
Zowel als gemiddelde consument als professional in het wezen der communicatie door de jaren heen zijn er voor mij persoonlijk anno 2024 de nodige ergernissen die ik graag langs deze weg met ‘de lezer(es) dezer blog’ wil delen. Reclame is bedoeld om ons allen te bewegen een product of dienst aan te schaffen of in het hart te sluiten. De marketingmix zoals dat heet moet aansluiten op de lijstjes met wensen van de consument of groepen daarvan. Bij zowel radio- als tv-reclame vallen mij momenteel diverse trends op. Allereerst dat ons leven volgens de reclamefilmmakers voor het overgrote deel lijkt te bestaan uit gekleurde mensen die de plek in namen van de vroegere blonde types met blauwe ogen om het maar eens te chargeren.

Niks mis met die keuze, maar het is net zo min stereotiep voor onze samenleving als het feit dat elke jonge moeder het figuur van Barbie zou hebben of elke vader een tatoeage. Daarnaast hoor ik vaak kinderstemmen bij redelijk volwassen onderwerpen. Alsof kinderen zouden bepalen wanneer we een ‘last minute’ reis boeken naar Griekenland of zouden weten wat de vierkantswortel in het kwadraat is bij de keuze voor een bepaald telefoonnet. Kletspraat. En over dat praten gesproken, als je sommige vrouwen hoort inspreken bij spotjes lijkt het wel of die allemaal een hoge piepstem moeten hebben om hun jeugd te doen uitstralen dan wel niet te willen weten dat een beetje intelligente vrouw vaak juist beheerst praat over onderwerpen en niet hysterisch.

Ten derde zijn daar die bedrijven of instellingen die zich op de borst slaan omdat zij zo ‘milieuvriendelijk’ of ‘klimaatneutraal’ producten en diensten kunnen aanbieden. Ik krijg er vaak kromme tenen van. Onderzoek toont aan dat de doelgroepen die daar mee bezig zijn vanzelf al geen gebruik maken van die bedrijven of organisaties en de gemiddelde burger helemaal niet bewust actief is met al dat gesnor. Men wil gewoon goede waar voor het geld dat men te besteden heeft, de juiste prijs/kwaliteitsverhouding dus en geen claims die nergens over gaan. Wil je graag politiek correct overkomen, de milieu-ridder uithangen of op termijn het klimaat redden zet dat in een folder of op je briefpapier, maar doe dat niet in een reclame-uiting. Immers we worden al overspoeld met groene en linkse propaganda, claims, processen en zo meer, de drammers blokkeren de straten en pleinen van dit land omwille van door hen aangehangen semi-religie, dus laat het bedrijfsleven zich daar verre van houden.

Kijk als energie-organisatie claimen dat je zo groen bent lijkt leuk, maar is een leugen. Windmolens op zee zorgen voor enorme verstoring van de biodiversiteit, de wieken slachten trekvogels af, en het bouwen van die dingen vraagt zoveel van de onderwaterpopulatie dat je geen enkele claim op milieugebied meer kunt verantwoorden. Kortom…..ik heb besloten om de bedrijven die zich bezig houden met deze valse voorwendselen te boycotten. Ik wil gewoon leuke reclame zien of horen met daarin de duidelijke boodschap dat ik dit of dat product (of dienst) tegen een betaalbare prijs kan vinden bij….Reclame is daarvoor bedoeld. Niet om maatschappelijke of politieke statements te maken. Niets is alleen maar goed of positief. Dat is een les die ik al snel leerde in mijn werk, opleiding en ervaring. Wat dat betreft is niets menselijks een bedrijf of organisatie vreemd. Trap er echter niet in mensen….gebruik je verstand en kijk om je heen. Wat je daar niet ziet is ook in het voorgeschotelde reclamespotje geen weergave van het echte leven. Reclame kan je lekker maken, maar hoeft dat niet te doen. Dus geen kinderen meer, geen overdreven veel gekleurde mensen (als het niet relevant is), geen piepstemmen en geen politiek ingestoken claims graag. Dan wordt het vak weer een stuk leuker en de klant weet je meteen te vinden. Ik dank u…. (Beelden: Archief)






Mijn takenpakket was intussen zodanig uitgebreid dat ik naast mijn eigen afdeling Export en dat Charterwerk ook ineens de verantwoording droeg voor het importgebeuren. Die afdeling omvatte nu een reeks nieuwe mensen die van elders waren aangetrokken om de constante stroom goederen te kanaliseren en langs de douane te begeleiden. Daarnaast was er de aardig gegroeide oude groep waar ik ooit begon, waar nu mijn maatje Victor een belangrijk deel van het werk deed samen met een reeks dames voor al het typewerk. Waar nodig viel ik zelf bij als de Maastrichtse charters me niet bezig hielden. Dan had ik in de prive-sfeer ook de nodige verantwoording op me genomen. Ik schreef natuurlijk allerlei verhalen, werkte aan de Stichting die strijd leverde tegen de linkse actievoerders uit Zwanenburg en zo meer, was voorzitter geworden van de ouderraad op de school van onze zoon, en deed ook het nodige aan de coordinatie voor een club modelbouwers.
Kortom ik was er maar druk mee. En dat begon zich te wreken. Krakend en piepend begon het fysiek te klagen onder de belasting en de vele, vele uurtjes die ik toen maakte. Daarbij werd het bedrijf op enig moment toch tamelijk onverwacht overgenomen. De Rotterdamse directie wilde van het geheel af en deed het over aan een bekend Amsterdams Veembedrijf, Cornelder, dat in eerste instantie nog niet meteen tot maatregelen over ging, maar wel de nodige reorganisaties van de betrokken kantoren in het vooruitzicht stelde. Baas Breems was niet meteen geamuseerd en begon bijzonder gedrag te vertonen. Zo herinner ik mij dat we een heel groot account konden binnenhalen uit Hamburg. Een scheepvaartonderneming die naast reguliere vracht ook de nodige scheepsonderdelen met spoed wilde laten overvliegen vanuit Europa naar overal in de wereld. En contract om van te dromen.
De verantwoordelijke Sales-Manager zou naar ons toe komen voor kennismaking en onderhandeling. De Staf van ons bedrijf waaronder ik, moest aantreden voor dit verhaal en we zouden iets leuks met de man ondernemen. Baas Ruud bedacht dat we zouden gaan lunchen bij het toen nog bestaande restaurant ‘Het Bonte Schort’ in Aalsmeer. So far so good. Maar tijdens de voorstelling en welkomstdrankje bleek mij dat de Duitser niet dronk, en ook niet hield van spelletjes. En dat waren nu net de zaken die Ruud Breems zo graag deed. Met een arm aan de speelautomaat achter hem zat hij op een barkruk aan een drankje. Wij, de managers op de disciplines die er werktechnisch toe deden, trachtten het onheil af te wenden. Het lukte maar matig. De man, hij bleek zwaar christelijk, had zijn mening gevormd, het contract ging onze neus voorbij en werd door hem niet ondertekend. En dat was niet de enig keer dat ons dit overkwam. Het begon me allemaal op te breken….En dat leidde tot een beslissing die ik ook later nooit heb betreurd. (Beelden: Archief)
In de jaren dat we ons hadden geconfirmeerd met de wensen en verlangens van het Skoda-management was een (eerder al eens besproken) programma aan ons als importeur opgelegd waar we uiteindelijk in de hele organisatie veel baat bij hadden. LEX! Bedoeld om de Skoda-organisatie in elk land naar een flink professioneel niveau te brengen en de uitstraling van de dealerbedrijven stevig op te poetsen. Het programma werd bij ons geintroduceerd door een contractpartner van Skoda uit Mainz, Intercom geheten, waar ook de VW-organisatie veel baat bij had gehad. De mensen die verantwoordelijk werden voor implementatie van dat geheel, zoals ik, moesten bij die Duitse organisatie in de leer.
Certificering moest behaald, en dat lukte mij relatief simpel. Klantgericht denken zit me kennelijk redelijk in de genen dus dit LEX-denken, in feite stelde dat de klant centraal in het denken van de professionele organisaties, vroeg niet te veel omschakeling. Wel moest je Duits Grundlich omgaan met de organisatie in eigen land. De dealers werden gescreend, kregen een ‘Ist’(nul)-beoordeling en daarna een rapportage waarin werd aangegeven wat ze allemaal zouden moeten doen om de LEX-normering te behalen. Hadden ze LEX-1, bleven ze in de organisatie, zij die het niet haalden mochten alsnog omkijken naar een ander merk.
We startten het programma in 1999 op en gingen er vol tegen aan. Waar mogelijk deed ik mijn taak als verantwoordelijk manager voor dat geheel, in het veld hadden we een specialist ingehuurd, Hans Bovee, die als een terrier aan de slag ging om het LEX-denken aan de dealers over te brengen. Dat had heel wat voeten in de aarde, want de dealers ‘werden (naar eigen zeggen)al zo onder druk gezet‘. Ze moesten investeren, pro-actief marktbewerken, automatiseren en nu ook nog eens professionaliseren‘.
We hadden intussen het kwaliteitsprogramma al snel goed op poten, inclusief een compleet eigen lijn handboeken, stickers, en andere materialen, waarmee een dealer zijn zaak aardig kon oppoetsen. Net als indertijd toen we de Quality Standards voor de Nineties toepasten, bleek een klantentoilet een erg lastige optie te zijn. Het omdenken van dealer-ondernemers was een tweede.
Liefst stelden zij zich zelf centraal bij de benadering van hun klanten en er waren er bij die meenden dat zij voor de eigen bedrijven de zaakjes aardig voor de bakker hadden, terwijl ‘die klanten behoorlijk in de weg liepen‘. Met behulp van de Duitsers kregen we echter met LEX toch voet aan de grond en groeide het vertrouwen dat we als de grote Superb er eenmaal was een veel betere, schonere en professionelere organisatie zouden hebben om ook een ander soort klanten te kunnen bedienen. Vanuit de verkoop was dit ook nodig. Skoda vond steeds meer klanten in de fleetsales- en leasewereld en die rijders waren echt heel kritisch. Een rommelige dealer paste hen niet en vuile overalls of dito stofjassen waren deze lieden een doorn in het oog. Door het overleg met de Duitsers, kwamen we dus ook veel in Mainz, over het algemeen per auto, vaak reden Hans Bovee en ik ‘even op en neer’. Soms gingen ook andere leden van het MT even mee om zich door de Duitsers te laten overtuigen dat LEX geen secondair programma was, maar een primair onderdeel van de nieuwe organisatie in een land. Ik moet zeggen dat we bij het LEX-programma ook intern veel steun kregen. Tot….we op basis van wat we zoal inventariseerden bij de audits bij/met dealers te horen kregen dat Pon Mobiel zelf ook best eens wat aan LEX kon gaan doen. Veel vooral nieuwe medewerkers waren volgens de dealers niet klantvriendelijk genoeg en konden wel een coaching gebruiken. Dus toen we binnen het MT over een interne LEX-programmering begonnen waren de Duitsers over-enthousiast, we waren immers de eerste importeur die zo ver wilde gaan, maar een deel van het MT bij Pon Mobiel ging direct dwars liggen. Niks LEX voor de importeur, het moest niet overdreven worden! Principes kenden zo hun grenzen in die jaren. En dus ging dat eigen LEX-denken bij Pon Mobiel snel overboord. Wordt vervolgd! (Beelden: Skoda/Yellowbird/internet)
Die eerste periode bij Pon Mobiel besteedde ik veel van mijn tijd aan het domweg wennen in de nieuwe rol die ik moest gaan spelen. Ik had daarbij een groot en goed geolied importbedrijf verwacht, met een stel enthousiaste medewerkers en dito dealers. Had me er als dealerdirecteur in de jaren voor mijn aantreden bij de importeur nooit zo echt mee bezig gehouden. Kende collega’s slechts van de diverse reizen die in die dealerjaren werden gemaakt en nam hun verhalen als uitgangspunt voor het idee dat ze veel kennis en ervaring koppelden aan een even groot enthousiasme. Dat bleek in de praktijk vaak bepaald minder het geval. In de periode dat ik nog niet bij Pon in dienst was had Jaap van Rij me al eens ingezet als mystery-shopper en had ik een paar van die dealers incognito bezocht. De verslagen die ik daar indertijd voor maakte spraken boekdelen. Vriendelijke mensen, maar weinig kennis van zaken, niet proactief, en soms in wel erg rommelige winkels gevestigd. Een proefrit maken was er vaak niet bij. Dat zorgde mede voor een moeizame verkoop. Toen ik dus in 1992 als verkoopleider aan de slag ging en het land nu intensief rond reed bleek het probleem pas echt heel groot te zijn. Veel van die lui hadden net aan een soort van showroom met een enkele auto er in, hun werkplaats was vaak een rommeltje en ze deelden vrijwel allemaal frustraties over ‘de wijze waarop de importeur met ze om was gegaan’. Dat zat hem vooral in een deal uit 1991 toen Jaap van Rij clusters van auto’s aan die dealers had geleverd, bijvoorbeeld drie Favorit Combi’s en een zwarte bijzonder fraaie hatchback die speciaal voor Nederland was gemaakt.
Die zwarte wagens waren ze meestal zo kwijt, die combi’s niet. En Pon nam ze ook niet terug zoals vele dealers graag hadden gezien. Die verkochten het liefst wat de klanten vroegen. En als dat een niet in het gamma voorkomende zilvergrijs metallic versie was met paarse stoelen en gele wielen moest de importeur daar dan maar voor zorgen! Het waren soms onmogelijke situaties. Toen wij in Mlada Boleslav en Praag dan ook nog eens de nieuwste modellen zagen die Skoda op het punt stond uit te brengen wisten we dat we daadkrachtig moesten handelen. De voorraden oude modellen, vrijwel allemaal afkomstig uit 1991, waren om en nabij zo groot als de totale verkoop van alle toenmalige dealers in een jaar tijd. Dat zorgde voor flinke stagnaties. En net als dealers bij Pon hun oudere modellen niet konden retourneren, lukte dat Pon niet bij de fabriek. En reken maar dat we dat laatste geprobeerd hebben! Er moest dus een list verzonnen worden. En die kwam al snel in beeld. Toen Jaap van Rij een korte citytrip maakte naar New York en terugkwam met vele verhalen, schoot me ineens te binnen dat we actiemodellen zouden moeten maken met bekende namen van New Yorkse wijken. In concept bedachten we toen in een ochtend tijd de Combi’s ‘Brooklyn’ en de ‘Manhattan’. Daartoe dienden we die voorraadwagens compleet binnenstebuiten te keren en zelfs de bekleding te vervangen door nieuwe.
Bij die Manhattan was dat zelfs echt leder. Deze operatie leidde er toe dat we ook veel positieve publiciteit kregen. De vakbladen schreven dat het toch niet gekker moest worden, ‘Skoda’s met lederen bekleding….’ De prijs was goed, de actiemodellen aantrekkelijk, de klanten ‘in’ voor iets anders, maar de dealers helaas niet. Die hadden zoveel ‘kennis’ van alle detailverschillen dat ze klanten daar zelfs op wezen. Vaak waren ze meer hobbyisten dan professionals zo leek het. En dus gingen de iets jongere Brooklyns, baserend op de goedkopere Forman L, sneller weg dan de duurdere en wat oudere Manhattans. Het verschil zat hem daarbij vooral in een hendeltje voor de opening van de achterklep die de goedkope versies wel hadden en de duurdere niet. Dealers zaten echt ingegraven indertijd en wilden slechts het laatste nieuwe verkopen. Vaak waren ze daarover geïnformeerd door Tsjechische handelaren die in die jaren alle oude en ingeruilde Skoda-modellen opkochten waarbij de motoren nog achterin zaten, en die terughaalden naar het thuisland. Wat dealers daarmee bereikten was dat hun terreinen leeg raakten, hun cashflow even verbeterde, maar dat ze op termijn geen onderhoud meer hadden in hun werkplaatsen. Waarmee, ook al door de uitblijvende verkopen, het einde voor veel van hen snel in zicht kwam. De nieuwe rayonmanagers van toen, jonge mensen met een vaak grotere verkoopervaring dan de dealers die ze bezochten, moesten soms meehelpen om bepaalde voorraadauto’s voor dealers op te ruimen. Die ondernemers waren vooral aan het sleutelen, maar mopperen ging ze ook buitengewoon goed af. TE goed!
In mijn laatste professionele jaren bij en voor importeur Pon, leerde ik nog sterker dan voorheen het fenomeen ‘klantvriendelijkheid’ kennen en zeker ook waarderen. Het zat in de diverse bedrijven binnen die mij toen bekende branches niet in de genen. De klant centraal stellen en jezelf ondergeschikt maken is niet des ondernemers, om het over verantwoordelijke managers maar niet eens te hebben. Vroeg vaak veel aandacht en overtuigingskracht mijnerzijds. In de jaren daarna deed ik mijn advieswerk vanuit het bureau dat ik daartoe had opgericht en kwam o.a. in contact met de wereld van het midden- en kleinbedrijf. Daar was die klant slechts een geldautomaat zo leek het. ‘Zo zijn de regels en zo wordt het spel gespeeld’. Klant was vaak lastig (..) en stelde de meest onmogelijke eisen. Maakte niet uit of ik nu mensen hoorde met winkels of stallen op de markt. Alsof ik dertig jaar terug ging in de tijd. Sindsdien is er wel iets veranderd. Ook mkb-ers beginnen iets te snappen van klantvriendelijk gedrag, al was het maar door de enorme concurrentie van nieuwe winkel(keten)s die het landschap op dit punt verbeterden.
Maar er blijven altijd diehards volharden in het denken vanuit de eigen normen en waarden. De klant als decor, ‘mijn eigen protocol’ van groter belang. Zo kreeg ik onlangs twee voorbeelden aangereikt vanuit een grote bankinstelling op verschillende plekken in de regio waar die instelling kantoren heeft zitten. Medewerkers die het niet de moeite waard vonden af te wijken van de eigen gedragslijn en het begrip klantvriendelijkheid toe te passen. Voorbeeld 1; vestiging in Midden-Nederland. Normaal zit daar erg aardig personeel. Nu was de bezetting anders. Een van de voor ons nieuwe medewerkers was druk met een man die kennelijk zijn hele financiele hebben en houden met hem wilde doornemen. Aan de open en centrale balie, wat ik toch een beetje vreemd vond. In een afgesloten kantoortje zat nog een bankman, maar die had kennelijk een andere rol want keek vooral voor zich uit. Toen bleek dat wij wel erg lang zouden moeten gaan wachten besloten we intussen even iets anders te gaan doen. Boodschappen bijvoorbeeld. Nadat we een minuut of 20 later terug kwamen was de situatie niet veranderd. Maar de medewerker achter de balie merkte ons wel op. ‘Kan ik u helpen?’ vroeg hij terwijl de klant met al zijn papieren nog steeds tegenover hem zat.
Het is een vorm van beroepsdeformatie. Ik geef dat direct toe. Maar als je je leven lang gewerkt hebt in branches waar de klant centraal stond (staat) en jij als aanbieder van goederen of diensten moe(s)t zorgen dat jij jouw doelstellingen behaalt door vanuit dat klantgerichte denken rendement te verzorgen, valt het op dat nog steeds veel mensen kennelijk voor dat fenomeen zijn geroepen, maar slechts weinigen echt uitverkoren. Ze werken bij bedrijven die juist vanuit dat denken hun personeel zouden moeten screenen op geschiktheid. Maar het tegenovergestelde lijkt het geval. Een voorbeeld illustreert wellicht wat ik bedoel. Op de rand van zomer en winter knakte er iets in een van onze raambedekkers. Een mechaniekje, binnen in dat ding, vertoonde metaalmoeheid, het hele geval kon worden afgeschreven. De totale oude balk was twee meter breed, het betrokken raam qua bedekking asymmetrisch in twee delen opgesplitst. We moesten dus aan de vervanging. Nou, dat viel me niet mee. Niet doordat het spul wellicht niet leverbaar is hoor, nee, het zat hem meer in de wijze waarop je geholpen wordt (of niet) bij de diverse zaken die we bezochten. Bij sommige daarvan wordt je gewoon helemaal niet opgemerkt.
Lastig als blijkt dat ze jouw raambedekker niet hebben in de gewenste maat of kleur! Nee, men heeft wel iets anders. Maar dat was net niet de bedoeling. Bij goedkopere zaken (je wilt koste wat het kost slagen als je met een dergelijk pechgeval zit) is die servicegevoeligheid nog wat slechter dan bij de iets hoger gepositioneerde, maar de verschillen zijn minimaal. Na nog even nagedacht te hebben over een plan B, je moet kiezen of kabelen als blijkt dat Plan A toch een doodlopende weg is, besluiten we om dan maar twee balken van ieder 1.60mtr te kopen. Dan moest ik wel de hele boel qua ophanging ombouwen, maar dan werkt het tenminste weer. Ook dat viel nog niet zo mee. En ik moet zeggen, het was zeker niet met dank aan de medewerk(st)ers van die keten waar we uiteindelijk slaagden dat we onze keuze daar toch maar lieten vallen. Nee, je moest overal op zoek naar die mensen, ze kwamen soms steunend en klagend van hun werkplek (ze waren meestal ‘iets’ aan het uitpakken of neerzetten) en de kennis van zaken was matig tot slecht. Met dank aan de vestiging in Amstelveen waar we uiteindelijk deels slaagden, kregen we het voor elkaar dat in een Amsterdams filiaal een tweede balk werd gereserveerd.
En kon ik aan de slag. Het was net zo lastig als vooraf verwacht, maar daar konden die mensen in de winkels niets aan doen. Ik geef toe, het is klein ongemak in vergelijking met wat er zoal in de wereld speelt, maar toch. Werk je eenmaal in een winkel, doe dan je best om er een feestje van te maken. Dat helpt bij de verkoop, je dag verloopt er sneller door en klanten reageren domweg aardiger. Chagrijn, onwil, gebrek aan kennis, en (ik moet het toch stellen) geen benul van de Nederlandse taal soms, helpt niet bij het bereiken van persoonlijke of zakelijke doelstellingen. Daar mag best wat op getraind worden. Zoals men doet bij ketens als WoonXL. Daar krijg je antwoord, begeleiding en wil een verkoper er alles aan doen om je te helpen aan het gevraagde. Voor de rest zag ik alleen maar dat er nog veel werk is voor motivatietrainers en verkoopcoaches.
Het boek waar ik nu aan werk, soms duurt zo´n schrijfproject langer dan je van tevoren kunt inschatten, vertelt het verhaal over mijn overstap van de luchtvaartsector waar ik een jaartje of 12-13 had rondgelopen naar die van de auto´s. Dat hield direct in dat je van b/to/b naar b/to/c ging, oftewel, van de zakelijke verkoop van service aan bedrijven naar directe verkoop aan particulieren. Ook dat heb ik een jaar of 13 gedaan. En met de merken die wij als dealer voerden in dat Amsterdamse garagebedrijf waar ik voor werkte kregen we heel wat klanten binnen die vielen in het hoofdstuk ‘bijzonder’. Ook al waren sommige heel aardig en leuk, er zaten er toch ook tussen die je liever kwijt dan rijk was. Dat zat soms in karakter, of de manier waarop mensen omgingen met ons als verkopers of onze werkplaatsmedewerkers. Tot de eerste categorie behoorde een zeer oude heer die zich ergens halverwege de jaren tachtig meldde voor een nieuwe telg uit ons gamma Tsjechische modellen. Ik vond het al een wonder dat de man nog liep, hij bleek later 91 jaar oud te zijn en was naar eigen zeggen ‘belangrijk geweest bij de organisatie van de World Press Photo tentoonstellingen’. Hij kwam van oorsprong uit Oostenrijk en had daardoor wel iets met de auto’s uit dat hedendaagse ‘zusterland’ Tsjecho-Slowakije, dat vroeger immers onderdeel was geweest van het Astro-Hongaarse Keizerrijk.
Het bleek een beminnelijk mens, al nam hij heel veel tijd in beslag. Zijn verhalen waren buitengewoon breed en wij hadden omwille van de tijd beschikbaar en de andere klanten die zich ook nog wel eens in onze showroom oriënteerden, een beperkt gevoel van geduld. Een deal sloot je normaal in 20-30 minuten was het credo. Dat ging bij de Heer L. niet lukken. Zijn vrouw, lieve oude dame, hemelde haar man uitgebreid op. Hoe belangrijk hij was geweest en hoeveel kilometers ervaring hij wel niet had. Nu was dat laatste meestal een reden om geen proefrit aan te bieden in het beoogde model, vaak was het juist die ‘uitgebreide ervaring’ die zorgde voor de meest stressvolle proefritten. Toch wilde meneer L wel even voelen hoe die ‘Sgoda’s’ reden. En dus werd er een demowagen voor de deur gezet en reed ik zelf even met de familie richting het Amsterdamse bos om daar in alle rust even wat rondjes te draaien. Dat beviel de man goed. Hij reed ronduit beroerd, de voet op de koppeling wilde maar niet omhoog komen en zijn gasvoet ging veel te zwaar omlaag. De arme demonstratieauto loeide en kreunde. Maar Meneer L en zijn vrouw waren overtuigd.
Dit was een leuke auto voor ze en toen we weer terugkwamen in de showroom kocht hij uiteindelijk een nieuwe auto in de kleur lever-beige die Skoda indertijd in het gamma had maar vrijwel niemand wilde hebben. Een paar weken later kwam de heer L zijn nieuwe vervoer ophalen. Weer werd het een langdurige toestand. Afleveringen werden door ons uitgebreid gedaan, we legden graag uit waar de verlichting zat, we schonken koffie en zetten er een bloemetje bij voor de partner. Nadat de oude auto was ingenomen, een echt half overleden Austin Allegro uit het jaar kruik, kwam het moment dat de heer L met al zijn rijervaring vertrok. Gillend zette de nieuwe Skoda zich in beweging. We roken buiten staand zowat de koppelingsplaten. Hielpen hem de uitrit van de altijd drukke weg waar langs we gevestigd waren, veilig te nemen. Zwaaiden nog even en stapten weer naar binnen. De volgende aflevering wachtte. Slechts een minuut later hoorden we de klap. ‘Nee he’ spotten we nog. Maar het bleek ja. De heer L had ergens halverwege de weg waar hij op was gereden, besloten om te keren. Nerveus, natuurlijk. Maar daar kon je niet keren. Toen hij het toch deed kon een busje dat aan kwam snellen hem niet meer ontwijken. En dat was einde oefening. De mensen kwamen er goed uit, de Skoda was zodanig beschadigd dat die niet meer gerepareerd kon worden. Voor de werkplaats was dat jammer, weer een klant minder erbij. Maar voor de heer L was ook net zo jammer. Zijn rijbewijs werd ingenomen. Hij mocht niet meer autorijden. Wij hebben hem nooit meer gezien. Bijzondere klanten, net wat ik zeg….
Hoe vreemd dat ook moge klinken, ik ben in mijn vroege leven niet bepaald opgevoed met Volkswagen als favoriet automerk. Niet dat ik die karretjes van vroeger niet kende hoor. Er reden er voldoende van rond om je een beeld te geven van hoe dat spul er uit zag. Maar mijn leenpa, toch een expert in het beroep van autotechnisch handelaar, zag niets in wagens met de motor achterin. Die waren maar onveilig en je stuurde je helemaal gek als er wind stond. Nu was dit bij veel auto’s met de motor voorin ook zo, maar die VW’s hadden voor hem nog een extra nadeel, ze kwamen uit Duitsland en dat lag in de jaren na de oorlog gevoelig. Leenpa had in de oorlog geleden. Het was echt vaag wat hij had meegemaakt met die Duitse bezetter, maar fraai was het niet geweest zo begreep ik wel. Dus hoefde er geen Duitse toerist aan hem de weg te vragen in Amsterdam, hij deed net of de man of vrouw niet bestond. De tik van de oorlog had velen bereikt. Hem ook. Toch was er een moment dat hij zijn zelf gekozen afkeur van dat Duitse succesmerk overboord zette. Dat was op het moment dat hij voor een klant een ‘bussie’ moest regelen waarin die man met zijn hele gezin kon verkeren als dat zo uit kwam.
Al snel had hij zo’n ding te pakken. Had een paar jaar moeten werken hij de lokale autoverhuurder in onze straat die indertijd al behoorde tot een van de grootste van onze stad. Maar leenpa kon daar redelijk mee door de deur, al was het wel zo dat we ook vaak mot hadden over de parkeerplaatsen voor de deur. Zowel het bedrijf als mijn ‘Pa’ wilden daar auto’s uitstallen en dat leidde nog wel eens tot conflicten. Hoe dan ook, dat busje was er en kostte niet de wereld. Maar ‘pa’ wilde toch wel graag even een weekendje kijken of hij het ding met iets van garantie op de kwaliteit zou kunnen verkopen aan de beoogde klant. En dus ging de bus een weekendritje mee. En wij ook. Raar gevoel zo voor in die Sambabus. Geen neus en het stuur plat tegen de ruit. Het leek in niets op wat wij tot dan hadden gereden en hoogte en lengte was best wennen. Ook voor ‘pa’.
Die was niet zo van de verkeersregels en had ook een (ik druk me netjes uit) opvliegend karakter. Toen we dus na een leuk dagje uit met het busje vastliepen in de altijd optredende file die stad-in ontstond bij de Middenweg in Amsterdam-Oost, zat hij zich danig op te winden. Wij moesten een paar honderd meter verderop linksaf en de stroom rechtdoor ging hem veel te langzaam naar de zin. Dus bedacht hij dat het handiger was om met het geleende busje over de tramrails door te rijden richting het stoplicht linksaf naar onze woonbuurt. Hij trok aan het stuur, gaf flink gas en trok op. De Opel die voor ons in de file voort sukkelde stopte plotseling en dat zorgde voor een fiks ongewild contact. Het busje liep rechtsvoor een behoorlijke deuk op, de Opel had schade aan de bumper. Het werd allemaal geregeld, Pa was daar goed in, schade was voor hem immers een jaarlijks terugkerende situatie. Vaak een gevolg van een ‘eigen schuldje’. Maar hoe hij het regelde met dat garagebedrijf van wie hij de auto leende is me niet duidelijk. Ik was er te klein voor. Wel weet ik dat er daarna helemaal nooit meer een VW voorbij kwam. Hij had er zijn buik meer dan van vol. Hij had eens moeten weten dat ik later een rol zou gaan spelen bij de importeur van dat spul. Hij zou zich vermoedelijk omdraaien in zijn graf. Als hij dat uit zichzelf al niet had gedaan. Al die graven, en niemand die bewoog. Niks voor hem…..
