Al een jaar of anderhalf is mijn boek over het leven dat ik leidde met of voor mijn geliefde Tsjechische merk klaar. Het is een aardig verhaal geworden al zeg (schrijf) ik het zelf met alle aspecten die een boek leesbaar maken voor hen die ook maar iets op hebben met handel en wandel in het autovak of meer. Inclusief erg aardige hoogte- of soms bijna dramatische persoonlijke dieptepunten. Een boek schrijven is een ding (ik maakte er immers al eens twee die ook nog werden uitgegeven en werkte mee aan een derde waarvan de uitgever mij nooit meer een exemplaar deed toekomen omdat hij voordien failliet ging helaas..) maar het uitgegeven krijgen is een tweede. Intussen heb ik drie uitgevers benaderd, en het komt er dan telkens op neer dat ik zelf de opmaak en verkoop moet gaan doen en de exemplaren die ik wil verkopen ook eerst zelf moet inkopen.
Ik ben nu eenmaal geen Saskia Noort en men wil rendement op het kapitaal. Zo’n oefening kost al snel honderden euro’s en net zoveel uren om tot enig resultaat te komen. Het weerhield me tot nu om die stappen te zetten. De wereld is veranderd en ik ben nu wel overtuigd dat er een alternatief is. In leesbare onderdelen publiceren via dit medium dat toch gekoppeld is aan de diverse sociale media waardoor ik een belangrijk deel van de doelgroep ook kan bereiken. Gewoon hoofdstuk voor hoofdstuk met de nodige bijpassende illustraties. Dan kan ik ook daarmee meer doen dan in een boek mogelijk is. Moet kunnen. De keuze is een beetje aan de lezers. Doen of niet?! Boek of vervolgverhaal?? Geef me eens een terugkoppeling als je wilt. Ik beloof dat als het een vervolgverhaal wordt de leesbaarheid zodanig is dat je het met veel plezier en belangstelling zult willen lezen. Omdat het toch teruggaat naar de afgelopen 60 jaar. Waarin de wereld om ons heen sterk veranderde. Maar mijn liefde en passie voor dat merk bleef. Ook al ben ik dan niet meer actief betrokken bij de vermarkting van dat spul. Ben benieuwd naar de adviezen die mijn vaste lezersgroep of daarbuiten me zullen geven. Dank bij voorbaat daarvoor…

Mijn relatie tot het Roemeense volk is qua ervaring relatief beperkt en ook nog eens uitgerust met een dubbel gevoel. Beroepsmatige vervorming maakt soms blind voor de positieve dingen in heden of verleden. En bij mij is veel terug te voeren naar die beroepsmatige ervaringen. Met een ronduit matig automerk als Dacia dat ons als dealer in de jaren 1978-81 werd opgedrongen door de toenmalige importeur die ook mijn geliefde merk Skoda en een Pools alternatief als FSO op de markt zette. Dacia was toen een automerk dat een soort kopie van de Franse Renault 12 bouwde, overigens in licentie van de Fransen, maar dat zo slecht deed dat die wagens van een bedenkelijke kwaliteit waren. Wisten wij toen veel of we geloofden het positieve liever dan het negatieve in die lastige jaren. Het Roemeense ding had westerse (Franse) lijnen, voorwielaandrijving en aardige kleuren. Er was een sedan van te koop en een stationcar, en voor wie nog wat aardappelen naar de markt wilde brengen, een Pickup. Maar die laatste werd toen toen nog niet geimporteerd. Dacia dus!
Wij kenden als garagebedrijf al enige ervaring met een exemplaar van dat merk, omdat ik als ex-Schipholwerker de lokale vertegenwoordiger van de Roemeense luchtvaartmaatschappij Tarom onder dak wist te brengen voor onderhoud. Nou daar hadden we eigenlijk van moeten leren. Deden we niet. Mede doordat die importeur ons op het hart drukte dat de nieuwe Dacia’s absoluut beter waren dan die oudere exemplaren. Het was niet zo. Zelden kregen we zoveel gedoe over ons heen als met die Roemeense wagens. En we waren best wel wat gewend door onze Poolse vrienden. Bij de Dacia kon je tijdens het rijden zomaar je achterruit kwijt raken als je een voorrraam open deed, maar er mankeerde verder wel zoveel aan dat je blij mocht zijn dat klanten er 10.000km storingvrij mee onderweg konden. Toen de importeur (wellicht door al die garantieclaims) ten onder ging in 1980/1 was het over en uit. Geen Dacia’s meer en we bedienden de rijdende klanten in die wagens zo goed en kwaad als het ging met originele Renault-onderdelen.
Want voor die R12’s was nog wel het nodige te vinden. Later, we zochten uitbreiding van vooral ons lease-gamma, namen we bij een nieuwe importeur nog eens een paar van die Roemenen af. Met name de Combi’s die waren opgewaardeerd en nog wat leuker van uitvoering en kleur. Er was in de loop van de jaren niet zo veel veranderd. De wagens die goedkoop in de lease gingen bleken nog net zo beroerd van afwerkingskwaliteit als de illustere voorgangers van een jaar of wat eerder. Het zorgde er voor dat we er nu definitief mee stopten en gingen voor een Japans merk naast het nog steeds gevoerde Skoda. Dacia was voor mij dus niks. Intussen is het een budgetmerk geworden waar na de volksrevolutie die het kwalijke bewind van de de communisten met geweld verjoeg, nu Renault echt de scepter zwaait. Met erg aardige wagens waar nog steeds kopers voor te vinden zijn. Maar ik kijk er niet meer serieus naar. Te link, te slechte ervaringen. Maar ik doe daar vast de Roemenen deels mee tekort. Want in dat land werden buiten Dacia nog meer auto’s gebouwd, al dan niet van even bedenkelijke kwaliteit. Men bouwde ooit voor Citroen een model dat hier als Axel te koop werd aangeboden en er was een terreinwagen met de fraaie naam ARO. Zij die er ervaring mee opdeden moeten maar eens vertellen wat ze meemaakten met die wagens. Ik beperkte me hier op deze zondag maar even tot dat Dacia-verhaal. In de hoop dat u het aardig vond. (Beelden: DDR, J.R. de Witt)
Het was een koude dag in het najaar van 1978 toen we met onze toenmalige prive-Skoda (120L) onderweg waren naar het thuisland van die wagens, Tsjecho-Slowakije. Een heel avontuur want dat lag toen nog stevig afgegrendeld achter het IJzeren Gordijn. De importeur van het merk, de chique firma Englebert uit Voorschoten, vond in die periode dat we als dealer-vertegenwoordigers met de door ons verkochte auto naar de fabriek moesten afreizen om zo zelf te kunnen ervaren dat alles wat de toenmalige autopers over ons heen had gegooid aan bagger onterecht was. Die toenmalige Skoda’s kregen die kritiek omdat men in de CSSR anders dan verwacht een erg aardige auto ontwikkelde waarvan de motor echter ‘nog steeds’ achterin zat. En dat had naast voordelen, want goedkoop te bouwen en veel binnenruimte, ook nadelen. Een daarvan, zijwindgevoeligheid. Maar mijn eigen exemplaar had ik voorzien van brede velgen en bijpassende banden, Koni-schokdempers en de auto was ook nog eens voorzien van een zwart vinyl dakje. Het oogde stoer en de rode Skoda deed wat hij moest doen. Gewoon stevig doorrijden over de Duitse Autobahn richting Beieren waar we met nog een stel andere dealers onder leiding van de importeur de stevig bewaakte grens bij Waidhaus zouden oversteken.
Grote klap voor ons allen was het plotseling wegvallen van Rein. Zo maar tijdens het joggen overleden, hij was een zeer sportief type mens, en op relatief jonge leeftijd achterblijvend in een bos. Het verdriet was groot, de verslagenheid ook. Gelukkig voor Lieneke was er een man die haar goed opving en begreep. Met wie ze later ook uit liefde opnieuw trouwde en zo weer kon genieten van het leven. En met wie ook wij snel een meer dan goede band opbouwden. Zo goed dat we elk jaar een paar maal op stap gaan. In binnen- en buitenland. Lachend, proestend, en soms ook elkaar omarmend bij onverwachte zaken die wel of niet leuk zijn.. Een afspiegeling van het leven. En zoals volgens mij een vriendschap ook moet zijn. Zij soms doof van mijn gekwek, ik met schorre keel omdat we zoveel lol hebben. Het plezier dat er in 1978 al aan stond te komen. Op een koude en zeer interessante trip naar het moederland van mijn (..) merk. Wat ben ik blij en dankbaar dat ik die trip ooit kon maken. Want na veertig jaar nog steeds koesteren is best uniek. Dit jaar gaan we het extra aandacht geven. Over het hoe en waar zal vast nog worden bericht….












