huizen verbouwd, vakanties georganiseerd, maar op enig moment toch ontdekt dat het kennelijk aan hem lag dat niets blijvends ontstond. Nooit de mooiste van de klas geweest tussen al die binken met hun strakke lijven, krullende haardossen, sterke verhalen en versierpogingen uit het boekje. Hij was wel slim en had daarbij de zakelijke genen van zijn vader overgenomen. Geld speelde op enig moment geen rol meer. Dus kon hij ‘kopen’ wat anderen met veel moeite bereikten. Maar hij was geen man met een wasbord als buik, licht kalend, hield van voetballen en auto’s, maar ook van zijn rust. Tuurlijk wilde hij dat allemaal delen met die vrouw van zijn leven die hem alles kon geven en echt ook het diepere van zijn wezen zag, maar buiten de eerder genoemden die vooral vroegen voordat ze iets gaven, was het geluk hem min of meer ontglipt. En dus nam hij een drastisch besluit. Voortaan hield hij het bij die blonde schoonheid die hem zoveel gaf en weinig vroeg. Die onbaatzuchtig was in de liefde, een eigenschap die hij bij al die vorige types nooit had ontdekt. Hij noemde haar zijn lieveling, en in feite was ze dat ook. Zeker als ze zich bij hem nestelde in zijn riante bed. Mira noemde hij haar, vond hij lekker klinken. En ze luisterde er ook naar…die lieve Labrador die hij als puppie in huis haalde en nu zo leuk jong volwassen werd. Hij verheugde zich op dat uitje naar het strand straks….Toch maar een goed jack aan doen, het zou vast fris zijn daar…..

Vernuftig goed – Daihatsu!

Hoewel wij in Nederland het merk Daihatsu pas ergens in de jaren zeventig echt leerden kennen was het in Japan zelf best al een oudje. Want opgericht als Hatsudoki in 1907 en actief met de bouw van vooral treinen en trucks werd het 1951 omgedoopt tot Daihatsu. Daarna duurde het nog even voor de eerste auto’s van het merk werden gemaakt. Eerst Midgets, driewielers voor stadsbestel en op enig moment de Fellow, een klein karretje met een tweecilinder tweetakt onder de achterbank.

Begin jaren zeventig nam men de stap om ook te gaan expanderen richting Europa. Met aardige en vooral goede kleine auto’s die een wat exclusiever karakter hadden dan die van Toyota of Nissan.  Zo had men een bescheiden tweepitter in het gamma waar je net met een klein gezin inpaste mits je geen boodschappen mee wilde nemen of een te grote hond. Cuore heette het karretje en het had in ons land een beperkte schare kopers. Iets groter was de Charade die een driecilinder in huis had, indertijd best heel bijzonder, en niet alleen relatief ruim was, maar ook qua styling modern genoeg was om klanten te trekken.

Daarnaast voerde men een kloon van de Toyota Corolla, aangeduid als Charmant en men leverde een potent terreinwagentje in de vorm van de 4WD Taft. Halverwege de jaren tachtig werd het gamma totaal veranderd. De Cuore kreeg een andere body, driecilinder motor van 850cc, veel meer ruimte en prima rijeigenschappen. De Charade groeide ook en kreeg o.a. een opgevoerde 1,0 ltr grote driecilinder die in de meest bijzondere uitvoering 101 pk leverde en was voorzien van een turbo en intercooler. Mateloos goed verkocht in die jaren.

Ook kwam de Charmant in een nieuwe body uit, en werd de Taft opgevolgd door de Rocky, een stoere terreinwagen. Daarnaast leverde men ook nog eens een reeks kleine bestelwagens (Hijet) en Pickups. Het gamma werd steeds breder, net als de klantenkring.

Eind jaren tachtig verdween de Charmant uit het gamma en werd vervangen door de technisch erg geslaagde Applause, die i.p.v. een sedan kofferdeksel  een grote en handige achterklep vertoonde. Naast de Rocky kwam de Feroza de gelederen versterken en werd o.a. een sedanversie van de Charade uitgebracht. In latere jaren zagen we het gamma constant evolueren, Daihatsu werd een volwassen merk, maar de prijzen stegen navenant mee en de omzet daalde in omgekeerde richting. Kwaliteit moet ook betaalbaar zijn. En zo kon het gebeuren dat in de jaren na de financiële crisis Daihatsu een jaaro of tien geleden besloot uit de exportmarkten terug te treden. De aandelen kwamen in handen van Toyota en het merk werkt vooral in de sector kleine auto’s in Japan voor haar moedermaatschappij. Men liet de Europese markten voor wat ze waren. Verkoopt nog wel in sommige Aziatische landen waar men een goede naam en faam heeft en zelfs lichte trucks en bussen levert. Bij ons is het avontuur voorbij. Duurde om en nabij 40 jaar. Mooi merk, niks van te zeggen. En zij die er mee of in reden zullen dat direct onderschrijven. (Beelden: Yellowbird archief/internet)

Tatra’s laatste……

Toen de wereld echt veranderde, na de val van de Berlijnse Muur en het ineenstorten van het communisme als staatsvorm in veel landen van Midden- en Oost-Europa, hadden de voordien veelal door de resp. staat geleide auto-industrieën het daar plotseling bijster lastig. Ook in Tsjecho-Slowakije was dit zo. Ik laat u elke week even meegenieten met het verhaal van Skoda’s personenwagendivisie en nam ook af en toe even dat tweede grote merk Tatra voor u mee in de verhalen. Maar dat laatste merk moest door schade en schande ontdekken dat het in een vrije kapitalistische economie onmogelijk was zonder slag of stoot overeind te blijven. Met die omwentelingen op politiek gebied waren ook de marktverhoudingen ineens anders. Concurrentie uit het Westen maakte alles kapot wat daarvoor nog vanzelfsprekend was.

En dat raakte nog niet eens zo zeer de truckdivisie van de Tsjechische fabrikant, maar zeker wel diens personenwagenproductie. Op het moment van de Wende had men daar de T613 in productie die vooral bij staatslieden en een aantal overheidsdiensten, maar ook taxichauffeurs bijster populair waren. Waarbij moet worden opgetekend dat het basisontwerp, de wagen was getekend door de Italiaanse ontwerper Vignale, maar baseerde technisch op zijn voorganger, de T603. En dus hing er een dikke en goed presterende V8 achterin de elegante carrosserie. De ruimte voor inzittenden was enorm, de kofferbak, vooruit uiteraard, behoorlijk ruim. Met die 613 was 200km/u geen probleem, maar of je daar bij stevige zijwind blij van werd? Hoe dan ook, de wagens werden veel gebruikt door de Tsjechische politie en je moest wel heel goed kunnen rijden in je Lada of Skoda wilde je deze bakken voor kunnen blijven.

Maar na 1989 was de wereld dus totaal anders geworden. Het concept was te extreem voor de westerse markten al kon Tatra er links en rechts nog wel een paar kwijt. Maar men bleef door denken langs oude lijnen en poetste het concept dan maar extra fraai op. Met een nieuwe neus en achterkant, met elektronica op en rond de motor, een nieuw en leuk ogend dashboard. De stoelen van meer dan hoogwaardige kwaliteit en een audiosysteem dat de toets van westerse kritiek kon doorstaan. De 613 werd de T700. Het werden wat je noemt unieke wagens. Want tot de productielijnen stopten, in 1996, werden er precies 100 van gebouwd. Enkele daarvan werden meteen gekocht door musea over de hele wereld. Want een echt bijzondere auto wilden die wel in de collectie. Andere exemplaren ging richting Duitsland of Engeland. Waar de 700’s af en toe door journalisten  redelijk werden bejubeld. Want voor de prijs van een toch onopvallende VW Passat reed je in een auto die qua luxe en comfort een dikke Mercedes aardig concurrentie bood. Maar ja, dat concept, motor achterin en zo…. Tatra staakte de productie van personenwagens na 1996. Men bleef vrachtwagens en meer produceren. De grote naam van het bedrijf kreeg langzaamaan weer een nieuwe en frisse klank. Maar van personenauto’s nam men afscheid. Tot…. Je weet maar nooit. (Beelden: Internet/Tatra/Museum/Wiki)

Leven met de vliegende pijl – 24 – Importeurseisen..

Dat gedoe met die importeur of haar vertegenwoordigers kenden we niet bij Daihatsu. Maar daar hadden ze weer andere noten op hun zang. De steeds aanwezige concurrentie met concullega v.d. Weiden was er een waar je soms een beetje moe van werd. Hij ruilde auto’s in op een veel ruimere voet dan wij wilden of konden en zo snoepte hij aardig wat Daihatsu-klanten weg. Zeker toen het gamma van Daihatsu zich verbreedde, een andere Cuore, wat busjes, een echte terreinwagen in de vorm van de Rocky en de wat vlottere Feroza, werd duidelijk dat we het met onze twee merken onder een dak binnen korte periode na de opening van het nieuwbouwpand lastig zouden krijgen. Daarbij formuleerde de op dat moment net aangestelde nieuwe en wel erg ambitieuze directie van het Japanse importbedrijf een doelstelling voor de Amsterdamse regio die zelfs met twee goed verkopende dealers niet in te vullen was. Men dreigde dus ineens, wilde in Amsterdam Zuid-Oost een dealerschap geopend zien op of vlakbij de grote autoboulevards daar en onderhandelde achter onze rug met Jo v.d. Weiden over het e.e.a.

Het gaf bij ons een erg ongelukkig gevoel. Een soort Hyundai revival van frustraties dreigde. We wilden graag mee doen aan de expansie, maar het kapitaal was na de nieuwbouw en wat daarop was gevolgd wel een beetje op. Daarbij zat veel geld ook vast in voorraden nieuwe en tweedehands auto’s. We gingen uiteindelijk toch maar, al was het sputterend, op zoek naar mogelijkheden om onze vleugels nog verder uit te slaan en zouden zo ook in staat moeten zijn om het grote probleem van de personele organisatie binnen het bedrijf op te lossen. Een probleem dat vooral werd veroorzaakt door de directeur van de dealertent die langzaam aan was veranderd van aardige hardwerkende en krom pratende ondernemer in een man die vriendjes, familie en oude relaties uitspeelde tegen mensen zoals ik. Enorme interne discussies waren soms het gevolg. Je kon geen besluit meer nemen zonder moeizaam of bijna oraal gewelddadig overleg. Het niveau daarvan werd steeds persoonlijker. Dat werd nog eens extra duidelijk toen hij besloot om zijn oudste zoon, voorheen nog parttime op zaterdagen als verkoper in dienst, full-time aan te nemen om de (Daihatsu)verkopen te stroomlijnen. Voor mij werd dat verkopen veel te zwaar met nog een administratieve/managementstaak die me ook was opgelegd. Alle mannen die een afdeling van het bedrijf leidden, en dat waren er intussen heel wat, kenden een zeker recalcitrant of explosief karakter en de paraplu van een rustig leiderschap ontbrak dus volledig. Expansie richting Amsterdam Zuid-Oost zou dat deels kunnen oplossen. De agenda van de ‘baas’ was echter nog steeds een andere dan de mijne. Maar dat zou later eens te meer nog blijken. Wist ik veel, ik was vooral bezig om Skoda richting te toekomst binnenboord te houden. Wordt vervolgd! (Beelden: Yellowbird archief) 

 

Leven met de vliegende pijl – deel 12 – 3-stappen-plan en APK!

In eerste instantie ging de nieuwe Skoda-importeur aan de slag om de oude organisatie weer te activeren. Het hoofdkantoor in Voorschoten ging op de schop, het bedrijf kreeg een moderne eigen showroom, de werkplaatsen werden veranderd, het magazijn geïntegreerd, panden aan de overkant van de Dobbeweg waaraan men voorheen zetelde afgestoten. Een nieuwe directeur, Ab Iserief, kwam in dienst. En noeste vent met grote dynamiek, afkomstig uit de wereld van de vrachtwagens. Hij had een stevig voorkomen, een stem die daar bij paste en een goed verhaal. Een deel van de mensen van Englebert bleef echter wel in dienst van de nieuwe importeur, dat voelde voor de oude dealerorganisatie vertrouwd aan. De import van nieuwe auto’s ging weer van start en daarbij was een nieuwe toevoeging aan het gamma meteen ook leverbaar. De S-120GLS die o.a. een le t t e r l I j k messcherpe chromen grille op de neus had, en wat grotere achterlichtunits. De bekleding was erg fraai, maar technisch bood de auto niet zoveel meer dan wat we al van de LS kenden. Tegelijk met het aantreden van importeur Iserief, moesten oudere auto’s in ons land verplicht gekeurd worden.

De zgn. APK-keuring deed zijn intrede en dat had verstrekkende gevolgen voor het rijdend wagenpark in ons land. Heel wat kneusjes werden afgekeurd en moesten versneld vervangen worden. Het bleek voor de branche in het algemeen en voor Skoda in het bijzonder een vruchtbare onderneming. Vooral mensen in oudere en sterk verroeste Franse, Britse en Italiaanse auto’s moesten snel hun vervoermiddel kwijt en ruilden massaal in op een nieuwe Skoda (of Lada). Dat zorgde voor heel wat geforceerde verkopen, en dat werd nog veel beter toen Iserief met het unieke en briljante idee kwam om die nieuwe Skoda’s in een financieringsregeling te vervatten, waarbij je de eerste betaling deed bij inruil van de oude auto, de tweede na zes maanden, cash aan de financieringsmaatschappij en de derde na 12 maanden. Het systeem heette het Drie-stappen-plan en bleef een tijdlang onderdeel van ons marketing-concept bij Skoda.

Het sloeg bij het toen al spaarzame Skoda-koperspubliek zeer aan. Geen rente, toch een nieuwe auto rijden en het oude barrel onderdeel van de eerste betaling. Binnen de kortste keren schoten de verkopen door het dak en was het Tsjechische merk weer terug waar het hoorde. In de top 20 van best verkopende automerken in ons land. Het moest overigens daarbij telkens Lada voor zich dulden, maar dat Russische merk had dan ook een grote order van de toen zeer zuinige vaderlandse overheid gekregen om heel wat ambtenaren van nieuw bedrijfsvervoer te voorzien. Daarbij was het gamma van Lada breder in die jaren, en had men o.a. zeer begeerde stationcars in de aanbieding. Medio 1982 bracht Skoda ook de S-120G (Garde) uit, een sportieve opvolger voor de aloude S-110R. En die Skoda Coupe had nu ineens een tandheugel-stuurhuis en een totaal nieuwe achteras. Die leek wat op die van een toenmalige BMW. Onder belasting gingen de wielen naar buiten staan, waar de goedkopere Skoda’s nog ouderwetse pendelassen hadden voor die zelfde achterkant. En die veerden juist naar binnen onder belasting. Die Coupe (in ons land als Rapid verkocht) bleef een liefhebbersauto, maar ik heb er zelf ook een tijd lang in gereden en het was een heerlijke wagen. Met een 58pk blok achterin, heel ander en vele aardiger uitgemonsterd dashboard, in hoogte verstelbare en goed zittende stoelen plus een aansprekend uiterlijk. Het hielp mee om Skoda als merk nog meer acceptabel te maken, en als mensen daarvoor nog steeds hun neus wat optrokken hielp de prijs of het driestappenplan om de boel aardig te smeren. En de kwaliteit? Die ging met sprongen omhoog. Skoda was op de goede weg! Wordt vervolgd! (Beelden: Yellowbird archief – Alle teksten zijn eigendom van de auteur!) 

Roemeense geschiedschrijving…

Mijn relatie tot het Roemeense volk is qua ervaring relatief beperkt en ook nog eens uitgerust met een dubbel gevoel. Beroepsmatige vervorming maakt soms blind voor de positieve dingen in heden of verleden. En bij mij is veel terug te voeren naar die beroepsmatige ervaringen. Met een ronduit matig automerk als Dacia dat ons als dealer in de jaren 1978-81 werd opgedrongen door de toenmalige importeur die ook mijn geliefde merk Skoda en een Pools alternatief als FSO op de markt zette. Dacia was toen een automerk dat een soort kopie van de Franse Renault 12 bouwde, overigens in licentie van de Fransen, maar dat zo slecht deed dat die wagens van een bedenkelijke kwaliteit waren. Wisten wij toen veel of we geloofden het positieve liever dan het negatieve in die lastige jaren. Het Roemeense ding had westerse (Franse) lijnen, voorwielaandrijving en aardige kleuren. Er was een sedan van te koop en een stationcar, en voor wie nog wat aardappelen naar de markt wilde brengen, een Pickup. Maar die laatste werd toen toen nog niet geimporteerd. Dacia dus!

Wij kenden als garagebedrijf al enige ervaring met een exemplaar van dat merk, omdat ik als ex-Schipholwerker de lokale vertegenwoordiger van de Roemeense luchtvaartmaatschappij Tarom onder dak wist te brengen voor onderhoud. Nou daar hadden we eigenlijk van moeten leren. Deden we niet. Mede doordat die importeur ons op het hart drukte dat de nieuwe Dacia’s absoluut beter waren dan die oudere exemplaren. Het was niet zo. Zelden kregen we zoveel gedoe over ons heen als met die Roemeense wagens. En we waren best wel wat gewend door onze Poolse vrienden. Bij de Dacia kon je tijdens het rijden zomaar je achterruit kwijt raken als je een voorrraam open deed, maar er mankeerde verder wel zoveel aan dat je blij mocht zijn dat klanten er 10.000km storingvrij mee onderweg konden. Toen de importeur (wellicht door al die garantieclaims) ten onder ging in 1980/1 was het over en uit. Geen Dacia’s meer en we bedienden de rijdende klanten in die wagens zo goed en kwaad als het ging met originele Renault-onderdelen.

Want voor die R12’s was nog wel het nodige te vinden. Later, we zochten uitbreiding van vooral ons lease-gamma, namen we bij een nieuwe importeur nog eens een paar van die Roemenen af. Met name de Combi’s die waren opgewaardeerd en nog wat leuker van uitvoering en kleur. Er was in de loop van de jaren niet zo veel veranderd. De wagens die goedkoop in de lease gingen bleken nog net zo beroerd van afwerkingskwaliteit als de illustere voorgangers van een jaar of wat eerder. Het zorgde er voor dat we er nu definitief mee stopten en gingen voor een Japans merk naast het nog steeds gevoerde Skoda. Dacia was voor mij dus niks. Intussen is het een budgetmerk geworden waar na de volksrevolutie die het kwalijke bewind van de de communisten met geweld verjoeg, nu Renault echt de scepter zwaait. Met erg aardige wagens waar nog steeds kopers voor te vinden zijn. Maar ik kijk er niet meer serieus naar. Te link, te slechte ervaringen. Maar ik doe daar vast de Roemenen deels mee tekort. Want in dat land werden buiten Dacia nog meer auto’s gebouwd, al dan niet van even bedenkelijke kwaliteit. Men bouwde ooit voor Citroen een model dat hier als Axel te koop werd aangeboden en er was een terreinwagen met de fraaie naam ARO. Zij die er ervaring mee opdeden moeten maar eens vertellen wat ze meemaakten met die wagens. Ik beperkte me hier op deze zondag maar even tot dat Dacia-verhaal. In de hoop dat u het aardig vond. (Beelden: DDR, J.R. de Witt)

Russische schaamteklassieker; Lada 1200.

Als er een merk slim is omgegaan met haar modellen en de daaruit voortvloeiende licentiebouwrechten dan toch wel Fiat. Want de Italianen lieten heel wat van hun vroegere modellen ook fabriceren in een keur van landen waar men juist met die vaak wat oudere Fiat’s decennialang gek zou blijven. Een compliment voor de ontwerpers. Een van die wagens was de redelijk hoekige Fiat 124 die bij zijn aantreden in de jaren zestig als modern door het leven ging. Maar aan het einde van dat decennium werd hij opgevolgd door de nog wat vlottere 131 Mirafiori. En dus leefde de 124 gewoon voort. O.a. in Zuid-Amerika, het Midden-Oosten maar zeker ook in de Sovjet-Unie. Met dat land werd door de Fiat-directie een overeenkomst gesloten dat men tot in lengte van jaren de oer-124 zou mogen bouwen. De Sovjets pakten dat meteen grootschalig op. Hun eigen personenwagens waren veelal ouderwets van opzet en de afwerking was veelal bedroevend. Om de 124 te kunnen bouwen op een manier die ook Fiat beviel werd in een nieuw te bouwen stad, een even nieuwe productielijn neergezet. Togliati heette die plek, vernoemd naar een oude Italiaanse communistenleider.

In 1969 werden wat prototypen in elkaar gezet door de Russen, op basis van door Fiat aangeleverde onderdelen. Maar echt produceren deed men pas vanaf begin jaren 70. Shiguli heette de auto in Rusland, VAZ de bouwer. Toen bleek dat die Russische naam erg veel leek op de aanduiding van het vrouwelijk geslachtsdeel in de Baltische Staten, werd Lada de exportnaam voor de Russische Fiat. En onder die naam werd de auto ook bij ons geïmporteerd. Met succes. Voor weinig geld kocht je een nieuwe stoer aandoende auto. Dat stoere beperkte zich niet tot de buitenkant, want dan moest je wel twee keer kijken wilde je het onderscheid zien met een Fiat (of SEAT waar de 124 ook werd gebouwd). De Russen verstevigden het model om hem meer op de Russische omstandigheden uit te rusten. De motoren werden verbeterd, de kachel versterkt en de vering aangepast. Niet alles viel daardoor beter uit dan bij het origineel.

De Lada’s maakten meer lawaai dan de oer-Fiat had gedaan. Vooral een gevolg van die aangepaste motoren. Maar die motoren reden wel op vrij lage octaangehalte benzinesoorten, waar de Fiat alleen op Super wilde draaien. Dat met al die aanpassingen een Lada een ‘stevige’ auto werd zal niemand verbazen. Ook het brandstofverbruik was daardoor niet meteen om te lachen. Toch werd de auto een aardig succes. Hij was immers redelijk ruim, sterk en ook in grote aantallen leverbaar. Niet alleen in Rusland maar ook in de andere Oostbloklanden, en bij ons in het westen. Lada als merk hier kreeg al gauw de naam ‘veel voor weinig’ te leveren en dat trok zeker in ons land kopers. Een later geleverde stationcar maakte het succes ook nog eens compleet. Wat meespeelde was dat die Lada qua roestgevoeligheid net even taaier was dan zijn Italiaanse voorbeeld. In ons land van groot belang. Pas in 1977 werd de oer-Lada voorzien van wat verbeteringen. Een veranderde carburator, een wat aangepast interieur en nieuwe lakkleuren. En zo hield Lada de auto ‘bij de tijd’ al was dat dan wel de tijd van het Oostblok. Met concurrentie uit landen als Polen, Tsjecho-Slowakije of Roemenië kon die Lada nog wel scoren, maar zette je hem tegenover moderne auto’s uit West-Europa werd het toch lastig.

Mensen met een sterk communistische instelling vielen massaal voor de stoere Rus, maar voor anderen was het echt een beetje beneden de waardigheid. Al moet gezegd dat zelfs de Nederlandse overheid ooit nog eens een stuk of 1500 van die wagens kocht voor haar ambtenaren. Wat niet met gejuich werd ontvangen maar wel een opsteker was voor het imago. In 1989, toen de omwentelingen in Oost-Europa plaatsvonden werd de oer-Lada nog steeds gebouwd. Intussen wel naast een stel doorontwikkelde zustermodellen, maar de markt was toch echt weggezakt. En dus werd die oude productielijn stopgezet na de val van de Sovjet-Unie. De versies met grotere motoren werden nog wel gebouwd, zij het in beperkte aantallen. De andere tijden voor de Russische autokopers zorgden ook voor een enorme vraag naar westerse en Aziatische modellen. De Lada’s waren uit. Na een paar jaar was het ook afgelopen in ons land. Trouwe dealers gingen nog even door, maar de kopers waren verdwenen. Intussen probeert Lada het nog eens opnieuw met wat nieuwe auto’s die baseren op Renaulttechniek. Maar of er nog iemand op dat Lada-imago zit te wachten? En ook als klassieker hebben die oude Lada’s weinig waarde. Maar bedenk wel dat er miljoenen van zijn gemaakt. Meer dan Fiat zelf ooit had kunnen dromen. (Beelden: Internet)

Boekdromen…

Ik merk dat ik bij het schrijven van het (derde)boek te maken krijg met herinneringen die kennelijk toch soms een randje van mijn gevoelens beroeren en me dan daarna in de slaap overvallen. Emoties die ik had weggestopt komen terug, gevoelens van boosheid, frustratie vertroebelen dan de rechte lijnen die mij overdag zo bevallen. De slaap als smaakmaker voor het leven, de droom als uiting van fantasie, gekoppeld aan werkelijkheid. Het is en blijft een vreemde verschijning. En dat verschijnen doet zich soms bijna letterlijk voor. Als mensen een rol spelen waarvan ik weet dat ze al een tijdje hemelen. Kortom een mix die kan zorgen voor hijgerig wakker worden. Niet omdat het allemaal zo ‘spannend’ is,  maar wel inspannend. Soms ben ik de dromen zo vergeten, op andere momenten blijven ze een paar uur na wakker worden in de bol zitten en zoek ik de diepere betekenis van wat ik al rennend en vliegend meemaakte.

Nu ben ik altijd wel letterlijk een aardig verhalende dromer geweest, maar dan wist ik wel waardoor e.e.a. werd opgewerkt. Algemeenheden, angsten, zaken die me raakten in de huidige of zeer recente geschiedenis. Vertaald naar een verhaal waar ik zelf een rol in speelde. Maar als die dromen de echte geschiedenis gaan vertellen, waarbij mijn carrièremoves een rol spelen, wordt het toch wel vervelend. Ik sloot sommige van die tijdperken af door iets compleet anders te gaan doen en de vorige fase te vergeten of mee te nemen als aardige leerschool. Wat ze meestal ook waren. Ook als ik zelf een paar negatieve beslissingen nam in zo’n tijdperk, dan nog leer je er als mens van. Als het goed is en je in staat bent over je eigen feilen heen te kijken. Dat laatste is niet iedereen gegund heb ik wel ontdekt en juist die mensen kom ik dan altijd weer tegen als ik met die dromen bezig ben. Malloten, nikskunners, allesweters, jaloerse lieden, misgunners, wraakzuchtigen, roddelaars, kortom het bekende rijtje types die je in het echte leven zo dwars kunnen zitten als jouw weg van zwart naar wit loopt of van helder naar eerlijk.

Ze maakten kennelijk veel indruk. Althans voldoende om me dwars te zitten in de slaap. Terwijl de mensen waar je echt iets aan had, waar je veel van leerde, die aardig liefdevol en vriendelijk waren en soms zelfs dat niet eens, geen hoofdrol krijgen aangeboden in dat snurkende verhaal dat alleen in de eigen geest wordt verfilmd. Nee, dat boek maakte meer los dan me soms lief is. Als dat nu net zo gaat met de inhoud is het goed. En voor wie daar interesse in heeft, ja, de laatste ronde correcties nadert zijn einde. Het moet dit jaar gaan lukken om het in druk richting lezers te krijgen. Wellicht dat die dan met mij mee kunnen dromen over een wereld die bijna niet meer bestaat maar zoveel invloed had op mijn persoonlijke ontwikkeling. Toch iets waard….al is het maar een reeks bijzondere dromen.  En jullie beste lezers? Hoe zit het met jullie dromen???

Discussie over de claim op gelijk…

Twitter4f461eeWie mij hier volgt weet dat ik mij vaak buitengewoon kan ergeren aan de staat waarin de ‘media’ in ons land verkeren. Pluriformiteit is soms ver te zoeken, het ‘linkerdeel van de samenleving’ wordt vaak wel erg goed bediend. Met name de VARA heeft een soort claim op het absolute gelijk en vindt  kennelijk ook dat je andersdenkenden geen kans hoeft te geven op het uiten van een eigen of afwijkende mening. Dat is soms schrijnend! Propaganda vermoeit. Eenzijdigheid ook. Zo raakte ik onlangs op mijn autoblog in een serieuze discussie over een elektrische auto. Deze Amerikaanse nieuwkomer wordt gemaakt door een fabriek die op elke nu verkochte auto iets van 18.000 dollar toelegt. Hun nieuwe modellen zijn geen koopjes en je mag dus best kritisch zijn vond ik. Nou buiten de waard gerekend. Het merk kent zo haar progressieve volgers en die sprongen massaal in de bres voor het merk en vonden mijn conclusie dat deze nieuwe elektrische auto geen ‘’koopje’ zou worden wel erg bevooroordeeld. Ik was een zgn. ‘Petrol Head’ wat zoveel is als iemand die gek is op auto’s die rijden op benzine en diesel. En ik was ook fout geïnformeerd…., had geen verstand van auto’s en kende die wereld helemaal niet.

EV oplaadapparatuur AmsterdamAltijd leuk om die claim op het gelijk een ander te onthouden. Zonder te weten wie je tegenover je hebt. Kom je in politieke discussies ook zo vaak tegen. Nu was mijn verhaal gebaseerd op zaken die ik haalde uit Amerikaanse en Duitse media. Dus ik was redelijk geïnformeerd, maar dat bleek in de discussie geen soelaas te bieden. Ook niet dat ik toch wel een paar decennia in dat autowereldje heb rondgelopen. De jakhalzen beten zich vast in mijn kuiten en vonden dat ik mijn conclusies maar snel moest herzien. En dat deed en doe ik dus niet. Never, nooit als ik gelijk heb. En voor hen die ik moet geruststellen, als ik geen gelijk heb geef ik dat best vaak toe. Mijn nadeel (of voordeel) is dat ik breed geïnteresseerd ben in vrijwel alles, maar er zijn voldoende mensen die juist smalle interesseterreinen kennen en die kunnen mij nog weleens verrassen. Soms tot grote blijdschap van deze meninggever hoor. En dan is een ruiterlijk excuus op zijn plek. Maar niet in het onderhavige geval. Of zoals onlangs rond de zgn. ‘vluchtelingen’. Zolang de instroom bestaat uit mensen die hier niks te zoeken hebben en de voorstanders van die grote volksverhuizing vinden dat wij hier te lande nog wel 250.000 mensen per jaar kunnen toelaten komen we er niet uit. Dan maar tot het gaatje.

WP_20140906_002Deed ik daarom ook in de discussie over die elektrische auto. Tot mijn stomme verbazing zag ik onlangs dat vrijwel alle media, aandacht gaven aan die zelfde nieuwe auto van dat merk met de T in de neus. Zonder enige vorm van zelfkritiek verslag doend van de rijen mensen die nu reserveerden voor een auto die pas in 2018/9 leverbaar zal zijn. Van een bedrijf dat nu eerst nog moet zoeken naar een productiefaciliteit en geld om dat ding te bouwen. Kijk, dan ben ik zo vrij om fijntjes te wijzen op merken als General Motors, Opel, Volkswagen, Nissan, Renault, smart, Volvo en zo meer. Die bieden allemaal elektrische auto’s aan. Even schoon, even handig en stil. En stukken goedkoper. Maar kennelijk minder modieus. En daar vallen die media toch voor. Maar het heeft dan niets met kennis van zaken of journalistiek te maken. En zo is het, en daar moet u het dan maar weer even mee doen…