
En voor de goede orde, ik pleit zeker niet voor het opsluiten van een volk achter muren of binnenshuis. Dat past meer bij de liefhebbers van DDR-achtige dictaturen of zo. Nee, het gaat mij ook dit jaar weer eens over die wonderlijke behoefte om vakantie te vieren op zeer ver van ons landje gelegen plekken. Omdat men anders het gevoel heeft ‘niet echt op vakantie te zijn geweest’. Tuurlijk, men trok in meerderheid naar het zuiden van Europa, waar het zo mogelijk nog warmer was dan bij ons in deze prachtige zomer, maar vaak ook veel verder. Nu Covid ons wat heeft verlaten kon er weer gereisd worden en dus was het op de vaderlandse (en Europese) luchthavens extra druk.

Sommigen vlogen naar favoriete bestemmingen in Spanje of Portugal, anderen verkozen IJsland of Azie. Bij een van onze buurtgenoten gingen de kinderen met vader mee (1 op de 3 gezinnen kent een scheidingsverleden, dit gezin ook..) naar Jamaica. Want daar was het zo leuk voor ze… Het zal best hoor, maar dan ken ik er nog wel een paar. En moet meteen terugdenken aan hoe het in onze jeugd was. Zoals al eerder beschreven (22-7jl) waren de meeste mensen in ons land zeer hard werkende loonslaven of zelfstandigen die door zich in het zweet of de olie te wentelen een inkomen moesten verwerven. Vakantie was veelal net een week lang, later net in de tijd twee misschien. En daarvoor moest je dan geld reserveren.

Bij ons in de toenmalige hoofdstedelijke straat waren bij sommige arbeidersgezinnen het Zgn. ‘Fransche Kamp’ bij Bussum populair, maar ook Bakkum werd door de veelal puur Amsterdamse bevolking met liefde bezocht. Tentje mee, of als je meer geld had, een huisje in de kuststreek waar je dan in frisse lucht maar wel in nog primitievere omstandigheden dan thuis, moest zien hoe je je door de dagen heen ontspande. Veel van mijn straatvrienden van toen genoten er van. Ik niet. Mijn moeder was er ook niet van. Zij hield van luxe en rust. En die vond ze in Limburg. Valkenburg de favoriete bestemming. En dan niet in een tent maar in een hotel of tenminste een onderkomen bij mensen die redelijk comfortabele kamers verhuurden. Van daaruit trokken we dan met de auto, ja mensen die hadden wij al heel lang, naar Belgie en als climax het Drielandenpunt bij Vaals.

Keek je zo naar Aken, toch een spannend gebied. Want leasepa had wat meegemaakt met die ‘moffen’ zoals hij ze noemde en weigerde categorisch een stap over de Duitse grens te zetten. Terug thuis werd er best tegenop gekeken. Helemaal naar Limburg…Later in het leven hoorde ik dat jeugdvrienden naar verre oorden als Italia of Oostenrijk reisden. Hun ouders hadden intussen ook een VW of Opel gekocht en durfden die reizen wel aan. Wij gingen toen nog steeds naar Valkenburg. En daar werd best meewarig naar gekeken. Zo gaat het nu ook met die verre reizigers. Nu ik zelf veel van de wereld zag vind ik mensen die naar Frankrijk gaan min of meer hetzelfde als zij die vroeger naar Valkenburg reden. Nee, dan Jamaica…..dat is pas wat. Maar ik laat het wel met plezier aan me voorbij gaan. Geen zin meer in. Maar het zal er vast heel leuk zijn. Al was het maar om die muziek…. En intussen ben ik natuurlijk nieuwsgierig naar waar jullie, beste lezers, naartoe gingen in de jeugd en wat je nu trekt als bestemming?? Gooi het er maar uit hoor… (Beelden: Prive-archief)





















Als we het nu toch hebben over normen en waarden (..) komt me opnieuw naar boven hoe wij vroeger als kinderen in een wereld leefden waarin je van alle kanten werd bijgebracht wat wel of niet door de beugel kon. Deden je ouders te weinig aan dat bijbrengen van de toen geldende regels waren er de zeer strenge en fysiek aardig uitdelende leerkrachten op school. Een van die zaken die je vanaf moment een mee kreeg was dat je natuurlijk niet knokte met anderen. Als woorden tekort schoten werd er overigens ook door ons kinderen best wel eens uitgedeeld. Ik zag dit in de dagelijke praktijk vaak voorbij komen. Volwassenen namen daarbij eerder het initiatief dan jeugdigen. Als ik naar de dag van nu kijk zie ik een totaal andere wereld. Een wereld waarin mensen uit gaan en zich op voorhand bewapenen. Letterlijk!
Met messen, pistolen en als het gaat om verdediging ook boksbeugels of pepperspray. Het wachten is op incidenten. Men drinkt, snuift, blowt, en neemt lachgas tot zich, soms zelfs in een bijna dodelijke combinatie. En raakt opgefokt. Niet in de laatste plaats omdat het zo begeerde respect kennelijk moet worden afgedwongen. Veelal in gezelschap en gericht tegen een enkeling, want dat knokt toch beter. Lafheid ingebakken in het groepsgedrag. En dus lees je over steek- en schietincidenten! Niet een enkele keer, maar bijna dagelijks. En niet alleen in Amsterdam of Rotterdam, zelfs in f……g Delfzijl! Een plaats waar je tot wat jaren terug na 9 uur in de avond niemand meer buiten zag lopen. Nu steken we mekaar er neer. Om dat eeuwige gelijk. Gelijk van mensen die nauwelijks droge oren hebben en een ontwikkeling die na het IQ-cijfer 80 vaak is blijven steken. Anders valt het niet te verklaren. Ik heb ook een mes in de zak. Van de Zwitserse soort.
Met van die handige ‘tools’ die in de praktijk handig bleken of blijken om schroeven vast te zetten, hardnekkige verpakking van sommige printer-vullingen open te breken of dat soort dingen. Het idee om er iemand mee overhoop te steken komt echt niet in me op. Wellicht het gevolg van die opvoeding in het verleden en de kennis van de Tien Geboden. ‘Gij zult niet doden’ en zo meer. Van nature niet passief, niet naief vredelievend, liever een discussie dan een gevecht. Maar ik begin het gevoel te krijgen uitzondering te zijn. En dat je overal in onze maatschappij lieden tegen het lijf kunt lopen die direct een blaffer pakken als je in hun armzalige maar respect vragende leefomgeving terecht komt (kan die vierkante meter zijn waarin zij verkeren op straat) of direct toeslaan als ze in gezelschap zijn. Het ontgaat me volledig wat dit toch voor mentaliteit is. Maar ja, zal wel weer te nationalistisch, blank, Nederlands zijn of domweg te oud. Want al die verwijten krijg je al snel als je niet gelooft in de vreugdevolle samenleving met mensen die de cultuur van de straat bejubelen of cultiveren en integratie verafschuwen. Ik zou soms wel eens willen dat die strenge opvoeders van toen weer eens terug kwamen en orde op zaken zouden stellen. Want een weekje zonder moord en doodslag lijkt mij persoonlijk een verademing. Jullie ook??
Kom er nu maar eens om. Kinderen die consequent buiten spelen. Ondenkbaar zo lijkt het wel eens. Was in mijn jonge jaren wel anders. Wij leefden min of meer op straat. Logisch want je zat een deel van de week opgesloten in een strenge katholieke school of een stringent regime thuis. Orde moest er zijn en ledigheid was het kenmerk van de duivel. Maar buiten was alles vrij en los en kon de fantasie haar werk doen. Zo waren wij als jongens van die Amsterdamse straat veel bezig met gezamenlijke spelletjes. Of het nu oorlogje, naspelen van de Olympische spelen, schieten met pijltjes of slagbal met rondjes betrof. Altijd buiten. Zowel na school tot het eten klaar stond, als daarna. TV speelde nog nauwelijks een rol. Wat we om ons heen zagen was voldoende inspiratiebron. Ik had het ‘geluk’ dat in die straat een aantal grote autobedrijven te vinden was. Kon toen nog in dat deel van de stad, waar het ook nog wemelde van de mkb-ers. Die lui reden met trucks en bestelauto’s door onze straat heen en weer en dat gaf een aparte impuls aan een spel waar we als 11-13-jarigen best gek op waren.
Het op de stoeptegels krijten van hele wegen en steden en daar dan met je miniatuurauto’s overheen rijden. Dinky Toys was in die jaren een bekende fabrikant van dat spul en als je geluk had kreeg je er wel eens een voor de verjaardag. En dan combineerden we samen die vloten voertuigen tot een nabootsing van het toen actuele verkeer. Ik weet nog goed dat ik bij elke Dinky-Toys truck die ik dan eens per jaar als cadeau ontving altijd weer te horen kreeg dat ik er niet mee naar buiten mocht. Logisch, want zo’n model kostte een rib uit het familielijf. Op mijn achtste een Brits busmodel van de BOAC. waarmee ik dan alsnog hele routes reed op straat. Op mijn 11e kreeg ik de zo lang begeerde Dinky Transporter met Bedford trekker. Daarmee kon je dan vier (Britse)personenwagens vervoeren. Zo’n Bedford kostte indertijd 11 gulden. Dus moest ik heel voorzichtig mee doen en ook lang als het even mocht…
Ook een grote Leyland Octopustruck met aanhanger werd zo mijn deel. Nou…ze deden al snel dienst op de straatstenen en liepen daardoor uiteraard links en rechts toch wat lakschade op. Jammer, maar helaas. Je speelde er zo voorzichtig mogelijk mee, maar die Leyland moest ook zand en stenen vervoeren…. Niet bevorderlijk, al bleef de basis-constructie gewoon onaangetast. Toen ik wat later in mijn leven overstapte naar de wereld van de luchtvaart en me vooral interesseerde voor alles wat vliegen kon kwamen de Dinky’s in een doos te staan en bleven daar tot er in de familie een opvolger gevonden was die er mee kon spelen.
Liefst niet buiten uiteraard want….. Twee generaties na mij vermaakten zich alsnog met de Britse voertuigen op schaal. Ergens in de jaren tachtig kwamen ze terug bij mij. En werden gerenoveerd. Mooi gemaaklt en toonbaar. Gek genoeg met nog steeds de originele bandjes. Dat was een wonder maar ook een teken voor hoe sterk die miniatuurwagens van toen werden gemaakt. Al weer decennia lang staan ze te pronken in mijn bescheiden maar qua vloot wel wat gegroeide miniatuurmuseum. Met al die herinneringen van vroeger gekoppeld aan die fameuze naam Dinky Toys. Kom daar nu nog maar eens om. Het bedrijf zelf ging overigens eind jaren zeventig financieel onder water toen jongelui uit die generatie liever achter een spelcomputer zaten dan speelden met miniatuuur-auto’s. Was een teken aan de wand. Niet veel veranderd….Ik wel! (foto’s: Yellowbird collectie)
Terwijl ik dus in mijn straatje nog steeds plezierig woon zijn er wel wat kanttekeningen te maken rond de ontwikkelingen in de buurt. Toen wij hier kwamen wonen, nu alweer zo’n 25 jaar geleden, leefden hier vooral wat oudere lieden. Rust was kenmerk. Is dat veranderd? Nou…wel een beetje. Verjonging vond in die jaren plaats, veel yuppen kwamen onze wijk in en dat zie je niet alleen aan de huizen (je moet zoeken naar originele ramen en deuren bijboorbeeld) maar zeker ook aan de gebruikte auto’s. Veel van die nieuwkomers houden er een kleine vloot voertuigen op na. Soms heeft men twee of drie auto’s en ook nog een reeks scooters. Het moderne leven vraagt er kennelijk om. En het succes van de hoofdbewoners maakt ook dat de eerste auto van zo’n gezin meteen groot en stevig moet zijn. Ik heb de strekkende meters in lengte, breedte en hoogte flink zien groeien door de jaren heen. Een SUV moet het zijn of een crossover. Wagens die natuurlijk veel ruimte bieden, maar zeker ook niet te zuinig zijn en qua MRB en BPM het nodige mogen kosten. Kennelijk maakt het allemaal niks uit.
Opvallend, veel van die auto’s staan soms dagen stil op dezelfde plek omdat men voor het werk per (prima) Openbaar Vervoer forenst. Of het moet zo zijn dat men met die grote ‘bak’ niet durft te rijden. Want als ik zie hoe er soms mee wordt ingeparkeerd….treurig! Gebrek aan goede rijopleidingen of gewoon geen talent om met zo’n enorme mastodont te rijden? Er zijn altijd uitzonderingen. Expats vinden deze buurt ook leuk en een gezin dat tot die groep behoort rijdt in een enorme Toyota. Echt een soort Hummer. De vrouw van het gezin komt als ze tegenover me staat wellicht tot mijn borstniveau als zij zelf naaldhakken draagt.
Maar die pittige tante klimt in die enorme Japanner van haar en rijdt er mee of ze een dwergformaat Daewoo Matiz bestuurt. Aan de andere kant van de straat het tegenovergestelde. Mensen die zo nodig een soort rijdende zeecontainer moesten kopen, in de vorm van een Zweedse SUV waar je zowat met een ladder in moet stappen. Man en vrouw rijden er bepaald niet behendig mee en inparkeren lukt slechts als er banden of wielen op de trottoirs terecht komen. Hun buren kochten een enorme Ford (voorheen een meer bescheiden Skoda Fabia) en daar hetzelfde beeld. Als ze al met die bak onderweg gaan is in/uitparkeren voor zowel man als vrouw kennelijk een probleem. Het liefst hebben ze 30 meter ruimte om zich heen voor ze die auto netjes van of op zijn plek krijgen. Kortom, er wordt hier wat afgeleden in de buurt met die ego-auto’s. Gelukkig hebben ze allemaal de fiets (al dan niet van het bakfietsmodel) of de scooter. Waarmee steevast tegen de richting van de eenkantopstraat wordt gereden. Dat het altijd goed is gegaan is mij een raadsel. Nou ja, ik heb weer even een beeld gegeven van onze woonstraat. Waar het heel leuk leven is, maar waar je soms ook met vraagtekens gedrag van anderen opneemt…Want lachen om het kleine leed van die anderen ben ik nog niet verleerd…… (Foto’s: Yellowbird archief)
Het was in de buurt van mijn jeugd en tijdens de prille pubertijd dat ik ontdekte dat veel straten in mijn woonomgeving waren benoemd naar klassieke schilders. Grofweg tussen de Tolstraat (overblijfsel uit de tijd dat er ook echt een tol werd geheven als je daar de stad in wilde) en de singel die we nu als Ruysdaelkade kennen werden alle straten naar schilders genoemd. Dat was simpel en ook handig. Maar er waren ook uitzonderingen. Niet ver van ons huis en aan de oevers van de Amstel werd in de 19e eeuw de enorme St. Willibrorduskerk buiten de Veste gebouwd, diens geschiedenis belichtte ik al eens enige tijd geleden. Opvallend daarbij was dat de aanpalende straten een afwijkende naam kregen van het patroon met die schilders. De langste straat werd de St. Willibrordusstraat, een dwars daar op gelegen korte verbindingsweg tussen die straat en de Ceintuurbaan werd de Servaes Noutsstraat. Een straat waaraan ook mijn vroegere lagere school gelegen was.
En die historische figuur schilderde in de beste tradities van zijn familie wel eens een portretje maar hij werd veel bekender als klokkenspeler in de 17e eeuw. Dat deed hij zo goed dat hij zelfs indruk maakte op de Russische Tsaar Peter de Grote bij diens bezoek aan de hoofdstad in die periode. Servaes Nouts was een bijzonder heerschap. Hij was creatief, maar geen echte zakenman. Hij trouwde een vrouw die vooral scenes trapte bij hogergeplaatsten in de stad wat nu niet meteen goede reclame voor haar echtgenoot was. Maar de man werd wel stadsklokkenist en mocht ook de klokkenspelen van o.a. de Zuiderkerk en die van het (oude) stadhuis onderhouden. Dat spelen ging hem zo goed af dat veel gegoede burgers graag wilden weten dat ze weer eens een concert van Nouts hadden bijgewoond.
Nouts wilde graag hogerop en veranderde op enig moment zijn naam in Nuyts, waardoor hij meer aanzien kreeg. Maar dat aanzien hielp hem niet aan rijkdom. Hij woonde bepaald niet op stand en moest van een schamel gemeentelijk inkomen zien rond te komen. Zijn tweede huwelijk kon hij pas vieren toen hij door de toenmalige burgemeester een hoger salaris kreeg toegemeten. Zijn tweede huwelijk was met een flink jonger buurmeisje dat hem adoreerde, precies wat Nouts nodig had om gelukkig te worden. Hij overleed op 65-jarige leeftijd in 1693, zijn jonge vrouw volgde hem al na vier maanden in het graf. Een man die uiteindelijk zijn eigen straat kreeg. Een kort straatje weliswaar en in een buurt vol grote en bekende schilders. Die kerk is intussen verdwenen. De plaats waar die stond is nu het Servaes Noutsplantsoen geworden. En zo heeft hij hier bij mij ook weer even aandacht gehad. Zeer gegund. (Beelden: Yellowbird/Makelaar/Inrternet/Wiki)

Kijk eens naar een aflevering van dat programma en je doet een slot extra op je voor- en achterdeur. Nederland verliest daarmee haar kenmerkende karakter. Bij ons zelf was dit gedrag al veel langer gemeengoed geworden. We woonden ooit in de Bijlmermeer en daar was ieder flat zo’n beetje Fort Knox! En niet ten onrechte. Opslagboxen, auto, bergkamers, en uiteraard de flat zelf, alles moest het ontgelden. Voor de lieden die dat inbraakwerk deden was het naar eigen verklaring een bron van inkomen, voor de huur betalende bewoners een en al ergernis en meteen ook stress veroorzakend. De nieuwe samenleving stelde zich in die jaren aan ons voor en verliet ons daarna nooit meer. Het naïeve denken van de jaren 60 maakte plaats voor het realisme van de jaren tachtig en daarna. In onze huidige woonstraat is niet zo lang geleden een leuk jong stel met twee kinderen komen wonen. Fransen, Italianen, niet geheel duidelijk. Wel tweeverdieners met een goede baan bij een paar grote bedrijven. En die laten de hele dag en avond hun ramen onbedekt. Zoals het volgens hen hier te lande vermoedelijk hoort. Een gidsland op dit gebied. Zal na een onverhoopte slechte ervaring wel over gaan. Maar verfrissend is het allemaal wel….(Beelden: Yellowbird photo/archief)