
Onlangs diende de Vereniging Nederlandse Verkeersvliegers een petitie aan bij Verkeersminister Madlener. Liefst 47.000 mensen hadden deze petitie mede ondertekend, waaronder ik. Het pleitschrift was gericht tegen het onzalige idee om in de cockpit van verkeersvliegtuigen nog maar een enkele piloot het werk te laten doen i.p.v. twee. Argumentatie, het kan, de techniek is ontwikkeld en het bespaart veel geld per vlucht. Ja, zo lust ik er nog wel een paar. Nu zijn er ook al plannen om chauffeurloze taxi’s of bussen te laten rijden.

Zal vast kunnen, ik stap daar niet in. Zonder controle van een professioneel mens moet je geen risico’s nemen met mensenlevens. En zijn mensen onfeilbaar? Nee! Zeker niet, de vele ongelukken op de weg laten zien dat dit niet zo is. Toch rijden er veel bussen rond met maar een enkele chauffeur, treinen met een enkele bestuurder en zijn veel taxi’s bemand/vrouwd door types die denken dat ze met een roze kaartje in de portefeuille alles aan kunnen. De cijfers zijn helaas anders. In de lucht gaat het hele stukken veiliger toe. Al was het maar omdat die twee mensen voorin alles checken, crosschecken en met de apparatuur meekijken.

Een beetje bemanning volgt dus alles op de voet. En dat is al best een belasting voor die twee lieden voorin. In de oude tijden (zie verhaal over de Super Constellation van 30-1 jl) zaten voorin het ‘ kantoor’ achter de piloten nog een BWK (boordwerktuigkundige) en een marconist. Russische vliegtuigen kenden daarnaast nog een navigator. En die werkten samen alsof ze een schip bestuurden. Door de verregaande computerisering werden sommige vakgebieden uitgesloten van zo’n team. En is het anno nu vrijwel standaard dat er twee personen jouw veiligheid aan boord garanderen.

Die doen de voorbereiding van een vlucht, zetten de gewenste route in de computers, bereiden de belading en balans voor, berekenen de startaanloop, bekijken het weerbericht, berekenen van te voren al hoe ze straks gaan landen en welke omstandigheden ze gaan tegenkomen. Procedures voor de start, tijdens dat spannende moment (voor passagiers), er na, en tijdens de vlucht maken dat die twee-eenheid samen met het geavanceerde van die moderne vliegtuigen passagiers veilig en snel op de plek van bestemming brengt. Een twee-eenheid. Zijn er dan geen vliegtuigen met slechts een enkele piloot? Zeker wel, maar die zijn veelal van het type iets groter sportvliegtuig. Zelfs in zakenvliegtuigen met enige potentie vliegt men liever met twee piloten. Onlangs nog moest een eerste piloot een vlucht in zijn eentje afmaken omdat de captain ernstig onwel werd en aan boord overleed. Bedenk je eens in wat je moet met een kist vol passagiers en lading in het ruim als die ene piloot niet meer kan worden vervangen. What goes up, must come down…. En anders dan in films zit er vaak net geen geoefende piloot in de cabine die in geval van nood het roer of de joystick kan overnemen. Gewoon twee mensen dus. En niks experimenteren omwille van het geld. Gelukkig heeft de minister laten weten niets te zien in de plannen van types die dat zouden willen doordrammen. Dat geeft toch een veiliger gevoel. En wie in een volautomatisch taxi of bus wil stappen….be my guest. Mij vindt je niet op de achterbank….Het idee alleen al…. (beelden: Archief Yellowbird)




























Ook bij dit Russische automerk weet ik zeker dat veel lezers meteen melden dat ze geen idee hebben waar ik het over heb. Welnu, GAZ, oftewel de autofabriek van de stad Gorgy in de toenmalige Sovjet-Unie, werd in 1932 opgericht ter eer en meerdere glorie van het Russische volk. Maar wel met meer dan een beetje hulp van Henry Ford en zijn ingenieurs. De eerste modellen die de Sovjets dan ook bouwden waren gewoon Model A’s die in het westen zeer succesvol waren. Latere modellen van eigen bodem vertoonden nog steeds grote invloed vanuit de voormalige Amerikaanse leermeesters.
Later nam die invloed sterk af. Amerika toch de kapitalistische oervijand van het Stalinisme. GAZ moest op eigen benen staan en kreeg door de Tweede W.O. de nodige opdrachten vanuit het Rode leger. Men maakte o.a. stafauto’s die bij bossen werden gefabriceerd en bleek ook in staat vierwiel-aangedreven wagens voor dit doel te bouwen. En die ervaring zette zich door in de GAZ 69 ‘Jeep’ die na de oorlog in Oost-Europa zeer succesvol werd ‘verkocht’. Noeste wagens zonder al te veel comfort, maar wel in staat om zich overal doorheen te ploegen.
Elke auto die GAZ later uit bracht kreeg een M-nummer om aan te duiden welk model het dit keer betrof. Zo had men op enig moment de M20 in de aanbieding. Een ruime sedan met afgeronde achterkant die al snel de bijnaam Pobieda kreeg (Overwinning). De auto had een dorstige viercilindermotor in het vooronder met een drieversnellingsbak en was vooral populair bij overheidsdiensten zoals de KGB en andere geheime politie-dienaren in Oost-Europa. Ook taxi-chauffeurs waren er gek op.
Na een paar jaar volgde de sierlijke M21 Volga die ook onze streken bereikte. Technisch was er niet te veel veranderd, maar de carrosserie leek veel op toenmalige Britse en Duitse wagens uit de middenklasse. De oudere M20 kwam toen in productie bij de Poolse FSO-fabrieken. (Zie FSO-hoofstuk 25-10 jl)Met de Volga werden ook weer de nodige markten bewerkt. Zelfs de Nederlandse want ook hier reden die wagens rond. Zelfs leverbaar in toch wel erg kapitalistische tweekleurenlak.
Latere modellen van GAZ waren de M24 Volga met een strakke en ruime carrosserie en verbeterde techniek. Ook hier geleverd, o.a. met een Britse dieselmotor. GAZ bouwde ook zeer luxe limousines voor de top van de communistische partij. In totaal was GAZ zo gegroeid dat het gold als een van de grootste autofabrieken van Europa. In de huidige tijd is dat een stuk anders geworden. Na uiteenvallen van de Sovjet-Unie was de behoefte aan auto’s voor de partij weggevallen en kozen veel Russische klanten voor een westerse auto.
Net als bij andere fabrikanten in dat grote land werd GAZ in feite ontmanteld, opgeknipt en kreeg het andere taken toebedeeld. De hoogtijdagen waren voorbij. Maar men probeerde nog wel met o.a. oudere Chryslermodellen klanten te trekken. Daarnaast mocht men de Russische tegenhanger voor de Amerikaanse Hummer maken die nu breed worden ingezet door het Russische leger. Onbekend maakt onbemind wellicht, maar de geschiedenis toch aardig genoeg om hier te vermelden. (Beelden: Archief Yellowbird)
De kans dat de gemiddelde lezer hier een auto van dit merk tegenkomt onderweg is buitengewoon klein. En toch rijden er wel een paar in Nederland rond. Checker’s. Vaak hoekig gevormde enorm ruime wagens die met name in de V.S. veelvuldig als taxi werden ingezet. Gebouwd door een fabrikant die haar wortels had liggen in Kalamazoo Michigan en vooral bekend werd door de geleverde taxi’s. Vandaar die specifieke vormgeving en ruimte. Pas na de oorlog verschenen twee van haar succesmodellen, de Superba en de Marathon. Wagens die je als je wilde ook voor prive-gebruik kon bestellen, maar dat was dan wel voorbehouden aan liefhebbers.
De meeste (met name Marathons)Checkers gingen dus als taxi aan de slag. Vrijwel onverwoestbaar sterk gemaakt en simpel van onderhoud. Door de relatief hoge deuren en vierkante vormen was in- en uitstappen geen enkel probleem en sommige van deze taxi’s vervoerden 8 personen tegelijk. Tot 1965 zaten er door vliegtuigmotorbouwer Continental geleverde zescilinderblokken in, later kwamen diverse motoren van Chevrolet in het vooronder. De wagens bleken zo praktisch en ook gevraagd, dat Checker ze gewoon jarenlang bleef bouwen, zonder al te veel wijzigingen. Vaak een opmaat voor succes in autoland. Zelfde zag je bij de taxi’s van Austin en Toyota. De Marathon van Checker is zo sterk dat er heel wat van die wagens onder zware omstandigheden toch gewoon 1 miljoen kilometers mee gingen.
Checker nutte dat succes verder uit door er een limousine van te maken die typerend is voor de Amerikaanse leefstijl. Een verbouwde versie werd een stationcar en een daaruit afgeleide versie noemde men Aerobus, gebruikt voor het vervoer van passagiers en bagage tussen hotels en vliegvelden. Nadat de Checker Marathon toch uiteindelijk moest worden afgelost kwamen exemplaren met niet al te veel kilometers op de teller nog wel eens onze kant op en werden dan ingezet voor trouwerijen of als feesttaxi’s. Maakte de Checker’s niks uit, ze reden gewoon nog vele kilometers veilig verder. En de vormgeving maakt velen die er een zien nostalgisch. Zo ziet een Amerikaanse klassieker er uit. Zo ook een goed ontworpen taxi. Tegenwoordig is het stil bij het merk. Vermoedelijk staan de oude productiehallen leeg en verlaten in dat provinciale Michigan. (Beelden: Internet)
De ‘grote baas’ van Skoda, Herr Detlef Wittig, was op de stand van Skoda Deutschland aanwezig, samen met zijn vele managers en we moesten daar stevig mee aan de bak. We zouden dan ook een paar dagen blijven. En dat hield in dat we er ook moesten overnachten. Een paar dagen zelfs. Maar dat viel niet mee in het altijd overvolle Frankfurt rond die IAA. Dus boekte onze ‘directiesecretaresse’ een hotelkamer voor mij en mijn toenmalige verkoopcollega Wim. ‘In een plaatsje vlakbij Frankfurt’ had ze ons nog voor vertrek met de KLM bezworen. We hadden meteen moeten weten dat zij van dat soort zaken echt geen verstand had, maar omdat ze het vertrouwen had van haar directe chef Hoekstra staken we de reservering in onze koffers en gingen onderweg. Eenmaal geland in Frankfurt ook meteen aan de slag.
Toen we de avondsessies hadden overleefd, vaak werd er lekker gegeten en gedronken met de vele mensen die we hadden leren kennen, bedachten we dat we maar even met de taxi naar ‘dat hotel’ moesten rijden. Wel zo handig. We stapten in, pakten het adres van het hotel en gaven dit door aan de chauffeur.
‘Wo wollen Sie hin?’ vroeg de man terwijl hij de motor van zijn Mercedes even afzette en zich naar ons omdraaide. ‘Worms?’. Ja, dat stond op die hotelbevestiging, dus daar wilden we heen. Het was al laat, we wilden slapen. De man zuchtte, startte zijn sterrenbak en reed weg. En bleef meer dan een uur rijden. Ver buiten Frankfurt, snelwegen, uiteindelijk naar Worms. Los van de lange rit waren wij er een enorm bedrag aan kwijt voor de chauffeur. Het hotel bleek ook nog eens gelegen aan een spoorwegemplacement waar dag en nacht werd gerangeerd. Gebroken stapten we ’s-morgens onder de douche, we moesten weer vroeg op weg naar Frankfurt.

Daarvoor is een paar redenen te noemen. Allereerst….die elektrische auto’s zijn domweg te duur! Veel te duur. Ook al schermen die voorstanders dan met allerlei kilometer/kostprijsberekeningen, men houdt daarbij angstvallig de prijs van accu-pakketten buiten beeld. Als je die moet vervangen ben je zo een paar duizend Euri verder. Ook wordt je nooit verteld dat de actieradius (over het algemeen al met dik 40% overdreven) met 50% afneemt als het een beetje koud is buiten en je de kachel, verlichting, navigatie en ruitenwissers moet gebruiken. Daarbij is de oplaad-infrastructuur nog nauwelijks van de grond gekomen. Wil je dus in 2030 (12 jaar na nu) alle benzine/diesel/gasauto’s hebben vervangen dient een kapitaalslag te worden gemaakt die zijn weerga niet kent. De voorstanders, veelal zelf rijdend in leaseautos van een of andere organisatie die milieutechnisch welwillend doet wat haar personeel vraagt, zien die nadelen niet. Als wij nu maar uit onze ‘ouderwetse’ auto’s stappen en die massaal onder de grond laten begraven komt het goed met de wereld. Nou vergeet het maar!
We rijden momenteel alleen in ons landje al met 8,5 miljoen traditionele (om de term maar eens te gebruikten) maar zeer efficiente voertuigen rond. Het aandeel van de elektrische auto is ook na alle jaren propaganda uit de linkse hoek, plus de staatssubsidies op het gebruik, niet meer dan 1% van het jaarlijkse totaal aan verkopen. En van die 1% zit een groot deel in de zakelijke hoek i.c. de taxiwereld. Een deel van deze wagens verdwijnt na een paar jaar gebruik richting buitenland. In ons land zijn die wagen ook tweedehands nauwelijks gevraagd. Het resultaat is een lagere restwaarde dan vooraf bedacht. Vraag en aanbod en zo meer. Dan gebruikt met ook graag het argument dat de uitstoot van CO2 en dat soort stoffen enorm wordt teruggebracht als we elektrisch gaan rijden. Vergeten wordt dan dat van alle uitstoot 16% aan het totale verkeer kan worden toegeschreven. De rest is industrie, landbouw, veeteelt, huishoudelijk gebruik. Maar de symboolwerking is voor de actievoerende voorstanders van groter belang dan de feiten.
Grensoverschrijdende vervuiling bijvoorbeeld. Blijkt veel groter dan men dacht, maar die feiten worden weggepoetst. Net als de productie van accu’s, of de afvoer van de gebruikte exemplaren. Kortom, als we elektrisch gaan rijden komt er in de marge verbetering van die situatie. En niet veel meer. Leuke groene hobby dus, geen oplossing! En intussen kijk ik naar de vertegenwoordiger van zo’n groene partij die bij mij in de straat woont. En waar drie normale benzineauto’s binnen het gezin in gebruik zijn die regelmatig worden gebruikt. Het gezin heeft wel zonnecellen op het dak. Kennelijk om het geweten te sussen?! Intussen ben ik blij met mijn compacte benzineauto die me heen en weer naar Aken bracht met vier man en bagage. Zonder dat ik met de zenuwen hoefde te zitten over mijn actieradius. Nee, ik ben er nog niet aan toe. Eerst maar eens betaalbaar maken die dingen, een bruikbare actieradius bieden, een goede restwaarde, een laadinfrastructuur die vergelijkbaar is met die van normale tankstations en een oplaadtijd die niet in uren maar minuten wordt uitgedrukt. Pas dan zou ik eventueel ook enig enthousiasme kunnen voelen bij het idee dat we in 2030 allemaal elektrische zouden kunnen rijden. Vraag is wel of ik het tegen die tijd nog wel zou willen…… De leeftijd en zo meer…..:)
Was ik een fan? Nee! Niet meteen. Ik vind dat ze aardig zong en sommige van haar hits zing ik nog wel mee ook, maar ze was van een generatie of twee na mij en dan begint het gevoel voor moderne smaak toch iets te tanen. Opvallen deed ze overigens wel. Haar stem heel anders dan bij die riedeltjeszangeressen van tegenwoordig die zonder adlips schijnbaar niet kunnen functioneren. ‘Mens, zing toch eens rechtuit…’ zeg ik dan vaak. Amy Winehouse was van een andere orde. Als dat strotje open ging wist je wat ze wilde vertellen. En een uiterlijk zoals je bij weinig andere dames van de microfoon zag. Wonderlijk getoupeerd haar, een scherpe neus, onder de tattoo’s en in haar latere levensfase bijster mager. Amy leed aan een minderwaardigheidscomplex en verbloemde dat met haar talent, maar voor de echte verdoving zocht ze die in alcohol en drugs. En dodelijke cocktail. Maar het meisje was gedreven door haar echte talent. 
Ze schreef een nummer over die verslaving en hoe mensen haar wilden laten afkicken, wat ze nooit deed. ‘Rehab’ heette dat nummer en werd een grote hit. Maar als artieste bleek ze ook onbetrouwbaar door dat wangedrag. Haar angst voor de grote boze wereld maakte dat ze steeds meer ging gebruiken, al dan niet geholpen door haar vriendjes van het moment. Het richtte haar uiteindelijk ten gronde. Op 27-jarige leeftijd was het over en uit. Ze overleed op 23 juli 2011. Zeven jaar later reist een tentoonstelling over haar leven de wereld rond. Onlangs was die in Amsterdam te zien, bij het Joods Historisch Museum. Mooi gemaakt, lekkere muziek, mooi opnamen. Zonde van dat talent. Maar een mooi eerbetoon. Zelfs ik kon er van genieten. En dat op mijn leeftijd…… (Foto’s: Wikipedia/internet)