Merk met wereldfaam; Suzuki!

Merk met wereldfaam; Suzuki!

Ver voor Suzuki enige naam kreeg met haar automobielen kenden we het merk hier al als fabrikant van motorfietsen, brommers, buitenboordmotoren en zo meer. In Japan bracht het merk in de jaren vijftig haar eerste piepkleine vierwielers uit die mondjesmaat ook hun weg vonden naar onze streken in die periode. Waren die eerste karretjes voor Japanse mensen nog wel op enig formaat gemaakt, voor de gemiddelde westerling waren ze domweg te klein. Maar toch werden er wel wat van verkocht. Wagentjes met in eerste instantie de motor achterin van de tweetakt-soort. De Fronte was er zo een. Latere exemplaren van dit type waren al heel snel gemoderniseerd en geschikt voor normale benzine.

Kleine mini-karretjes als de N600 deden het hier al beter. De motor zat voorin en de toerentallen daarvan waren adembenemend. De N800 was een mini-coupeetje waarmee je echt onder vrachtwagens door kon rijden maar dat beter niet deed omdat de veiligheid nog niet al te geweldig was geregeld in die periode. Maar toch, Suzuki was op de markt. En dat legde de basis voor wagens als de mateloos populaire Swift die heel wat jonge gezinnen aan zich wist te binden. Een erg aardig ding uit begon jaren zeventig was de SC100GX. Weer zo’n piepklein karretje met de vierpitter achter de zitbank waarmee je 140km/u kon halen.

Voor vier personen niet echt geschikt maar wel om je als skeltercoureur mee te vermaken, want het wagentje haalde zonder problemen de 140km/u. Je zat met je voeten wel achter de voorbumper ongeveer, maar dat had ook wel iets aantrekkelijks. Na die basisjaren kwam de meer volwassen periode. Suzuki kwam met haar 4WD Vitara. Zette een nieuwe Swift neer met een GTi-motor die reed als gif en buitengewoon populair werd bij jonge chauffeurs. Voor ouderen was er de Baleno, een keurige sedan maar wel met een goed presterende motor.

De Alto werd ook geintroduceerd en dat karretje werd bijna de norm in de goedkoopste citycar-klasse. Goedkoop in aanschaf en dito in onderhoud. Latere exemplaren kwamen uit India waar ze in licentie werden gebouwd. Het gamma verbreedde zich ook door de jaren heen, de Swift kwam intussen uit Hongarije, wat de aanschafprijzen nog wat lager hield. De kwaliteit bleef, het sportieve imago ook. Anno nu heeft men de nodige hybride-voertuigen in de aanbieding, wagens met een behoorlijke mate van comfort, dito uitrusting en prijzen die wellicht niet meer meteen baanbrekend moge zijn, maar je krijgt wel veel auto voor je geld. En dat is voor heel wat kopers belangrijker dan een keihard imago.

Niks mis met dat Suzuki. Zo dacht ook VW op enig moment. Men wilde wel samenwerken met de Japanners, maar die dachten daar toch anders over. Men werkte ook al samen met Opel dat in haar toenmalige gamma diverse Suzuki’s onder het eigen merklogo aanbood. Intussen is dat allemaal afgelopen. Suzuki staat op zichzelf. Een bijzonder merk. Maar over de hele wereld bekend….En nog steeds in ons land te koop met een best plezierige prijskaart… (Beelden: Archief)

Nog een ooit zo Britse naam..Rover!

Nog een ooit zo Britse naam..Rover!

Nee, het bestaat niet meer. Maar delen van dat ooit zo chique Britse automerk nog wel. Zo is het afgeleide Land-Rover nu in handen van Tata uit India en werd de merknaam Rover verkocht aan de Chinezen die er na een paar jaar Roewe van maakten en eigen producten op de markt brachten die de naam Rover geen echte eer aan doen. En dat terwijl we het toch hebben over een traditiemerk dat al in 1904 werd opgericht en indertijd vooral bekend werd door wagens voor de middenklasse.

Na de oorlog kwam Rover terug met auto’s die duidelijk leunden op de vooroorlogse modellen en er ook zo uit zagen. De Rovers Ten, Twelve, Fourteen en Sixteen zagen er ook ouderwets Brits uit en reden ook zo. Door liefhebbers zijn er heel wat bewaard gebleven. Ergens in 1948 bedacht Rover een wagen die wereldwijd bekendheid zou gaan genieten, de Land-Rover. De eerste was een een soort open ‘Jeep’ die met name het leger en de agrarische sector moest aanspreken. Latere versies werden dicht gemaakt, waarbij veelal het achterste deel van de carrosserie met een zeildoek werd afgedekt.

Die Land-Rovers werden tientallen jaren in vrijwel ongewijzigde vorm gebouwd en werden in de meest verschrikkelijke omstandigheden gebruikt. Intussen bouwde Rover ook de P4. Met een totaal nieuwe carrosserie, een flinke reeks motoren en door de jaren heen ook steeds meer luxe. De auto had de naam onverwoestbaar te zijn, maar dat viel in de praktijk nogal mee. Solide waren ze wel en het houten dashboard met al die al dan niet verchroomde meters en knoppen sprak hele doelgroepen aan.

Eind jaren negentig verscheen de opvolger, de fameuze 3 Litre, altijd met een zespitter onder de kap. En die weer opgevolgd door de van een V8 gebruik makende 3.5 Litre die 8 jaar later op de markt werd gebracht. Chique en statige wagens vol leder en hout. Erg fraai was ook de 3500 uit 1968 die zelfde V8 koppelde aan een lagere carrosserie. De motor zorgde voor snelheden tot 185km/u maar een beetje heer reed dat nooit natuurlijk. Ultiem was het op de kofferdeksel gemonteerde reservewiel. In bijpassende hoes.

Nog steeds een gevraagde klassieker. Luxe, chique, sterk en hoog was de Range-Rover Series 1 die in 1970 werd uitgebracht. Opnieuw met die bekende V8 van Rover (werd ook veel geleverd aan andere fabrikanten) maar nu ook bedoeld voor in het terrein. Die lijn van Range-Rovers werd jaar na jaar uitgebreid, maar door die jaren heen groeide de wagens ook. Dat deed niet de SD-1.

Een werkelijk prachtige Rover die in de tweede helft van de jaren zeventig de klassiek aandoende voorgangers verving. Laag, snel, luxe. Met die heerlijke V8 een prima wagen, maar toen men onder druk van toenmalig eigenaar British Leyland ook andere motoren moest monteren begon de ellende. De Rover 2000/2300 die onderdeel was van deze gestroomlijnde auto een hele reeks te koop. Maar ze leden ook onder grote kwaliteitsproblemen.

En dat ging kleven aan die toch grote merknaam. In de jaren tachtig en negentig bracht Rover verder grote en ook steeds kleinere modellen. Op enig moment werd zelfs de van Austin/Morris bekende Mini een Rover. Een marketingfout van jewelste. Het laatste kunstje van het nog min of meer op zichzelf staande merk was de 75-serie. Fraaie wagens, die je zelfs als stationcar kon bestellen. Maar het werkte niet meer. Tijdens de bankencrisis van dik tien jaar geleden ging het mis en moest Rover definitief de fabriekspoorten sluiten. Wat rest is de geschiedschrijving. Wat ik gaarne deed. Want die Britten verdienen dat! (Beelden: Archief)