Bart heette de oudere man die ik observeerde tijdens een ‘bakkie’ bij een Zuid-Hollandse Kringloper een tijdje terug. Hij kwam aangewandeld op het typisch lage tempo van mensen die al een tijdje pensioen ontvangen en hun leven lang ‘hard hebben gewerkt’. Samen met zijn vrouw die Dinie bleek te heten liepen ze langs de aan de onze grenzende tafel waar net drie oudere zussen van elkaar plaats hadden genomen. Al snel had Bart door dat hij die zussen ‘kende’. Uit de conversatie die ik kon volgen bleek dat dit niet op een ‘Voice-achtige’ tot stand was gekomen, maar dat ze samen in een of andere straat in Leiuh hadden gewoond. In de vroegste jeugd. De drie zussen gaven antwoord op zijn vragen. ‘Woonden jullie niet naast die familie Bakkuh??’ vroeg Bart op typisch Leidse toon, en de dames bevestigden dat. En ook dat de leden van die familie vrijwel allemaal op sterven na dood waren intussen, want….net als zij zelf zeventigers en in slechte doen. ‘O’ stelde Bart trots vast, ‘maar ik ben zelf ook al 73 hoor en volgende week wor ik 74. Best een leeftijd. En ik moet zeggen, het gaat me nog goed af allemaal. Ook al heb ik dan een nieuwe schouduh en heup’. De dames begonnen toen te vertellen over hun eigen gezondheid. Van slechte benen tot een vals gebit, van pijntjes hier en daar, maar dat ze nog samen waren en genoten van het leven. Dat deed Bart ook, naar eigen zeggen, al keek zijn vrouw, die niets had gezegd tot dat moment aardig zuur. Toen Bart dan ook aangaf dat hij ondanks zijn kwalen nog alles deed en kon, mengde zij zich in het gesprek. ‘Nou ja…alles…’ en keek hem nog eens aan. Bart schakelde direct over op een andere frequentie. Dat hij zijn werk nog miste en zijn reisjes. En dat hij nu genoot van het vissen wat hij als hobby had opgebouwd. Op enig moment was het gesprek voorbij. De vrouw van Bart trok hem aan zijn mouw mee. ‘Nou dames, veel plezier en misschien tot ziens!’ zei hij flauwtjes. En net toen hij weg liep zei de derde zus aan het tafeltje, die nog niet zoveel had bijgedragen aan het gesprek…’Ik krijg volgende week ook een nieuwe schouder…kijk er echt naar uit…maar ja, ik praat er niet over…’. Bart en zijn vrouw hoorden het niet…die sjokten verder….Hij was al 73…..maar eigenlijk al tien jaar verder in zijn moeizame leven….
Tagarchief: observatie
Dochter…
‘Weet je’ zei de goed uitziende en dito opgemaakte vrouw van een jaar of 50 tegen haar reisgenote die duidelijk meer van lekker eten en drinken hield dan zij, ‘mijn dochter is echt een doordouwer. Dat heeft ze van mij. Mijn man had dat niet in zich. Die was altijd de rust zelve maar ik zei dan vaak tegen hem, man verzet je eens tegen die chef van je en stap desnoods op, maar ja dat durfde die niet. IK wel. Altijd gehad. Nou onze Janine heeft dat dus ook. Wist je al dat die een nieuwe job heeft aangenomen?’ ‘Uh nee..?’ zei de reisgenote aarzelend…. ‘Nou ja dus, ze zag die baan in een of ander vakblad staan en stapte er meteen op af. Net zoals ik altijd deed. Als het om mijn positie ging of om salaris had ik mijn mondje wel klaar en desnoods trok ik dan een truitje aan met wat lage hals….kreeg het altijd voor mekaar. Nou onze Janine is net zo. Doordouwer, heb ik haar wel bijgebracht. Ze kon ook al zo goed studeren, slimme meid en waar ik kon hielp ik haar met haar huiswerk of tentamens. En meteen aan de baan die meid. Tuurlijk, lukte meteen, met zo’n goede opleiding en altijd prima cijfers…kom je verder mee’. ‘Wat een mooi weer trouwens he? Leuk dat we samen op stap zijn, ik had er echt zin in. Zei al tegen Cees, mijn man, ik wil weer eens met mijn lieve vriendin Jorien op stap. Vond hij best, hij vindt alles best, kan hij rustig thuis werken. Niet dat hij nog veel doet hoor, maar een beetje administratie en muziek luisteren. Best een saaie man. Ik hou van avontuur. Ga ook graag uit, lekker de beest uithangen’. Terwijl ze dat zei streek ze even subtiel langs haar pluspunten en heupen…. ‘Ik mag er nog best zijn en dat vinden de mannen ook. Dus die wind ik zo om mijn vinger…..Net als onze Janine, die heeft hetzelfde. Ik weet nu al niet meer hoeveel vriendjes die al heeft gehad. Maar allemaal leuke lui hoor, en zo goed opgeleid vaak, net als zij. Had ik dat al gezegd..? Dat ze een nieuwe baan heeft aangenomen…..Ja dat heeft ze….’ ‘We moeten er hier uit’ zei de reisgenote die we intussen als Jorien leerden kennen…..Die stond op, pakte haar jas en stond al bij de uitgang van de trein toen de ander nog zocht naar haar mobiele telefoon en haar jas….Het zou een gezellig dagje worden…..dat zag er zo uit,.,…
Oma…

Zag ik onlangs iemand die ik al jaren niet had gezien. ‘Jeminee, die is best flink ouder geworden’ was mijn eerste reactie achteraf. Vrouwlief, nooit wars van enige kritiek op wat ik zoal oreer, gaf meteen aan dat ik maar eens in de spiegel moest gaan kijken. Sinds ik de 60 kruisjes passeerde is ook mijn uiterlijk vertoon toch meer grootvaderachtig dan puberaal geworden. Confronterend. Sinds dat moment kijk ik ineens heel anders naar oude beelden van prachtige meiden uit het verleden. Pronkend met hun boezems en billen, lange benen en spiegelgladde huidjes waren het in mijn ogen toen seksbommen. Daartoe ook uitgekozen vaak om op de foto te worden gezet. Maar ja, ook voor hen zal de tijd niet hebben stil gestaan, net als voor mij of voor de lezer die intussen ook 40/50 jaar opschoof in de tijd.

Dus die fraaie dame van toen, zal ze geweest zijn, 20/25?, is intussen ook 70/75, en dus allang moeder geworden en/of oma. ‘Jeminee, die is ook oud geworden zeg…’. Oud worden is een natuurlijk proces bij leven en welzijn uiteraard. En het ene leven is het andere niet, en je krijgt ook het nodig mee in de genen. Zat daar een perkamenten huid in de familie krijg je die hoogstwaarschijnlijk ook, net als de dikke buiken van opa en oma, ooms en tantes en zeker je ouders. Het wordt allemaal gratis en voor niks doorgegeven. Niet gratis is het werk dat sommigen doen om er jong uit te blijven zien. Strak laten trekken wat volgens de normen strak moet zijn, wanhopig de borsten of billen blijven oppompen en waar nodig de sportschool bezoeken om de stramme leden nog een beetje soepel te houden. Ik heb er zelf voorbeelden van gezien waarbij je meteen wist dat de plasticindustrie zich voorlopig geen zorgen hoefde te maken over de omzet in de toekomst.

Spuiten dat spul. De uitdrukking volledig uit het gezicht of de hals verdwenen en om het af te maken natuurlijk een boezem die niet eens meer trilt als je er tegen aan zou tikken. Strak en stijf, niet slap en hangend. Oud is voor de dommen. Of zij die de spiegel zelden benutten om er in te bekijken hoe oud men geworden is of welke rimpels nu weer waar zijn verschenen. Toch blijft het confronterend. De strakke lijven van toen nu te zien lubberen. De fraaiheid van uiterlijk en glimlach te zien uitblussen bij mensen die je toch vroeger hoog achtte en vooral ook bewonderde. Er zijn heel wat vroegere sterren die dat niet aankonden of kunnen en op zekere leeftijd gewoon in de anonimiteit duiken. Die het haar niet meer verven, de make-upkoffer bij de kringloop neerzetten en genieten van incognito. Blijft jammer. Beetje styling kan wonderen doen. Goede kleding en wat verzorging door een kapper of visagist(e) ook. Lekker ‘luggie’ er op en hup. Klaar voor de confrontatie. ‘Mooi oud geworden, charmant gebleven’ is dan veelal mijn mening. En natuurlijk ben ik zelf het goede voorbeeld. Nou ja, op mannelijk vlak dan…. Toegeven dat we oud zijn geworden is niet mijn ding. Dus kijk en wijs ik liever naar anderen. ‘Oud geworden zeg…’ en weet ik al wat vrouwlief daarop te zeggen heeft. Blijft confronterend….. (Beelden: Archief)
Tweeling…
En daar zat ik dan, op een bankje voor een winkelcentrum waar tevens een soort MBO gevestigd is waar jongelui o.a. leren om in de toekomst een winkel of iets soortgelijks op te zetten of te leiden. Ik ken de omgeving en weet dat op deze scholen (er is om de hoek ook een voor de horeca gevestigd, waar je heel lekker kunt eten..) leerlingen van diverse pluimage en afkomst hun opleiding volgen. En in vrije uurtjes zwermen ze uit over het winkelcentrum of hangen op de bankjes voor de deur. Ik kijk er met plezier naar omdat je hier de vermenging ziet die door voorstanders van een ruimhartig immigratiebeleid wordt voorgestaan. Veel verschillende culturen dus, en vaak plezier met elkaar makend. Op dat moment dat ik hier op dat bankje zat omdat vrouwlief een van de winkels in het centrum frequenteerde zag ik op enig moment een fraaie jongedame naar buiten komen.
Ze was een jaar of 16 oud denk ik, en had de glans van de jeugd over haar hele slanke lijf vastgeplakt zitten. Een fraai gezichtje, mooi lijf. Ze gaf een bijna twee meter lange gast van dezelfde leeftijd en afkomst (ik vermoed Braziliaans of zo iets) keurig een hand. In deze coronatijd toch bijzonder. Al snel hielden ze een geanimeerd gesprek samen. Wel op 1,5 meter afstand. Ik lachte als observator in mijn vuistje. Zij lachte veel, een wit-ivoren gebit voegde veel van haar schoonheid toe aan de uitstraling die ook de in het rood geklede jongeling bekoorde. Even later voegde zich een derde persoon bij het gezelschap. In het zwart gekleed, een kloon van de andere jongeling. Toen ik goed keek, geen kloon maar gewoon diens broer. De jongedame liet zich gewillig omhelzen en zoenen. Vol op de fraaie mond. De in het zwart geklede jongen gaf de andere een ellebooggroet.
En hield zich daarna met de dame bezig. Die was duidelijk in de wolken dat ze haar vriendje bij zich had. Het gesprek werd steeds vrolijker en ongedwongen. De ‘vriend’ steeds bezitteriger want bleef maar aan haar frunniken en trachtte ook constant om haar te kussen. De broer stond er bij en keek er naar. Maar niet zo maar een beetje. Ik zag dat hij de dame wel wilde opvreten. Niet uit boosheid, maar…hij was gewoon verliefd. Ik zag het aan alles wat ik aan signalen kon oppikken. Hij had een hand gehad, gunde zijn broer alle geluk, maar deze dame niet. Die wilde hij voor zichzelf. Het klassieke Kain en Abelverhaal. Op enig moment vertrokken ze. De jongen zonder vriendin liep in slentergang terug de school in. De dame sprong achterop bij zijn broer en reed weg. Ze keek niet meer om. Hij wel….. En ik had met hem te doen….zoveel verlangen… (Beelden: Internet)
Hoezo andere mensen??
Ik schreef al eerder iets over de huidige Selfiecultuur. Het is en blijft verbazingwekkend dat we (algemeen bedoeld) als we ergens zijn waar het mooi, leuk of spannend is de smartphone of camera pakken en vooral ons zelf in beeld brengen. Alsof ons lijf en dat beetje hersens dat elk individu is gegeven, het centrale focuspunt in het heelal is. Opmerkelijk! Ik behoor er zelf niet zo toe. Als ik op de foto kom te staan is het bij toeval en in 90% van de gevallen door anderen.. Ik heb thuis een spiegel en die vertelt veel zo niet alles over waarom het handiger is niet steeds in beeld te staan. Kijk als je een prachtige jonge vrouw bent met alle pluspunten die daarbij horen of een vent met een sixpack en een filmsterrenkop moet je het vooral doen. Maar de rest van ons gewone schepselen (99,99%) moet m.i. vooral oog hebben voor alles wat zich om ons heen afspeelt. Bedenk maar eens dat die Aarde van ons naar menselijke maatstaven buitengewoon groot is, bijna 10 miljard mensen telt, en heel wat heeft te bieden voor de al dan niet getrainde hobby-fotograaf. Een beetje stad biedt je al de kans je Smartphone-camera volkomen te laten verslijten als je er oog voor hebt.
Neem je een professionele camera mee zijn duizenden foto’s te maken die je later eventueel met veel plezier met anderen kunt delen. Zelfs de veestapel thuis is een lolliger onderwerp dan steeds weer jezelf in beeld te brengen met een namaakgrijns veroorzaakt door die uitgestrekte arm waarmee we die ‘ene’ foto moeten maken van ons zelf voor……..ja wat eigenlijk? Doen die mensen dat ook thuis in bed? Vast wel. Jonge mensen komen niet voor niets vaak in de problemen. Ze leggen bijna analytisch vast hoe hun lichaam er uit ziet in die en die pose. En vallen die beelden na het delen op digitale wijze in handen van kwaad willende lieden ben je in de aap gelogeerd. Of je bent zo overtuigd van de schoonheid van het eigen lijf dat je het ziet als reclame. Kan! Op mijn leeftijd is dat selfiegedoe eerder vermakelijk dan boos makend hoor. Daar niet van.
Maar ik kijk er met verbazing naar. Dat je thuis honderden foto’s van jezelf gaat zitten bekijken, het heeft iets vreemds. Maar ieder voor zich en de camera voor ons allen hoor. Doe wat je wilt, maar zie je iemand met opgekrulde lippen naar je kijken wordt dan niet boos. Zoals mij onlangs overkwam toen ik in de paskamer van een bekende kledingketen zat te wachten op hoe vrouwlief haar te passen kledingstukken aan mij zou showen. Een jong grietje van wellicht Surinaamse herkomst kwam uit een belendend hokje en bekeek zichzelf met welbehagen in de spiegel. Zij had een broek aan die haar gegoten zat. Met overal scheuren enzo.
Hoort er bij kennelijk. Het zelfbeeld beviel haar zo dat ze er een foto van maakte. Zichzelf als middelpunt van de sessie makend. En toen ineens mij ziend. Boos keek ze me aan. Hoe ik het kennelijk waagde naar haar te kijken. Ik trok de wenkbrauwen op en deed ook een poging te glimlachen. Zij nog bozer kijken. Ik had haar vermoedelijk in een intiem moment geobserveerd. Ze slenterde heupwiegend terug haar pashokje in. En ik schaterde in mijzelf. Wat een wicht. Aan wie zou ze die foto sturen? Aan vriendinnen? Waarschijnlijk sta ik er dan ook op. En zal ze terugdenken aan dat moment dat uw meninggever, toch een soort van bekende Nederlander, achter haar observeerde hoe zij haar passessie aan het wereldwijde web toevertrouwde. Of zoiets….Hoe dan ook, alleen dit jaar al zijn diverse mensen van rotsen gevallen, van balcons, van de kant in het water of van hun paard omdat ze zo nodig een selfie moesten maken. Het is maar dat je dit als lezer weet….. Risky business…. (Beelden: Internet)
Aantrekkingskracht…
Tuurlijk, het ligt aan mij. Mijn observaties zijn uiteraard puur persoonlijk en vol van fantasie. Ik deelde al eerder in de afgelopen blogjaren wat ik zoal om me heen zie en welke conclusies mijn (soms verdorven)geest dan daarbij maakt. Ik zie vaak matig communicerende paren, chagrijnige uitstraling tentoonspreidende mannen en vrouwen, ouders die hun kinderen niet in bedwang houden en zo meer. Ook zie ik soms heel liefdevolle taferelen waarvan ik al doordenkend hoop dat die ergens op een verborgen plekje vervolg krijgen. Mensen zijn een zeer interessante en vooral onuitputtelijke voedingsbodem voor mijn blogfantasie. Ik kijk, zie, maar bedenk toch iets anders. Niet zo lang geleden, we zaten ergens op een leuk en warm terras aan het water, stopten er twee mensen van een jaar of 45, om hetzelfde te doen.
Ze reden op de fiets, waarbij de man de indruk maakte dat hij was voorbereid op een plotselinge sneeuwbui, de vrouw liet zien dat zij nog behoorde bij de aantrekkelijken dezer Aarde. Ik observeerde haar kledingkeuze, de designer-zonnebril, de strakke broek. Zag er als totaalpakket goed uit, mede doordat haar kapsel zat alsof ze zo van de kapper was gekomen. En dat terwijl ze vast een stuk hadden gefietst. Ze streken naast ons neer. De lichte parfumgeur van haar combineerde met een wat vreemde zweetgeur van zijn kant. Alles aan de man was naar mijn idee saai en grauw. Ook zijn gezicht toonde weinig aantrekkelijks. Toch waren ze al snel innig in gesprek, ze dronken een wijntje, keken naar dat wat zich afspeelde rond het terras en spraken zacht tegen elkaar als twee jonge geliefden. Ik snapte het niet. Ik zag de klik niet, de smaak van de vrouw voor een toch wat ‘bijzondere’ man. Omgekeerd prees ik hem in mijn gedachten wel om zijn smaak. Mooie vrouw, aantrekkelijk en dartel pratend. Sophisticated. Zou dat met geld van doen hebben? Moest wel. De fietsen waren van de wat duurdere soort, een goed bekend Nederlands merk met echt alles er op en aan. Het mocht wat kosten. Vermoedelijk reed hij normaal in een lease-Mercedes, zij in een leuke Mini of zo. Maar nu op de fiets. Toen wij vertrokken van dat terras zaten zij er nog. Hand in hand, genietend van de zon en elkaar. Zeer gegund. Maar niet begrepen…Uw meninggever moest er even over nadenken…… En schreef daarom dit blogje….Kan iemand het me uitleggen wat de een in de ander ziet en waarom??? Ben benieuwd naar de reacties…(Beelden: Internet/archief)
Van rijlessen en SUV’s….
Terwijl ik dus in mijn straatje nog steeds plezierig woon zijn er wel wat kanttekeningen te maken rond de ontwikkelingen in de buurt. Toen wij hier kwamen wonen, nu alweer zo’n 25 jaar geleden, leefden hier vooral wat oudere lieden. Rust was kenmerk. Is dat veranderd? Nou…wel een beetje. Verjonging vond in die jaren plaats, veel yuppen kwamen onze wijk in en dat zie je niet alleen aan de huizen (je moet zoeken naar originele ramen en deuren bijboorbeeld) maar zeker ook aan de gebruikte auto’s. Veel van die nieuwkomers houden er een kleine vloot voertuigen op na. Soms heeft men twee of drie auto’s en ook nog een reeks scooters. Het moderne leven vraagt er kennelijk om. En het succes van de hoofdbewoners maakt ook dat de eerste auto van zo’n gezin meteen groot en stevig moet zijn. Ik heb de strekkende meters in lengte, breedte en hoogte flink zien groeien door de jaren heen. Een SUV moet het zijn of een crossover. Wagens die natuurlijk veel ruimte bieden, maar zeker ook niet te zuinig zijn en qua MRB en BPM het nodige mogen kosten. Kennelijk maakt het allemaal niks uit.
Opvallend, veel van die auto’s staan soms dagen stil op dezelfde plek omdat men voor het werk per (prima) Openbaar Vervoer forenst. Of het moet zo zijn dat men met die grote ‘bak’ niet durft te rijden. Want als ik zie hoe er soms mee wordt ingeparkeerd….treurig! Gebrek aan goede rijopleidingen of gewoon geen talent om met zo’n enorme mastodont te rijden? Er zijn altijd uitzonderingen. Expats vinden deze buurt ook leuk en een gezin dat tot die groep behoort rijdt in een enorme Toyota. Echt een soort Hummer. De vrouw van het gezin komt als ze tegenover me staat wellicht tot mijn borstniveau als zij zelf naaldhakken draagt.
Maar die pittige tante klimt in die enorme Japanner van haar en rijdt er mee of ze een dwergformaat Daewoo Matiz bestuurt. Aan de andere kant van de straat het tegenovergestelde. Mensen die zo nodig een soort rijdende zeecontainer moesten kopen, in de vorm van een Zweedse SUV waar je zowat met een ladder in moet stappen. Man en vrouw rijden er bepaald niet behendig mee en inparkeren lukt slechts als er banden of wielen op de trottoirs terecht komen. Hun buren kochten een enorme Ford (voorheen een meer bescheiden Skoda Fabia) en daar hetzelfde beeld. Als ze al met die bak onderweg gaan is in/uitparkeren voor zowel man als vrouw kennelijk een probleem. Het liefst hebben ze 30 meter ruimte om zich heen voor ze die auto netjes van of op zijn plek krijgen. Kortom, er wordt hier wat afgeleden in de buurt met die ego-auto’s. Gelukkig hebben ze allemaal de fiets (al dan niet van het bakfietsmodel) of de scooter. Waarmee steevast tegen de richting van de eenkantopstraat wordt gereden. Dat het altijd goed is gegaan is mij een raadsel. Nou ja, ik heb weer even een beeld gegeven van onze woonstraat. Waar het heel leuk leven is, maar waar je soms ook met vraagtekens gedrag van anderen opneemt…Want lachen om het kleine leed van die anderen ben ik nog niet verleerd…… (Foto’s: Yellowbird archief)
Over Japanners en onze Selfiecultuur…
Waar ik ooit geweest ben op plekken waar ook toeristen kwamen, altijd viel me op dat er een groep mensen was die elk monument of prachtig kunstobject vastlegde op foto of film met zichzelf of een van de familieleden er voor. Kom je thuis zie je Yamamoto of diens vrouw voor dat object staan. Ten bewijze van het feit dat men ‘daar en daar’ geweest was. Als ik indertijd fotografeerde vond ik het onderwerp toch echt 100 keer interessanter om vast te leggen dat die meninggever die er met zijn koppie voor moest gaan staan. Ik vond en vind mijzelf niet zo fotogeniek en heb meer bevestigingsdrift door de mening dan door mijzelf vast te leggen op de digitale beelddrager. En als ik dat ook zou doen (een enkele keer laat ik mij vast leggen voor een mooi vliegtuig of zo..) plaats ik het weer niet op de sociale media. Hooguit als het echt relevant is voor een verhaal. Zoals mijn persoonlijke vervolgverhaal. Dan past het. Maar dan zijn het vaak beelden die door een ander zijn geschoten.
Selfies vind ik eigenlijk niks. Alsof het universum slechts draait om hem of haar die een smartphone of camera zodanig weet vast te houden dat alleen jij en jij alleen er op komt te staan als je op de knop drukt. Al eerder besprak ik het fenomeen. Vloggers die zgn. beroemd worden omdat ze zichzelf als focuspunt van hun bestaan zien. Niets zien van de rest van de mensheid. Voorbij gaande aan wat er allemaal te zien of te bleven valt. En dat is triljoen keer zo interessant als elke dag weer een stapel beelden van jezelf. En dat mijn gelijk wordt bevestigd door gedrag blijkt wel uit het feit dat die lui ook altijd met zichzelf zijn ingenomen. Hun haar, kleding, koopgedrag, eten, drinken, vrienden, de katten, honden, vakanties. Alles met dat ene uiitgangspunt; IK! Zoals ik ooit in NLP-cursussen leerde, de belangrijkste mens in jouw bestaan ben je zelf! En dat klopte. Want als mensen die deze cursus ook volgden politiek correct waren gaven ze vaak het antwoord ‘mijn vrouw, moeder, zoon, dochter’ etc.
Maar in dat mijn zit ook IK besloten. En in die periode waren smartphones nog niet in. Kennelijk zijn sommige cursisten in het digitale tijdperk helemaal los geslagen. Ik, ik, ik, en tegen de rest zeg ik als selfist ‘stik’. Tuurlijk, ik chargeer het iets, maar toch. Let maar eens op. Men is zo bezig met het eigen leven(tje) dat men helemaal voorbij gaat aan de omgeving. Het wordt werken via al dat geselfie of gevlog, en bij een enkeling leidt dit nog tot inkomen ook. Knap gedaan. Wordt je toch nog een ster in je eigen leven. Maar is dat een verdienste? Kijk, dat belangrijke mensen iets van zichzelf laten zien is voor mij ok. Maar mister of miss nobody? En allemaal met dezelfde wens….beroemd worden. Thuis op de bank. Met filmpjes over zichzelf. Hoe bedenk je het. Nee, dan waren die Japanners toch een stuk hun tijd vooruit. En soms ook leuker. Want die kwamen er thuis pas achter wat ze onderweg niet zagen. Omdat ze met hun rug naar object of historie stonden. Net als die selfiemensen, die staan met hun rug naar de samenleving. Nou, daar heeft uw meninggever geen last van. Nog lang niet. Geen beelden van mij hier. Of er moet echt iets heel belangrijks te melden zijn. Zoals dat ik even moet stofzuigen…. (Beelden: Internet/Yellowbird photo-archief)
Leven met de vliegende pijl – 2 – Skodarijder…
Mijn eigen carrière had in eerste instantie niets van doen met het autovak. Ik koos na een paar jaar werken bij en op kantoor van een toen al grote bank voor de luchtvaart, een andere passie die me ook nu nog regelmatig bezighoudt. Dus kwam ik uiteindelijk op Schiphol terecht op kantoor bij een logistiek bedrijf dat zich als ware pionier had gestort op het vervoeren van vracht per vliegtuig van en naar Nederland. Het was letterlijk nog echt pionieren bij dat bedrijf, en daartoe behoorde ook dat ik als jong bureauventje diende te leren rijden. Toeval wilde dat je indertijd op de luchthaven nog zonder geldig rijbewijs in de rondte mocht karren, en mijn toenmalige chef was niet te beroerd om me als eerste achter het stuur te zetten van zijn persoonlijke bedrijfsvervoermiddel, een Ford Taunus 12M Combi, maar meteen ook te verlangen dat ik bij een Amsterdamse collega die hiermee iets bijverdiende, rijlessen zou nemen. Die combinatie zorgde er voor dat ik na precies negen rijlessen het benodigde roze papiertje kon ophalen bij de CBR. Van puur plezier mocht ik van Pa nog even rijden in een Skoda uit diens bedrijfsvoorraad, maar dat was niet zo’n succes. Die Octavia schakelde precies andersom t.o.v. de Ford Taunus en dat was net even teveel gevraagd voor iemand die ook nog in een Kever had leren rijden en het al zo lastig had met die stuurversnelling van de Ford. Het rijbewijs bleek overigens zoals verwacht een handige toevoeging aan mijn rol bij dat Schipholse kantoor waar iedereen datgene deed wat nodig was om de klanten tevreden te krijgen.
Ook ophalen of afleveren van luchtvrachtstukgoed behoorde daar soms toe. Mijn hard werkende chef deed dat zelf ook, ik volgde in zijn spoor. Al snel reden we ieder dik 40.000km per jaar, maar kwam ik nog steeds per brommer of Maarse & Kroonbus naar Schiphol om al dat werk te doen. Dit veranderde iets in mijn persoonlijke voordeel toen het bedrijf in 1967 een nieuwe VW Bus van het toen nieuwe T2 type aanschafte voor al dat vervoer en ik dat ding als ‘verst wonende’ mocht meenemen naar huis. Met de expliciete toevoeging dat ik in noodgevallen ook in de avonduren naar Schiphol moest om lading op het vliegtuig te zetten als dat door klanten werd verlangd. Dat busje was best groot voor een jong ventje als ik, maar je leerde er wel mee sturen. Al was het maar omdat die VW’s zeldzaam zijwindgevoelig waren. Het bedrijf expandeerde intussen als een gek, er kwamen steeds meer mensen in dienst, daaronder ook een echte beroepschauffeur die voortaan de afleveringen deed met de VW. De Taunus Combi maakte plaats voor een keurig nette 15M RS die in principe niet meer voor vervoer van pakjes mocht worden gebruikt. Voor mij bleef het vervoeren van en naar huis van diverse Amsterdamse collega’s en die spoedklussen in de avonduren. Carrière maak je niet zo maar natuurlijk. Toch was het wel heel lastig dat met die VW Bus geen meter privé mocht worden gereden en zo kwam het voor dat ik bij wijlen mijn schoonvader, bij wie ik indertijd met vrouwlief inwoonde, af en toe een auto uit het gamma van diens werkgever mocht meenemen. En zo kreeg ik ook de nodige rijervaring in een 2CV Bestel, een R4L Fourgonette en als het zo uitkwam een Renault Estafette, Franse tegenhanger van de normaal voor de deur staande VW Bus.
Toen we een paar jaar later als getrouwd koppel verhuisden naar de nieuwe Amsterdamse woonwijk Bijlmermeer mochten we de VW Bus niet meer gebruiken. Een van de beroepslui binnen het bedrijf nam het ding van me over. Ik koos er toen maar voor mijn eigen vervoer zelf te gaan regelen, we hadden er met al dat harde werken al het nodige voor gespaard. Met wat hulp van familie kregen we een bedrag bij elkaar dat zicht bood op een nieuwe auto. Een paar merken kwamen daarbij in aanmerking; Trabant waar je dan voor het gespaarde bedrag zelfs een ‘Luxe’ versie zou kunnen kopen, Vauxhall, waar men een Viva bood als tegenhanger van de hier veel populairder Opel Kadett, een Fiat 600 of 850, een vergelijkbare Russische Yalta of een Skoda S100. Die laatste werd medio 1970 bij de fabrikant de opvolger voor de 1000MB en baseerde zich qua techniek grotendeels op zijn voorganger, kreeg echter vlottere ronde lijnen en een verbeterd interieur. Een rijtest in het blad ‘De Lach’ uit die dagen was bijna doorslaggevend. Dat blad testte de auto en gaf hem een positief verslag mee, vooral de mogelijkheden om de banken door te klappen en daar dan een bed van te maken spraken aan. Maar ook de simpele bediening en de betrouwbare motor gaven de doorslag. En…ik kon het ding betalen. Cash, zonder afbetaling.
Met Pa nog even vooraf overlegd. Die vond van al die merken en modellen de Skoda (uiteraard)de beste keuze. Gaf me het advies de auto met respect te behandelen, ‘omdat het nu eenmaal een Skoda was’, en hij introduceerde me bij de toenmalige dealer in Amsterdam-Zuid, waar hij voorheen ook altijd zijn zaken mee had gedaan. Brouwer heette dat bedrijf en de eigenaar was een noeste wat bokkige man, die ik zelden heb zien lachen. Toch kocht ik er mijn eerste nieuwe Skoda. Rood van kleur, beige skai bekleding in het interieur en een 1000cc motor achterin die er na een lange aanloop iets van 45 pk uitperste. Het was een ruime wagen, vier portieren standaard, net als gescheiden remsysteem, twee snelheden op de ruitenwissers, een kachel die geschikt leek voor Siberië en een aantrekkelijk uiterlijk voor die dagen. Maar helaas mankeerden er technisch/kwalitatief gezien ook wel wat zaken aan. Al na een paar dagen gaf de startmotor het op, de spoorstangen waren ook al heel snel versleten, de Barum-banden waren weliswaar van het radiale type, maar echt sterk bleken ze niet. Toch was het een trouwe rakker, en we reden er in korte tijd waanzinnig veel kilometers mee. Zoveel zelfs dat we twee en een half jaar later al weer toe waren aan een nieuwe auto als opvolger. 75.000km in die periode gereden was voor een prive-rijder best veel.
Maar er bleek een klein probleem te zijn ontstaan. Dealer Brouwer, waar ik toch zo regelmatig voor onderhoud te gast was geweest met mijn eerste auto, bleek te hebben gekozen voor het nieuwe merk Toyota en stopte met Skoda. Hij kon of wilde me dus geen nieuwe auto meer leveren en dat maakte het noodzakelijk zelf weer op zoek te gaan naar een alternatief adres waar men wel een nieuwe Skoda kon of wilde leveren. Ik had me nooit zo bezig gehouden met andere dealers, nu was dat ineens noodzaak. Iets verderop in de Amsterdamse Pijp zat ook een Skoda-dealer zo bleek uit een dealerlijst en dat adres bezochten we op een donderdagavond in de zomer van 1973. Het bedrijf bleek gesloten. Maar wat we door de vet geslagen ramen binnen zagen deed besluiten dit dealerbedrijf maar over te slaan. Het was een grote puinhoop en ook de showroom was weinig overtuigend. Het volgende adres bleek te zitten aan de Amstelveenseweg in de chique wijk Buitenveldert. Daar aangekomen bleek dat men een soort werkplaats runde waar weliswaar ook in de avonduren keihard werd gewerkt, maar een showroom, een echte, was er ook niet. Toch was de ontvangst heel vriendelijk, zij het dat ik de (naar later bleek) eigenaar wel een heel aparte man vond. Hij kwaakte aan een stuk door, nam ons in de maling, maar gaf uiteindelijk een aardig bedrag terug voor de rode Skoda als wij een nieuwe bij hem zouden bestellen. Dat deden we pas nadat ik mijn Pa had gevraagd eens een gesprek met die mallotige eigenaar te voeren. Dat gesprek kwam er. Toen de mannen een paar uur met elkaar hadden zitten praten over van alles en nog wat en ik er voor spek en bonen bijstond, kon de koop worden gesloten. Het bleek een cruciale beslissing. Mijn leven zou door die bewuste aankoopbeslissing een niet meer te corrigeren wending nemen. Wordt vervolgd…. (Beelden: Yellowbird archief/Skoda – Alle teksten zijn eigendom van de auteur!)
Leven met de vliegende pijl – 1b – Jeugd
Mijn ouders waren zo gek mee met die eerste rood/witte Skoda dat die een tijdlang binnen de familie in gebruik bleef. Die 1100 was trouwens een elegante auto die de Tsjechen hadden gebouwd op basis van hun vooroorlogse Popular. De auto had diens techniek overgenomen maar kreeg een ontwerp dat nog het meest leek op Amerikaanse auto’s uit die dagen, maar dan een heel stuk kleiner qua formaat. Maar rijden deed het ding goed, de motor was simpel, betrouwbaar en redelijk zuinig. Hij had nog richtingaanwijzers, de voorlopers van de latere knipperlichtjes. Toen Pa er een aardige prijs voor bleek te kunnen maken verdween de Skoda naar een nieuwe gebruiker. Maar Ma had die Skoda in haar hart gesloten en al snel kwamen er verschillende exemplaren achter elkaar die meestal niet langer dan een dag of wat voor de deur geparkeerd stonden. Kopers waren er altijd voor te vinden en het geld stroomde zo best binnen af en toe. Pa kocht zich daarvan een IFA, een keurig nette stationcar die een kopie bleek van de befaamde DKW 3=6 uit die dagen, maar net even minder ruimhartig was voorzien van luxe. IFA was afkomstig uit de DDR en in dat vroegere oosten van Duitsland hadden de Russen de DKW-fabrieken overgenomen toen dat deel van het land in hun handen viel aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. Op basis van tekeningen en beschikbare techniek werd al snel een soort schaduw-DKW op stapel gezet die als IFA het levenslicht zag en ook in Nederland werd verkocht.
De import was in die jaren in handen van De Binckhorst, dat later ook met Skoda en Mazda heel bekend zou worden. Maar met die IFA’s viel de verkoop nog niet zo mee, temeer omdat het overgebleven Westduitse deel van DKW zich nogal druk maakte over de ‘merk- en modelrechten’ en zo meer. Vandaar dat Pa die mooie en redelijke jonge stationwagen zo voordelig had kunnen kopen. We knorden heel wat rondjes door Nederland met het ding, maar of hij er nu echt gelukkig van werd? Kennelijk niet, want op zeker moment was de Oost-Duitse DKW vertrokken en stonden er een stuk of wat Skoda 440’s voor de deur. Ingeruilde exemplaren die bij de dealer waar Pa nog eens een tijdje had gewerkt, waren opgenomen in de voorraad. Rood, blauw, bruin, wit, geel, alle kleuren waren leverbaar. Wat mijn stiefvader kon met zijn handen was ongekend, die handen waren echt van goud. Hij zorgde er voor dat de Skoda’s er binnen een paar dagen bij stonden alsof ze rechtstreeks van de fabriek afkomstig waren. Een van de wagentjes uit die dagen had hij bij een toen nog voorkomende ‘autoschilder’ met de hand laten opknappen. Die man had de auto een chocoladebruine tint gegeven, wat mooi paste bij het beige interieur. Die auto was voor privégebruik, de anderen gingen de deur uit. Met het ‘chocolaatje’ maakten we heel wat korte of langere trips. Mijn moeder was er gek mee, maar ze maakte telkens weer dezelfde ‘fout’ dit aan mijn leasepa te melden. Voor hem kennelijk aanleiding om die auto dan snel van de hand te doen, zo leek het wel eens… Zo ook het bruine exemplaar waarmee we zo veel plezier hadden gehad.
Maar een hemelblauwe met een wat moderner uiterlijk volgde de oudere bruine al snel op. En zo ging dat door. Met af en toe onderbrekingen omdat Pa zich liet verleiden voor eigen gebruik eens iets anders in te kopen dan alleen Skoda’s. En zo reden we in Ford’s, een Gangster Kapitan van Opel, een opmerkelijke Hansa, en op zeker moment in een werkelijk schitterende Studebaker. De lichtblauwe auto had een rood interieur en mijn moeder kreeg zowat een appelflauwte van genoegen toen ze dat slagschip voor de deur zag staan. Het was toen bijna gewoonte geworden om als gezin in Amsterdam-West aan de Burgemeester de Vlugtlaan in een horecagelegenheid het weekend in te luiden en daar dan gezelligheid te koppelen aan mogelijke nieuwe contacten voor de in- en verkoop van de handel. Ma mocht meestal mee, ik soms ook. In de Studebaker was dat geen vervelende gebeurtenis. Ma kleedde zich er op en keek vol trots in de straat in de rondte of iedereen wel zag met wat voor een schitterend glimmende slee wij ons nu weer verplaatsten. De rammel die bij fors optrekken na een tijdje uit het vooronder klonk werd door Pa afgedaan als de uitlaat ‘die los zat’. In werkelijkheid hield hij de toeren vrij laag, want er was wel iets meer mis met het motorische hart van de trotse Amerikaan. Na een paar dagen moest er flink gesleuteld worden, een uitgelopen lager deed de motor zwijgen. De lol voor Pa was er af, na reparatie deed hij de Studebaker direct van de hand. Een Skoda Octavia van 1962, een exemplaar met mooie open grille en staartjes op de achterschermen volgde de trotse Yank voor dat eigen vervoer op. Toch bleek het intussen lastiger te worden om die Skoda’s tweedehands te slijten. De jaren zestig waren aangebroken en de concurrentie had intussen ook heel wat betaalbare automobielen te bieden.
Sommige mensen konden zich nu zelfs een nieuwe Volkswagen, Opel of Austin veroorloven. En dus ging Pa voor een wat rustiger leven. De zekerheid had zijn prijs, de handel werd wat stil gelegd, hij zocht en vond een vastere baan en ging langer doen met zijn eigen vervoer. De laatste Skoda die ik als thuis wonende opgroeiende puber nog meemaakte was een 1000MB. Een auto waarvan Pa altijd had gezegd dat hij die nooit wilde hebben voor de handel. Omdat de motor in het achteronder zat en hij in die constructie helemaal niets zag. Zo hadden we nooit ook maar een enkele VW Kever voor de deur gehad. In dit tijd toch best een populair ding. Maar toen hij een echt fraaie, redelijk jonge en donkergroene MB op zijn pad vond kon hij hem kennelijk niet laten staan. De auto leefde trouwens niet lang, werd door een dronken automobilist in de Amsterdamse Van Woustraat zo heftig aangereden dat hij in de gevel van een daar gevestigde stomerij eindigde. Total loss, dat spreekt. Het was de laatste Skoda die mijn Pa ooit zelf bezat. Hij stapte over op een Toyota Crown, maar had wel altijd een klein plekje voor het Tsjechische merk in zijn hart besloten zitten. Wordt vervolgd… (Afbeeldingen: Yellowbird archief/Skoda – Alle teksten zijn eigendom van de auteur!)