Ultieme Mancave…

Ultieme Mancave…

Wie net als ik een eigen ruimte beschikbaar heeft om daar te genieten van de typische zaken die passen bij een mannen of vrouwenleven vol liefhebberijen of al was het maar bekijken van de geliefde tv-programma’s of streamingdiensten, is al snel tevreden, maar droomt ergens toch van iets nog veel groters. Ik zeker, had ik een oud fabrieksgebouw beschikbaar maar wel goed verwarmd, voorzien van water en licht zou ik het snel vol zetten met echte vliegtuigen of auto’s, dan wel treinen en autobussen.

Zelfs boten mochten er dan in. Nou, zelf zal ik die droom niet meer kunnen invullen wellicht, enig realisme is me niet vreemd, in Nieuw-Vennep staat een prima alternatief. Het Nederlands Transport Museum. In een oude Bolsfabriek (ja die van de drank) daar in de Haarlemmermeer is de ultieme mannendroom werkelijkheid geworden. Hallen vol met oude vliegtuigen, de meesten in staat van restauratiebehoefte, museale auto’s en bussen, een enkele boot, bromfietsen, oude boerenkarren en ook een metrostel van de eerste soort uit Amsterdam.

Alles wat wielen heeft krijgt hier een plekje. Ook voor de deur staat het nodige. Treinstellen, wagons, een enkel vliegtuig. Genieten en pure nostalgie soms. Voor hen die houden van toekomstvisies is hier ook de Superbus te zien die ooit door inmiddels overleden astronaut Wubbo Ockels met zijn team werd uitgedacht. Eigenlijk is dat ding zo opmerkelijk modern dat het een dissonant lijkt tussen alle andere ‘exponaten’. Maar schijn bedriegt, want het NTM wil een verhaal vertellen over alle ontwikkelingen in het vervoer tussen de tijd van de Romeinen en onze huidige.

Dat je dan wellicht wat blijft steken in de 20e eeuw is niet zo gek, want doordat men onderdak geeft aan en samenwerkt met 35 andere organisaties kreeg men een grote collectie voer/vaar/vliegtuigen beschikbaar die met name laten zien waarom we dit industrieel erfgoed moeten koesteren. Een DC-2 staat centraal in de hal, dit keer niet in de bekende kleuren van de KLM-kist van dit type die vooral als ‘Uiver’ door het leven ging (replica daarvan staat bij het Aviodrome op Lelystad) maar in de kleuren van de KNILM uit ‘ons Indie’ waar deze oer-Douglassen ook werden ingezet.

Bussen van Maarse en Kroon brachten mij terug naar de jonge jaren toen ik mijn Schipholse kantoorbaan in de wintermaanden met juist dat bedrijf wist te bereiken. In een (afgesloten) ruimte staat nog veel meer fraais. Een Fokker F-VII replica die ooit dienst deed voor de recent uitgezonden tv-serie over Anthony Fokker. Of een Verheul/Kromhout bus van de GVB in rijwaardige toestand naast een Crossleybus ikv de NS die na de oorlog zorgde voor heropbouw van ons interlokale busvervoer. Gebouwd bij de Schelde in Zeeland werden er vele honderden van afgeleverd aan allerlei busbedrijven van toen. Kortom, het is te veel om op te noemen en wat je noemt een substantiele collectie. Wie zoekt naar een gestructureerd museum vindt hier niet wat hij/zij zoekt. Wel veel vermaak voor gezinnen met kinderen. Die kunnen hier best een leuk dagje doorbrengen. Kost een paar euro’s maar dan krijg je heel wat. Inclusief een klein cateringhoekje voor koffie, thee en limonade plus een bescheiden maar leuk winkeltje voor wat herinneringen die je later thuis weer doen terugverlangen naar deze ultieme mancave.

Tussen nu en een paar jaar gaat men de boel verhuizen naar een nieuw onderkomen. Het is wachten op de (trage) gemeente Haarlemmermeer om dat te faciliteren. Dit museum verdient dat….. En dat geldt ook voor een bezoek. Doen! Want een ultiemere mancave als dit museum vindt je nergens. Echt niet. (Beelden: Prive)

Franse trots; Renault!

Franse trots; Renault!

Het was al in de 19e eeuw dat Louis Renault in een door hem geconstrueerde auto rondreed. En op basis van die eersteling bouwde de man door de jaren heen een enorme autofabriek op die na WO2 werd genationaliseerd omdat Louis zelf was overleden in de gevangenis. Zijn rol tijdens WO2 was omstreden geweest en de Fransen rekenden hem dat zwaar aan. Hoe dan ook, Renaults waren ook voor de oorlog al bekende wagens en de licenties voor haar modellen gingen ook naar andere fabrikanten.

Ik beperk me wat tot na die laatste Wereldoorlog omdat ik anders domweg te weinig ruimte zou hebben. Renault kwam in 1946 al weer op de markt, met de leuk uitziende Juvaquatre die echter bijna 1 op 1 was gekopieerd van de toen bekende Opel Kadett. Dat wagentje zou het vele jaren lang volhouden. Dat deed ook de 4CV met zijn motor achterin, vier portieren en lekker aantrekkelijk prijsniveau. Het bleek de Franse Kever te zijn en de onderliggende techniek hield het decennia lang vol.

Zo kenden we later de Dauphine. Prachtig van lijn, technisch baserend op zijn oudere voorganger, maar mateloos populair. Zo zeer zelfs dat het wagentje in Japan werd gebouwd als Hino. Reed je een Gordini had je een flink snellere versie van die brave Dauphine. Een sportievere afgeleide qua vormgeving was de Floride (later Caravelle) die je als coupe of cabriolet kon kopen. Altijd met de motor achterin.

Net als bij de R8/10 serie. Voor de iets beter in de slappe was zittenden was er de grote Fregate. Mooie en moderne auto met de 2 liter motor voorin, die je ook met automaat kon bestellen. Maar die ook roestte dat het een lieve lust had. Met de R4, een ware concurrent voor de Citroen 2CV kreeg Renault een miljoenenhit in de showroom. Talloos waren de uitvoeringen, voor gezinnen en kleine ondernemers. Ook weer in licentie gebouwd bij andere fabrikanten en heel lang in productie gebleven. Met de schitterende (maar o zo roestgevoelige) R16 kreeg Renault een klassieker in huis. Slim uitgedacht en bedoeld om mensen bij de concurrentie weg te houden.

De R6 was een R4 met verlengde carrosserie. Ook in ons land mateloos populair. En zo kunnen we door gaan. De R12, ook als Dacia gebouwd en bekend, de leuke R5, de grote R20 en 30, de wat onbekend gebleven R14, net als de R9/11. Allemaal wagens die het merk naar buiten brachten en bij ons in de Lage Landen onderdeel waren van het rijdend decor.

Zoals later de Clio en Twingo, de Megane, Vel Satiz en zo meer. Daarnaast de bestelwagenreeks Trafic, vrachtwagens, bussen, en nu op weg naar een deels elektrische toekomst. Renault produceert in allerlei landen over de hele wereld. In Zuid-Amerika, Rusland, China, Noord-Afrika, Turkije, Roemenie en zo meer. Het is een groot concern en zal voorlopig nog wel even dominant aanwezig zijn.

De roest heeft men wel iets achter zich gelaten, een deel van de vaak hardnekkige technische problemen ook. Bedenk ook maar dat Renault ook vliegtuigmotoren bouwde, scheepsdiesels en zo meer. Een fraai bedrijf waarop de Fransen terecht aardig trots zijn. (beelden: archief)

Trams van vroeger en nu…

Trams van vroeger en nu…

Als jong mens had ik zoveel interesse voor alles wat van doen had met het vervoer vanuit die jaren dat ik o.a. ook het tramverkeer van toen aardig bestudeerde.

Zo waren er de blauwe trams van de hoofdstedelijke GVB waarmee je voor relatief kleine prijsjes dwars door de stad kon reizen. Overstappen was een fluitje van een cent en je kon er mee tot elke uithoek van de stad komen. Slechts het noordelijke deel van de stad bereikte je uitsluitend per boot, pont en bus. Het railverkeer kwam daar niet. Daarnaast was Amsterdam voorzien van een uitgebreid regionaal tramlijnennet waarvan de blauwe NZH-trams de meest bekende exponent was. Daarmee reisde je bijvoorbeeld vanaf het Spui naar Zandvoort, al dan niet met overstap in Haarlem. Veel van die regionale tramlijnen werden in de jaren waarin ik opgroeide overigens opgevolgd door busverbindingen met een hogere graad van op tijd rijden en dito comfort.

De stedelijke verbindingen bleven gewoon door trams ingevuld. Amsterdam een van de weinige steden in ons land waar men consequent voor dat type railvervoer koos. Elders in het land vond men de bus ‘toch handiger’. In onze buurt reden veelal blauwe spitsneuzen die o.a. op Lijn 3 en 4 opereerden. Voor de wat luxere Stadionbuurt en het chique Zuid koos men voor de relatief nieuwe drieassers met hun gesloten passagiersruimten en comfortabeler inrichting. Lijn 24 en 25 de exponenten daarvan. Na 1956 startte men met de vervanging van ouder materieel via de gelede trams. In Nederland gemaakte wagens met veel meer comfort en wat zwaardere motoren.

De bestuurders nu in een soort cockpit voorin, waarbij het aloude draaiwiel voor bediening van de elektrische aandrijving in eerste instantie was vervangen door een soort sidestick die je naar voren of achteren bewoog naar gelang de behoefte van accelereren en remmen. Een verbeterde versie van die nieuwe tram was de dubbelgelede die een extra tussenstuk kreeg en twee scharnierende onderdelen die met een soort rubber blaasbalg waren afgesloten. Al snel werd dat de standaard tram van het GVB en verdwenen de ‘blauwen’ steeds vaker uit het straatbeeld. Door de jaren heen kwamen er steeds meer tramtypen in gebruik. Er werd een verbinding aangelegd met Amstelveen. Ook daarvoor zette men bij het GVB nieuwe trams in.

Een mengelmoes van typen was het gevolg. De ene tram wat succesvoller dan de andere. Begin deze eeuw kregen we de Combino’s. Prachtige in Duitsland gebouwde trams met een bijna metro-achtige inrichting en uitstraling. Oudere trams verdwenen daarop vaak naar het buitenland. O.a. naar Polen waar ze nog jaren dienst zouden doen. Van de oude blauwen bleef een klein aantal over om door liefhebbers vol liefde rijdend gehouden te worden. Intussen zijn er weer nieuwe trams bijgekomen.

Met prachtig gestroomlijnde neuzen, terwijl men op de Amstelveenlijn wederom aparte trams inzet die tegenwoordig geen last meer hebben van gelijkvloerse kruisingen. Het comfort op hoog niveau, maar helaas geldt dat ook voor de gevraagde tarieven. Het mag kennelijk wat kosten, dat O.V. Opmerkelijk is dat men nu ook de Amstelveenlijn gaat doortrekken naar Uithoorn. Terug naar de tijden van de vroegere stoomtrams die Amsterdam verbonden met omliggende gemeenten.

Efficient, duurzaam en snel. Waarmee ook de typische regionale forens kan kiezen voor een ander vervoermiddel dan de voor de hand liggende auto of fiets. Ook de nieuwe verbinding naar IJburg kreeg een tramverbinding waarbij men twee Combino’s aan elkaar koppelt, waardoor een soort stadstrein ontstaat. Het succes van de tram meteen bewezen. In de stad een groot succes. En zo hoort het ook. Net als toen. En voorbeeld voor vele steden waar men maar blijft vasthouden aan die bussen die toch net even minder efficient zijn. En o ja, Amsterdam kent intussen ook een metronet met maar liefst vier lijnen. Zowel boven- als ondergronds actief. En zo weten we uit eigen ervaring, heel erg praktisch om snel vanuit de buitenwijken of periferie naar het centrum te komen of omgekeerd……. En dat dan gezien vanuit het perspectief van een echte autoliefhebber zoals ik dat ben. Maar daarover schreef ik al vaker…. (beelden: eigen archief/collectie)

Dubbeldeks…

Dubbeldeks…

Als ik iets als typisch Brits ervoer in mijn jongere jaren, dan toch wel die dubbeldeksbussen daar en de zwarte speciaal gebouwde taxi’s. Met name die dubbeldeksbussen, veelal in de kleur rood, vond ik bij bezoeken aan dat land geweldig. Later bleek me dat het fenomeen dubbeldekker ook elders in de wereld bekend was. Wat te denken van de stad Berlijn waar ze ook al van voor de oorlog bekend waren of steden als Hong Kong waar de Britten ze uiteraard meebrachten en daar tot ultieme vorm werden uitgebouwd.

Het fenomeen op zich komt voort uit de oude voorschriften voor paardenkoetsen en latere paardentrams in het Verenigd Koninkrijk. Met smallere voertuigen die hoog werden uitgevoerd kon je meer passagiers vervoeren, waarbij de mensen die wat meer betaalden in het overdekte deel onder in die koetsen plaatsnamen en de mensen die weinig betaalden boven op een open dek werden neergezet. De autobussen met motor die later de paarden opvolgden bleven dit patroon volgen.

Veel straten in het VK zo smal dat je met deze voertuigen wel en met bredere bussen niet kon passeren. De Britten waren er zo gek op dat ze indertijd ook dubbeldeks-trolleybussen gebruikten en zelfs dubbeldekstrams. Kijk meer eens in steden als Brighton waar ze die oude trams nog wel gebruiken voor toeristisch verkeer. Ook in Hong Kong kent men die dubbeldekstrammetjes nog. De bussenbouwers van het VK waren AEC, Daimler, Leyland en Bristol om er maar een stel te noemen.

Eerst hadden die wagens de motor voorin, naast de chauffeur, later bouwde men die motoren achterin en kreeg de chauffeur een platte neus voor zich. De bussen groeiden vooral in lengte en zijn veelal van zo’n 10-11 meter lang verlengd naar dik 13 meter. Op die manier kon je op die twee dekken al snel een dikke 100 passagiers vervoeren. Bij de oudste bussen had je achterop een open platform waar passagiers onderweg konden op- of afstappen.

De conducteur van dienst (bijnaam Clippie omdat hij daar je kaartje knipte) zorgde dat zwartrijden niet mogelijk was. De moderne bussen zijn van de eenmansdienst waarbij de chauffeur dubbele taken heeft en moderne stempel/scan-automaten zorgen dat mensen zelf hun kaartjes kunnen in/uitchecken. Het comfort ging er uiteraard ook op vooruit. Buiten het Verenigd Koninkrijk is Ierland een van de grootste gebruikers van dubbeldekkers. Daar zet men ze ook in buiten de grote steden, wat in Engeland of Schotland anders is.

Daar benut men vaak speciale enkeldeks bussen voor dat regionale vervoer. In steden waar je geen last hebt van over de weg hangende tramlijnen of elektriciteitsdraden zie je die dubbeldekkers overal rijden. In Berlijn heb ik er ook vaak in gereisd en dat was plezierig. Ook die Britse bussen benutte ik graag en in Edinburgh was de verbinding tussen vliegveld en stad met deze bussen ingericht. Ik maakte er graag gebruik van. Vooral bovenin en vooraan is het een schitterende uitkijkpost waar je veel van de omgeving in je op kunt nemen.

En je ook meteen een dwarsdoorsnede van de per land of stad verschillende passagiersgroepen kunt ervaren. Ook in ons land kom je nu dubbeldekkers tegen. Eerst alleen bij die typische toeristenbussen voor langere afstanden. Vaak met een eigen catering aan boord en zelfs toiletten. Later ook op lijndiensten. Zo rijd R-Net met dit soort bussen tussen Haarlem Centraal en Amsterdam VU op en neer om zo het individuele forenzenverkeer te verminderen. Jammer dat men bij inzet van die bussen niet had gedacht aan de bovenleidingen van de trams in de hoofdstad, die hingen lager dan de bovenkant van die bussen wat leidde tot een hoop noodzakelijke aanpassingen. Maar nu functioneert het.

Ook elders in NL zie je nu wat dubbeldekkers verschijnen op lijndiensten. Je kunt er domweg meer passagiers mee vervoeren dan in die bij ons meer bekende gelede bussen van het OV. De dubbeldekker stond een aantal jaren terug onder druk in het Londense OV. Er werden ook daar steeds meer gelede bussen aangeschaft. Dat vond toenmalig burgemeester Boris Johnson maar niks en hij gaf opdracht tot de ontwikkeling van een nieuw bustype dat speciaal voor Londen moest zorgen dat deze wagens niet zouden verdwijnen. Men noemde de nieuwe fraai afgeronde bus, de Routemaster 2, naar zijn illustere voorganger uit 1958. En zo was de cirkel rond. En blijft Engeland toch een beetje bijzonder. Wat ze zelf natuurlijk prachtig vinden. Zelf reed ik mee in dubbeldekkers in Londen, Edinburgh, Dublin, Berlijn, Praag, Essen, Florida om maar wat steden en streken te noemen en ik vond het iedere keer weer leuk…. Zelf ooit wel eens een soortgelijke ervaring gehad?? Ben benieuwd…(beelden: Yellowbird archief/internet)

Risico’s

Risico’s

In de periode van intussen dik anderhalf jaar dat er een onzichtbaar maar kennelijk gevaarlijk virus door onze samenleving waarde, reden we zeker in de auto heel wat minder dan voorheen.

Je zou denken dat dit een gunstig effect had op veel waar de linkse kerk graag naar wijst. Maar dat bleek minder het geval. De CO2 uitstoot bleef gewoon gelijk. Het totale verkeer was nog maar een fractie van voorheen, maar die uitstoot bleef gelijk. Vreemd. Confronterend ook het feit dat het aantal verkeersdoden in dat zelfde verkeer weliswaar terugliep (2020 tov 2019) maar dat we met name een verschuiving zagen bij de vervoersmiddelen waarin/op men dodelijke ongelukken constateerde. Auto’s daalden qua aandeel flink, maar het aantal doden in het verkeer op de fiets steeg sterk. En dat bleek ook de enige sector waar het aantal doden flink steeg. Van 203 in 2019 naar 229 in 2020.

Een derde van al die betreurde doden verloor het leven bij ongelukken met e-bikes. En dat is confronterend. Want juist de overheid, gesteund door allerlei milieu-organisaties zetten in op beleid om ons allen uit de auto op de e-bike te krijgen. Immers, zoveel beter voor het klimaat in bijvoorbeeld China en zgn. vrij van uitstoot. Maar de gevolgen van die omschakeling op tweewielers heeft bijkomende effecten die niet bepaald plezierig zijn. Gek genoeg zie je in alle andere categorieen verkeersdeelnemers dalingen. Ook bij scooters en brom/snorfietsen. Maar die e-bikes springen er bovenuit. Oorzaak en gevolg natuurlijk ook gemeten. En dan blijkt dat vooral veel ouderen kiezen voor zo’n elektrische fiets. En die gaan er dan ook meteen hele einden mee rijden op relatief hoge snelheid. Ze denderen door het verkeer heen zonder al te veel inzicht van regels en verwachtend dat andere weggebruikers hen wel de ruimte gunnen hun snelheid te ontwikkelen.

Datzelfde beeld zie je ook bij wielrenners. Een belangrijk deel van die verkeersdoden heeft ook van doen met hen die menen dat elke openbare weg dan wel fietspad bedoeld is om het wereldrecord snel van A naar B fietsen door hen mag of moet worden verbroken. Men rijdt tegen de rijrichting in over rotondes, neemt bij verkeersremmende zaken voor auto’s niet de voor fietsers ingerichte uitwijkstroken maar blijft keihard doorrijden op de autowegen en zo meer. Dat er dan doden en gewonden vallen is min of meer te verwachten. En cijfers liegen niet mensen. Kortom, veel pleit om de fiets te laten staan en gewoon per auto te reizen en als het niet anders kan het OV te nemen. De cijfers voor dit jaar zullen niet veel anders worden vrees ik. De doelstelling van het SWOV om in 2020 nog maar (..) 500 verkeersdoden op jaarbasis te behalen is met een totaal van 610 nog lang niet bereikt. En dat in een jaar waarin de economie in de lockdown stond en het verkeer net aan 45% van het normale totaal bereikte. Dat belooft niet veel goeds voor als we weer massaal de weg op gaan zoals we in de tweede helft van dit jaar ongetwijfeld gaan doen….U bent gewaarschuwd…(beelden: Archief)

De schone auto…

De schone auto…

En laat je nu niet aanpraten dat een dergelijke frase moet hangen aan elektrisch rijden of het ongekend gecompliceerde hobbelen op waterstof, nee, de gemiddelde benzine- en dieselauto is nu zoveel schoner dan pakweg 10 jaar geleden dat zelfs de meest overtuigde groen-linkse gardist er geen feitelijke argumenten meer tegen kan gebruiken.

Daarbij zijn wij in de wereld over het algemeen verstokte auto-gebruikers geworden. 75% van de bevolking wil met de auto zijn/haar vervoer regelen. Die andere 25% zoekt het op de fiets, in het OV of blijft gewoon thuis. 80% van ons totale vervoer over land, doen we met de auto. Niet omdat het alleen maar leuk is, wat het is natuurlijk, maar ook omdat we met de auto onze vervoersdrang flexibel en in vrijheid kunnen invullen. Auto’s bieden door-to-door de grootste vrijheid voor vertrek en aankomst, besluiten we onderweg een omweg te maken voor een opduikend winkelcentrum of bosgebied waar we even willen lopen, kan dat. Probeer maar eens hetzelfde in het OV. Lukt je niet.

Kortom, de auto biedt vooral een gevoel van vrijheid. En tegenwoordig dus vele malen schoner dan men ons nog wel eens wil doen geloven. En als we de grondstoffen en bouwwijze van de ene soort auto met de andere vergelijken is de druk op onze aarde en het groene karakter daarvan even groot. Stroom komt niet uit de grond, is niet gratis en vraagt om een aanpassing van onze totale samenleving. Auto’s zorgen ook voor welvaart. Als we de linkse, soms wel erg elitaire, stromingen qua filosofie moeten volgen zou de postkoets, paardentram of trekschuit voor het volk een ideaal alternatief zijn, want die CO2 uitstoot en zo meer…. Daarbij ‘vergeet’ men dan graag de uitstoot van andere bronnen dan het verkeer mee te tellen in de optelsommen waarmee men de argumentatie onderbouwt.

Het nieuwe thuiswerken als oplossing voor het fileprobleem?? Zeker voor een deel. Juist zij die nu in Tesla’s rondrijden blijken prima thuis te kunnen werken. Ze hebben die auto van de baas, net als de laptop of de smartphone, ze wonen net even ruimer, zijn ook wat minder nodig op kantoor of bedrijf. Maar voor de gemiddelde werknemer is die auto domweg zijn of haar benodigde vervoermiddel om op het werk te komen, dan wel klanten te bezoeken. Hoe aardig al die beeldvergaderingen ook lijken, persoonlijk contact is in vele beroepen toch handiger. En als we tegenwoordig (peilpunt: April) onderweg zijn is het naar persoonlijke observaties weer gezellig druk op de wegen.

In de bus en trein zag ik afgelopen maanden toch vooral lege plekken, en in sommige bussen die hier voorbij trekken aan mijn blikveld zit overdag (behalve de chauffeur..)helemaal niemand. Gelukkig draait dat OV veelal op subsidie, dus die bussen rijden nog wel even, maar de frequentie gaat vast een stuk terug. Hoe graag we ook willen doen geloven dat fietsen het alternatief is voor de auto, een stevige regenbui doet je al snel van gedachten veranderen. Ouderen kopen zich tegenwoordig een elektrische fiets, logisch want leuk voor de pretritjes en veel van hen rijden niet zo graag meer in de auto. Prima ontwikkeling, al maakt het de gemiddelde snelheid op fietspaden wel een flink eind hoger. Maar vergeet ook niet dat de stroom voor al die accu’s op die fietsen ook ergens vandaan moet komen. Kortom, extra belasting van het stroomnet. Vrijheid=blijheid!

En met die auto komt ook dat enorme vol met heffingen zittende mobiliteitsfonds. Betaald door weggebruikers in hun autootje, maar veelal benut voor zaken die niks met het individuele verkeer van doen hebben. Zoals het op de rails houden van de monopolistische NS, het laten rijden van het verdere OV en de draaimolen-subsidies om al die extra stroom op te kunnen wekken voor hen die menen dat zij groen leven. Zonder auto stort ook die deel-economie in. En intussen moet die automobilist maar leren leven met door kennelijke wappies bedachte ineffectieve milieuzones, drempels, rotondes, snelheidsbeperkende maatregelen, pesterijen, een uitgedragen negatief imago opgeplakt door geitenwollensokkentypes, terwijl de feiten in hun (de automobilisten) voordeel spreken. Wellicht is het tijd om daar eens aan te denken als we weer eens bij de pomp ontdekken dat onze overheid tegenwoordig 80% van de literprijs omzet in belastingen en accijnzen. Een vorm van stelen die het leugentje om bestwil van Rutte in april doet verbleken tot een niemendalletje. Immers….Linksliegt! En dat al jaren vrij consequent. De ontluisterende omvang daarvan doet alles relatief zijn. Intussen wens ik alle lezers/essen heel fijne en veilige kilometers… (Beelden: archief)

Europese auto-economie…

Europese auto-economie…

Voor hen die denken dat we het best wel zonder auto-industrie zouden kunnen stellen is het wellicht goed te weten dat volgens Europese cijfers op dit gebied bijna 3 miljoen mensen hun brood verdienen aan deze tak van sport. 3 miljoen!

Ga je dan de aanpalende leveranciers daarbij optellen zijn die cijfers nog opzienbarender. De auto-industrie is gewoon heel belangrijk voor de werkgelegenheid. Kom daar maar eens om als je denkt met zeilboten, trekschuiten of paardentrams de toekomstige bevolkingsgroei en vervoersbehoeften te bevredigen. Wel is het zo dat er een groot onderscheid is waar je woont of werkt. Kijken we naar de aantallen geproduceerde voertuigen ligt Duitsland nog steeds veruit op kop.

De Duitsers bouwden alles opgeteld in 2019 (laatst bekende cijfers) bijna vijf miljoen stuks, gevolgd door Spanje dat ongeveer de helft minder bouwt op jaarbasis maar de Fransen op flinke afstand achter zich weet te laten. Deels komt dit door de vestigingen van merken uit Japan, Duitsland of Frankrijk die daar auto’s laten fabriceren. Op de vierde plek staat Tjsechie, waar men naast Skoda en Tatra ook nog de nodige fabriekslijnen kent voor merken als Hyundai of Kia. Engeland, toch altijd een top-natie op dit gebied geweest bouwt minder dan de Tsjechen en dan ook nog met dank aan Japanse autobouwers als Honda, Toyota en Nissan, terwijl men zelf nog wat Ford’s en Vauxhall’s in elkaar schroeft.

Een groeinatie is Slowakije, het oude zusterland van de Tsjechen, waar men toch vooral auto’s voor derden bouwt. Heel wat auto’s uit andere landen worden hier in mekaar gezet. Als je die twee oude fusielanden bij elkaar optelt zijn Tsjechie en Slowakije goed voor een meer dan sterke tweede positie na Duitsland en ver voor Spanje. Als je kijkt naar de productie van de Italiaanse merken zie je direct dat die in het totaal niets meer voorstellen. Nog geen 50% van wat de Slowaken bouwen komt uit dat Zuid-Europese land. De eerlijkheid gebiedt wel dat met name Fiat nog wel wat modellen laat fabriceren door de Polen die dan ook als auto-industriele natie worden gezien, net als de Roemenen die naast hun eigen Dacia’s ook voor anderen mogen bouwen.

Al was dat maar op de prijs. Zweden, ooit een grootmacht op dit punt, bengelt nu op een 11e plek toch wat onderaan. Maar nog altijd boven Nederland. Opvallend dat wij ook nog steeds op die lijst staan, Met dank aan DAF en VDL. Maar in aantallen stelt het niet zoveel voor. Het land waar de minste auto’s worden gebouwd is Finland. Valmet de grootste fabriek daar en die bouwen vooral ook voor derden. Kortom, een interessant landschap waarin je de grote landen ziet en de kleintjes. De uitwisseling daartussen maakt dat groei en krimp elkaar afwisselen. Na 2020 kon het wel eens anders worden allemaal. Maar dat is iets wat later nog eens aan de orde kan komen. (Beelden: Yellowbird archief)

Even terug naar … Bedford!

Eigenlijk had het merk qua eerste letter thuisgehoord voor Buick of BMW, maar ik was het even vergeten. Dus nu alsnog. Een merk waarvan velen vast wel eens hebben gehoord, maar dat we nu, anno 2020, zelden meer voorbij zien komen; Bedford! Een ooit zeer groot merk waarvan ook in ons landje talloze trucks en bestelwagens voorbijkwamen. Grote transportbedrijven of leveranciers als Coca-Cola hadden hele vloten van deze wagens in gebruik en ook de PTT had heel wat bestellers van dit Britse merk onder dak. Oorspronkelijk dateert de naam Bedford van 1931 toen het als Britse tegenhanger voor ook in Engeland gebouwde Chevrolet bestel- en lichtvrachtwagens uit de grond werd gestampt en in feite de bestelwagenpoot werd voor het merk Vauxhall. Al snel maakte men hele reeksen lichte trucks en bestelwagens en pakte een behoorlijk deel van de toenmalige markt. En Bedford speelde in op klantenwensen want men bood talloze varianten aan op een enkel thema.

Van sommige vrachtwagens maakte men ook bus versies en die werden mateloos populair. Denk maar aan de befaamde OB die tijdens en na de oorlog heel wat busbedrijven op de wielen zette. Dat gold overigens ook voor de afgeleide trekkers, trucks en Vans. Tijdens WO2 bouwde men voor de Britse strijdkrachten meer dan 250.000 voertuigen van diverse pluimage, aangeduid als de OY, OX en QL. In 1947 had men al meer dan een half miljoen bedrijfswagens gebouwd maar baseerden veel van die wagens toch nog steeds op vooroorlogse typen. Dat moest anders vond men en al snel leverde men opgewaardeerde en gemoderniseerde trucks en trailers, maar kwam men ook met de op dat moment zeer modern aandoende CA-besteller.

Die wagens verschenen in 1954 en hadden o.a. een plezierig korte neus, schuifdeuren en een netjes presterende 1,5 liter motor die 56 pk leverde. Deze wagens kwamen er als echte bestelwagen maar ook als minibus, aangeduid als Utilabrake die zelfs 12 passagiers kon vervoeren. Nog een truck die het bij ons goed deed was de TK. Een modern ogende front bestuurde truck met een uit de VS overgenomen styling. Via een tunnel achter onder de cabine kon je als monteur bij de motor komen en dat hielp weer bij het onderhoud. Ze waren er o.a. met zescilinder benzinemotoren en ook een bijna 5 liter grote diesel. TK’s waren stoere wagens die heel lang mee gingen en je nu nog wel eens ziet bij klassieker-bijeenkomsten.

Latere trucks groeiden qua formaat en motorvermogen, terwijl ook het laadvermogen steeg. Bij de bestelwagens nam Bedford vooral marktaandeel weg van andere merken met de CF. Een erg aardige besteller en Van die maar liefst 11 jaar geproduceerd werd. Kom je nu nog wel eens tegen als ijscoverkoopwagen of als klassieke camper. Voor de wat kleinere vervoerder bouwde men wagens op basis van de Vauxhall Viva en Chevette. Later mocht men ook bestellers leveren aan Opel toen daar de eigen bedrijfswagendivisie werd gesloten. In onze streken verdween Bedford ergens in de jaren tachtig van het toneel. In het Verenigd Koninkrijk ging het nog even door met het merk, al leverde men dan vaak auto’s die door anderen waren ontwikkeld. Zoals de Suzuki Carry die onder het Bedford label werden verkocht. Mooi merk, dat ondanks de Amerikaanse wortels, toch oer-Brits was en ook in onze streken een prima naam had. Blijft toch jammer dat je dit spul niet meer ziet. (Foto’s: Internet/Yellowbird archief)

Werken op Schiphol 2 – Pionieren…

Die chef van dat kantoor waar dit verhaal over gaat, Ruud Breems, was nog een transportman van de oude stempel. Gek op het declarantenwerk dat hij ook altijd in Amsterdam had gedaan. Export was niet zijn wereld. Maar hij legde me de fijne kneepjes van het vak wel uit. Daar was ook nog tijd voor want in die beginperiode zaten er best wel eens hiaten in het werkaanbod. Zeker die exportzendingen kwamen pas in de loop van de middag wat op gang. Niet altijd naar de zin van mensen zoals ik. Want dat hield soms in dat je pas laat aan de slag kon of moest en allerlei hindernissen moest nemen die lagen tussen jouw plan- plus typewerk en het vliegtuig dat het vervoer voor haar rekening moest nemen. En dat waren er indertijd nogal wat. Want we leefden in een andere wereld dan nu. De EU bestond niet, heette toen nog EEG, en als je binnen de toenmalige grenzen van dat gebied iets vervoerde had je naast een exportformulier voor de douane, ook nog een speciale verklaring nodig dat het hier ging om EU-goederen.

Alles omwille van de in/uitvoerrechten. Daarnaast was er de in een dik boek verpakte wetgeving rond al dat vervoer. Je moest een wetboek bijna uit je hoofd kennen waarin de goederen op typische overheidsmanier werden beschreven, gevolgd door een statistieknummer dat dan weer werd verwerkt bij het CBS. Een afwijking van de interpretatie leidde al snel tot hele discussies met de toen overal actieve douanemensen die je het leven als expediënt (want zo heette dat vak wat ik me eigen had gemaakt) aardig zuur konden maken. Immers, omdat we nog geen loodsmensen of chauffeurs in dienst hadden moest je alles zelf doen. Dus ook met die erg vervelende douanelui door een deur zien te komen. Zeker als je haast had, en veel van die luchtvrachtzendingen hadden dat per definitie in zich, je moest immers ook nog een vlucht halen. En daarover valt ook nog wel iets te vertellen. Want anders dan je zou verwachten en nu meer gebruikelijk, vervoerden de toenmalige luchtvaartmaatschappijen de meeste vracht gewoon in het ruim van hun passagiersvliegtuigen. En die waren nog niet meteen van het formaat ‘jumbojet’ dus dat was soms echt opmeten van de kartons of kisten die door klanten werden aangeleverd en dan maar zien hoe je het spul bij de uitverkoren maatschappijen onder kon brengen. Vaak moest je dan ook een route bedenken voor die handel.

Via Londen, New York, of Parijs dan wel Frankfurt naar de eindbestemming. Voor de buitenlandse maatschappijen was het zaak zoveel mogelijk weg te kapen van die Nederlandse markt. KLM was daarop toen zeer dominant maar ook anderen deden hun best de nodige lading aan boord te krijgen. Eigenlijk was luchtvracht een flinke extra bron van inkomsten die men in die jaren goed kon gebruiken. Het echte zware werk moest je dan via vrachtvliegtuigen laten vervoeren. Dat ging meestal prima, want die hadden grote laaddeuren en een versterkte vloer. Maar dat was nog de romantische kant van het verhaal. In de praktijk moesten er ook de nodige documenten voor dat vervoer worden gemaakt. Airwaybills bijvoorbeeld waarop je dan alle informatie van de klant, lading, route, maatschappij, gewicht, maten en het kilotarief moest opnemen. En die dingen tikte je dan in 15-voud of zo en verdeelde ze voor vertrek over o.a. die douanedocumenten, de lading en je eigen administratie. Dan maakte je de plaklabels met informatie over de zending en bestemming en het betreffende AWB-nummer en monteerde die (nog met echte vloeibare lijm)op de actuele lading. En dan bracht je alles naar de loods van KLM of AG waar het dan weer door een extra molen moest van de airline of diens vertegenwoordiger. Veelal was de geadresseerde van de zending een bevriende agent in de plaats waar het vliegtuig uiteindelijk de lading zou afzetten. En die agenten waren weer jouw tegenpool in dit werk. Gaf je hun de nodige lading (en dus klanten) stuurden ze jou weer allerlei sales-leads die dan moesten worden opgevolgd voor binnenhalen als klant. Het was een echte en uitgebreide leerschool, maar het beviel me uitstekend. Bleek goed voor het avontuurlijke, de talenkennis, maar zeker ook het daadkrachtiger zakelijk zijn. En dat alles in combinatie met die toch heel bijzondere Schipholse wereld. (Foto’s: Yellowbird collectie/archief)

Vakantie vieren…

Het is er intussen de tijd van het jaar voor. Hele volksstammen vertrekken in de komende weken weer naar allerlei leuke vakantiebestemmingen. De een zoekt het dichter bij huis dan de ander, als we niet in Verweggistan zijn geweest is het kennelijk niet goed voor ons eigen ego of de bijbehorende geneugten. We vliegen, sporen, bussen en rijden er wat aan af. Was vroeger wel anders. Een weekje Zandvoort was al een heel ding, veel gezinnen hadden er het geld gewooon niet voor. Bij ons was dit anders. Mijn toch eerzuchtige moeder wilde elk jaar wel weg. Ze vond dat ze er recht op had na een jaar hard werken. En omdat haar interesse uitging naar Limburg en dan met name de heuvels in die hoek van het land, wisten wij als kinderen al dat we ieder jaar die kant op zouden gaan. Wel altijd met verschillende auto’s, want leasepa ‘deed in die dingen’ en pakte er gewoon een uit de voorraad.

Werden soms avonturentochten. Gelukkig had hij gouden handen, en kon alles onderweg repareren als het mis ging. Nog groter genoegen voor ma, klandistien de grens over naar Belgie. Wat soms niet zo handig was, want er was ook nog controle tussen de diverse landen en zonder papieren aan de grens tegengehouden worden was goed voor veel onrustige spanning. Gek genoeg vonden de ouders dit leuk. Nu moeten we als gemiddelde Nederlander kennelijk vooral ver weg. Met het hele gezin. Inclusief baby en soms huisdier. Of je die er nu zo’n plezier mee doet? Ik herinner mij dat we ooit naar Griekenland vlogen met onze toen nog peuterzoon. Die vond het daar prachtig. Want je kon op het strand scheppen en met je voeten in de zee. En hij werd er bruin van huidskleur.

Een jaar later aan de Nederlandse kust, mijn broer en schoonzus waren indertijd uitbaters van een strandtent en wij waren in de buurt, zag ik precies hetzelfde beeld. Scheppen en voetjes in de zee. Om daar nu dat hele eind voor te vliegen…. Toch heb ik wel mooie herinneringen aan gemaakte reizen hoor! Zoals een rondreis door West-Turkije om maar iets te noemen. Prachtig! Een trip door Florida! Geweldig! Onze reizen naar en door Schotland, de al eens eerder genoemde trip over Gran Canaria per bus om zo aan de bakover in het zuiden te ontsnappen. Geweldig was ook de trip naar Barcelona, paar jaar terug. Heerlijke stad. En natuurlijk de vele, vele, vele keren dat ik in Praag te vinden was. Met de auto of per vliegtuig.

We zagen veel, we aten vaak heerlijk en dronken over het algemeen in goede sfeer een lekker drankje. Snoven vaak de cultuur van zo’n land of stad! Maar dat gevlieg, beter, het gereis in het algemeen staat me nu steeds meer tegen. Rijden is ook zoiets. Ik vind het nu nog wel mooi om een uur of vier achter mekaar door te moeten rijden. Maar langer niet. Toch reden we vroeger in een klap naar Parijs, Praag, Frankfurt. Deden daar ons ding en reden weer terug. Moet er nu niet aan denken. Plezier heb ik aan korte stedentrips. Met onze lieve vriendjes links en rechts. Kerstmarkten in diverse steden, gewoon toeristische tripjes in NL en B. Je ziet of beleeft soms zaken die je nooit eerder had bedacht.

En regelmatig even naar het Duitse land voor onze invulling van lijstjes met zaken die we naar onze mening of voorkeur niet kunnen missen. En dan een schnitzeltje aan de Rijn eten met een goed glas. Altijd fijn, smakelijk, sfeervol en zeer bevredigend. Dat ik dan al weer snel thuis bij de poezen kan zitten is voor mij wel voorwaarde. Ik geniet toch het meest thuis ontdekte ik een paar jaar geleden. En denk maar niet dat dit saai is. Wel veel rustiger. De oude heer Meninggever heeft al zoveel gezien. Honderden uren gevlogen, tienduizenden gereden, en dan dat is best een mooie balans. Huis is thuis, ver is leuk, maar ik laat het graag over aan anderen. Dus reist vrouwlief af en toe gezellig af naar die plekken die zij graag wil bezoeken. En geniet ik op mijn beurt van de vrijheid niets te hoeven. Je moest eens weten hoe leuk dat is….En jij beste lezer, vakantieganger. Campingliefhebber? Gek op de Fransen of de Italianen?? Ik ben echt benieuwd. Ook naar je eventuele wensenlijstje. Waar wil je nog eens heen??  (Beelden: Yellowbird archief/internet)