
Nee, dit is geen jaartal, het is relevante informatie over mijn fysieke inspanningen van het afgelopen jaar. Het is namelijk de vertaling van alle wandelingen die ik opgeteld door de dagen, weken en maanden van het vorige jaar heen heb gelopen. Op mijn iPhone zit een stappenteller die me precies vertelt hoeveel ik ‘vandaag’, gisteren, deze week of maand heb gelopen. Dat vertaalt het ding (een app..) weer in afgelegde kilometers en zo kwam ik tot mijn verbazing op dit getal. 1080 kilometer in 2024. Een afstand om even over na te denken. Want als ik mijn rondjes loop in onze woonomgeving, dwars door de stad of elders in het land of zelfs bij de oosterburen, denk ik zelden in kilometers maar vooral in die stappensaldi.

Wil je nog een beetje conditie houden moet je lopen. Niet rennen, want dat is echt slecht voor je gestel als iets oudere man, en laat ik graag over aan prachtige dames met een loop als een gazelle en een figuur als een fotomodel. Lopen dus, en liefst daar waar je iets ziet wat eventueel fotowaardig is of mensen met wie je een praatje kunt maken. Af en toe in gezelschap van lieve vrienden of familie. Maar dan wel graag types die het tempo een beetje aanpassen bij dat van ons.

Vrouwlief maakt trouwens altijd meer stappen dan ik, maar legt tegelijk dezelfde afstand af. Logisch, zij loopt heel anders dan ik, overbrugt bij elke stap minder centimeters en dat neemt dat aantal stappen toe, maar blijft de efficiency toch steken op dezelfde aantallen afgelegde meters. Nu geef ik onmiddellijk toe dat zij meer loopt dan ik. Want naar de supermarkt of wat ook en dan op momenten dat ik nog bezig ben met schrijven of lezen van blogverhalen als deze… Nu is die afstand die ik aflegde nu ook weer niet zo dat ik dan meteen maar een tripje plan naar Santiago de Compostella of Lourdes om maar iets te noemen. Maar ik ben er toch tevreden mee. In tijden dat sommige mensen lijden aan chronisch overgewicht en liever met een sigaret en drankje op de bank zitten ben ik toch maar mooi fysiek actief. Nu nog eens die gewichten benutten om de armen en spieren ook weer wat te pijnigen op plekken die nu wat verwaarloosd worden. Wellicht alsnog een goed voornemen? We gaan het zien. Maar vooralsnog eerst weer wat lopen. Ik wens u allen een fijne dag….en kom ik jullie tegen, wel zwaaien he! (beelden: archief/internet)








Ze had het allemaal al meegemaakt vond ze zelf. Mannen die van alles van of met haar wilden toen ze nog een puber was. Ze hield ze sindsdien op afstand. Want voor je het wist zaten ze met hun handen op plekken die ze toen zelf nog nauwelijks had ontdekt. Later op haar werk kreeg ze te maken met collega’s die meenden dat het halen van een extra kopje koffie voor die lui een vrijbrief was om even onder haar rok te graaien of haar een tik op de billen te geven in het voorbijgaan. Ze leefde liever in een wereld waarin dit niet voor kwam. Boeken met een romantisch inslag, over prinsen die slapende prinsessen wakker kusten of desnoods redden uit een toren waar die dames gevangen werden gehouden door boze vaders of stiefmoeders. Ze zweefde weg bij romantische teksten van bepaalde zangers of zangeressen. Ze genoot van bepaalde films of series op tv. Maar in het echte leven wilde het maar niet lukken met de romantiek. Omdat ze zelf afstand hield. Op vakantie ging maar alle hunks aan zich voorbij liet gaan. Geen zin in het gedoe. Ze vermaakte zichzelf wel. Geen zin in zwangerschap, ziekten of gedoe. En zo leefde ze haar verdere leven. Weinig dieptepunten, een enkel hoogtepunt. Woonde op haar flat met haar kat en genoot van wat het leven te bieden had. Die ene keer dat ze eindelijk een man toeliet in haar leven werd het een mislukking. Hij was dominant, vertelde precies wat zij allemaal moest doen, maar stak zelf geen vinger uit in het huishouden. Nou ja, wel naar haar en dat was even leuk. Op enig moment vermoeide het haar echter en nam ze afstand. Mikte hem de deur uit. Weer een ervaring rijker en een illusie armer. Ze kon zich niet geven had ze gemerkt, maar wilde ook niet nemen. Ze wilde gewoon met rust gelaten worden. Op het werk deden ze dat gelukkig. Ze werd ouder, men tikte haar niet meer op de billen en de collega’s waren vaak jonger dan zij. Op haar 60e kreeg ze een leuk uitje van haar chef. Restaurant, een bonus,een toespraakje. Na afloop ging ze naar huis. De kat wachtte op haar. Daarmee hield ze hele gesprekken. Die was altijd goed voor haar. Na haar pensioen, een aantal jaren later, maakte ze de balans op. Geen kinderen, dus ook geen kleinkinderen, geen schoonfamilie en haar eigen vader en moeder intussen overleden. Ze was alleen. En zo stierf ze. Werd begraven door buren en enkele oud-collega’s. Die bij het afscheid nemen keurig afstand hielden. Het was coronatijd…..zij had er wellicht zelf van genoten. Heerlijk, niet klef of zo. Nou ja de cake na afloop…maar verder. Het was goed zo….
Gaf ik twee weken terug even aandacht aan een klassieke westerse bommenwerper die nog tot over een kwart eeuw actief zal blijven, aan Russische kant kent men ook zo’n icoon, de door Tupolev ontwikkelde Tu-95. In veel opzichten gebouwd voor hetzelfde doel, strategische bombardementsvluchten met atoomwapens, was dit toestel min of meer in dezelfde periode als de Boeing B52 ontworpen. Maar wel met een aantal verschillen. Zo kozen de Russen destijds niet voor de indertijd toch wat minder beproefde straalmotoren, maar voor enorm krachtige turboprops van Kuznetzov die via contra-draaiende propellers maar liefst 15.000pk elk ontwikkelden. De machine kreeg pijlvormige vleugels en staartvlakken en bleek niet alleen enorme afstanden af te kunnen leggen, maar ook nog eens aardig snel te zijn. 830km/u om precies te zijn, heel wat straalvliegtuigen uit die periode haalden dat niet. In 1952 vloog het eerste prototype, maar de eerste echte productiekisten kwamen in 1956 in gebruik. Een onaardige verrassing voor de NATO-landen, want dit toestel kon Amerika bereiken met een lading die dodelijk kon zijn en op een hoogte die best kopzorgen opleverde bij de westerse landen. De typerende dreun van de enorme motoren i.c.m. de propellers waren een opvallend fenomeen bij deze toestellen.
Er werden al snel hele brigades van de Rode Luchtmacht mee uitgerust en de machines deden individueel nog wel eens ‘schijnaanvallen’ op NAVO-landen om zo te testen hoe de response van die landen zou zijn. Steeds meer bewapening maar zeker ook nieuwe elektronica hielden de grote Tupolev actueel hoewel hij klassieker oogde dan de eerder beschreven B52. Voor de Russen was en is dit een groot wapensysteem en naar het zich laat aanzien gaat ook deze machine nog jaren mee. Tegenwoordig in staat om Russische tegenhangers van de westerse kruisraketten te vervoeren is het een machine die diverse doelen tegelijk aan kan vallen. Maar de Russen ontwikkelden nog meer versies van de kist. Zo kwam er een vliegend radarstation van uit dat met een grote schotel op de romprug in staat was om boven zee onderzeeboten op te sporen. Een heel bijzondere ontwikkeling was de Tu-114 verkeersmachine die in de jaren 50 en 60 vloog voor Aeroflot en 220 passagiers kon vervoeren.
De techniek, vleugels en staart kwamen van de Tu-95 bommenwerper, de romp werd voor passagiersvervoer nieuw ontwikkeld. Een sensatie in luchtvaartland. Er was dus plek voor 220 passagiers en de machine was heel lang het grootste verkeersvliegtuig ter wereld. Maar vloog (de omvang was ook meteen een beperking) relatief kort. Er werden er overigens slechts 30 van gebouwd. Door de SALT2 overeenkomsten tussen Amerika en Rusland werden heel wat Tu-95’s afgedankt en gesloopt. Maar er vliegen er nog genoeg om Rusland’s kracht uit te blijven stralen. Het ziet er niet naar uit dat deze machines snel van de sterkte bij de Rode Luchtmacht zullen verdwijnen. En zo danken we het strategisch evenwicht in de wereld voor een deel aan relatief oude vliegtuigen met een aanzienlijke vernietigingskracht. Hoe wrang ook, als dat evenwicht maar blijft bestaan. (Beelden: Inter/archief)
Stel je deze situatie eens voor. Uw meninggever, toch een geboren en getogen Amsterdammer besluit om hem moverende redenen naar Rotterdam te verhuizen. Een op zichzelf ondenkbare en wonderlijke gedachte maar voor dit verhaal wellicht aardig illustratief. En als hij dit dan heeft gedaan en een half jaartje aan de Nieuwe Maas zetelt hangt hij de Ajax-vlag buiten en begint af te geven op de Rotterdamse samenleving. Dit deugt volgens hem niet en dat ook niet. Hij wil dat men in supermarkten Amsterdamse uitjes gaat verkopen en ook dat Johnnie Jordaan meer aandacht krijgt bij TV West. Ik denk dat ik dan op zijn minst met afkeer wordt bejegend als het al niet verder gaat in die stad van meer daden dan woorden. Als omgekeerd een Rotterdammer Amsterdam beledigt levert dat uiteraard ook allerlei strijd op. Nederlanders blijken dan best lange tenen te bezitten. Nu neem ik u als ander voorbeeld mee over de grenzen. Ik ga naar Turkije en vestig me daar. (ook ondenkbaar uiteraard…) Wat ik daar van meet af aan wil is dat mijn woonomgeving wordt aangepast opdat ik daar een katholieke kerkdienst kan bijwonen en dat mijn buren mijn taal moeten gaan spreken.
Ik verwacht dan ook nog dat mijn gedrag respect krijgt van de lokale bevolking. Zie je het voor je? Wonderlijk genoeg is dit in ons land wel het geval bij veel nieuwkomers. Zoals ik onlangs weer mocht zien en horen bij de revival van het aardige programma over de Akbarstraat in Amsterdam-West. Waar een ‘deskundige’ uitgebreid de tijd krijgt om uit te leggen dat de voor 85% uit allochtonen bestaande wijk vooral was mislukt omdat de Nederlanders geen moeite deden zich aan te passen. Huh?? Opvallend was ook dat allerlei sociale aspecten werden opgevoerd als oorzaak en reden, maar dat men het dominante islamitische geloof en alle culturele aspecten daarmee verbonden volledig buiten beeld hield. Mensen die daar woonden spraken na soms 40-50 jaar hier wonen de taal nog steeds niet. Je wordt er echt moedeloos van. Wat is Nederlanderschap dan precies? Nou dat wat is opgebouwd in de loop van de geschiedenis, bevochten soms. Een liberale, vrijzinnige maar soms ook wat kleinzielige gemeenschap waarin iedereen samen wel het gevoel heeft Nederlander (of specifieke stedeling) te zijn. Waarin we soms met respect met elkaar omgaan en de kerk 50 jaar geleden als culturele hoofdstroming buiten de deur hebben gemikt.
We zijn blank, zwart, licht getint, geel, rood, Europees, Chinees, Afrikaans of wat ook, maar toch vooral samen Nederlands. Mits je maar integreert. En dat kan alleen als je de taal leert, de geschiedenis respecteert en een bijdrage levert aan de samenleving die jou opnam. Gek genoeg namen we (willekeurige volgorde) Molukkers op, Indische Nederlanders, Spanjaarden, Italianen, Fransen, Russen, Polen, Tsjechen, Hongaren, Iraniërs enz. enz. Vaak volledig opgegaan in die Nederlandse samenleving. Maar juist met bepaalde groepen wil dat maar niet lukken. Het waarom zit hem vast ergens in de wil om er iets van te bakken hier. Die wil is er wel, maar integratie is ook trouwen en kinderen krijgen. Over en weer zonder geloofsgedoe. En daar gaat het fout. Dus kan integratie niet van twee kanten. Of je moet bedoelen dat wij Nederlanders allemaal de islam gaan aanhangen. Kijk, en dat is een stapje te ver. Kortom…Er is veel werk te verrichten nog….En daarbij zijn uitgestoken handen nodig. En verlaging van opgeworpen drempels. Pas dan is sprake van succesvolle integratie….toch?
Stel je nu eens voor dat je tijdens een gesprek met je partner, vrienden, collegae of wie ook, telkens in de rede wordt gevallen als jij iets wilt vertellen. Wat doe je dan? Praat je door, ga je wat luider spreken of zelfs schreeuwen of houdt je de mond en laat jouw persoonlijke fatsoen zien?! Wie het eerste als reflex voelt zal naar mijn idee ideaal geschikt zijn als politicus anno 2019. Kletskoekers met een zelf bedachte boodschap kwaken dwars heen door de argumenten van anderen. Je stelt een vraag en als het antwoord je niet bevalt klets je daar dwars doorheen. Het resultaat, zo bleek recent bij het door RTL uitgezonden ‘lijsttrekkersdebat’. Met name de in de achterban bejubelde voorlieden van D66 en Groenlinks luisteren niet naar argumenten maar hadden van hun ‘spindoctors’ advies gekregen de ander er onder te kletsen. Schreeuwend desnoods!
De ‘goede groene zaak’ vraagt daarom volgens hun eigen redenatie. We hebben nu de kans naar Noord-Koreaans model onze boodschap uit te dragen. Tegenstand is zinloos, en we schilderen die mensen met kritiek op onze heilige boodschap gewoon af als ‘nationalistisch’ of ‘niet ter zake kundig’. Intussen benutten we zelf onbewezen feiten en cijfers. Want winnen zullen we. Nu ging het in dat debat toch over de aanstaande verkiezingen van de Provinciale Staten die deels verantwoordelijk zijn voor het aan banen helpen van uitgefaseerde politici van de tweede garnituur die in de Senaat wetten zoals die idiote ‘Energietransitie’ moeten beoordelen op het realiteitsgehalte. Hoe groter het aandeel van links, hoe sneller we met zijn allen aann het financiele infuus hangen. Maar dat is voor die schreeuwers niet relevant. De man die het best bleek opgewassen tegen al dat verbale geweld was Dijkhof van de VVD. Aangename man, lastige boodschappen bracht hij netjes en duidelijke voor het voetlicht. En was uiteindelijk toch de morele winnaar van de avond.
Want slechts samenwerking en overleg kan ons land redden. En niet die loopgraven waarin Jetten en Klaver samen hun groene derrie zitten uit te poepen. Dat er dan aan de andere kant van hetspectrum wat lieden zijn die roepen over uit de EU stappen en zo voort neem ik maar mee met een korrel zout. Grappig ook om te zien dat de nieuwe erfgename van de SP zelfs de voorgekookte antwoorden van haar opponent uit haar hoofd kende en van de leg raakte toen die antwoorden anders bleken uit te pakken. Fatsoen, het was er niet en zo zag ik wat ik altijd al beweerde voor mijn eigen ogen afspelen. Het populisme komt tegenwoordig van links. Van partijen die vroeger het fatsoen hadden om tegenstanders uit te laten praten. Doet men nu niet meer. En dat is geen goede ontwikkeling. Ik voorspel derhalve dat ook deze verkiezingen op de 20e a.s. weinig overtuigde stemmers trekken. We geloven die lui niet meer. En rara aan wie ze dat zelf te danken hebben….. (Beelden: internet)
Vanaf de jaren dat de eerste straalvliegtuigen in dienst kwamen ging het snel. Deze toestellen konden zo’n lange afstand afleggen met 2, 3 of wellicht vier tussenstops, maar binnen een etmaal zat je toch vaak wel ergens in de tropen. Met de latere jumbojet-vliegtuigen als de Boeing 747 werd luchtvaart ook geliberaliseerd. Mensen die vroeger geen ticket konden kopen stapten nu vrolijk in zo’n toestel en gingen backpacken in Australie. Of shoppen in New York. Blijft wel een heel gedoe dat vliegen op die lange afstanden, want je moet dat wel willen, 8-15 uur stil zitten op je stoel. Ik schreef al eerder dat mijn langste vlucht 8u 3 kwartier duurde (AMS-NYC). De aansluitende vlucht was ook nog eens 2,5 uur, maar toen hadden we tenminste nog even kunnen rondlopen in de terminal van J.F.Kennedy Airport. Vrouwlief was onlangs even naar Hong Kong en moest heen 12 en terug 13 uur doorbrengen in zo’n grote vlieger. Ze was aardig gaar van die vluchten.
Maar het kan allemaal nog langer. 17 uur en 20 minuten duurde de rechtstreekse vlucht tussen Perth en Londen die onlangs werd gedaan door Qantas uit Australie. En sommige vluchten gaan nog langer duren. Men hoeft niet meer te landen, de nieuwe generatie straalverkeersvliegtuigen kan deze afstanden aan en houdt nog brandstof over ook. Je moet het maar willen. Maar fysiek kunnen we het wel aan. Onderzoek door de maatschappij Singapore Airlines die al enkele jaren non-stop-vluchten aanbied van maar liefst 19 uur lang, zijn er nooit echte problemen ontstaan aan boord door deze enorm lange vluchten. Hoewel het risico op een aandoening groter blijft dan bij korte vluchten. Waar zit hem het verschil met die oudere jets dan in. Wel simpel, de nieuwe generatie tweemotorige breedrompvliegtuigen als de Boeing 787 en Airbus A350 hebben een andere rompconstructie waardoor men de luchtdruk anders kan regelen.
Toen bloggen nog een nieuwe bezigheid was, pakweg een jaar of tien geleden, werden er heel wat meetings gehouden door de toen actieve gemeenschap van schrijvers en fotoplaatsers. Ik heb er diverse bezocht, maar lang niet alle. In wisselende samenstelling van deelnemers kwam ik zo wel terecht in Gorinchem, Delft, Rijswijk, Ommeren, Tiel, Lelystad, Amsterdam en nog zo wat plaatsen. Al die lui die mekaar voordien al dan niet kenden. Men had een centrale gedachte bij dat ontmoeten. Elkaar waar nodig of nuttig eens wat nader leren kennen. Dat leren kennen liet ook meteen zien met welke mensen je direct door de deur kon, wie met wie een leuke combi zouden vormen, maar ook dat men een passie had om zaken uit te dragen die voor de blogger van toen van belang waren. Ik hield er diverse digitale contacten aan over, maar ook de nodige echte. Soms werden dat vriendschappen voor het leven.
