
In de jaren na WO1 ontstond in Duitsland een machtsvacuum omdat de toenmalige Keizer Wilhelm vluchtte naar Nederland en hier in Doorn onderdak vond, maar zijn land achter liet in chaos en armoede. Duitsland had volgens de geallieerden de oorlog verloren, de Duitsers zagen dat overigens heel anders, en de overwinnaars legden het oude keizerrijk zodanige sancties op dat het bedrijfsleven er vrijwel werd lam gelegd en de burgers nauwelijks aan de kost konden komen.

Een nieuwe democratische regering werd gevormd in Weimar (overigens in de vroegere DDR gelegen en zeer de moeite van een bezoek waard al was het maar omdat ook Goethe daar wordt vereerd) en baseerde zich op een Republiek die met een Rijkskanselier uitgerust een prima alternatief bleek voor die afgezette monarchie. Maar de vernedering van de Grote oorlog had diepe wonden geslagen en het land was eigenlijk geen echte eenheid meer. Dat vertaalde zich in een inflatie die zo groot werd dat een brood op enig moment een paar miljard D.Mark kostte. Om een en ander te camoufleren drukte men zoveel biljetten bij dat wat je vorige maand nog in je handen kreeg deze maand 100% minder waard was.

De geldpers als alternatief voor een evenwichtige economie. Weimar ging kopje onder toen communisten en rechts-radicalen aan de boom van de democratische regering rammelden en dreigden die boom om te kappen. De financiele crisis van 1928 deed de rest. Duitsland rijp voor ofwel een communistische dominantie naar Sovjet-model of een ‘staat van fatsoen’ onder mensen die hielden van ‘opruimen’. Die laatsten wonnen en vanaf 1933 werd ene Adolf Hitler verkozen tot regeringsleider. De rest is geschiedenis. Wat wel beter werd, de inflatie beteugeld, de industrie weer op gang gebracht en de armoede verleden tijd. Dat van die inflatie en die geldpersen is iets van alle tijden.

Want wie wel eens heeft gekeken naar de Amerikaanse economie weet dat die voor triljoenen dollars bestaat uit schulden die men voor een groot deel weer compenseert met bijdraaien van enorme bedragen nieuwe dollars. En hetzelfde zie ik nu weer in Europa. Miljarden worden maandelijks gestoken in overeind houden van de economie rond corona. Het hele bestrijden van die pandemie gaat nu alleen al in Nederland op weg naar de 100 miljard extra staatsschuld. Het nieuwe kabinet Kaag gooit daar nog eens tientallen miljarden overheen bedoeld om onze economie om zeep te helpen ten behoeve van het ‘klimaat’. En dat lenen we dan weer bij de ECB die de rente voor dat lenen op nul houdt en naar behoefte Euro’s bijdrukt. Onlangs hoorden we dat de inflatie ineens dik boven de 5% is gestegen.

Dat maakt dat ons burgerbezit er op achteruit gaat en onze spaarreserves nu maandelijks aan waarde inleveren. Goed nieuws voor veel mensen die menen dat nivellering een doel op zich is en stopzetten van die economie een voorwaarde voor een groenere wereld. Slecht nieuws voor hen die met hard werken en spaarzaam zijn een reservepotje opbouwden ‘ voor later’. Inflatie is een glijdende schaal. En wie wel eens op een glijbaan zat weet dat als je eenmaal de weg naar beneden hebt genomen er vrijwel geen weg terug meer is. Inflatie als in de tijden van Weimar ondenkbaar?? Je weet maar nooit. En de splijting in de samenleving tussen links en rechts (het middel is vrijwel verdwenen) zegt ook wel iets. Want inflatie is niet alleen een economisch dingetje, het heeft ook gevolgen voor ons aller denken en doen. En dat is best verontrustend. (Beelden: eigen archief/internet)


















In de verhalen over mijn werkkringen in luchtvaart en auto’s komen nog wel eens verwijzingen voorbij naar trips die ik al dan niet mocht maken (of moest). Een daarvan was een door de toenmalige Skoda-importeur Englebert georganiseerde dealertrip naar Praag. Najaar 1978! Met de eigen auto. Een Skoda. Tuurlijk. Voor het eerst naar dat mysterieuze land dat me zo na aan het hart ging, zeker na de gebeurtenissen van 1968 toen de ‘Praagse Lente’ wreed werd veranderd in een nieuwe Russische winter. Opgevoed met het merk Skoda, op Schiphol veel zaken gedaan met CSA, de KLM van Tsjecho-Slowakije, zelf rijdend in het merk vanaf 1971, ik had en heb iets met dat land en die stad. Dus toen ik er in 1978 voor het eerst was vond ik alles bijzonder interessant.
Maar was ook verbaasd over de vele historische wijken en gebouwen die weliswaar door de communistische leiders niet meteen elke dag werden onderhouden, maar nog wel de nodige grandeur uitstraalden. Grandeur die Praag nog steeds deelt met zustersteden als Wenen. Want ook deze stad was ooit onderdeel van het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk. Een niet te onderschatten periode in de geschiedenis van het land en de stad. De Moldau stroomt gestaag door de stad, al is die naam dan de Duitse variant en noemen de Tsjechen zelf deze stroom Vltva. Praag kent een oeroud centrum, straatjes waar ooit alchemisten werkten aan het maken van goud, samen met schrijvers die in alle armoede wel fraaie werken afleverden.
Je hebt er de Karelsbrug in het centrum, waarvan de geschiedenis werd aangepast om het mooier te maken, en wiens fundamenten leunen op eierschalen. Een brug waar je indertijd nog gewoon met de auto overheen kon rijden, tegenwoordig is het een flaneerbrug geworden, met schitterende ornamenten en veel (namaak)kunstenaars. Praag is ook de stad van Jan Pallach, een student die zich uit protest tegen de Sovjet-invasie en nieuwe bezetting na 1968, zelf in brand stak. Hij deed dat op het Wenceslasplein, wat eigenlijk een boulevard is, waar ook in 1989 de omwenteling plaats vond waarbij de communisten alsnog het landsbestuur moesten afgeven.
In de keren (36 in totaal) dat ik er nadien te gast was bezochten we allerlei zaken die van interesse waren. Zoals de fraaie Burcht, waar de regering zetelt, boven de stad uit stekend naast de St.Vituskathedraal waarover men bij de bouw honderden jaren deed. Maar wat een pracht en als je even de tijd neemt, welk een uitzicht over de stad en de Moldau. Nog fraaier als je dat doet vanaf een stukje stroomafwaarts en de heuvel beklimt bij het oude kerkhof Vizegrad van de stad waar veel bekende Tsjechen begraven liggen. De nabij gelegen heuvel geeft je een uitzicht dat adembenemend is. Tien bruggen in beeld, die Burght en St.Vitus op afstand, echt schitterend. Praag kent een puik metronetwerk, maar er rijden ook voldoende trams. Wandelen is er een genoegen, al was het er dan vaak flink druk. Winkelen kan er ook naar hartelust. Er zijn grote en kleine winkels, marktjes en ook de nodige straathandel en artiesten. Hotels in overvloed, van keurig netjes tot super-luxe. Met de bijbehorende prijzen. Met de auto zelf door het centrum rijden is avontuurlijk. De straten zijn soms onoverzichtelijk in het centrum, parkeren een crime, dus ik raad dat zelf af. Maar wat een stad mensen. Zeer aan te bevelen.
Net als het eigen Tsjechische bier en de andere drankjes van eigen bodem die men je graag schenkt en verkoopt. Zoals Bergerovka dat zorgt dat je na een paar glaasjes (ijskoud)een zeer rooskleurige kijk op de wereld ontwikkelt. Of het nog heftiger Slivovitsj dat menig reisgenoot indertijd aardig de das om deed na consumptie. Goed voor plaatselijke verdoving van mond, keel en maag…dat wel. Praag, heerlijke stad in het centrum van Europa. Mooie mensen, lastige taal, maar door de ontwikkeling van de bevolking kom je met Duits en Engels ook ver. Aanrader van jewelste. (beelden: Yellowbird archief)
Ooit, in de jaren tussen 1948 en 1989 bestond er een deel van Duitsland dat viel onder de Russische bezettingszone. Aangeduid als de Deutsche Demokratische Republik. Heel lang het toonbeeld van de beste vorm van hoe communisten een land bestuurden. Met veel historische Duitse bedrijvigheid die nu onder Staatstoezicht vielen, maar nog steeds in staat waren om redelijk goede waar te leveren. Alleen werd in onze westerse ogen die DDR bestuurd door malloten en was de kwaliteit van die geleverde waar niet meer dan ‘bagger’. Zo gaan die dingen in een wereld die bestond uit tegenstellingen tussen Oosten en West. We vergeten dan snel dat wat in West-Duitsland plaatsvond door de nijverheid van het volk daar, ook in het oosten zijn voortgang kende al vertraagde het systeem elk eigen initiatief waardoor het leek of die DDR jaren achterbleef bij het westen.
Tijdens de expositie die we onlangs weer eens zagen in het altijd interessante Hoornse Museum van de Twintigste Eeuw werd uit de doeken gedaan hoe het leven eraan toeging in dat oostelijke deel van Duitsland. Waar de beknotting door de Russen en het communisme natuurlijk wel een stempel zetten op denken en doen. Maar waar men goed door had hoe je geld moest verdienen door zaken te maken die vooral gefabriceerd werden voor afnemers in het westen. Bedenk maar eens dat veel van de goederen die de Wessies kochten bij Neckermann of andere postorderbedrijven, gemaakt werden in de DDR. En men daarover weinig klachten kreeg. Goedkoper, behoorlijk van kwaliteit en dus geslaagd. Zelfde gold voor speelgoed. Men kon heel wat maken dat ook in het westen aankwam en daar fans kende. Denk ook maar eens aan het treinenmerk Piko dat indertijd soortgelijke zaken maakte als Marklin of Trix.

Meer nog dan de KGB was die Stasi in staat om de eigen bevolking compleet onder controle te houden. Toch stevende het land af op de eigen ondergang omdat men niet in de gaten had dat elders in Oost-Europa grote veranderingen plaatsvonden die niet meer door Moskou zouden worden onderdrukt. De tijden van Budapest (1956) en Praag (1968) waren definitief voorbij. En de DDR ging door eigen falen ten onder. Toen men de Muur in Berlijn openstelde voor de eigen bevolking was het hek van de dam. Binnen een jaar was het land DDR opgeheven en onderling verbonden met de BRD. En ontmantelde men de totale economie en industrie. Resultaat, talloze werklozen, een land met een verarmende bevolking en minderwaardigheidscomplex. Dit alles was tijdens die expositie in Hoorn te zien. Indrukwekkend, confronterend en op vele vlakken bijna angstaanjagend. Zeker als je zag hoeveel dossiers van de Stasi na de zgn. Wende beschikbaar kwamen. En voormalige buren of vrienden ontdekten hoe ze door geliefden of anderen waren geobserveerd en verraden. Het blijft een apart verhaal. Een expositie als deze meer dan waardig. Helaas intussen gestopt en het museum door de Corona-ellende al een tijdje gesloten. Maar ik genoot ervan. Ben zelf nog wel eens op bezoek geweest in die DDR en ik vond het qua sfeer een akelig land. Maar dit terzijde…(Overigens…wie wil zien hoe het leven was in die DDR moet de serie Weissensee van Netflix eens opzoeken. Je zult verbijsterd zijn..)(Beelden: Yellowbird prive)
Had ik het in mijn vorige bijdrage aan het eigen blog nog over bereikbaarheid en de illusies rond onmisbaarheid, dit keer wil ik het eens hebben over geloof. Geloof is iets persoonlijks. De een gelooft in God, Jezus, de ander in Allah, weer iemand anders in het goede van de mens en sommigen in de stand van de Maan of een groene hagedis. Hierover heb ik al eens bericht. Maar hoe je het ook bekijkt, dit blijft een persoonlijke keuze. Al dan niet opgelegd door derden. En die derden hebben veel belang bij indoctrinatie van kinderen. Want hoe kleiner de geest van de ontvanger hoe groter de ontvangst van de boodschap. De grote geloven besteden niet voor niets zoveel tijd aan het overtuigen van hun eigen waarheid in liefde of als het moet, haat of dwang. Mijn eigen opvoeding vond, nog maar een keer aangehaald, plaats in streng katholiek milieu. Niet zo zeer thuis als wel op school. De aanpalende kerk gooide daar nog eens een stevige laag overheen.
Het katholieke geloof als enig juiste en door Jezus zelf doorgegeven aan zijn Apostelen. Ik geloofde er heilig in (..) dat dit de waarheid was. Protestanten waren de ‘afvalligen’ en de rest ‘barbaarse heidenen’ die niet in de hemel zouden komen. Natuurlijk deden of doen de protestanten hetzelfde. Eigen scholing, hun op de Bijbel baserende stroming via eigen onderwijs opgedrongen aan kinderen die thuis ook het e.e.a. stevig meekrijgen. Moslim-scholen en Joodse opleidingen doen dit net zo. Want dat geloof is volgens de uitdragers echt van groter belang dan wat je hier op Aarde aan nuttige dingen zou kunnen gebruiken. Op mijn rapport van vroeger stond godsdienstles hoog aangeschreven, net als kerkbezoek. Scoorde je daar dan een laag cijfer mee mocht je de vervolgopleidingen wel vergeten. Je weet dus bijna zeker dat dit ook geldt op dat bijzondere onderwijs van tegenwoordig. Arme kinderen. Toen ik een jaar of 12/13 was startten de twijfels. Mijn oudere broer aanstichter van die verandering in denken of doen. Maar alles overdenkend ook zelf maar besloten dat veel van die geloofsleer onzin moest zijn en niet te geloven.
Dat realisme is me altijd bijgebleven. Met daaronder een laagje van wat me toen werd bijgebracht. Niet alles slecht overigens want de Tien Geboden zouden een ieder elke dag prima passen en ik tracht er zelf naar te leven. Ergens gloeit er een puntje van dat oude geloof toch nog steeds. Gevolg van de indoctrinatie. Het interesseert me nog steeds. Het hoe en waarom van dat geloven door mensen. Waarom willen wij dat een opperwezen ons stuurt? Nou, dat dus. En dat alles ook omdat je er geweldige gesprekken over kunt voeren. Vol respect. Ook met anders denkenden. Mits in dezelfde God gelovend. Anders wordt het heel lastig. Net zoals je als realist nooit in discussie moet gaan met groene communisten of anti-democraten. Komt ellende van. Want allebei geindoctrineerd door een bovenlaag die wil dat we allemaal worden bekeerd tot dat nieuwe geloof, dat van het klimaat. Wie kan rekenen weet dat het een bijna barbaars heidens geloof betreft. Maar leg dat maar eens uit. Mij lukt het maar zelden…..
Toen de wereld echt veranderde, na de val van de Berlijnse Muur en het ineenstorten van het communisme als staatsvorm in veel landen van Midden- en Oost-Europa, hadden de voordien veelal door de resp. staat geleide auto-industrieën het daar plotseling bijster lastig. Ook in Tsjecho-Slowakije was dit zo. Ik laat u elke week even meegenieten met het verhaal van Skoda’s personenwagendivisie en nam ook af en toe even dat tweede grote merk Tatra voor u mee in de verhalen. Maar dat laatste merk moest door schade en schande ontdekken dat het in een vrije kapitalistische economie onmogelijk was zonder slag of stoot overeind te blijven. Met die omwentelingen op politiek gebied waren ook de marktverhoudingen ineens anders. Concurrentie uit het Westen maakte alles kapot wat daarvoor nog vanzelfsprekend was.
En dat raakte nog niet eens zo zeer de truckdivisie van de Tsjechische fabrikant, maar zeker wel diens personenwagenproductie. Op het moment van de Wende had men daar de T613 in productie die vooral bij staatslieden en een aantal overheidsdiensten, maar ook taxichauffeurs bijster populair waren. Waarbij moet worden opgetekend dat het basisontwerp, de wagen was getekend door de Italiaanse ontwerper Vignale, maar baseerde technisch op zijn voorganger, de T603. En dus hing er een dikke en goed presterende V8 achterin de elegante carrosserie. De ruimte voor inzittenden was enorm, de kofferbak, vooruit uiteraard, behoorlijk ruim. Met die 613 was 200km/u geen probleem, maar of je daar bij stevige zijwind blij van werd? Hoe dan ook, de wagens werden veel gebruikt door de Tsjechische politie en je moest wel heel goed kunnen rijden in je Lada of Skoda wilde je deze bakken voor kunnen blijven.
Maar na 1989 was de wereld dus totaal anders geworden. Het concept was te extreem voor de westerse markten al kon Tatra er links en rechts nog wel een paar kwijt. Maar men bleef door denken langs oude lijnen en poetste het concept dan maar extra fraai op. Met een nieuwe neus en achterkant, met elektronica op en rond de motor, een nieuw en leuk ogend dashboard. De stoelen van meer dan hoogwaardige kwaliteit en een audiosysteem dat de toets van westerse kritiek kon doorstaan. De 613 werd de T700. Het werden wat je noemt unieke wagens. Want tot de productielijnen stopten, in 1996, werden er precies 100 van gebouwd. Enkele daarvan werden meteen gekocht door musea over de hele wereld. Want een echt bijzondere auto wilden die wel in de collectie. Andere exemplaren ging richting Duitsland of Engeland. Waar de 700’s af en toe door journalisten redelijk werden bejubeld. Want voor de prijs van een toch onopvallende VW Passat reed je in een auto die qua luxe en comfort een dikke Mercedes aardig concurrentie bood. Maar ja, dat concept, motor achterin en zo…. Tatra staakte de productie van personenwagens na 1996. Men bleef vrachtwagens en meer produceren. De grote naam van het bedrijf kreeg langzaamaan weer een nieuwe en frisse klank. Maar van personenauto’s nam men afscheid. Tot…. Je weet maar nooit. (Beelden: Internet/Tatra/Museum/Wiki)
Hij was ook bij ons een zeer bekende atleet, Emil Zatopek! Tsjech van geboorte (1922) en uit een normaal arbeidersmilieu afkomstig. De man ontwikkelde zich tot een atleet die tussen 1948 en 1954 absoluut geen concurrentie had op de lange loopafstanden zoals de 10km. Hij won elke wedstrijd met glans. Zijn kracht zat hem in uithoudingsvermogen bij hoog looptempo. Daar liepen andere atleten zich op stuk. Vandaar zijn bijnaam ‘de Locomotief’. Tijdens de Olympische Spelen van Helsinki in 1952, behaalde hij drie gouden medailles. Zowel op de 5 en 10km maar ook op de marathon. Kijk, dan ben je een mannetjesputter. De naam Zatopek werd een wereldnaam. Net als Skoda, Tatra of Bata. Zatopek was getrouwd met een speerwerpster, Dana Ingrova, die naar verluid zes uur ouder was dan hij. Samen leefden ze binnen het communistische systeem een simpel maar plezierig leven. Zatopek verbeterde wereldrecords, zelfs nog toen hij zelf dacht dat hij op enig moment te oud was voor dat soort prestaties. Waarbij zgn. ‘experts’ best veel kritiek hadden op zijn manier van lopen.
Pas na de Wende in 1989 toen het communisme plaats had gemaakt voor het net ingevoerde democratische denken, kreeg hij van de nieuwe president Havel eerherstel. En zijn functie terug als Kolonel in het Tsjechische leger. De nieuwe regering putte zich uit in excuses voor het leed deze volksheld aangedaan. Zatopek voelde zich geen held, hij had slechts op willen komen voor zijn landgenoten die in 1968 snakten naar een heel klein beetje vrijheid. Zatopek overleed in zijn geliefde woonstad Praag in november 2000. Hij werd 78 jaar oud. Zijn grafsteen is eenvoudig. Net zoals de man zelf altijd is gebleven. Zijn erfgenamen mogen zijn vele medailles en titels koesteren. Ik vond het even nodig om de man op zijn sterfdag te eren. Anders verdwijnt zo’n naam van de geheugenagenda en dat mag niet gebeuren. (Beelden: Internet/Wiki)
Terwijl de fabrieken in het Tsjechische land dus relatief grote aantallen van die sinds 1970 gebouwde Skoda’s uitspuwden werkten technici aan hele series nieuwe ontwikkelingen die halverwege de jaren zeventig de opvolgers zouden kunnen vormen voor de zo om hun wegligging (motor achter) bekritiseerde S100-110 modellen. Soms deed Skoda die ontwikkeling alleen, dan weer in combinatie met de Oost-Duitse fabrikanten EMW Wartburg en Sachsenring Trabant. Die laatste merken hadden weliswaar wagens met voorwielaandrijving in de aanbieding, zij misten expertise op het gebied van viertaktmotoren en goede versnellingsbakken die de Tsjechen nu net wel bezaten. Prototypen van erg aardige modellen voor de toekomst verschenen zowel in de DDR als in Tsjecho-Slowakije. Die toonden aan dat Skoda in beide landen technisch de touwtjes aardig in handen kon krijgen als de politieke leiding van beide communistische staten durf had gehad op dit punt.
Die bleek echter niet voorhanden en alle pogingen om moderner auto’s te bouwen moesten van de hoge communistische leiders in die staten worden gestaakt. De Oostduitsers gingen daardoor gewoon door met hun pruttelende tweetakts en Skoda zocht naar een ultiem model dat de oude reeksen zou kunnen opvolgen. Daarbij maakte men gebruik van ontwerptekeningen voor een grote middenklasser die men ergens in 1974 had uitgetest. Een wagen met een 1400 of 1600cc motor voorin en de aandrijving op de achterwielen. Groot, ruim en comfortabel. Hoekige lijnen en bij sommige van die ontwerpen een opvallende hop-up bij de c-stijl zorgden voor een lekker modern uiterlijk. Omdat al die ontwikkelingen smoorden in politieke onwil bleef men bij de fabrikant zitten met veel frustraties. Die werden nog groter toen werd besloten dat om kostenbesparende redenen de opvolger voor de S100-110 reeks technisch gebaseerd moest blijven op die toen geproduceerde modellen. Skoda schoof daardoor inventief als Tsjechen zijn, twee zaken maar over elkaar heen. Slim wellicht, goedkoop zeker, maar eigenlijk ook wel wat achterhaald.
Men nam de carrosserie van die middenklasser, vijlde dat ontwerp links en rechts bij en hing er de techniek van de 100/110/serie onder en achterin. Waarbij de basismotor iets werd opgevoerd, net als die van het grotere luxe model. 1050cc en 1200cc werd de cilinderinhoud en men verzon het al eerder genoemde technisch wat risicovolle koelingssysteem met radiator in de neus en pijpen en slangen richting motor achterin. De nieuwe wagens kregen een opmerkelijke kofferbakklep, die naar opzij opende. Dat deed men om veiligheidsredenen. Immers, een normale koffer- of motorkap kon soms onder bepaalde omstandigheden aardig vervelende verwondingen of erger verzorgen bij inzittenden als een auto als deze frontaal botste. Door die zijwaarts openende kofferklep werd dat risico met ruim 50% verminderd. Maar het bleef wel raar staan als die klep open stond. De kofferbak zelf was door een wat slimmere constructie flink groter en het interieur schoot er een heel stuk op vooruit. De wagens waren ruim genoeg voor een gemiddeld gezin, waarbij je dan ook nog doorklapbare achterbanken kreeg met extra bergruimte achter de rugleuningen van de achterbank. Een doordachte auto, alleen die wegligging…….. Wordt vervolg! (Beelden: Yellowbird collectie/archief/Skoda)