
Sinds de uitvinding van YouTube me een wereld heeft binnengeleid waarin je vrijwel alles aan bewegend beeld kunt vinden en ook nog eens op elk gebied neem ik af en toe de tijd om daar even van te genieten. De lezer snapt dat mijn interesse dan vooral uit zal gaan naar vliegtuigen en auto’s in alle vormen en uitmonsteringen. Veelal dynamisch van beeld, plezierig van geluid. Maar er zijn ook films te zien die naast ontspanning meteen ook een educatief doel dienen. Daarbij rijden we mee in trams van het Amsterdamse GVB langs alle lijnen die deze vervoermaatschappij te bieden heeft. En neem van mij aan, dat is buitengewoon relaxed.

Immers, ondanks de drukte in het centrum kom je ook in gebieden waar vrijwel geen kip op straat te vinden is. En waar je ziet hoe die trambestuurders onder alle omstandigheden rustig blijven, aardig voor mensen die net zo tegen hen doen en waarbij het schema van de tram min of meer heilig is. Inmiddels heb ik een aanbieder gevonden onder de naam Spoor 4 die nu al 22.500 volgers kent en je als kijker/passagier meeneemt op de nieuwste lijndiensten en in de laatste nieuwe tramtypen. Via deze trams besturende broeder kom je in wijken van deze grote stad terecht waarvan je het bestaan nauwelijks kent. Zelfs ik als Amsterdammer zit soms met opgetrokken wenkbrauwen te kijken naar nieuwbouw in straten die ik nooit eerder zag of waarvan een bepaald historisch beeld is blijven hangen in het brein.

Buurten van de stad waar ik ook nooit wandelde. Met de auto er heen is geen optie in deze stad vol autohatende politici, dus moet ik het doen met deze beelden. Om daarbij ook te ontdekken dat bepaalde lijnnummers een totaal andere route volgen dan ik mij van vroeger toen ik nog wat meer into trams was herinner. Maar het is geweldig om deze trips te maken en het ontspant echt. Een digitaal OV is dus eigenlijk best plezierig. Zeker als ontspanningsmoment in de dag. Intussen ben ik er achter dat deze ritten een trend zijn en ze ook worden aangeboden door diverse lieden voor steden als Rotterdam en Den Haag, maar ook voor metro’s en zelfs NS-lijnen. Bestuurders van al dat spul zijn dus ook vloggers of Youtubers geworden. Kan een prima bijverdienste zijn, maar voor mij maakt dat niet uit. Ik leer er van en geniet op mijn manier. Net als van die vele vluchten die ik maakte (daarover later meer) of de rallies en races die ik volg. Aanrader dus…. (beelden: Mijn archief)










































Gaf ik twee weken terug even aandacht aan een klassieke westerse bommenwerper die nog tot over een kwart eeuw actief zal blijven, aan Russische kant kent men ook zo’n icoon, de door Tupolev ontwikkelde Tu-95. In veel opzichten gebouwd voor hetzelfde doel, strategische bombardementsvluchten met atoomwapens, was dit toestel min of meer in dezelfde periode als de Boeing B52 ontworpen. Maar wel met een aantal verschillen. Zo kozen de Russen destijds niet voor de indertijd toch wat minder beproefde straalmotoren, maar voor enorm krachtige turboprops van Kuznetzov die via contra-draaiende propellers maar liefst 15.000pk elk ontwikkelden. De machine kreeg pijlvormige vleugels en staartvlakken en bleek niet alleen enorme afstanden af te kunnen leggen, maar ook nog eens aardig snel te zijn. 830km/u om precies te zijn, heel wat straalvliegtuigen uit die periode haalden dat niet. In 1952 vloog het eerste prototype, maar de eerste echte productiekisten kwamen in 1956 in gebruik. Een onaardige verrassing voor de NATO-landen, want dit toestel kon Amerika bereiken met een lading die dodelijk kon zijn en op een hoogte die best kopzorgen opleverde bij de westerse landen. De typerende dreun van de enorme motoren i.c.m. de propellers waren een opvallend fenomeen bij deze toestellen.
Er werden al snel hele brigades van de Rode Luchtmacht mee uitgerust en de machines deden individueel nog wel eens ‘schijnaanvallen’ op NAVO-landen om zo te testen hoe de response van die landen zou zijn. Steeds meer bewapening maar zeker ook nieuwe elektronica hielden de grote Tupolev actueel hoewel hij klassieker oogde dan de eerder beschreven B52. Voor de Russen was en is dit een groot wapensysteem en naar het zich laat aanzien gaat ook deze machine nog jaren mee. Tegenwoordig in staat om Russische tegenhangers van de westerse kruisraketten te vervoeren is het een machine die diverse doelen tegelijk aan kan vallen. Maar de Russen ontwikkelden nog meer versies van de kist. Zo kwam er een vliegend radarstation van uit dat met een grote schotel op de romprug in staat was om boven zee onderzeeboten op te sporen. Een heel bijzondere ontwikkeling was de Tu-114 verkeersmachine die in de jaren 50 en 60 vloog voor Aeroflot en 220 passagiers kon vervoeren.
De techniek, vleugels en staart kwamen van de Tu-95 bommenwerper, de romp werd voor passagiersvervoer nieuw ontwikkeld. Een sensatie in luchtvaartland. Er was dus plek voor 220 passagiers en de machine was heel lang het grootste verkeersvliegtuig ter wereld. Maar vloog (de omvang was ook meteen een beperking) relatief kort. Er werden er overigens slechts 30 van gebouwd. Door de SALT2 overeenkomsten tussen Amerika en Rusland werden heel wat Tu-95’s afgedankt en gesloopt. Maar er vliegen er nog genoeg om Rusland’s kracht uit te blijven stralen. Het ziet er niet naar uit dat deze machines snel van de sterkte bij de Rode Luchtmacht zullen verdwijnen. En zo danken we het strategisch evenwicht in de wereld voor een deel aan relatief oude vliegtuigen met een aanzienlijke vernietigingskracht. Hoe wrang ook, als dat evenwicht maar blijft bestaan. (Beelden: Inter/archief)
Voor veel mensen een naam, niet meer. Soms zoekt men het in een vertaling van het woord ‘eten’ op zijn Duits. Maar voor mij was het heel lang toch meer een bestemming. Essen in het Ruhrgebied waar ik heel lang geleden voor het eerst te gast was. Nog in een tijd dat dit zelfde Ruhrgebied bezig was zich los te worstelen van een beladen verleden. Deze stad werd tijdens de Tweede W.O. heftig gebombardeerd door de Britten en Amerikanen en dat liet haar sporen na. Sporen die je indertijd nog goed kon zien aan of in de toenmalige bebouwing. Wij logeerden voor die trips in eerste instantie bij (schoon)familie in Bottrop, later reden we gewoon op een dag even heen en weer. Essen was toen al een minder provinciale plaats dan onze logeerplek, maar dat werd door de jaren heen flink anders. Men knapte de gebouwen op, bouwde nieuw, breidde uit en moderniseerde het wegennet en OV.
Heel handig was wel dat je tot diep in het centrum kon doorrijden, daar je auto parkeren en dan binnen 3 minuten de winkelstraten in kon lopen. Die straten kennen een heuvelachtig karakter, net zoals de hele omgeving een glooiend karakter heeft. Machtig mooi winkelaanbod ook, zeker voor mij. Talloos waren de modellen die ik er vond bij specialistische winkels, maar ook de boekhandels waren een puur genoegen om rond te struinen. Baedekker was er zo een. Altijd wel iets te vinden van de gading. Duitsers zijn lezers naar traditie, en dat merk je. Maar ook de nodige warenhuizen toen. Karstadt, Kaufhoff, Woolworth. Het moest wel gek gaan wilden we niet met tassen leuke zaken vol terugrijden naar huis. Maar dat even op, en neer rijden werd wel steeds meer een dingetje.
Ik ben er vele tientallen keren heen gewest, vaak met auto’s van de zaak die ik dan meteen op de wat langere afstanden kon testen op gebied van comfort of prestaties. En dan ook kijken hoe snel we op neer konden komen. Toch werd juist dat steeds lastiger. De drukte in Nederland nam enorm toe, maar ook in Duitsland en met name rond dat Ruhrgebied liepen de snelwegen flink vol. Het op een dag op en neer rijden werd zo steeds meer een wat vermoeiende opgave. We haalden het niet meer of moesten dan zo snel rondlopen in die stad dat het de moeite niet meer loonde.
