Oost-Europese auto’s…

Oost-Europese auto’s…

Alleen al door de kop van dit blogverhaal zouden sommige mensen die hier meelezen kunnen afhaken. Dat is jammer want onbekend maakt onbemind kan juist door het lezen van mijn wervende teksten worden omgebogen naar meer kennis van zaken en derhalve een andere houding. Waarom? Omdat die Oost-Europeanen vaak een directe verbinding kenden met onze eigen autofabrikanten, al was het maar omdat in de vooroorlogse verdeling van Centraal- en Oost-Europa veel van die landen gewoon bij Europa hoorden en in dat oosten van ons werelddeel soms veel wagens werden gebouwd onder grote namen als BMW, Audi, DKW, Horch, Opel of Fiat.

Want ja, dat Europa van toen werd ineens pas Oost-Europa nadat de troepen van de Sovjet-Unie de Nazi’s terugdreven naar hun eigen land en van de gelegenheid gebruik maakten om half Europa gewoon toe te voegen aan het toenmalige Stalinistisch-communistische rijk. En dat had grote gevolgen. Immers de Oost-Duitsers moesten dik betalen voor de ellende die Hitler en zijn kliek in het grote Moederland hadden aangericht. Dus haalden de Russen alle hen bekende autofabrieken leeg en sleepten ook technici mee terug naar het communistische paradijs in het oosten.

Wat overbleef trachtte met de restanten van onderdelen-voorraden en bouwtekeningen de oude boel te herbouwen, maar onder communistische bestuurders was de private sector veel minder van belang dan de zware industrie die o.a. de leiders in Moskou konden bekoren. Als je dan ook bedenkt dat strategische materialen zeker aan Duitsland werden onthouden dan snap je dat men in de latere DDR wagens als de van Duraplast opgebouwde Trabant gingen produceren in plaats van de Audi’s en Horch’s die daar vroeger vandaan kwamen. Uit de oude BMW-fabrieken in Eisenach kwamen nu Wartburgs en de aandrijving was een stuk techniek afkomstig van Auto Union/DKW, de bekende tweetakt pruttelaar. In Tsjecho-Slowakije werd het prachtige traditionele merk Tatra net als Skoda gedwongen tot de bouw van wagens voor of de partijleiders en anders de volkskameraden.

Waarbij Skoda zich nog lang kon ontworstelen aan het regime en de nodige wagens exporteerde wat flink geld (deviezen)opleverde waardoor de economie in dat land extra floreerde. Maar initiatieven om steeds moderner wagens te bouwen werden beide merken door de communistische leiders onthouden. Pas aan het einde van die communistische onderdrukking kon men bij Skoda de boel weer moderniseren. In Polen ging het niet anders. Daar had men minder tradities op autogebied, maar wel behoefte aan betaalbaar vervoer. En dus bouwde men lang oude Sovjet-modellen die te groot en dorstig waren voor het volk. Met licenties van Fiat wist men de boel echter aardig op gang te brengen. Na de Wende ging het echter compleet mis en van de Poolse auto-industrie bleef eigenlijk alleen een licentielijn voor Fiat over. In Roemenie had men vooral banden met de Franse automerken. Renault en Citroen maakten daar qua licentierechten de dienst uit. Wagens als de Oltcit (hier Axel) en Dacia kwamen uit dat land vandaan.

Dacia werd later overgenomen door Renault en kennen we nu nog. Uit Joegoslavie kwamen vooral Fiat-klonen die hier als Zastava werden verkocht. En soms nog met succes ook. Na de vernietigende Balkan-oorlogen van begin jaren 90 eindigde dat avontuur en hebben de Balkanlanden geen echte auto-industrie meer. Alles wat ik hier oreer, en nog veel meer, staat ook in het boek dat ik hierbij afbeeld. Gekocht in Duitsland en met veel plezier gelezen. Vooral omdat het heel veel vertelt over de geschiedenis van de auto-industrie in die landen. En zelfs ik soms nog niet alles wist. En dat wil wat zeggen als zeg (schrijf) ik het zelf. Ik kocht het boek indertijd nieuw bij de Mayerische Buchhandling in Aken. Het is een uitgave van de daar bekende uitgeverij HEEL en heeft ISBN nr. 978-3-86852-604-2. Ik denk dat ik het ooit kocht voor 2 tientjes…Geen geld voor zoveel informatie….. (Beelden: Prive bibliotheek)

Intussen stokoud; Tatra!

Intussen stokoud; Tatra!

In het huidige Tsjechie is autobouw iets wat in de genen van dit volk gegoten zit. En de merken die er vandaan kwamen of komen hebben vaak een oeroude traditie. Een daarvan is het nu nog steeds bestaande merk Tatra. Anno 2023 vooral bekend door haar stoere trucks die vaak in de bouw of het grondverzet actief zijn, maar vroeger ook door haar werkelijk schitterende personenwagens. De geschiedenis van het bedrijf zit verankerd in het oude Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk waar het onder de naam Nesselsdorf naam en faam opbouwde als koetsenbouwer en voertuigen voor de toenmalige legerleiding van dat oude keizerrijk.

Na de oprichting van het land Tsjecho-Slowakije in 1918 kreeg het bedrijf een andere naam; Tatra. En meteen viel op dat de eerste wagens, ontworpen door de fameuze autobouwer Hans Ledwinka, vooraan zouden staan in de rij van geslaagde en ook goede, betrouwbare wagens uit die periode. De Tatra 11 was geboren. Met zijn ruggegraat-chassis en onafhankelijke wielophanging was de auto anno 1923 uiterst modern. Het daarop volgende model 12 had al op alle vier wielen remmen zitten, wat toen ook een noviteit was. De ontwikkelingen bij Tatra gingen maar door en de auto’s groeiden door de jaren heen. Daarmee werden ook de nodige sportieve successen geboekt.

Altijd leuk voor een merk uit Midden-Europa. Tussen de bedrijven door werkte Ledwinka aan een auto die Tatra wereldberoemd zou maken, de Tatraplan. Een stroomlijnauto met de motor achterin, met ruimte voor zes personen en prestaties die voor de oorlog meer dan overtuigend waren. Aan dat stroomlijnprincipe hield Tatra nog vele jaren vast en dat bepaalde het uiterlijk van al die wagens, maar ook van veel andere fabrikanten, zoals Volkswagen.

Want de heer Porsche liep ooit stage bij Tatra en nam veel van de kern die een Tatraplan typeerden mee naar zijn KdF-ontwerp, voorloper van de VW Kever. Maar intussen bouwde Tatra ook trucks. En niet de minste. Baserend op hetzelfde onderstel-principe van de luxe wagens hadden die trucks pendelassen achter waardoor ze dwars door elk terrein heen konden komen. De later luchtgekoelde dieselmotoren met hun typerende huilgeluid werden ook legendarisch. Na de oorlog viel Tsjecho-Slowakije door stom toeval in de Russische zone van Europa en veranderde voor dat fraaie land veel, zo niet alles.

Tatra zette weer vol in op haar truck-productie, maar fabriceerde ook legendarische trams (nog te zien in veel steden daar), treinen en bussen. Haar vrachtwagens werden over de hele wereld verkocht, net als de eerste generatie Tatraplans. Maar toen die steeds groter werden en de productie vooral was gericht op hoge partijkader en taxibedrijven in het oosten stegen de prijzen en nam de belangstelling voor de fraaie wagens af. De T603 was een auto die begin jaren zeventig nog wel eens in Holland te zien was, maar nooit officieel werd geimporteerd. Gold ook voor diens opvolger, de T613.

Een fraaie, door de Italiaan Vignale ontworpen, limousine met een luxe interieur, een V8 van 4 liter achterin en een top van dik 200km/u. Als je tijdens de jaren 80/90 in het thuisland te gast was kwam je ze regelmatig tegen. Met dat schitterende geluid dat de Tatra-motoren zo typeerde. De truckdivisie bouwde intussen steeds verder uit. Voor het echt zware werk moest je bij Tatra zijn en dat gaf het merk een heel eigen markt. Maar die markt veranderde compleet toen de Fluwelen Revolutie anno 1989 zorgde voor een politieke omwenteling in Tsjecho-Slowakije. De historische markten van het oosten stortten ineen en veel oude staatsbedrijven moesten zonder steun zien te overleven.

Tatra kwam in handen van het Amerikaanse bedrijf Terex. En dat staakte op enig moment de bouw van personenwagens. De trucks werden met kunst en vliegwerk nog steeds gebouwd maar veel van de oude Tatra-fabrieken moesten wel sluiten. Orders van het Tsjechische Leger voor speciale trucks hielden de banden draaiende. En zo kwam er op enig moment ook een samen werking op gang met DAF. De Phoenix werd geboren. En die wagens worden ook weer uitgebreid geexporteerd. Ook naar ons land waar je ze kunt zien in dat eerder genoemde grondverzet, maar zeker ook bij het Nederlandse Leger dat er een stel heeft gekocht voor diverse taken. Tatra bestaat dus nog steeds en voor de gene die het complete verhaal over dat fraaie merk tot zich willen nemen zijn er diverse merkenclubs, sites, maar ook boeken over het onderwerp. Ik deed dit blogverhaal uit de oude blote bol. Dus het is vast niet helemaal compleet…U wilt mij als lezer wel vergeven hoop ik….(Beelden: archief/prive)

Poolse Trabant; Syrena…

Poolse Trabant; Syrena…

Ik smokkel even met mijn A.B.C. van de automerken op zondag en neem u als lezer mee naar het Polen uit de communistische tijden. Bedenk je dan maar dat particuliere autobouw voor dit soort regimes nooit de prioriteit kreeg die het volk er zelf wel aan toedichtte. Men wilde als burger of arbeider ook in die landen een auto voor de deur maar door de gebrekkige planning bij de door Volkskameraden gedomineerde staatsbedrijven was innovatie vrijwel afwezig. In Polen startte men op enig moment toch maar de productie op van een eigen lijn automobielen. Naast het in Warschau actieve bedrijf FSO (zie blog 251020) kende men in Polen nog een fabriek voor dit soort producten, FSM. En daar verscheen op enig moment een klein model personenwagen die als Syrena door het leven zou gaan.

Qua lijnvoering maakte men zich er eenvoudig vanaf. Het ging om een compacte sedan die leek op een te heet gewassen Warszawa zoals FSO die bouwde en zelf eigenlijk weer een licentie-product was van een Russische wagen, de GAZ Pobeda. De Syrena kreeg een twee-cilinder tweetakt onder de motorkap en pruttelde er net zo vrolijk op los als een Oost-Duitse Trabant. Met even veel moeite als dat Duitse karretje haalde je er de 100km/u mee, maar de gemiddelde arbeider in die door een grauwsluier bedekte socialistische landen was er verguld mee. Voor hen die bepaalde behoeften hadden was er ook een stationcarmodel dat daarnaast als bestelwagentje beschikbaar kwam.

Latere Syrena’s kregen een wat andere grille, iets grotere achterramen en een driecilinder tweetaktblokje van 992cc waardoor de snelheid er wat vlotter in zat. Een erg aardige sportcoupe kwam helaas niet verder dan een prototype. Opvallend genoeg nam op enig moment FSO de productie van de Syrena over van FSM omdat dit laatste bedrijf de licentie kreeg voor de nog wat kleinere Fiat 126 die in zijn Poolse uitvoering mateloos populair werd in het oosten. De Syrena werd gebouwd tot in de jaren zeventig. Daarna nam FSO de productie over van de grotere Fiat 125 (Polski-Fiat) en had men geen ruimte meer voor de compacte pruttelaar. Opvallend genoeg reden die nog vele jaren door en er zijn er zelfs die na de Wende in het oosten onze streken bereikten. Een type-goedkeuring is vrijwel onmogelijk, al was het maar door de uitstoot van die tweetaktmotoren. Maar voor iemand met een collectie Oost-Europese wagens is het er wel een die niet mag ontbreken. Veel onbekender dan die Trabant, qua aantallen ook minder vaak gebouwd. Maar door zijn volledig metalen constructie natuurlijk zeker niet minder interessant. En hoe verging het de fabrikant? Nou dat FSM kreeg op enig moment allerlei opdrachten van Fiat en later Ford en bouwde o.a. de Panda, maar ook de bij ons zo geliefde 500 en Ka. Opvallend, want het grotere FSO was toen allang als fabrikant verdwenen. (beelden: archief)

De linkse revolutie…

De linkse revolutie…

Nee, dit gaat niet over de revolutie van Kaag en de wonderlijke types die daar achteraan lopen, dit gaat over de lieden die ooit het communisme tot grote bloei wisten te brengen. De gedachte er achter nog wel te snappen. Het idee kwam uit Frankrijk waar de schathemeltje rijke koningen en keizers van toen meenden dat hun welvaart toch vooral door het ‘volk’ moest worden opgebracht en armoede plus honger daarvan de minieme gevolgen waren. Vrijheid, gelijkheid en broederschap verpakt in communes van arbeiders maakten een einde aan alle koningen en hun aspiraties voor de toekomst, de adel werd een kopje kleiner gemaakt en het volk de baas op straat.

En daarna was het overal waar bevolking en toplaag binnen een samenleving te ver uit elkaar leefden op enig moment raak. De gevolgen van dat ingrijpen van het proletariaat in die samenlevingen zou eenieder die ook maar iets van geschiedenislessen heeft gehad duidelijk moeten zijn. Immers het is nergens tot een echt succes vertaald. Altijd kwam er weer een nieuwe bovenlaag die elk particulier initiatief de grond in boorde of in bloed smoorde. Lenin, Stalin, Castro, Pol Pot, de leiders in Vietnam, en wat zich zoal in China afspeelde (Mao) of Noord-Korea. Opgeteld heeft men wel eens berekend dat die communisten samen zo’n 300 miljoen slachtoffers hebben gemaakt.

Vooral onder hun eigen volgelingen. De planeconomie was een wanhoop, de geldontwaarding ongekend en de ellende in de wereld door oorlogen en conflicten om de doctrine uit te dragen was verschrikkelijk. Je snapt dan ook niet dat er mensen zijn die deze idealen nog steeds achterna lopen. Immers elke afwijking van de leer wordt in de kiem gesmoord. Onlangs nog zagen we hoe demonstranten in het Aziatische deel van de vroegere Sovjet-Unie door het daar nog steeds aan het Stalinisme vasthoudende regime met kogels van de straten werden geschoten.

De vrijheden van Hong Kong zijn intussen tot een minimum beperkt en in het land van Kim Jong Un bestaat vrijheid uberhaupt niet meer. Vrijheid heeft men onder die lui daar geschrapt, gelijkheid is er wellicht voor de werkmieren, niet voor de zelf benoemde koningen en koninginnen van het Marxisme. En broederschap? Alleen als men iets nodig heeft en de buren daarvoor kunnen zorgen. Ik heb in Oost-Europa in die landen daar tijdens dat communistische juk genoeg gezien en beleefd om er een mening over te vormen.

Nee, we moeten hier niet willen dat deze clubs ons leven gaan bepalen. Het leidt altijd tot top-down redenaties over wat je wel en niet mag zeggen of denken. Altijd overgiet men anders denkenden met een sausje van ultra-rechts of contra-revolutionair. En dat past precies bij wat er al die jaren communisme met veel burgers is gebeurd die het juk zat waren. En bedenk ook maar dat hoe slecht het wellicht soms gaat in ons land vrijheid van meningsuiting nog steeds bestaat en we ook mogen kiezen welke leiders ons bevallen. Al bevalt die keuze juist links steeds minder en pakt men dan de macht via media, justitie en andere wegen. Het is dus zaak op te letten en niet alles te geloven wat zoal wordt georeerd vanuit die kring. Het meest is propaganda…. En op dat punt kijkt men graag naar juist die regimes die dat tot kunst hadden verheven…. (Beelden: Archief)

Roemeense geschiedschrijving…

Mijn relatie tot het Roemeense volk is qua ervaring relatief beperkt en ook nog eens uitgerust met een dubbel gevoel. Beroepsmatige vervorming maakt soms blind voor de positieve dingen in heden of verleden. En bij mij is veel terug te voeren naar die beroepsmatige ervaringen. Met een ronduit matig automerk als Dacia dat ons als dealer in de jaren 1978-81 werd opgedrongen door de toenmalige importeur die ook mijn geliefde merk Skoda en een Pools alternatief als FSO op de markt zette. Dacia was toen een automerk dat een soort kopie van de Franse Renault 12 bouwde, overigens in licentie van de Fransen, maar dat zo slecht deed dat die wagens van een bedenkelijke kwaliteit waren. Wisten wij toen veel of we geloofden het positieve liever dan het negatieve in die lastige jaren. Het Roemeense ding had westerse (Franse) lijnen, voorwielaandrijving en aardige kleuren. Er was een sedan van te koop en een stationcar, en voor wie nog wat aardappelen naar de markt wilde brengen, een Pickup. Maar die laatste werd toen toen nog niet geimporteerd. Dacia dus!

Wij kenden als garagebedrijf al enige ervaring met een exemplaar van dat merk, omdat ik als ex-Schipholwerker de lokale vertegenwoordiger van de Roemeense luchtvaartmaatschappij Tarom onder dak wist te brengen voor onderhoud. Nou daar hadden we eigenlijk van moeten leren. Deden we niet. Mede doordat die importeur ons op het hart drukte dat de nieuwe Dacia’s absoluut beter waren dan die oudere exemplaren. Het was niet zo. Zelden kregen we zoveel gedoe over ons heen als met die Roemeense wagens. En we waren best wel wat gewend door onze Poolse vrienden. Bij de Dacia kon je tijdens het rijden zomaar je achterruit kwijt raken als je een voorrraam open deed, maar er mankeerde verder wel zoveel aan dat je blij mocht zijn dat klanten er 10.000km storingvrij mee onderweg konden. Toen de importeur (wellicht door al die garantieclaims) ten onder ging in 1980/1 was het over en uit. Geen Dacia’s meer en we bedienden de rijdende klanten in die wagens zo goed en kwaad als het ging met originele Renault-onderdelen.

Want voor die R12’s was nog wel het nodige te vinden. Later, we zochten uitbreiding van vooral ons lease-gamma, namen we bij een nieuwe importeur nog eens een paar van die Roemenen af. Met name de Combi’s die waren opgewaardeerd en nog wat leuker van uitvoering en kleur. Er was in de loop van de jaren niet zo veel veranderd. De wagens die goedkoop in de lease gingen bleken nog net zo beroerd van afwerkingskwaliteit als de illustere voorgangers van een jaar of wat eerder. Het zorgde er voor dat we er nu definitief mee stopten en gingen voor een Japans merk naast het nog steeds gevoerde Skoda. Dacia was voor mij dus niks. Intussen is het een budgetmerk geworden waar na de volksrevolutie die het kwalijke bewind van de de communisten met geweld verjoeg, nu Renault echt de scepter zwaait. Met erg aardige wagens waar nog steeds kopers voor te vinden zijn. Maar ik kijk er niet meer serieus naar. Te link, te slechte ervaringen. Maar ik doe daar vast de Roemenen deels mee tekort. Want in dat land werden buiten Dacia nog meer auto’s gebouwd, al dan niet van even bedenkelijke kwaliteit. Men bouwde ooit voor Citroen een model dat hier als Axel te koop werd aangeboden en er was een terreinwagen met de fraaie naam ARO. Zij die er ervaring mee opdeden moeten maar eens vertellen wat ze meemaakten met die wagens. Ik beperkte me hier op deze zondag maar even tot dat Dacia-verhaal. In de hoop dat u het aardig vond. (Beelden: DDR, J.R. de Witt)

Russische schaamteklassieker; Lada 1200.

Als er een merk slim is omgegaan met haar modellen en de daaruit voortvloeiende licentiebouwrechten dan toch wel Fiat. Want de Italianen lieten heel wat van hun vroegere modellen ook fabriceren in een keur van landen waar men juist met die vaak wat oudere Fiat’s decennialang gek zou blijven. Een compliment voor de ontwerpers. Een van die wagens was de redelijk hoekige Fiat 124 die bij zijn aantreden in de jaren zestig als modern door het leven ging. Maar aan het einde van dat decennium werd hij opgevolgd door de nog wat vlottere 131 Mirafiori. En dus leefde de 124 gewoon voort. O.a. in Zuid-Amerika, het Midden-Oosten maar zeker ook in de Sovjet-Unie. Met dat land werd door de Fiat-directie een overeenkomst gesloten dat men tot in lengte van jaren de oer-124 zou mogen bouwen. De Sovjets pakten dat meteen grootschalig op. Hun eigen personenwagens waren veelal ouderwets van opzet en de afwerking was veelal bedroevend. Om de 124 te kunnen bouwen op een manier die ook Fiat beviel werd in een nieuw te bouwen stad, een even nieuwe productielijn neergezet. Togliati heette die plek, vernoemd naar een oude Italiaanse communistenleider.

In 1969 werden wat prototypen in elkaar gezet door de Russen, op basis van door Fiat aangeleverde onderdelen. Maar echt produceren deed men pas vanaf begin jaren 70. Shiguli heette de auto in Rusland, VAZ de bouwer. Toen bleek dat die Russische naam erg veel leek op de aanduiding van het vrouwelijk geslachtsdeel in de Baltische Staten, werd Lada de exportnaam voor de Russische Fiat. En onder die naam werd de auto ook bij ons geïmporteerd. Met succes. Voor weinig geld kocht je een nieuwe stoer aandoende auto. Dat stoere beperkte zich niet tot de buitenkant, want dan moest je wel twee keer kijken wilde je het onderscheid zien met een Fiat (of SEAT waar de 124 ook werd gebouwd). De Russen verstevigden het model om hem meer op de Russische omstandigheden uit te rusten. De motoren werden verbeterd, de kachel versterkt en de vering aangepast. Niet alles viel daardoor beter uit dan bij het origineel.

De Lada’s maakten meer lawaai dan de oer-Fiat had gedaan. Vooral een gevolg van die aangepaste motoren. Maar die motoren reden wel op vrij lage octaangehalte benzinesoorten, waar de Fiat alleen op Super wilde draaien. Dat met al die aanpassingen een Lada een ‘stevige’ auto werd zal niemand verbazen. Ook het brandstofverbruik was daardoor niet meteen om te lachen. Toch werd de auto een aardig succes. Hij was immers redelijk ruim, sterk en ook in grote aantallen leverbaar. Niet alleen in Rusland maar ook in de andere Oostbloklanden, en bij ons in het westen. Lada als merk hier kreeg al gauw de naam ‘veel voor weinig’ te leveren en dat trok zeker in ons land kopers. Een later geleverde stationcar maakte het succes ook nog eens compleet. Wat meespeelde was dat die Lada qua roestgevoeligheid net even taaier was dan zijn Italiaanse voorbeeld. In ons land van groot belang. Pas in 1977 werd de oer-Lada voorzien van wat verbeteringen. Een veranderde carburator, een wat aangepast interieur en nieuwe lakkleuren. En zo hield Lada de auto ‘bij de tijd’ al was dat dan wel de tijd van het Oostblok. Met concurrentie uit landen als Polen, Tsjecho-Slowakije of Roemenië kon die Lada nog wel scoren, maar zette je hem tegenover moderne auto’s uit West-Europa werd het toch lastig.

Mensen met een sterk communistische instelling vielen massaal voor de stoere Rus, maar voor anderen was het echt een beetje beneden de waardigheid. Al moet gezegd dat zelfs de Nederlandse overheid ooit nog eens een stuk of 1500 van die wagens kocht voor haar ambtenaren. Wat niet met gejuich werd ontvangen maar wel een opsteker was voor het imago. In 1989, toen de omwentelingen in Oost-Europa plaatsvonden werd de oer-Lada nog steeds gebouwd. Intussen wel naast een stel doorontwikkelde zustermodellen, maar de markt was toch echt weggezakt. En dus werd die oude productielijn stopgezet na de val van de Sovjet-Unie. De versies met grotere motoren werden nog wel gebouwd, zij het in beperkte aantallen. De andere tijden voor de Russische autokopers zorgden ook voor een enorme vraag naar westerse en Aziatische modellen. De Lada’s waren uit. Na een paar jaar was het ook afgelopen in ons land. Trouwe dealers gingen nog even door, maar de kopers waren verdwenen. Intussen probeert Lada het nog eens opnieuw met wat nieuwe auto’s die baseren op Renaulttechniek. Maar of er nog iemand op dat Lada-imago zit te wachten? En ook als klassieker hebben die oude Lada’s weinig waarde. Maar bedenk wel dat er miljoenen van zijn gemaakt. Meer dan Fiat zelf ooit had kunnen dromen. (Beelden: Internet)

Compact uit de Oekraine…..Tavria!

Deze zondag maar eens aandacht voor een heel bijzondere auto waarvan ik vrijwel zeker weet dat er weinig tot geen rijdende exemplaren meer bestaan in ons land. Als die er al ooit zijn geweest. De auto die ik beschrijf komt uit de Oekraine en dat land is nu niet meteen het eerste waar je aan denkt bij het noemen van auto-producerende landen. Maar toen het nog deel uitmaakte van de Sovjet-Unie profiteerde het net als fabrikaten uit andere deelrepublieken van dat ooit zo grote land, van de immense markt die in de vroegere socialistische heilstaten beschikbaar was. Mensen waren daar al blij als ze uberhaupt een auto konden kopen en wat werd aangeboden vond dankbare klanten die veelal het oubollige ontwerp en de matige bouwkwaliteit op de koop toe namen. Met name de Russische auto-industrie blonk niet uit door innovaties en als het ‘goed was’ bleef het decennia lang in productie. Dat gold ook voor die Oekrainers.

Het staatsbedrijf ZAZ (Zaporozhets) bouwde dus decennia lang relatief kleine auto’s met een luchtgekoelde motor achterin die je kon vergelijken met de toen bij ons in het westen populaire Prinz van NSU. Oppervlakkig leken die karretjes ook wat op die Duitse miniwagens, maar door de matige kwaliteit waren ze zelfs in Oost-Europa weinig populair. Altijd ging er wel iets stuk aan zo’n auto. Toch werden ze ook naar ons land geleverd, verkocht als Yalta door de Groningse importeur Gremi die er wel heil in zag. Net als in andere landen van het vroegere Oostblok zag men ook bij ZAZ wel in dat er iets moest veranderen wilde men in de toekomst ook nog auto’s kunnen verkopen en zo ontstond de Tavria.

Een modern ogende compacte hatchback met voorwielaandrijving die in verschillende versies werd aangeboden. Als 3 deurs hatchback, als vijfdeurs en als conventionele sedan met kofferbak. De eerste exemplaren kwamen in 1987 uit de fabriekshallen rollen en hadden een motor uit eigen ontwikkeling die aardig presteerde. Onafhankelijke wielophanging zorgde voor een acceptabele wegligging. De Tavria werd al snel ook voor de export aan geboden, in sommige markten als Lada Tavria om zo de naamsonbekendheid voor ZAZ weg te nemen. De Tavria vond ook afnemers in met name Midden- en Oost-Europese landen, maar had het na 1989 bijzonder lastig toen na het vallen van de Berlijnse Muur en het ineenstorten van de beschermde markten daar, westerse auto’s meer en meer in trek kwamen en men het eigen product vermeed.

Daarbij bleek de onderdelenleverantie voor Tavria-eigenaren een best probleem en veel van deze wagens eindigden vaak in een of andere schuur omdat ze niet rijdend te houden vielen. Toch werden deze wagens nog lang geproduceerd. En zochten de Oekrainers ook nieuwe markten zoals die in Zuid-Amerika. Facelifts en verandere motorisering hield de auto min of meer bij de tijd en de prijs was zodanig dat kopers in Derde-Wereld-Landen er best in wilden rijden. Afgeleide versies waren een Pickup en een bestelwagenversie die vooral in die markten goed verkochten. Qua concept was er niet zoveel mis met de Tavria, hij was zelfs aardig veilig voor zijn tijd. Maar de auto had de pech te zijn geboren in een land dat werd bestuurd door communistische denkers en niet door commerciele gedachten…Een goed exemplaar vinden is nog best een hele oefening. In 2011 viel het doek voor de productie van deze bijzondere auto. (Beelden: Internet)

 

 

1 mei-viering

DictatorMet de Dag van de Arbeid had ik nooit zoveel. Maar met de parades in het Oosten van Europa des te meer. Niet vanwege het regime of de doctrine die de parades en blijmoedige optochten mogelijk maakten in de landen ten oosten van ons landje. Maar wel om wat je daar zag aan indrukwekkende gedisciplineerde organisaties. Wil je een beeld van hoe dat daar toeging en bij ons in de journaals werd vertoond? Kijk dan maar eens naar Noord-Korea. Hoe de ultieme leider daar wordt toegezongen en waarbij zelfs mat groen gespoten militaire voertuigen zelfs blijken te kunnen glimmen. Ook in de voormalige Sovjet-Unie of DDR deed men dit. Het vertelde veel over de ‘liefde van het volk voor de leiders’. Het was een publiek geheim dat veel van die mensen daar liever vandaag dan morgen van die leiders verlost wilden zijn. De Dag van de Arbeid was vooral een dag om feest te vieren, maar zo’n feest was het leven niet in dat Oostblok. Men verdiende vrijwel zonder uitzondering voldoende geld om van alles te kunnen kopen. Maar in de staatswinkels lag niets wat men wilde hebben. De planeconomie functioneerde niet of heel gebrekkig. Dus als je worst wilde kopen kwam je met een pakje rijst terug thuis.

Berlin - Marx-Engelsplatz 1977Wie zocht naar sinaasappelen moest soms maanden wachten voor ze geleverd konden worden. Een auto was een pure luxe en wie het geld na jaren sparen bij elkaar had, moest vooruit betalen, had geen keuze voor kleur of uitvoering, en moest daarna nog een jaar of wat wachten. Televisie was een duur luxe artikel. En wie er een kon kopen kreeg dan een beperkt gamma zenders aangeboden, de westerse media kreeg je er niet op, en de eigenaar moest hopen dat het ding het langer dan een jaar bleef doen. Inventiviteit en een uitgebreid netwerk waren dringend nodig en veel inwoners van de landen in die hoek van de wereld waren of hadden dit. Op 1 mei wordt er af en toe nog steeds geparadeerd. Maar nu door burgers, die genieten van hun vrijheid, die  de Russische president toezingen of vanuit hun socialistische gedachte nog steeds teruggrijpen naar deze datum om hun doctrine uit te dragen. Het communisme is dood, lang leve het socialisme of wat daar voor door gaat. Of de Internationale nog wordt gezongen is maar de vraag. In ons land zeker niet, want laten we wel zijn, echte socialisten zijn hier niet meer of met veel moeite te vinden. Wel heel veel ‘would-be’ figuren. En die gaan we toch niet lopen eren vandaag mag ik hopen?

Geheimhouding en spionnen….

F-16 Airfield attack Scan10004Mijn leeftijd geeft aan dat ik nog stam uit de tijd van de koude oorlog. Het oosten was de vijand en wij in het westen deden alles goed. Simpele wereld. In stand gehouden met allerlei middelen die de eventuele geheimen van ons land of continent niet zouden overhevelen naar de vijand. Die luisterde immers mee. En naar later bleek, inventiever dan wij zelf maar konden vermoeden. Spionnen overal en vaak tot na de Wende actief. Laster bleek dat ook bij bedrijven spionnen rondlopen die o.a. in staat bleken geheime atoomonderzoeken weg te sluizen uit ons land richting Pakistan. Men dankt daar de ontwikkeling van hun atoomwapens deels aan onze onderzoekingen op dit punt. Concurrenten kunnen er ook wat van en ook ik kreeg ooit geleerd dat je soms even moet rondneuzen op plekken waar informatie lag die voor bijvoorbeeld een af te spreken inkoopprijs van belang kon zijn. Allemaal voor het hogere doel, een betere marge of succesvoller verkoopstrategie. Intussen zijn we 25 jaar na de Wende en is de wereld totaal veranderd. Moslim-extremisten domineren het nieuws, of ze nu hier actief zijn of elders in de wereld.

Cutlass resizer-nl2877c3cd733d9d7 Een oorlog wordt uitgevochten tussen verschillende bloedgroepen van dat geloof (voor zover je daar van mag spreken) en dat strijdtoneel is gesitueerd aan de grenzen van onze Europese beschaving. Als er dan een coalitie wordt gevormd om de meest barbaarse groepen onder die strijdende partijen buiten de deur te houden is daar op zich niets mis mee. Maar, deze groepen trekken weer mensen aan uit onze landen, die menen dat daar waar zij wonen geen recht doet aan hun oprechte geloof in het eeuwige gelijk. Extremisme en terrorisme zijn het gevolg. Al dan niet onder het tapijt geveegd door al te naïeve Europeanen en Nederlanders die alles afdoen als incidenten en niet zien als een structureel gevaar voor onze ontwikkelde samenleving. In de media wordt de Nederlandse bijdrage aan de coalitie in Irak en Syrië breed uitgemeten.

type039song01large19df2jz9Als een F-16 piloot zijn laarzen aantrekt is dat bij wijze van spreken al nieuws. Als dan een F16 een stel bandieten uitschakelt wordt het voorpaginawerk. ‘Onze dappere piloten’ etc. Maar juist die nieuwtjes zijn droog hout op het vuur dat brandt in de lijven van hen die menen dat er een heilige oorlog moet worden uitgevochten tegen dat vreselijke westen waar ze zelf vrijwillig zijn komen wonen. Enige terughoudendheid lijkt mij dan ook op zijn plek. Geheimhouding over de operaties die het westen en met name Nederland uitvoert in die landen zeker ook. Spionnen zijn er altijd geweest. Alleen nu koesteren wij ze als medelanders en nemen aan dat alles wel goed komt. Mij interesseert het niets of die F-16’s van ons deelnemen aan de strijd tegen die lui of niet. Ik ben al blij voor de piloten dat die kisten na al die jaren nog vliegen. Maar waakzaamheid t.a.v. uitgezonden informatie is geboden. De vijand luistert mee, en soms wel van heel dichtbij….