DDR Middenklasser; Wartburg!

DDR Middenklasser; Wartburg!

Hoewel als het op auto’s aankomt uit de DDR met name de Trabant de meeste mensen nog wel iets zegt, was er in dat communistische deel van Duitsland nog een tweede fabrikant van belang te vinden. En die dankte haar bestaan in het oosten vooral aan de erfenis nagelaten door zowel BMW als DKW. Immers die fabrikanten bouwden tot in WO2 nog gewoon auto’s in dat ene verenigde Duitsland maar verkeerden na afloop van de oorlog ineens aan de ‘verkeerde kant’ van het IJzeren Gordijn.

De fabrieken werden deels door de Russen leeggeroofd en wat overbleef genationaliseerd en opnieuw op de benen gezet voor een langzame maar zekere nieuwe start in die totalitaire heilstaat. In het Oost-Duitse Eisenach startte men de productie van auto’s al snel weer op. Eerst als EMW, erfopvolger van BMW met wagens die voorheen ook daar vandaan waren gekomen. Later werd die fabrikant omgedoopt tot VEB Automobilwerk Eisenach. Daar zette men IFA’s in elkaar, in feite Oost-Duitse DKW’s met de bijbehorende tweetaktmotor.

Uit dat wagentype onwikkelde AWE de eerste Wartburg, aangeduid als model 311/2. Een op zichzelf sierlijke auto met een 3 cilinder tweetakt voorin en aandrijving op de voorwielen. Deze wagens waren anders dan de kleinere Trabants niet van kunststof gemaakt, maar van metaal. Naast een sedan kwam er ook een Coupe op de markt, een stationcar (Camping Limousine), een cabriolet en een afgeleid sportwagen die veel leek op een Italiaans ontwerp.

De speelse extra luxe of sportieve modellen waren de leiding in de DDR van toen veel te frivool en die werden al snel stopgezet zodat alleen de sedan en stationcar overbleven voor de volkskameraden. Deze reeks werd gebouwd tot men in de tweede helft van de jaren zestig overstapte op de Wartburg 353.

Dat was best een forse maar ook strak gelijnde auto die jaren lang toe moest met een driecilinder-tweetakt van net geen 1000cc. De wagens vooral bestemd voor de echte diehard partijkaders en overheidsambtenaren. Naast een sedan kwam er ook weer een stationcar van uit en daarnaast een pickup met diverse opbouwen boven de laadbak zodat een echte bestelauto ontstond. De Wartburg 353 bleef jaar na jaar in productie. En was altijd maar matig leverbaar voor normale kameraden.

Dat kwam ook door de relatief lage aantallen die men in de oude fabriek van Eisenach produceerde. Zelfs met inzet van andere productielijnen lukte het niet goed om die aantallen op te vijzelen. Nadat de wagens tot ver in de jaren tachtig waren gemaakt op de oude bekende wijze, nam men bij de communistische leiding van land en economie het besluit om de Wartburgs uit te rusten met nieuwe viertaktmotoren van VW. Daartoe moest de Wartburg worden aangepast en de productielijn tijdelijk stil gelegd. Uiteindelijk verscheen de auto met een wat andere neus en met een 1.3 liter VW Golf motor onder de motorkap.

Toen de eerste exemplaren net beschikbaar kwamen stortte de DDR als zelfstandige staat in (Wende) en was de auto ineens niet meer van interesse voor de ‘Ossies’ die liever een westerse tweedehands auto kochten. Wartburg overleefde die overgang niet. Maar de technologie en kennis van de arbeiders en ingenieurs ging niet verloren. Opel liet er op enig moment motoren en versnellingsbakken maken en zo bleven heel wat mensen in het nieuwe Duitsland aan de slag. De Wartburgs zijn overigens ooit ook geimporteerd in Nederland. De kwaliteit was prima, maar de uitstoot van de oude tweetaktmotoren deed ze de das om. Tegenwoordig worden heel wat opgevoerde exemplaren in het vroegere Oost-Duitsland gebruikt voor rallies of races en daarbij doen die wagens het gewoon goed. Niet zo gek als je bedenkt wie de voorouders waren van deze auto’s. Dat vertaalt zich toch. (Beelden: archief)

VW – van dip tot absolute top…

VW – van dip tot absolute top…

Was ik bij de vorige beschrijving van het grote Duitse concern VW gebleven bij de situatie waarin het op enig moment verkeerde toen bleek dat men had gerommeld met de software bij veel van haar dieselmodellen, nu gaan we verder naar wat dit allemaal heeft opgeleverd. Terwijl de hele autowereld werd opgeschrikt door het feit dat veel van de autofabrikanten het voorbeeld van VW hadden gevolgd met hun eigen dieselsoftware, de omslag daarna was zeer indrukwekkend. VAG, het moederconcern van VW en de andere merken die tot het concern behoren, verving de leiding van de Zentrale maar ook leidinggevenden bij een aantal submerken.

Men investeerde in nieuwe technieken en modellen waardoor het bedrijf intussen een van de grootste leveranciers is geworden van elektrische auto’s ter wereld. Men werkt nu nauw samen met andere fabrikanten (als Ford) waar men met soortgelijke uitdagingen kampt en ontdekt dat ‘samen sterk’ maakt dat je er al snel winstgevende businessmodellen op kunt bouwen als je samen met een enkel platform diverse auto’s op de markt zet die zijn voorzien van een hybride of elektrische aandrijflijn.

VW heeft zelf de id3, 4 en 5 uitgebracht en zet de productie van benzinemodellen langzaam aan stop. De dochtermerken Audi, Skoda en Seat volgen op de voet, zelfs bij Bentley en Lamborghini komen soortgelijke nieuwe aandrijflijnen in gebruik. Men investeert in fabrieken die nieuwe accu’s kunnen maken waar je eindelijk een actieradius mee kunt bieden die lijkt op die van een meer normale benzineauto. De zeer effectieve diesels vragen nog wel een jaar of wat om die te kunnen evenaren.

Onlangs zette men na dik 10 jaar experimenteren een idBuzz in de showroom, een geweldig leuke eerste vingeroefening voor bedrijfswagens en elektrische busjes met een futuristisch uiterlijk. VW investeerde miljarden Euro’s en bedient intussen ook markten in Amerika en China met toonaangevende modellen. Kijk je naar de tweedehands modellen is het merk met de Polo, Golf en Passat, maar zeker ook de Transporter-range marktleider. En diens opvolgers zullen daaraan niet veel doen veranderen. Een Volkswagen is een kwaliteitsproduct en het merk blijkt zelfs de door de linkse milieukerk opgeroepen schandalen redelijk te kunnen overleven. Teken van flexibiliteit. Ging andere merken wel anders. En zo hoort het ook. Met een heel gamma aan eigen merken met een heel specifieke doelgroep, markt en niveau heeft VW meer te bieden dan menige concurrent. En dat is geld waard, heel veel geld. Wie had dat kunnen denken toen men ooit die wat wonderlijke uitziende eerste Kevertjes in elkaar schroefde in het Duitsland van net voor, tijdens of na de oorlog…. (beelden: Archief)

Relatief jong, wel enorm groot; VW. – deel 2

Relatief jong, wel enorm groot; VW. – deel 2

Beschreef ik in het eerste deel van het verhaal over VW de opbouwfase vanaf de periode rond WO2 tot pakweg eind jaren zestig, ik ga trachten nu het vervolg (opgesplitst in nog meer delen) te dichten. Zonder de illusie mee te geven dat ik helemaal compleet dit verhaal kan vertellen in de beperkte ruimte die blogs nu eenmaal leesbaar houden.

Hoe dan ook, VW besloot op enig moment om een echte middenklasser te bouwen zodat mensen binnen het merk konden ‘doorgroeien’. Maar men week bij die nieuwe wagen, de VW411, niet af van haar basisprincipes. Dus de motor bleef achterin, boxer, luchtgekoeld. De vormgeving was een beetje zoals bij de 1500/1600 reeks maar dan meer opgeblazen. Technisch prima auto, maar o wee wat was hij intussen qua constructie achterhaald geraakt.

Toch ging VW er vrolijk mee door en ontwikkelde zelfs nog een verbeterde (..) versie met elektronisch benzine-inspuitsysteem. Het hielp de verkopen niet. En VW kwam in de problemen. Men moest iets anders bedenken en bij toeval kreeg men dat in handen door de fusie met Auto Union, een Duitse merkcluster waartoe naast DKW en Audi ook NSU behoorde. Van dat laatste merk nam men een al bestaande reeks middenklassers over die als VW K70 alsnog naar de showroom van de dealers werd gestuurd.

Die auto had voorwielaandrijving, een ruime kofferbak, prima rijeigenschappen en een watergekoelde lijnmotor voorin. Dat was even wennen voor het VW-publiek. En dus werd die wagen niet zo populair. Maar men leerde er wel veel van. Via concernzuster Audi, dat op haar beurt weer veel dankte aan DKW, kwam de VW Polo in het gamma. Een kleine compacte wagen met modern concept van aandrijving en prestaties die er mochten zijn gekoppeld aan een prima prijsstelling.

Maar de grote slag maakte VW met de introductie van de Golf. Een soort vierkante doos op wielen, prettig uitgerust, goede wegligging en waardige opvolger van de Kevers. Die laatsten werden nog wel geproduceerd in andere landen, niet meer in Duitsland. De Golf wel en die werd een begrip. Met de GTi als ultieme variant. De Golf is tot op heden een auto die de toon zet in zijn klasse. Ook al groeide hij generatie na generatie, net als de Polo trouwens. De Scirocco was een geweldig leuke sportieve VW, ontworpen door Giugiaro en gebouwd door Karmann.

De Passat verscheen, een afgeleide van de Audi 80, maar dan met een grote achterklep en tegen lagere prijzen. De Transporters kregen ook steeds nieuwe aanzichten, de T1 werd afgelost door de al moderner ogende T2, maar die maakte in de jaren zeventig plaats voor de hoekige T3 en deze kreeg weer een zusje in de vorm van de grotere LT, uitgerust met VW of Audi motoren. VW groeide en groeide. Overal in de wereld zette men productielijnen op, waar soms wagens werden gebouwd voor een specifiek werelddeel, maar zeker ook voor Europa.

Medio jaren tachtig lijfde VW Seat uit Spanje in, begin jaren 90 Skoda uit Tsjechie, maar ook Lamborghini uit Italie (via Audi). Later zou ook Bentley worden overgenomen. Het modellengamma werd groter en breder, platformstrategie maakte dat alle merken van elkaars technologie konden profiteren. Dat maakte ook kwetsbaar, zoals bleek toen de software op dieselmotoren van de VW-merken elektronisch simpel te besturen viel waardoor men kon rommelen met uitstootcijfers…En dat was tegen het zere been van met name de milieuorganisaties die graag te hoop lopen tegen vermeend onrecht dan wel dollartekens in de ogen krijgen bij het idee een bedrijf aan te kunnen pakken. Later bleek dat veel automerken met hun diesel-software hadden geknoeid maar VW had de naam en kwam daar lastiger vanaf dan een aantal van haar concurrenten. In deel 3 gaan we even naar het nu kijken… (Beelden: Archief)

Lesrijden…

Lesrijden…

Als een wat oudere (potentiele) klant in het dealerbedrijf waar ik vroeger beroepsmatig acteerde me vertelde dat hij al tiggggg jaren zijn rijbewijs bezat wist ik al dat ik bij een proefrit in een van onze demowagens altijd voorzichtig moest zijn. Want het bezit van een rijbewijs over een lengte van jaren was zeker geen garantie voor bijpassende rij-ervaring. Sommige van die lieden uit die jaren hadden soms een jaarkilometrage van 1000-5000 op hun naam staan en dat zei vrij weinig over inzicht en rijaardigheid. Intussen behoor ik zelf tot de generatie die kan stellen dat hij tigg jaren zijn rijbewijs bezit.

Onlangs weer vernieuwd en toen realiseerde ik me dat ik sinds mijn 18e levensjaar, toen ik dat roze papiertje behaalde, opgeteld en vermenigvuldigd een dikke 2.5 miljoen+ kilometers achter de rug te hebben. Ik reed in kleine en grote wagens, bestellers, kleine 4-tonners, handbakken, automaten, benzine, LPG, diesel en zelfs elektrisch in binnen of buitenland. En nog steeds komen we wel aan de 20.000km per jaar met allerlei zaken die ons bekoren of verleiden.

Terugdenkend aan die beginjaren weet ik nog goed hoe dat toen ging. Wij reden soms hoogst illegaal in een van LeasePa’s handel-Skoda’s, toen ik ging werken op Schiphol stond daar een Ford Taunus Combi van chef Ruud die me de juiste handelingen leerden om met die wagen op het Schiphol-terrein rond te rijden. Handig voor ritjes naar de douane of zo. Maar ik moest voor buiten die toenmalige luchthavenbubbel wel snel een echt rijbewijs behalen vond hij toen.

En dus kwam er een bijklussende collega op mijn pad van het Amsterdamse kantoor waarvoor ik op Schiphol actief was. Bij de toen bekende Mokumse rijschool Kemme (leert je rijden en remmen..) in een VW Kever. Dat bleek een ideale leswagen te zijn. Met veel flair beheerste ik dat ding heel snel en na 9 lessen deed ik examen. Rijbewijs! Met de opdracht van de examinator om iets minder snel door het verkeer te bewegen dan ik toen al deed. Daarna ging het pas echt los.

Met twee man op kantoor en veel klanten die van alles en nog wat op te halen of af te leveren vroegen was het voor ons beiden om en om rijden en op kantoor papieren klaarmaken. Later kwam er een VW bus in dienst met een bijpassende chauffeur. Die bus mocht ik dan als verst van de luchthaven wonend weer ‘s-avonds meenemen naar huis mits ik voor spoedklussen in de avonduren maar wilde uitrukken. Gebeurde wel eens.

En dat busje beheerste ik al net zo snel als die les-Kever, al maakte ik er op een matig moment na 9 dagen rijden (busje was splinternieuw) al schade mee in de drukke Warmoesstraat.. Daar zat toen een grote klant van ons bedrijf, later verhuisd naar Weesp. Hoe dan ook, vanaf 1971 mijn eerste eigen nieuwe auto gekocht en daarna nooit meer zonder gezeten. Van rijder naar dealer, van dealer naar importeur, adviseur, auteur, interviewer en trainer. En altijd maar rijden. Nog steeds met genoegen, al wordt het steeds drukker en zeker asocialer in het verkeer. Kevers zie je onderweg vrijwel niet veel meer….Bijna jammer. Maar ik haal het af en toe wel terug in de herinnering of schrijf er hier wat over. Blijft dat bijzondere ding toch in de spotlights van het heden….. Wie er ook ervaring mee heeft mag het zeggen…. En ook andere verhalen, zoals wanneer je jouw rijbevoegdheid behaalde, na hoeveel lessen en wat je er mee deed, zijn zeer welkom…. (beelden: Archief)

Meer dan een oude naam: Skoda!

Meer dan een oude naam: Skoda!

Ook al beschreef ik de geschiedenis van dit merk al gedurende mijn reeks over ‘Leven met de Vliegende Pijl’ van een tijdje terug, ik kan niet heen om de historie van een mij na aan het hart liggend automerk. Immers, Skoda behoort tot de oudste merken in autoland en heeft een zeer bewogen geschiedenis. Die start al in de 19e eeuw als het dan al bekende staal- en wapenconcern Skoda uit het Tsjechische Plzn trucks en pantserwagens maakt voor de Oostenrijks-Hongaarse dynastie.

Later zou het merk in de jaren twintig van de vorige eeuw ook extra luxe personenwagens maken met de techniek van Hispano-Suiza. Elders in het thuisland zetten Laurin & Klement in 1905 hun eerste vierwieler op straat nadat ze daarvoor tien jaar lang tweewielers hadden gebouwd. Die L & K 01A bleek een goed ding en werd ook succesvol verkocht. Het merk expandeerde en bouwde auto’s voor kopers in het midden- en hoger marktsegment.

In de jaren twintig van de vorige eeuw kwamen de twee Tsjechische bedrijven tot elkaar en werden de daarna gebouwde wagens Skoda’s. En ging men door met het bedienen van heel wat klanten. Van kleine wagens (Popular) tot de grote Superb waarmee o.a. de regering in Praag zich liet verplaatsen. Na WO2 was Skoda snel in staat om in beschadigde fabrieksgebouwen de Popular van voor de oorlog weer snel te produceren.

Die auto werd in 1946 alweer opgevolgd door de fraai uitziende 1100-serie. Wagens met een Amerikaanse look, maar de techniek van de Popular. Door de onderstel-constructie was de 1100 een comfortabele wagen en ook robuust gebouwd. In Nederland zo populair dat Skoda al snel in de top 10 van automerken te vinden was. Naast een sedan was er een stationcar, bestelwagen, Coupe/Cabriolet en een pickup van de 1100 te koop.

In 1952 kwam de 1200 de 1100 aflossen. Een totaal andere wagen met een volledig stalen carrosserie, alles aan dit type was bol en rond. Je kreeg een 1200cc motor, veel ruimte, maar ook een hogere prijs. Ook hier weer die hele reeks aan varianten beschikbaar om veel klanten te bedienen. Intussen was Tsjecho-Slowakije onder invloed gekomen van een communistisch regime en kwam de productie van consumentengoederen redelijk onder druk te staan.

Toch lukte het Skoda om in 1955 een nieuwe reeks uit te brengen (440-serie) die we later als Octavia en Felicia zouden leren kennen. Ook in ons land populaire wagens, want veel auto voor je geld. En door de jaren heen 1955-1963 steeds gemoderniseerd en technisch opgewaardeerd. In 1964 besloot Skoda te komen met een opvolger die helemaal bij de tijd was.

De 1000MB. Zoals bij veel andere merken had de 1000MB zijn motor achterin, een erg aardig vorm gegeven carrosserie en rondom onafhankelijke wielophanging. Het principe van deze wagens bleef vele jaren gehandhaafd. De regering in Praag stelde geen grote bedragen ter beschikking van de verder best creatieve technici in Mlada Boleslav waar de personenwagendivisie van Skoda zich bevond. (Skoda bouwde ook trucks en bestelwagens, naast trams, treinen en zo meer…)

Na de 1000MB volgde in 1970 de S100/110 reeks en vanaf 1976 de S105/120/130-serie. Intussen was dat principe van die motor achterin wel wat gedateerd geraakt. En moest er iets gebeuren. Want bij de fabriek had men diverse pogingen gedaan om moderne wagens te ontwikkelen en te testen, die helaas nooit genade vonden bij de hoge communistische heren in Praag. Halverwege de jaren tachtig veranderde er iets en kreeg Bertone de opdracht een nieuwe hatchback te bouwen met de potentie om daarop een hele serie wagens te bouwen.

Dat mondde uit in de Favorit die in 1989 tijdens de AutoRAI zijn Europese primeur beleefde. Motor en aandrijving zaten nu voor, vijf deuren, deels Duitse techniek en al snel ook een stationcar en lijn bedrijfswagens. De auto reed goed, werd relatief populair maar miste net dass gewissene etwass voor veel westerse kopers.

Toen in 1989 het communistische regime plaats maakte voor de meer normale markteconomie kreeg Skoda het zwaar. Men zocht investeerders. En vond Volkswagen. Begin 1992 nam dat bedrijf de touwtjes bij de personenwagendivisie in handen. De Favorit werd als snel verwesterd. Op meer dan 700 punten verbeterd t.o.v. het origineel. In 1994 loste de Felicia de Favorit af. Nu ook met Duitse motoren en een totaal andere look and feel.

De grote Octavia kwam in 1996 uit. Een revolutie. Prachtige en ruime wagen die o.a. ook als Combi hoge ogen gooide bij leaserijders. Het gamma motoren gelijk aan de VW Golf of Passat. Na die wagen volgde de Fabia die de Felicia in 1999 afloste. Net als de Octavia ‘Vollverzinkt’ tegen roestvorming en helemaal bij de tijd qua techniek en ontwerp. De auto werd een enorm succes. Zeker toen ook nog eens de ruime Combi werd toegevoegd.

Een jaar lager volgde de eerste Superb. Een soort Passat met de ruimte van een dikke Audi en de motoren ook uit die stal. En zo ging het daarna verder. Naast opvolgers voor de goed lopende Octavia, Fabia en Superb voegde Skoda ook de leuke Roomster toe, de stoere Yeti, en is er ook voor de ‘prijskoper’ een Citigo gekomen die later ook al een elektrische variant kende.

In het moderne gamma zien we naast de van oudsher bekende namen ook de SUV’s Kodiaq, Karoq en de zeer succesvolle Enyaq die volledig elektrisch wordt aangedreven en met name de leasemarkt bedient. Van prijstrekker naar volwaardig merk op niveau. Skoda heeft een transformatie ondergaan en wordt gewoon gezien als een van de topmerken in de wereld.

Want bijna 100 landen kennen nu een markt voor Skoda. Licentiebouw vindt plaats in China, India, Slowakije, Spanje en zelfs Rusland al is die laatste lijn door de recente gebeurtenissen wel wat afgebouwd. Zonder Corona-crisis was het merk opgestoten naar 1.8 miljoen auto’s per jaar, men staat nu ergens boven de miljoen wagens en is nog steeds een belangrijke peiler onder het VW-concern. Nieuwe modellen staan op stapel, een deel daarvan met elektrische aandrijving. Wie had dit kunnen denken in de jaren dat zoveel ‘kenners’ zo moesten lachen om de ‘oostblokbakkies’. Want zeker bij Skoda geldt en gold dat men meende ‘alles over het merk te weten zonder het echt te kennen’…..Gelukkig is dat nu wel zeer veranderd….(Beelden: Archief)

Duits vernuft op veel wielen…NSU!

Duits vernuft op veel wielen…NSU!

Het zou me verbazen als de naam NSU niet bij sommige mensen een belletje doet rinkelen. Het oude Duitse merk startte in 1906 als de Neckarsulmer Strickmaschinen-Fabrik en werd in eerste instantie bekend van machines voor de brei/naai-industrie. Maar men deed ook al snel aan vervoermiddelen, veelal op twee wielen. Zo bleven motorfietsen, scooters en brommers van NSU decennia lang vaste waarden onder liefhebbers van dit spul.

De Tweede W.O. maakte dat de productie voor particulieren stil kwam te liggen, maar daarna startte men de boel weer op en ging men o.a. nauw samenwerken met Fiat. Al snel kreeg men zo licentierechten voor de zgn. Neckar-NSU’s die je ook bij ons nog wel eens zag. Fiat had al oude banden met NSU en dus was de samenwerking een logische. Die Neckars waren overigens gewoon Fiat’s met een ander logo. Intussen werkte NSU ook aan een eigen autolijn die onder de naam Prinz het levenslicht zou zien. Met een kleine tweepitter van nog geen 600cc onder de achterklep, maar wel al met een 12v elektrisch systeem verscheen de auto in 1958 op de markt en vond in die periode vooral Duitse kopers.

Die moesten wel even wennen aan de niet gesynchroniseerde versnellingsbak en zo, maar toch, NSU was onder eigen naam weer terug. In de jaren zestig bleven die Prinzjes maar komen en kregen ze ook het zo typerende beetje badkuipachtige uiterlijk. Dat baseerde losjes op dat van de Chevrolet Corvair uit die periode maar dan gewassen in veel te heet water. Anno 1964 had de wagen al luchtvering achter en schijfremmen op de voorwielen. Best bijzonder. De karretjes waren niet aan te slepen. Alleen was er wat kritiek op de topsnelheid die met dat kleine tweepittertje maar net boven de 100km/u reikte. Met de zgn. NSU Prinz 1000 werd dat deels opgelost. Want toen kreeg de Prinz een wat langere carrosserie, een 1000cc vierpittertje en een top van 135km/u.

Afgeleide versies als de TT, 1200TT en TTS gooiden daar nog heel wat schepjes bovenop en al snel stonden deze NSU’s bekend als lekkere scheurijzers. Maar dat maakte de prijzen ook fiks hoger. De Prinz was nu duurder dan een Kever van VW en dat was voor velen toch de norm in deze klasse. Bertone ontwierp ook nog een Sport-Prinz, een coupe volgens de toen geldende ontwerpnormen. En bij een laag gewicht van nog geen 600kg een aardig ding om je mini-coureur in te voelen. Later zou men ook nog een Wankel Spider brengen die met een heel bijzondere schijvenmotor was uitgerust en liet zien hoe ver men bij NSU durfde gaan richting de toekomst. En die toekomst kwam heel snel. Met de schitterende RO-80 die in 1967 verscheen en een Wankelmotor bezat met twee rotoren. 180km/u was simpelweg haalbaar en de auto werd al snel een hit bij kopers die iets anders wilden dan een Ford Taunus of Opel Record. Maar het succes kende ook een keerzijde.

De Wankelmotor was niet voldoende uitgetest en al snel bleken ze waanzinnig veel olie te gebruiken en als dat niet in de gaten werd gehouden kwamen zelfs vastgelopen motoren voor. Men heeft er bij de fabrikant en de Nederlandse importeur van toen aardig wat hoofdpijn van gekregen. Ook vervangingsmotoren bleken hetzelfde euvel te vertonen en dat maakte de RO-80 een probleemauto. Een auto ook die het einde voor NSU zou inluiden. Ondanks het feit dat men nog een groot model in ontwikkeling had voor de middenklasse ging het bedrijf over de kop. Werd overgenomen door Volkswagen en leverde daarmee die in ontwikkeling zijnde grote NSU op een presenteerblaadje aan de concurrent uit Wolfsburg. Dat werd de K70, die we later nog wel eens tegen zullen komen. NSU kent nog steeds een trouwe groep liefhebbers die hun Prinzjes koesteren als een kostbare schat en bij oldtimer-meetings of circuitraces flink van zich doen spreken. Een leuk merk dat nu voortleeft in alles wat VW op de markt brengt of bracht. En dat is best een compliment natuurlijk…. (Beelden: Archief/Internet)

De verkoopcijfers van EV’s…

De verkoopcijfers van EV’s…

Als je met linksige mensen praat krijg je allerlei jubelverhalen te horen over de verkopen van elektrische auto’s. Want dat is volgens die lieden de oplossing om in de toekomst onze wereld te redden. Hoezeer dat kletskoek is blijkt wel uit het feit dat voor de productie van soortgelijke auto’s een even grote kaalslag plaatsvindt op gebied van oude grondstoffen als je ziet bij meer normale wagens met benzine/diesel/gasaandrijving. Met een verschil, die elektrische wagens hebben voor hun accu’s ook nog eens grondstoffen nodig die uit mijnen worden gehaald door kindslaven in Congo of Afghanistan. Noem dat maar ‘duurzaam’ dan. Daarbij zijn die elektrische auto’s weliswaar

mooi schoon tijdens het rijden, de stroom komt niet uit de lucht vallen voor die dingen, wordt veelal opgewekt in niet al te schone energiecentrales. Dus tel uit je winst als je bedenkt dat de gemiddelde actieradius van een EV 300km is en je dus veel vaker stroom tapt dan je ooit benzine zult tanken en je van die beloofde actieradius in de winter nog eens 30% mag aftrekken. Momenteel is wereldwijd het aandeel van die EV’s in de verkopen 7% van het totaal.

Betaalbaarheid en gebruiksgemak zijn veelal de redenen om ze niet aan te schaffen. En dus komen de meeste wagens van dit type terecht in het zakelijk verkeer. Leaserijders van de baas, ik schreef het al eerder. Onlangs kwam naar buiten dat juist die wagens na drie jaar gebruik gretig worden ge-exporteerd. Met name Tesla’s blijken elders een prima tweede leven te krijgen. Alleen al het afgelopen jaar gingen er 600 stuks van de grens over, gevolgd door de Hyundai Kona en Kia e-niro. Ook de Nissan Leaf en VW e-Golf bleken tweedehands prima te verkopen in het buitenland. Dus dat elektrische wagenpark groeit niet, het wordt benut om lage bijtellingen voor de IKB en een gevoel van milieuschijn te verkrijgen en gaan dan via de zijdeur gewoon af. Of dat met nieuwkomers als de VW iD3 en 4 of Skoda Enyaq ook zo zal gaan? De tijd zal het leren. Maar het zegt ook veel over hoe men in de media een mening interpreteert en voor linkse uitleg benut. Maar u kent me, mijn mening baseert op feiten. En die zijn niet echt overtuigend in het voordeel van de linkse lobby. (Foto’s: Yellowbird archief)

Werd pruttelend succesvol; DKW!

Vraag mensen die iets verstand hebben van auto’s naar het merk DKW en al snel zal men een imitatie geven van de geluiden die de motoren van die wagens ooit maakten. Rengdednggdengggdenggg… DKW benutte voor haar wagens namelijk tweetakt-techniek. Was in de jaren voor de oorlog buitengewoon modern en goed toepasbaar in lichte wagens waarvan de eigenaren geen zin hadden in al te veel gedoe. Tweetakt hield in dat motorsmeerolie werd gemengd met benzine en dan verhit tot ontbranding gebracht. Het geluid was een aspect van dat verhaal, een grotere rookontwikkeling het andere. DKW werd opgezet in 1928 en startte met de fabricage van een auto die men had overgenomen bij een andere fabrikant. Het merk DKW werd gemaakt en opgezet in Berlijn, maar verhuisde al snel naar Zwickau in het oosten van Duitsland.

Door de jaren heen bouwde men diverse succesvolle kleine en wat grotere wagens, maar ook motorfietsen die over het algemeen een prima kwaliteit vertoonden. In 1932 werd het merk toegevoegd aan de Auto Union waartoe ook Horch, Audi en later NSU behoorden. De Tweede Wereldoorlog bleek een streep door de rekening van het merk. En met name de bevrijding van het oostelijke deel van Duitsland door de Russen zorgde voor grote problemen. Immers de fabrieken van DKW vielen in handen van de grote beer en die klauwde alles mee wat voorhanden was. Gelukkig niet de ontwerptekeningen voor een nieuw model dat DKW nog tijdens de oorlog had ontwikkeld en voor die tijd hypermoderne lijnen liet zien. Alleen lagen die tekeningen dus in Zwickau. De directie van DKW was intussen verhuisd naar Dusseldorf, maar de techneuten van het merk zaten in Zwickau.

En daarmee kwam aan beide kanten van het toen al gestikte IJzeren Gordijn de productie op gang van de nieuwe DKW’s. In het westen onder regie van Auto Union maar wel onder de oorspronkelijke naam, in het oosten onder regie van IFA en in eerste instantie ook onder die naam van DKW. De Oost-Duitsers waren qua bouw de West-Duitse vroegere zuster te snel af. Maar de West-Duitsers hadden betere juristen. De oorspronkelijke fabriek in Zwickau mocht de naam DKW niet meer voeren en zette voortaan IFA op haar identieke modellen. Opvallend genoeg zijn beiden ook in Nederland verkocht. Nog steeds hadden die modern uitziende wagens trouwens een tweetaktmotor, geen verschil van inzicht tussen oost en west. Alleen ging de ontwikkeling van nieuwe modellen in het westen een stuk sneller. Na de Meisterklasse kwam DKW met de Sonderklasse en weer later met de erg fraaie 3=6. Die was in maatvoeringen gegroeid, had weliswaar nog steeds dezelfde motor maar die leverde nu meer vermogen.

De topsnelheid ging nu naar 125km/u waardoor DKW vond dat de driecilinder tweetakt net zo goed reed als een zescilinder van andere merken. De ultieme stap bij het oermodel was de 1000 die nu ook als Auto Union 1000 werd aangeboden. Uit een 1000cc motor haalde men nu 50pk en een top van 135km/u. Prachtige auto’s, alleen flink duurder dan een VW Kever of Opel en dat hielp de verkopen niet. Fraai was de 1000Sp Coupe. Een soort mini-Thunderbird met prachtige lijnen, een panoramavoorruit en vinnen op de achterschermen. Met 140km/u nog sportief ook. Mits je dat motorgeluid en de rook voor lief nam. DKW ging maar door met ontwikkelen van nieuwe wagens maar dat zorgde ook voor problemen. In 1964 zette men de F102 neer, een fraaie sedan, met een 1200cc tweetaktmotor en de kenmerkende vier ringen op de neus.

De auto was mooi gemaakt, maar te duur. En het einde van Auto Union kondigde zich aan. Mercedes nam de boel over, Audi werd de nieuwe naam voor de DKW’s en de F102 gewoon Audi 60 maar wel met een viertaktmotor die goed verkocht. Daarmee kwam een bekend merk dat ook nog bestelwagens had verkocht overigens, tot een roemloos einde. Audi werd de nieuwe naam en al snel kwam die in bezit van Volkswagen. En wat die ermee deden is voor eenieder wel duidelijk denk ik. Overigens ging dat DKW in het oosten dus op in IFA en leverde dat weer uiteindelijk Trabants en Wartburgs op. Zelfde techniek en geluid, maar toch een andere beleving…(Beelden: Yellowbird archieven)

Ons wagenpark…

Ik ben van de cijfers en feiten, wat minder van de aannames. Vandaar dat het elk jaar weer leuk is om de cijfers te ontvangen van de RAI. Daarin vind ik dan van alles en nog wat terug over ontwikkelingen in het Nederlandse wagenpark, de verdeling naar prijsklasse of brandstoftype, maar ook wat de gemiddelde prijs van een auto tegenwoordig is. En om met dat laatste beginnen, die valt me niet mee. Al was het maar omdat Nederland een krankzinnig stelsel kent van belastingen en heffingen, waardoor de gemiddelde auto in ons land minstens een derde duurder is dan een zelfde type in Duitsland. Die derde meerprijs betaal je bij een gemiddelde auto op benzine vooral aan BPM (een soort luxebelasting die is verworden tot een ordinaire milieuheffing) en BTW. Men rekent maar steeds meer gelden op de Netto Catalogusprijs.

Wil je dus als klant op benzine rijden betaal je voor een auto gemiddeld 31 milleals  nieuwprijs. Een dieselrijder moet gemiddeld 22 mille meer betalen. De belastingen op zo’n wagen zijn momenteel 39% boven op de catalogusprijs. Komen verhogingen nog bij en ook de Motorrijtuigenbelasting is voor dit type wagens nog eens dik twee keer zo hoog als bij een vergelijkbare benzinewagen. Logisch dat diesels nu alleen nog maar voor zakenlui zijn weggelegd die wel de actieradius willen van die diesels, de bijbehorende lage verbruiken en het comfort. Dat de linkse milieubewegingen de diesel in de ban deden was zeer onterecht. Recent onderzoek in Duitsland heeft uitgewezen dat tijdens de corona-crisis de uitstoot van door de linkse extremisten aan de diesel gekoppelde stoffen niet daalde. Zonder diesels op de weg was die uitstoot gewoon gelijk. Milieuzones bleken dus niets bij te dragen en daarom werden ze in bepaalde steden afgelast.

Dat zelfde beleid zou Nederlandse gemeenten sieren. Maar hier is de linkse hebzucht en het haatdenken tegen alles wat modern is zo groot dat dit er niet snel in zal zitten. Je zou dus denken dat we massaal overstappen op elektrische auto’s. Wel, niets is minder waar. Aan het einde van 2019 was ons totale wagenpark gegroeid naar net geen 9 miljoen personenauto’s. Daarvan rijden er 7,1 miljoen op benzine, 1,2 miljoen op diesel en slechts een bescheiden 107.000 op batterijen. Er is nog een categorie auto’s die een soort tussenvorm biedt, hybrides. Dan heb je een brandstofmotor en wat elektrische ondersteuning.

Daarvan zijn er door de jaren heen 300.000 op kenteken gezet in ons land per 31-12-2019. Relatief kleine aantallen dus, waarvan het grootste deel rijdt bij zakelijke leaserijders met een milieubewuste werkgever die ook nog eens goed kan rekenen, want al die zogenaamd schone wagens worden zwaar gesubsidieerd. Toen de bijtelling voor het gebruik van deze auto’s per 1-1-20 werd verdubbeld zag je ineens een grote -vlucht naar Tesla’s en soortgelijke die dan voor de jaarwisseling op naam moesten worden gezet. Bijtelling is geen fijn dingetje als je in een auto mag rijden van 80- 150 mille. Opvallend is ook dat er een trend waarneembaar is onder kopers richting SUV’s. Auto’s die er uitzien als terreinwagens maar vermoedelijk nooit buiten de gebaande paden zullen rijden. Stoer, hoog, ruim, maar ook veel dorstiger (of elektrische reserves slurpender) dan gemiddelde hatchbacks, sedans of stationcars. Deze trend is wereldwijd waarneembaar. Wij wijken daarin dus niet af. De Nederlander wil ook stoer overkomen en neemt dan hogere brandstofkosten op de koop toe. En o ja, ook nog even voor de statistieken….Volkswagen is op afstand het grootste merk in ons land. Het voor belastingvluchtelingen interessante Tesla stond vorig jaar ineens nummer 2 op de ranglijst. Op grote afstand van nummer 1 maar toch…..En dat alles eenmalig door die belastingvoordelen. Feiten mensen, feiten….(Beelden: Yellowbird archief)

Wel heel bijzonder…Bugatti!

Wie tegenwoordig een Bugatti zou willen rijden moet niet alleen beschikken over enorm veel geld, ook over het nodige geduld. Het merk met deze illustere naam is nu onderdeel van het Volkswagen-concern en levert bijster exclusieve auto’s voor een zeer rijke elite. Miljoenen betalende lieden die dit er voor over hebben om in een auto te verkeren die sneller kan rijden dan sommige vliegtuigen vliegen. Maar ooit was dit merk ook al zo bijzonder toen oprichter en naamgever Ettore Bugatti zijn bedrijf stichtte in het Franse Molsheim. Bugatti was weliswaar een Italiaan van geboorte, zijn fabriek stond echt in Frankrijk. Tot de opkomst van Ferrari en dergelijke merken was het Bugatti die de sportieve kant van het autobouwende landschap uitvergrootte met de meest schitterende auto’s. Technisch hoogstaand, wel vaak minder goed verkocht. Herkenbaar aan de ovalen grille waarin de radiator schuil ging.

Door de jaren heen ging het echter steeds wat beter met Bugatti en dat leidde o.a. tot de prachtige Type 57 die in de jaren dertig soms door Bugatti zelf, maar zeker ook andere carrosseriebouwers werd geleverd. Een wel heel bijzondere Bugatti was de Royale die bedoeld was voor koningen en keizers uit die periode. Bugatti leverde de enorme wagens met een even enorme motor, 12,7 liter groot (voor de vergelijking, een Toyota Aygo heet een 1 liter motortje voorin staan) en goed voor 250pk. Daarmee werd de rijkaard of VIP die de auto aanschafte vorstelijk snel vervoerd. Bugatti wilde er 25 van verkopen, maar de economische crisis uit die periode hield de productie beperkt tot slechts 3 stuks! Maar wat een schitterende wagens waren dat. Bugatti bouwde ook vliegtuigen en boten, maar het merk werd toch vooral bekend uit de racerij.

De productie van het bedrijf viel stil tijdens WO2 en na de oorlog kwam het maar zeer moeizaam weer op gang. Met weinig succes. Na de dood van Ettore in 1951 wilde een van zijn zoons het merk nieuw leven in blazen maar mislukte na wat pogingen toch en het bedrijf sloot de poorten. Later trachtten avonturiers en investeerders het nog eens om met dit merk geld te verdienen, maar ook dat faalde veelal jammerlijk. Tot ergens in de jaren negentig de grote baas bij VW, Piech,  brood zag in het merk en de rechten kocht. VW wilde zo een zeer exclusieve klandizie bedienen met technieken die ongekend waren voor het concern.

Na wat prototypen met schitterende body’s en dito motoren kwam het merk begin deze eeuw met de Veyron. Een auto die voor iedere liefhebber goed was voor veel ooooh’s en aaah’s maar minder kopers trok dan men bij het merk had verwacht. Domweg te duur en je moest echt over een gepantserde garage beschikken om het ding te kunnen beschermen tegen al te veel nieuwsgierigheid. In 0 naar 100 in onder de drie seconden was mogelijk en een top van 400km/u in zicht. Intussen is die Veyron afgelost door de nog potentere Chiron.

Wie houdt van techniek moet er maar eens naar kijken. 420km/u top, 1500pk sterk, een koppel van 1600Nm. Alles verzorgd door een W16 motor met vier turbo’s. Exclusieve serie van een paar honderd stuks. Die deels naar het Midden-Oosten gaan waar men gek is op dit soort wagens en de benodigde brandstof voor 10 eurocent per liter in de tank mikt. Het merk is er door gered. Zou Ettore het ook zo zien?? Geen idee…..Maar bijzonder is het wel. (Foto’s: Yellowbird archief/internet)