Herinnering aan moderne techniek..

Herinnering aan moderne techniek..

Het blijft leuk om je te beseffen dat je als jong mens dingen meemaakt of zaken ervaart die later, pakweg een halve eeuw verder in de tijd, ineens als ouderwets of niet doorgezet mogen worden gezien. Vroeger, ik was nog een jong ventje met een grote nieuwsgierigheid naar alles wat vroeger aan uitvindingen was gedaan, hoorde ik van een grootouder verhalen over diens reizen per stoomtrein naar Duitsland of hoe die man een zeppelin had gezien boven Amsterdam.

Vliegtuigen waren in die periode nog van hout en linnen, auto’s pruttelden over zandpaden en hadden wielen die onder een koets niet misstonden. Huizen hadden geen andere verwarming dan een haard die werd gestookt met houtblokken, de tram had na lange tijd ineens elektrische aandrijving en schepen voeren met stoommachines in het rond. Films waren nog zwartwit en konden alleen bekeken in speciale zalen. In de jaren die volgden gingen veel van die ooit moderne technieken verloren. Stoom werd stookolie, hout werd steenkool en weer later aardgas. Vliegtuigen werden gemaakt van aluminium of kunststoffen en de auto een modern zoevend vervoermiddel en door het gros des moderne mensen verheven tot persoonlijk bezit.

De stoomtreinen maakten plaats voor diesels en elektrische aandrijving, trams verdwenen op de langere afstanden en maakten plaats voor bussen en vrouwen bevrijdden zich van het juk van lange rokken en baleinen. Zeppelins bleken een grote mislukking en passagiersschepen kwamen en gingen weer omdat het moderne vliegtuig vele malen succesvoller en efficienter bleek. Deed je vroeger over een trip naar pakweg Australie 6-8 weken, een beetje vliegtuig doet er 16 uur over. In die vroegere tijden waren we nog niet woke, we deden niet moeilijk over de gekleurde knecht van Sinterklaas en het christelijk geloof was nog dominant. En die films? Die komen tegenwoordig in HD-kwaliteit digitaal bij ons de huiskamer binnen.

Waren we vroeger fel gekant tegen eventuele mannen en vrouwen die op hetzelfde geslacht vielen, tegenwoordig is er een generatie die wordt opgevoed met het idee dat precies dat de juiste weg is. Zelfs piepkleine kinderen krijgen al mee dat vallen op het eigen geslacht dan wel kiezen voor het zijn van jongen of meisje aan hen zelf is gegeven. Socialisten streden ooit voor betere arbeidsvoorwaarden of gelijke behandeling van man en vrouw. Nu keren juist zij zich af van die arbeidersklasse en vinden het prima dat er culturen en landen bestaan waar de positie van de vrouw niet veel beter is dan in de oude geschiedenis beschreven.

Een ding bleef echter hetzelfde. We zijn per definitie nog steeds bezig met conflicten en oorlogen. We staan feller tegenover elkaar dan ooit en het door Lubbers en Kok zo groot gemaakte ‘polderen’ is totaal verdwenen. Net zoals de stoommachine, de fax, de houten schepen en zo meer. Het maakt veel, zo niet alles, relatief. En moeten we koesteren wat was, verbeteren wat is maar vooral niet neigen naar terugkeer naar dat wat bewezen niet werkte. Met andere woorden, de Middeleeuwen komen niet meer terug. Wie dat wel wil leeft in het verleden en heeft niets te zoeken in die nu zo vaak onzeker lijkende toekomst. (beelden: Archief)

Nog een ooit zo Britse naam..Rover!

Nog een ooit zo Britse naam..Rover!

Nee, het bestaat niet meer. Maar delen van dat ooit zo chique Britse automerk nog wel. Zo is het afgeleide Land-Rover nu in handen van Tata uit India en werd de merknaam Rover verkocht aan de Chinezen die er na een paar jaar Roewe van maakten en eigen producten op de markt brachten die de naam Rover geen echte eer aan doen. En dat terwijl we het toch hebben over een traditiemerk dat al in 1904 werd opgericht en indertijd vooral bekend werd door wagens voor de middenklasse.

Na de oorlog kwam Rover terug met auto’s die duidelijk leunden op de vooroorlogse modellen en er ook zo uit zagen. De Rovers Ten, Twelve, Fourteen en Sixteen zagen er ook ouderwets Brits uit en reden ook zo. Door liefhebbers zijn er heel wat bewaard gebleven. Ergens in 1948 bedacht Rover een wagen die wereldwijd bekendheid zou gaan genieten, de Land-Rover. De eerste was een een soort open ‘Jeep’ die met name het leger en de agrarische sector moest aanspreken. Latere versies werden dicht gemaakt, waarbij veelal het achterste deel van de carrosserie met een zeildoek werd afgedekt.

Die Land-Rovers werden tientallen jaren in vrijwel ongewijzigde vorm gebouwd en werden in de meest verschrikkelijke omstandigheden gebruikt. Intussen bouwde Rover ook de P4. Met een totaal nieuwe carrosserie, een flinke reeks motoren en door de jaren heen ook steeds meer luxe. De auto had de naam onverwoestbaar te zijn, maar dat viel in de praktijk nogal mee. Solide waren ze wel en het houten dashboard met al die al dan niet verchroomde meters en knoppen sprak hele doelgroepen aan.

Eind jaren negentig verscheen de opvolger, de fameuze 3 Litre, altijd met een zespitter onder de kap. En die weer opgevolgd door de van een V8 gebruik makende 3.5 Litre die 8 jaar later op de markt werd gebracht. Chique en statige wagens vol leder en hout. Erg fraai was ook de 3500 uit 1968 die zelfde V8 koppelde aan een lagere carrosserie. De motor zorgde voor snelheden tot 185km/u maar een beetje heer reed dat nooit natuurlijk. Ultiem was het op de kofferdeksel gemonteerde reservewiel. In bijpassende hoes.

Nog steeds een gevraagde klassieker. Luxe, chique, sterk en hoog was de Range-Rover Series 1 die in 1970 werd uitgebracht. Opnieuw met die bekende V8 van Rover (werd ook veel geleverd aan andere fabrikanten) maar nu ook bedoeld voor in het terrein. Die lijn van Range-Rovers werd jaar na jaar uitgebreid, maar door die jaren heen groeide de wagens ook. Dat deed niet de SD-1.

Een werkelijk prachtige Rover die in de tweede helft van de jaren zeventig de klassiek aandoende voorgangers verving. Laag, snel, luxe. Met die heerlijke V8 een prima wagen, maar toen men onder druk van toenmalig eigenaar British Leyland ook andere motoren moest monteren begon de ellende. De Rover 2000/2300 die onderdeel was van deze gestroomlijnde auto een hele reeks te koop. Maar ze leden ook onder grote kwaliteitsproblemen.

En dat ging kleven aan die toch grote merknaam. In de jaren tachtig en negentig bracht Rover verder grote en ook steeds kleinere modellen. Op enig moment werd zelfs de van Austin/Morris bekende Mini een Rover. Een marketingfout van jewelste. Het laatste kunstje van het nog min of meer op zichzelf staande merk was de 75-serie. Fraaie wagens, die je zelfs als stationcar kon bestellen. Maar het werkte niet meer. Tijdens de bankencrisis van dik tien jaar geleden ging het mis en moest Rover definitief de fabriekspoorten sluiten. Wat rest is de geschiedschrijving. Wat ik gaarne deed. Want die Britten verdienen dat! (Beelden: Archief)

Tegenwoordig Indiaas….maar ooit oer-Brits; Jaguar!

Tegenwoordig Indiaas….maar ooit oer-Brits; Jaguar!

Voor veel mensen is Jaguar een oer-Brits automerk waar men allerlei fraais in elkaar stak dat vooral bedoeld was voor de Upper-class van onze samenleving.

De gemiddelde Opel of Ford-koper kon slechts bewonderend opkijken tegen de veelal klassiek aandoende limousines die het bedrijf voor en na WO2 leverde. Het bedrijf startte voor die grote wereldbrand als Swallow Sidecars onder leiding van oprichter William Lions met de fabricage van zijspannen voor tweewielers, later volgde als vanzelf de productie van vierwielers die men de aanduiding S.S. meegaf. Toen men ook in Engeland door kreeg dat die aanduiding enigermate beladen was besloot men om de naam Jaguar in te voeren en het logo van het merk ook als een springend roofdier uit te voeren.

Jaguar leverde altijd veel moois voor een net even aardige prijs dan de concurrentie die op dat moment best heftig was in het Verenigde Koninkrijk. Klassiek aandoende sedans, drophead coupe’s en zo meer passeerden de revue. En wie het zich kon veroorloven reed er graag in rond. Een Rolls Royce of Bentley was nog net even een klasse hoger wellicht, maar dit kwam aardig in de buurt.

Goed presterende 6-cilinder motoren, houten dashboards, lederen bekleding, soms ook wat technische innovaties als onafhankelijke wielophanging voor. Het waren mooie tijden voor het merk. Met de D-Type deed men mee op sportief gebied. De zeer aansprekende en brullende racewagens deden het geweldig in races als de 24 uren van Le Mans, maar kregen daar ook een negatieve naam na een crash met een van die wagens in het publiek. Het heeft de verkoop aan de klantenkring nooit in de weg gezeten. Naast de schitterende MK VII, VIII en MK IX of XJ6 reeks bracht men ook sportwagens als de prachtige XK of nog aansprekender de E-Type met zijn lange neus en vele aansprekende uitvoeringen.

Jaguar bracht voor de ware liefhebber o.a. een versie van die sportwagen met een V12 motor die moeiteloos doorstoomde naar 240km/u. Technische problemen maakten dat deze wagens soms best een slecht imago kregen bij de gebruikers, maar liefhebbers van al dat fraais smulden er van als er weer een E-Type voorbij brulde. In de VS zeer geliefd. Latere modellen van Jaguar kregen hetzelfde imago. Prachtig, maar ook kwetsbaar. Een periode van verliezen en achterblijvende ontwikkelingen maakten het merk zelf ook wat kwetsbaar.

En ergens in de jaren negentig werd Ford eigenaar. Men moest andere wagens bouwen. Modellen voor de leasemarkt, en gebruik makend van Ford technieken. Ineens kwamen er stationcars en diesels uit de fabrieken van het aloude merk. Veel ware liefhebbers moesten daar niks van hebben. Toch bleef de naam Jaguar wel staan voor dat typische Britse, ook al kreeg je dat dan slechts in naam en houtnerf dashboards in een compacte auto geboden. Midden in de financiele crisis van 2008/10 besloot Ford afscheid te nemen van haar Britse dochter.

Uiteindelijk werd Tata uit India de nieuwe eigenaar. En kreeg Jaguar daarmee lucht om verder te gaan. Men maakt nu weer erg aansprekende wagens, de naam van het merk waardig en opnieuw geschikt voor de zakenrijder die iets anders wil dan een plastic fantastic Tesla of standaard BMW. Leder, hout, het zit er allemaal weer in, maar nu op een technisch andere basis. En hybrides ook beschikbaar voor hen die dat wil. Jaguar niet voor iedereen, en dat zie je terug aan de verkoopcijfers in ons land. Maar wel iets heel bijzonders. Mijn verhaal is natuurlijk niet compleet over dit merk, maar ik hoop wel een beeld te hebben gegeven van hoe zo’n merk door de jaren heen ook in Nederland een eigen plek wist te behouden. (Beelden: Archief Yellowbird/internet)

100 jaar KLM – Zonder Fokker was het niet gelukt…

Hoewel de karakters van Albert Plesman als oprichter en directeur van KLM en dat van Anthony Fokker totaal niet bij elkaar pasten, bleken ze in de loop van de geschiedenis decennia lang min of meer tot elkaar veroordeeld. Plesman was een noeste visionair die ‘zijn’ KLM graag tot de meest belangrijke luchtvaartmaatschappij ter wereld wilde maken. Fokker wilde alleen maar vliegtuigen verkopen en haalde hiervoor elke truc denkbaar te voorschijn uit het ondernemersboek. Legaal of niet. Bedenk maar eens dat de man met hulp van de Nederlandse regering onder de boycot van de toenmalige overwinnaars van WO1 uit wist te komen en klandistien zijn complete productielijn overbracht vanuit Duitsland naar Nederland. Inclusief een reeks jachtvliegtuigen die bij de Nederlandse strijdmacht konden worden ingelijfd. Alsof je een reeks JSF/F35’s uit de VS haalt en ze zonder toestemming inzet in Nederland. Tijdens de ELTA (De Eerste Luchtvaart Tentoonstelling Amsterdam) van 1919 kondigde Plesman aan zijn KLM op te richten en hij zocht hiervoor passagiersvliegtuigen.

Nu waren dat in die jaren bijster fragiele toestellen die vaak werden gebouwd op basis van oorlogstoestellen waarin men een paar extra stoelen zette. Met zo’n Brits toestel ging KLM dan ook aan de slag. Fokker ontwierp in razend tempo de F.I, die drie passagiers moest kunnen vervoeren. Al snel afgelost door een wat groter ontwerp, de F.II. Die machine trok de aandacht van Plesman en die kocht er twee (kostten toen 45 mille in guldens). Die F.II was echt een simpel toestel, maar je kon er vier passagiers in meenemen. Navigeren deed men met een wegenkaart op schoot en men vloog graag boven spoorlijnen. Overigens zodanig dat de inzittenden niet konden zien dat de trein soms sneller reed dan de Fokker vloog. Maar het bleken in hun eenvoud aardige kisten. De piloot zat in de open lucht naast de motor, dat deed men zodat hij onderweg in geval van nood nog wat kon repareren. Al snel ontwikkelde Fokker een geavanceerder uitvoering, aangeduid als F.III. Een groter toestel met een krachtiger motor.

KLM nam ook deze versie in gebruik. Overigens werden die eerste toestellen in 1922 alweer verkocht om plaats te maken voor moderner Fokkers. Zoals de F.VII, waarmee acht passagiers konden worden vervoerd en waarmee Plesman naar toenmalig Nederlands-Indie wilde vliegen. De machine had nog steeds de bekende Fokker-constructie. Hout, linnen en een in de open lucht verkerende piloot, nu vergezeld van een BWK/Navigator. Met de F.VII begon KLM met wat serieuzere vluchten. In 1924 vloog KLM er mee naar Batavia, wat men overigens niet zonder slag of stoot zou bereiken. Een noodlanding in Bulgarije volgde op een motorstoring en de kist ging daar wat die motor betreft in de poeier. Maar na wat geimproviseerde reparaties kon de vlucht verder worden uitgevoerd en landde de machine 65 dagen na haar vertrek in Batavia-Stad.

Bewezen was dat men met die toen moderne kisten langere afstanden kon vliegen. Maar men wist ook dat eenmotorige toestellen de toekomst niet zouden hebben. Overigens werden die F.VII’s ook flink verkocht aan andere maatschappijen en soms in licentie gebouwd. Zoals door het Tsjechische Avia. Omdat Fokker nu ook in Amerika belangen had, werden die F.VII’s uitgerust met 3 motoren, aangeduid als F.VII-3m en kwamen deze kisten ook bij KLM in gebruik. Net als veel latere ontwerpen van de befaamde bouwer. Denk nog maar eens aan de bekende vlucht van de ‘Pelikaan’, een F.XVIII, die optisch leek op de oudere typen maar wel een hele slag groter en moderner waren uitgevoerd. Uniek was de enorme F.XXXVI, een toestel waarvan er slechts een zou worden gebouwd die ook bij KLM in gebruik kwam. Dat toestel kon in de enorme romp 32 passagiers en vier bemanningsleden vervoeren. Men noemde deze machine ook wel het vliegende hotel. Zoveel luxe kregen de passagiers aangeboden. Maar die fraaie machine had een nadeel, hij was nog steeds opgebouwd  zoals die eerste Fokkers. Hout en linnen en dat was in een klap ouderwets toen zowel Boeing, Junkers als Douglas metalen vliegtuigen aanboden.

En Plesman had al langer bij Fokker aangedrongen om ook soortgelijke vliegtuigen, aangeduid als ‘blikken Douglassen’ te bouwen. Het bleek tegen dovemansoren gericht. Fokker bleef vasthouden aan zijn vertrouwde bouwwijze. KLM kocht toen uiteindelijk de DC-2 van Douglas en later nog een reeks DC-3’s. Slim als Fokker was regelde hij met Douglas dat hij als agent voor dat Amerikaanse bedrijf in Europa zou optreden en zo nog steeds tussen de fabrikant en KLM kwam te zitten. Het was Plesman een doorn in het oog. Na de oorlog, die ondernemer Fokker zelf niet mee mee zou maken, hij overleed in 1940, nam KLM jarenlang geen Fokkers meer in gebruik tot men ergens in de jaren zestig F27’s inhuurde van de Luchtmacht voor de binnenlandse luchtvaartmaatschappij NLM. Diens vloot breidde al snel uit en tot in de jaren tachtig vloog men met F27’s en F28’s. Later kocht KLM ook de moderne F50, F100 en F70. Door wat vlootbeweging bij dochterondernemingen waren er altijd wel Fokkers in gebruik. Tot KLM in 2017 haar laatste F70’s afstootte en verving door Braziliaanse Embraers. Fokker was als zelf scheppende industrie toen door toedoen van het Kabinet Kok al een jaar of 20 gesloten. Geen vliegtuigen meer van dit befaamde ontwerphuis. En KLM bestaat onder Franse leiding nog steeds. Mede dankzij Fokker en zijn slimme ontwerpen. Waarvan er helaas maar zo weinig bewaard zijn gebleven in ons land. Zeker van die vooroorlogse kisten. En dat verdient deze voor ons land zo belangrijke fabrikant echt niet. (Beelden: Yelllowbird archief)

Dilemma

Het begon allemaal met een slaapkamerraam dat in een van de winterse stormen begin dit jaar, open waaide en daardoor schade op liep. Grote barst dwars door het glas. ‘Ach, dat laat ik even fiksen door een glasheld uit de buurt’..was mijn eerste gedachte. Mooi niet. Nee hoor, dat soort werk moet u wezen bij……. Al snel waren we drie adressen verder en stapten binnen bij een bedrijf dat als glashandel voor de regio bekend staat. En even snel wisten we dat het nu nog aanwezige glas ouderwets en te dun was en we beter HR++ glas konden laten zetten. OK, doe dan maar meteen een offerte voor de rest van die etage, zijn we meteen op Klaver en c.s. voorbereid was ons antwoord. Drie weken later was er pas een offerte. Uitstekende prijs, daar niet van, maar de monteur die voor die offerte langs was gekomen om in te meten twijfelde wat aan de staat van de kozijnen. Want hout, en hoewel drie jaar geleden nog maar helemaal bijgewerkt en professioneel geschilderd, kon het wel eens tot schade komen als men die dikkere ramen zou plaatsen.

Het zette ons aan het denken. Net als we tien jaar geleden deden toen we een algehele make-over voor het huis overwogen. De toen opgemaakte begroting was zo hoog dat we daar in de situatie van toen ‘slechts’ 50% van konden uitvoeren. Zelfstandig ondernemerschap komt met risico’s en echt een enorm risico wilde ik nog niet nemen toen. Dus sloegen we kunststof kozijnen met dubbel glas indertijd af en deden de rest. Scheelde veel geld en het resultaat maakte ons toen alsnog best vrolijk. Nog elke dag genieten we van de fraaie keuken, de uitgebreide elektrische installatie, de elektronische CV ketel en mijn flink grote museumruimte/kantoor. Maar die ramen op de eerste etage….tja. Dus…maak maar een offerte voor kunststof dan met HR++ glas. En dat bracht ons in een totaal andere wereld. Een wereld van technieken die we niet kenden, mogelijkheden, mode, uitvoering en vooral prijzen. Voor je het weet zit je in het grote geld. Zo groot dat we een advies kregen van diverse kanten om dan maar beter te verhuizen.

De getaxeerde waarde van het huis in deze buurt bij Amsterdam was zodanig dat we dan ‘elders’ iets aardigs konden kopen. Nou die optie liepen we de afgelopen maanden uitgebreid af. In de polder, terug naar waar we ooit woonden al zag ik daar persoonlijk weinig in, maar ook elders in het land. Waarbij de plek me dan soms kramp om het hart gaf omdat het zo ver van mijn stad en Schiphol af lag. Open huis dagen gaven inzicht in hoe huizen er bij stonden die voor best veel geld in de aanbieding waren. Kortom, we deden veel stof op voor discussie en overleg. Uiteindelijk telden we onze zegeningen, analiseerden nog eens hoe we nu woonden en waar, met welke buren en zo dicht bij de Westertoren en besloten de investering in eigen huis te doen. Kost wat, maar krijg je ook wat. De beste aanbieder van de drie (een, die eerste, liet uberhaupt niets meer van zich horen overigens, wat toch bijzonder blijft..) die ons ook een stuk vertrouwen gaf in het hele proces van de uitvoering, mag de klus gaan doen als alles volgens planning verloopt. Dit najaar nemen we afscheid van al het hout in de gevels en gaan we over op onderhoudsvrij en milieuvriendelijk. Opdat de linkse gemeente trots op ons is. Niet dat ik me daar iets van aantrek, immers meebetalen is bij links nooit voorhanden, maar goed, dan maar voor het comfort. Het huis is al vele jaren ons thuis en ruim genoeg om het nog even uit te zitten. En als we het niet volhouden dan weet u het, dit huis is bijna klaar voor de milieuvriendelijke toekomst. Nu nog even die stadsverwarming afwachten….En wat doen jullie op dit gebied? Bereiden jullie je voor op de energietransitie? Al geisoleerd of een warmtepomp besteld??? (Beelden: Yellowbird collectie)

Meubelproza

WP_20160129_001Ik was er al bang voor toen we die nieuwe bank en een andere maar wel bijpassende fauteuil kochten die onlangs werden afgeleverd. Dat we ineens ook anders tegen de al wat langer staande meubelen aan zouden kijken. Dus bedachten we dat we een eettafel wilden die wat langer en smaller was dan de huidige, en een salontafel die bijpassend zou zijn, maar wel dezelfde praktische zaken zou kennen als de huidige. Dus begonnen we weer opnieuw met zoeken. Kijken naar wat al die grote of kleinere meubelzaken in het aanbod hadden, of de prijs een beetje in de hand te houden was, de constructie (mijn ding, ik houd van stevig, ik moet er bwvs op kunnen gaan staan), de materialen en de kleur. Want het moet wel passen. Vrouwlief had ook zo haar lijstje en dat maakte de zoektocht ‘interessant’. Zeker als je ziet wat een enorm aanbod sommige winkels onder dak hebben staan en hoe men soms zijn uiterste best doet om je (n)iets te verkopen.

WP_20160129_012Bij de ene zaak heeft men op elke etage en in elk verkoopvak een medewerk(st)er die vraagt of je ‘geholpen’ wilt worden, bij andere zaken moet je die adviseurs met een lichtje zoeken. Tussen het ene en andere uiterste zit een hele wereld van verschillen. Werd me duidelijk toen we ergens in de polder bij Alphen a d Rijn bij een winkel neerstreken waar de (geschat) 20 jonge medewerkers druk waren met adviseren van ‘prospectklantjes’ en achter de informatiebalie niemand te vinden bleek. Wij hadden onze keuze al gemaakt. Maar werden niet geholpen, dus…….jammer maar helaas. Diezelfde winkel deed dat later nog eens dunnetjes over. Want bij een nieuwe tafel horen ook andere stoelen.
WP_20160129_006Al was het maar om de kleur en de stoffen. Ook daar wisten we intussen wel wat we wilden. We schreven ons eigen wensenlijstje op, schoten digitale plaatjes van die stoelen en liepen (bij toeval in diezelfde winkel waar men ook de tafel niet ‘wilde’ verkopen) maar weer eens naar de informatiebalie. Daar hadden ze die zitelementen precies in de stijl en kleur die we zichten. We troffen het, er zal een jongeman achter die balie iets in te vullen. Wij vroegen of hij ons kon helpen. Nee, dat kon hij niet, want hij was druk. Vervolgens zette hij een bordje neer met daarop de mededeling dat zij die informatie wilden moesten wachten op een verkoper die evt. ‘vrij’ was en liep weg. Dat laatste deden wij dus ook. Aan de overkant van de straat zat nog een meubelzaak. Kleiner, wat duurder, maar met een geweldig team van adviseurs. Daar vonden we duurdere stoelen, die bestelden we en waren een uur later onderweg naar huis.

WP_20160210_002En die tafels? Tja, die laten we op maat maken. In de buurt van Rotterdam. Helemaal naar onze smaak, met een degelijke constructie en katten’proof’ bovenblad. Nu nog even zien dat we onze nog vrijwel nieuwe (in onze ogen dan) eettafel, de salontafel en vier stoelen kwijt kunnen. Oersterk, mooi in de was, netjes bijgehouden, z.g.a.n. Iemand?

Schilders…

WP_20150521_002De laatste keer dat hier het huis werd geschilderd aan de buitenkant was ergens in 2007. En het op het oog professionele bedrijf uit onze woonbuurt dat indertijd de klus mocht doen deed dat achteraf bezien niet met de zorg en aandacht die je er van mocht verwachten. Ik heb in 2007 nog eens een blogverhaal aan de man besteed die het werk voor zijn baas deed. Een van de oudgedienden bij dat bedrijf, maar ook een met een handleiding, en die hadden wij vooraf niet gelezen. Men deed indertijd wat werd gevraagd, maar ook geen streek meer. En dat merkten we in de jaren daarna. Al snel verschenen er wat slechte plekken in het houtwerk, de verf verdween spontaan op andere plaatsen. Maar ja, wat moet je dan. Als houtwerk slecht wordt, moet je dan vervangen, is het te repareren? Ik neem voor die zaken graag de tijd tot ik aanloop tegen een of andere klusjesman die me even kan  adviseren en assisteren. Een ding doe ik in ieder geval niet meer, op de ladder gaan staan en zelf weer aan het schilderen slaan. De wereld is veel te ver weg als je op 4 meter staat en de klap als je naar beneden kiepert in mijn geval vermoedelijk dodelijk. Toeval wilde dat bij een lieve vriendin in de woonplaats waar wij ook nog eens een aantal jaren bivakkeerden onlangs een paar schilders aan de slag waren.

WP_20150523_006Ook die vriendin wil de boel graag bijhouden maar kan dat zelf door allerlei fysieke beperkingen echt niet meer. Al snel was een afspraak met de heren gemaakt. Marokkaanse Nederlanders, maar wel met een eigen klus/schilderbedrijfje. Ze kwamen, keken, offreerden. Goeie prijs en alle slechte plekken hadden ze zelf al heel snel te pakken. ‘Zullen we de schuur meteen meenemen? Die kan ook wel een verfje gebruiken’. Tuurlijk, graag. In de dagen voor het Pinksterweekend kwamen ze. Stipt op tijd. Drie dagen later waren ze klaar. Binnen het schema. Veel werk extra gedaan, maar alles binnen de grenzen van het financiele redelijke. Alles overlegd, elke manier van repareren werd even uitgebreid verteld, ik kreeg zelfs een cursus (..) op het gebied van twee-componenten-vulmiddel en de beste verf die Akzo-Novel leverde. Tijdens de koffiepauzes spraken we over wereldzaken, ik snap nu wat van het verschil tussen een Soenniet een Shiiet, en daarna ruimden we op. Trots met een huis dat er tenminste aan de buitenkant uit ziet alsof het gisteren is opgeleverd.

WP_20150523_003Andere kleur ramen en deuren, veel aandacht voor detail. Zo werden de ramen ook nog eens extra gekit, wat vochtinwerking tegengaat. Kleine details, maar in de praktijk extra degelijk voor het bijhouden van… Ik ben er dik tevreden over. Kijk, dat is nog eens schilderen. Dat je drie dagen lang twee vreemde kerels over de vloer hebt is wel weer een hoop ‘gedoe’. Op Pinksterzondag was het onze eigen taak om alles schoon te maken, want er komt toch stof vrij en spetjes op de ramen krijg je er gratis bijgeleverd. Maar ja, het is het grote resultaat dat telt. En dat is zeer fraai…al zeg ik het zelf. Net alsof ik het zelf heb gedaan….Maar ja, dat laatste gelooft intussen niemand meer….

Speelgoed in Oosterhout

WP_005634Het was echt stom toevallig dat we aanliepen tegen een van de leukste speelgoedmusea die ik in Nederland ooit heb bezocht. En ga er maar vanuit dat ik er een paar heb gezien. Met als oermodel en voorbeeld het London Toy and Model Museum dat ik ooit een paar maal bezocht in het Londense Kensington en waar ik echt naar adem hapte over al die uitgestalde leuke waren voor een liefhebber. Maar in Nederland kom je ook dit soort uitstallingen tegen. Vaak aan de bescheiden kant, soms zonder dat er echt thema’s te vinden zijn en in andere gevallen weer een beetje als noodzakelijk kwaad. Terwijl je toch best iets kunt maken van een speelgoedcollectie. De geschiedenis van dat spul en de speelwaarde in de toekomst, maken dat je met wat aandacht en een beetje ruimte veel kunt uitstallen waar bezoekers iets mee kunnen. Nou, dat vond ik dus in Oosterhout. Het zgn. Speelgoed en carnavals Museum Op Stelten aan de Zandheuvel 51, in die Brabantse stad (km. Of 20 van Breda) is een aanrader van jewelste. WP_005670

Men zetelt sinds niet al te lang (alles oogt fris en nieuw) in een oud schoolgebouw en elk voormalig lokaal is ingericht met een thema. En juist dat maakt het zo aantrekkelijk. Van poppen tot Meccano, van trapauto’s tot sleetjes, van kijkdozen tot Dinky Toys of vliegtuigen. En alles wat kan werken functioneert ook. Je voelt je als volwassene voor even kind en als verzamelaar van veel van die spullen kom je herkenbare stukken tegen. Er lopen mensen rond die waar nodig het een en ander te vertellen hebben over onderdelen van de collecties. Wat ik zelf erg leuk vond en vind, grote kasten waar je achter deurtjes en in laatjes weer wordt verrast door uitgestalde deelcollecties of muziek- en lichtshows. Een prima manier van exposeren en een voorbeeld voor menig speelgoedmuseum met ‘naam’ of ‘faam’. Er is ook een zaal ingericht voor het fenomeen carnaval. Heb je er niks mee? Toch even doorheen lopen want je wordt opgevrolijkt door de klanken uit de diverse luidsprekers en snapt na wat leeswerk iets meer van deze wonderlijke katholieke traditie in het zuiden van ons land.

Loop je uiteindelijk naar de uitgang is die slim gezeteld in een nieuw gebouwde horeca-afdeling waar je tegen schappelijke prijzen iets kunt nuttigen. Er is ook een miniatuur shopje, maar daar is het aanbod buitengewoon mager. Aardiger is de zaal met zgn. wisselende exposities.WP_005672 Dit keer ingericht door een particuliere verzamelaar van K-MEXX constructiespeelgoed. De man bouwde er enorme kermisattracties van die je individueel via een druk op de knop kunt laten functioneren. Zeer indrukwekkend. De toegang tot het museum kostte ons 5,50 per persoon, boven de 65 jaar krijg je een euro p.p. korting en kinderen krijgen zelfs nog meer korting. Mocht je in de buurt zijn, toch eens langs gaan mensen. Een straatje verderop ligt ook nog een bakkersmuseum. Niet door ons bezocht vanwege de tijd, maar deze combi is alleen al een reden om een keer naar Oosterhout af te reizen.