Vliegende spionnen…

Vliegende spionnen…

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: fri-424030-aeroflot-spionnen-img_9036.jpg

Ooit was er een tijdperk waarin nog geen satellieten in de ruimte om ons heen alles op Aarde in de gaten hielden. Je moest dus de vijand (en soms je eigen bondgenoten) bespioneren met alle middelen beschikbaar. En daarbij schuwde men het niet om de civiele luchtvaart te (mis)gebruiken voor de strategische doeleinden van de landen of systemen die alles wilden weten van de ‘vijand’. Met name de Sovjet-Unie hanteerde daarbij de gedachte dat als men toch over het gebied van de landen in het vrije westen vloog men tegelijk wel wat foto’s kon nemen die men later kon analyseren. De toenmalige vliegtuigen van Aeroflot, de luchtvaartmaatschappij van de Sovjets, waren ideaal ingericht voor het doel. Ze waren in die eerste jaren ingericht met als basis de militaire bommenwerpers van de Rode Luchtmacht en oogden vaak ook als zodanig. Bekende trucs die men hanteerde waren een navigatiefout te maken op de routes naar het westen en zo ‘per ongeluk’ boven militaire installaties als vliegbases of marinehavens uit te komen. In het westen reageerde men vaak met protesten via de ambassade over zoveel bewuste overtredingen, maar tot echte actie kwam het niet. Daarbij viel op dat met name de Nederlandse overheid haar luchtmachtvliegers die er soms op uit werden gestuurd om zo’n afwijkende Tupolev te onderscheppen met klem de instructie meegaven niet te dicht bij de Russen te komen en er zeker niet op of langs te schieten. Men wilde niet provoceren, terwijl die provocatie nou net van de andere kant kwam. De Sovjets benutten die terughoudendheid met veel bravour en gingen vrolijk verder met wat men vanuit de KGB-centrales aan instructies mee kreeg. Dat ging jaren zo door. Deden de westerse landen ook zoiets? Ja hoor, die spioneerden ook vanuit civiele vliegtuigen alleen wisten piloten hier dat elke afwijking van de geprogrammeerde koers kon leiden tot afschieten van het betreffende verkeersvliegtuig.

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: fri-424030-aeroflot-spionnen-img_9037.jpg

En de Russen maakten deze waarschuwingen waar en knalden heel wat westerse vliegtuigen af als ze buiten de gebaande luchtwegen vlogen. Meest opvallend was het neerschieten van een Koreaanse Boeing 747 boven het schiereiland Sachalin. Die grote Boeing was van zijn koers geraakt maar was eenvoudig te onderscheiden van een Boeing 707 die de USAF nog wel eens inzette van radar/radio-onderscheppende missies. Het excuus van de gevechtsleiding in de USSR van toen dat men dacht met zo’n Amerikaans spionagevliegtuig van doen te hebben was dus flauwekul. Een luchtramp met veel slachtoffers het gevolg. Al deze verhalen en meer staan in een verrekte aardig boek van de hand van auteur Dick van der Aart die op dit punt wel een expert is. Het stamt uit 2018 en ik las het onlangs met veel plezier uit. 235 pagina’s dik en goed geillustreerd met de nodige foto’s en schema’s vertelt het een verhaal uit een schimmig verleden vol interessante voorbeelden van hoe de machtsblokken van toen elkaar in de gaten hielden. En wij daar als klein land ook mee te maken kregen. (ISBN 978 940218 3375). Een aanrader als je houdt van spionageverhalen die baseren op echte feiten….(beelden: Prive collectie)

The real queen…

The real queen…

En dan bedoel ik niet de charmante Maxima of die schaduwkoningin (Rietz) uit het Haagse maar een vliegtuigtype dat deze (bij)naam met verve verdiende. De Lockheed (Super) Constellation. In haar dagen net zo modern en vooruitstrevend als de Boeing 787 Dreamliner van nu. Een vliegtuig dat hoger en verder kon vliegen dan haar concurrenten en een stuk ontwikkeling dankte aan multimiljonair en uitvinder Howard Hughes. Voor ‘zijn airline’ Trans World Airlines zocht die een vliegtuig dat veel meer comfort bood en transcontinentaal binnen de VS kon vliegen. En dat alles al voor WO2 uit zou breken. Bedenk maar eens dat een deel van de toenmalige luchtvloot van maatschappijen uit die tijd nog werd opgebouwd met houten frames en bedekt met geimpregneerd linnen.

De Constellation was dus een toestel uit een andere dimensie. Helaas kwamen de eerste Connies vooral in gebruik bij de Amerikaanse strijdkrachten toen de oorlog een feit was en moesten de burgermaatschappijen (waaronder KLM van Plesman) die aanbetalingen deden op hun eerste exemplaren wachten tot na de oorlog. Plesman wist al snel een stel van zijn bestelde kisten los te weken en startte met die fraaie machines vluchten naar Indie en later New York. Anders dan de ook binnen gehaalde Douglas DC-4 had de nieuwe Constellation een drukcabine en kon dus boven het weer uitklimmen en was ook aardig snel.

Je vloog al vlot met 500km/u door het luchtruim. Latere versies van het basismodel reikten nog verder en waren in staat om met lading aan boord enorme afstanden af te leggen wat voor KLM dat indertijd tegen een boycot aanliep van veel islamitische landen vanwege de ‘Politionele acties’ tegen de extremisten van Soekarno, goed uitkwam. De meest zuidelijke route die men non-stop kon vliegen was normaal gesproken te veel gevraagd van de machines en bemanningen maar KLM klaarde het klusje met dank aan de Connies. Begin jaren 50 kwam uiteindelijk de Super Constellation op de markt. Een prachtig vliegtuig dat een verlengde romp koppelde aan andere vleugels, sterkere motoren (3400pk elk) en vierkante ramen in de romp. Met deze machines kon ook KLM haar lange routes extra comfortabel uitvoeren.

Meest bekend werden de Super-Connies met extra tiptanks waarin je nog eens 2.500ltr brandstof elk kon meesjouwen. De machines bleven een paar jaar bij KLM in gebruik tot ze werden afgelost door de DC-8 straalmachine en de meeste propliners van dit Lockheed-type een roemloos einde vonden bij charterbedrijven, vrachtvervoerders of zelfs werden gesloopt. De afschrijving op die relatief jonge vloot was daardoor best groot. Een fraai boek over deze prachtige machines vond ik eind september en las het in een adem uit. Geschreven door Giesbert Oskam en Dr. Roger Soupart krijgen we via de tekst en de afbeeldingen een prachtig beeld van hoe die Connies ons nu nog bezighouden. Een enkele machine van dit type werd door het Aviodrome naar Nederland gehaald. Ik heb er zelf nog eens financieel aan bijgedragen om dat doel te verwezenlijken. Helaas was de Connie al snel uitgevlogen maar staat hij nu in de hoofdhal van het museum op Lelystad te glimmen en vertelt een prachtig verhaal over een even fraai ontwerp. Het boek, onder de titel De Lockheed Constellation – een legende van schoonheid, kent ISBN-nummer 90-9025068-4 en werd met dank aan het Aviodrome uitgegeven. (beelden: Archief)

Het einde nadert…

Het einde nadert…

Toen ik onlangs hoorde dat de Dutch Dakota Association (DDA) moet stoppen met vliegen in haar vrij unieke laatste DC3/C47 Dakota werd het me toch even te veel. Met tranen (nou ja..niet overdrijven..) in de ogen las ik hoe men door allerlei tegenwerkingen binnen de overheid en de hoge kosten van de benodigde brandstof in combinatie met het gebrek aan sponsoren gedwongen wordt deze unieke machine aan de grond te houden.

Nog los van de geschiedenis van deze organisatie waarbij ik rond de oprichting en eerste sponsoring nog eens aan de basis stond, is er die van het vliegtuigtype dat een van de belangrijkste is gebleken uit de historie van de wereldluchtvaart. De intussen zo’n 90 jaar oude verkeersmachine was al voor de Tweede W.O in gebruik bij KLM. Maar beleefde zijn absolute hoogtepunt tijdens die wereldoorlog. Omgebouwd tot transportkist met een versterkte laadvloer, krachtiger motoren en een grote vrachtdeur werd het de standaard vervoerder van lading, munitie, parachutisten en zo meer. Bijna 12.000 exemplaren werden er van gebouwd.

De meeste in de VS, maar ook een flink aantal in de Sovjet Unie (daar heette hij LI2/PS84) en een wat kleiner aantal in Japan. Na de oorlog kwamen veel van die Dakota’s (naam danken we aan de Britten..in de VS heette de machine Skytrain) op de tweedehands markt terecht. En namen zowat alle oude en nieuwe luchtvaartbedrijven Dakota’s in dienst. Daaronder in ons land KLM, Martin’s Air Charter, Schreiner Airways en Moormanair om er maar een paar te noemen. Dakota’s vlogen met passagiers rond in de wereld, maar vervoerden daarnaast vooral vracht. O.a. tijdens de Berlijnse Luchtbrug (*zie blog 8-2-23). Het aantal van deze befaamde vliegtuigen nam wel jaarlijks af.

Maar er waren plekken in de wereld waar men de Dakota niet kon missen en ook de vervangers niet betalen. Daar vliegen er nog steeds een paar rond onder slechte omstandigheden, maar met een kist gereedschap en wat tweedehands onderdelen (..) houdt men de kisten vliegend. Maar er worden ook Dakota’s omgebouwd. Dan krijgen ze moderne turbopropmotoren, soms een wat verlengde romp en dan weer als nieuw verkocht.

De Dakota van de DDA is een befaamde machine. Ooit was het een toestel uit de vloot van onze regering, maar met name voor het Koninklijk Huis. De registratie PH-PBA verwijst daar naar. Toen dat zelfde koningshuis overstapte in een modernere Fokker Friendship werd de Dakota onderdeel van de vloot van de Rijksluchtvaartdienst en bleef actief tot in 1975. Daarna werd de machine met zijn weinige vlieguren (net 10.000) jarenlang roemloos geparkeerd naast het Aviodome luchtvaartmuseum op Schiphol. Vele jaren later kreeg de bijzondere kist een tweede kans. Hij werd opgepikt door de DDA en totaal gerestaureerd.

Met vleugels van een andere Dakota (de originele vertoonden roestvorming) en na grondige renovatie van motoren en cockpit kwam de machine in gebruik voor clubleden. Want na de crash met de oer-Dakota van de DDA, de PH-DDA, nam de PBA het stokje over om met die leden overal en nergens heen te vliegen waar men de blik op en geluiden van een Dakota naar waarde kon schatten. Dat deden toen ook de nodige sponsoren nog. Waaronder KLM, dat lang zorgde dat die Dakota in oude KLM kleuren kon rondvliegen. Maar ja, KLM is onderdeel van Air France, andere directie, minder met de Nederlandse historie en zo, daarna supermarktketen Jumbo, maar ook dat bedrijf draaide onlangs alle sponsoring terug. En zo eindigt het avontuur van de DDA in een matige finish. Het vliegtuig moet volgens ooit opgesteld contract bewaard blijven in en voor Nederland. Maar het is dood- en doodzonde als dat inactief zou moeten gebeuren. Een vliegtuig is een prachtig ding, en dit exemplaar heel uniek. We gaan zien waar het heen gaat. Maar ik vrees toch met enige vreze dat dit niet goed af gaat lopen… (Beelden: Yellowbird archief)

Jeugdige passie…

Jeugdige passie…

Ik zal er vast wel eens eerder over hebben geschreven in mijn blogs van de afgelopen jaren, maar los van de auto’s in de straat waar ik in de jeugd woonde en die ook bij ons thuis passeerden als onderdeel van de ‘handel’ of die van de overburen, dat garagebedrijf waar ik mijn kennis op dat punt extra aardig mee kon opvijzelen, was er nog een factor die me direct als jong mens intrigeerde. Die van de luchtvaart. Want als geboren Amsterdammer wist ik dat vlakbij de grote stad een vliegveld lag waar een maatschappij actief was die grote daden had verricht in het verleden en dat nog deed in het toenmalige heden. Schiphol en de KLM! Een luchthaven en maatschappij om trots op te zijn en mij ook direct intrigeerden.

En dat het trots makende KLM er nog vloog met van die fantastische toestellen als gebouwd door Lockheed of Douglas hielp zeker mee. Plus dat er door Fokker werd gevlogen met o.a. door hen gebouwde Gloster Meteors maakte het beeld compleet. Zo vaak als ik kon jengelde ik de ouders of oudere broer aan de oren om daarheen af te reizen. Later deed ik dat zelf. Per fiets, om dan hele dagen te verkeren langs de startbanen of met een gekocht kaartje op de uitkijkpromenade die de luchthaven toen rijk was. En dan keek je naar al die vliegtuigen die naar bestemmingen vlogen als Teheran, New York, of zoiets als Dusseldorf of Parijs.

Er waren toestellen te zien uit Oost-Europa. Boedapest, Praag, Warschau hun plaats van herkomst, en dan die Britse machines met hun zo kenmerkende uiterlijk. Ik keek naar de grondafhandelaars met hun tractoren en karretjes vol bagage of vracht. Aan de rechterkant van het toenmalige platform de vrachtmachines. Oude Dakota’s, DC-4’s, soms een prachtige Curtiss C46 of als je geluk had een Avro York, een toestel dat al i n WO2 was ontwikkeld. Je zag de bloemenkisten van Autair, een bedrijf uit Engeland dat vluchten verzorgde tussen Schiphol en Berlijn in oude Vickers Vikings. En elke kist had zijn eigen kenmerkende eigenschappen en geluiden. Ik kende ze als jong mens al heel snel uit de bol. ‘Wist er alles van’, maar wat ik wist nog best beperkt natuurlijk. Zelfs in de winter was ik er in de vrije uurtjes te vinden.

Ik had op enig moment een brommer beschikbaar en dat gaf me nog meer vrijheid. Schreef alles op wat ik zag, vertaalde het in het klein naar mijn eigen luchtvaartwereldje thuis. (zie 2012-22)Toen leuke meiden in mijn leven kwamen moesten zij hun al dan niet gemeende liefde voor mijn persoon delen met die voor de gevleugelde vrienden. Ze werden meegenomen naar de luchthaven en ik beoordeelde hun drang naar kennis over wat mij bekoorde al dan niet met het besluit dat het ‘niks werd’. Degene die het vol hield en samen met mij in de kou naar die kisten ging kijken bleef ook in mijn leven.

Tot nu aan toe zelfs. Gekte (passie) kent geen grenzen natuurlijk. Hoe dan ook, de luchtvaart bekoorde me zo zeer dat ik er als vroege werker alles aan deed om op enig moment mijn baan in de banqaire wereld te verruilen voor een op Schiphol. En wat was dat geweldig. De kantoorplek echt om de hoek van platforms en banenstelsel en dan tussen de middag die kisten voorbij zien of horen komen en de geur van hun motoren ruiken. Het bleek ook een harde leerschool. Niks mis mee, je kreeg er ook een degelijke opleiding. En nog altijd is die passie aanwezig. Ik sta niet meer zo vaak langs de banen, het gedoe op Schiphol houdt me buiten de panoramadekken waar je naar de vliegtuigen op de platforms kunt kijken. Ik heb intussen zelf honderden uren gevlogen in talloze vliegtuigtypen. In die zin is de passie leidraad geweest in mijn verdere leven. En dat alles omdat ik bij toeval werd geboren op een plek die directe verbinding met dat vliegveld naast de stad in zich had. En ik dus wist en weet dat Schiphol en Amsterdam met elkaar verbonden zijn. Zou voor veel van de beroepsklagers die na 1919 hier zijn komen wonen een stukje kennis moeten zijn. Maar dat is een andere discussie….(beelden: archief/internet)

Dakota…

Dakota…

Ik durf wel te stellen dat zonder dit vliegtuig de eerder al beschreven burgerluchtvaart nooit zo snel de ontwikkeling had doorgemaakt als we die in de afgelopen 60 jaar hebben gezien. Een vliegtuig dat door Albert Plesman, de oude voorman van de KLM, nog wel eens werd aangeduid als ‘die blikken Douglas’, was een machine die in zijn ontwikkeling vooral dank schuldig was aan de wat onstuimige ontwerper Donald Douglas. Die ging in op een paar specificaties van Amerikaanse luchtvaartbedrijven van voor de oorlog die een modern vliegtuig wilden zien dat op twee motoren van de ene kant van de VS naar de andere kon vliegen en daarbij sneller was dan de treinen van toen en ook meer comfort bood dan al die toestellen van hout en linnen die normaal het werk deden.

Ford had in die jaren al eens bewezen dat aluminium bruikbaar was als bouwmateriaal. Daarbij keek zijn bedrijf naar het Duitse Junkers voor dat materiaalgebruik en naar Fokker voor de manier waarop de zgn. Trimotor was opgebouwd. Maar die opbouw was in de ogen van Douglas ouderwets. Dus kwam hij met de toen revolutionaire DC-1. Glad, laagdekker, glimmend, intrekbaar landingsgestel en dus ook volledig van metaal. Een productieversie werd de DC-2, die wat groter was en meer aangepast naar de wensen van de kopers. De DC-2 kon in geval van nood ook op 1 enkele motor doorvliegen, een vereiste. KLM koos ook meteen voor die kisten en deed er goede zaken mee toen de PH-AJU ‘Uiver’ prijswinnend mee deed aan de befaamde Londen-Melbourne-race.

De naam en faam van KLM maar zeker ook Douglas waren gevestigd. Maar de Amerikanen wilden grotere toestellen, machines die verder konden vliegen en met nog meer comfort. De DC-3 zag het levenslicht. Groter, breder, krachtiger en duidelijk volwassener. Een toestel waarmee KLM zelfs naar Indie kon vliegen. De orders stroomden binnen. Ook uit Japan, waar men de licentierechten kreeg voor de DC-2 en de DC-3. Met motoren van twee keer 1000pk was die DC-3 een prima passagiersvliegtuig. Maar de oorlog dreigde en toen die eenmaal een feit was kwam Douglas met een herontwerp van wat al goed was en bood die als C-47 Skytrain aan. Een vrachtversie van de DC-3, met grote vrachtdeuren achter in de romp, een versterkte vloer, nog wat meer vermogen en voor militair gebruik aangepaste uitrusting.

Als parakist ideaal. Toen ook de Amerikanen aan de oorlog deel gingen nemen werden er duizenden van besteld. Een deel ging naar de Britten en die doopten de C47 om tot ‘Dakota’, een naam die het toestel haar leven lang zou blijven dragen. In zowat elke grote slag van WO2 deden de Dakota’s hun werk. Het toestel kon wat hebben, was simpel in onderhoud en bleek te vliegen door zelfs minder ervaren piloten. Na de oorlog, de machine was intussen ook in de Sovjet-Unie in licentie gebouwd als Lisunov Li2 en PS84, kwamen duizenden van deze machines beschikbaar voor gebruik in de civiele markt.

Diverse luchtvaartbedrijven in oost en west gingen er voor een prikkie mee vliegen. En de Dakota deed zijn werk tot in onze huidige tijden. KLM kreeg er tientallen, Martinair dankte haar start als onderneming aan deze kisten, maar overal elders in de wereld zag je Dakota’s de luchtvaart helpen heropstarten. En decennia lang bleven er honderden Dakota’s het inkomen verzorgen voor de ondernemingen die er mee vlogen. Later kregen die toestellen vaak een derde of vierde leven door er andere motoren in te hangen, of ze als museumkist tot nieuw te restaureren en dan weer in de lucht te brengen.

De meeste Dakota’s inmiddels dik 80-90 jaar oud. Een vliegend museumstuk, maar nog altijd veel mensen aansprekend met dat nostalgische geluid, die typerende staartstand als hij geparkeerd staat en het idee dat dit de machine was die ons vanuit de vroegere generaties aan het vliegen kreeg. De beperkte beschikbaarheid van benodigde hoog-octaan-benzine maakt het lastiger om de aloude Dak’s in de lucht te houden. Maar men schraapt vaak die benzine bij elkaar om het vliegende geheugen wakker te houden of te schudden. Een monument, klassieker, maar bovenal een bewijs dat wat oud is niet meteen behoeft te worden afgeschreven. De Dutch Dakota Association heeft haar vliegende exemplaar van dit type met veel liefde ondergebracht op Schiphol en maakt er af en toe vluchtjes mee. Het geluid van dat startende relikwie klinkt mij als muziek in de oren. Ook al was die DC-3 in het verleden in staat om mij als enige vliegtuig ooit tot een gevoel van luchtziekte te dwingen. Dubbele lading dus. Maar ik vergeef haar alles…..Als ze maar blijft vliegen! (Beelden: Eigen archief)

Ultralang vliegen…

Voor ik met u, zoals in een vorig blog aangekondigd,  terugga in de tijd, naar een periode waarin vliegen nog was voorbehouden aan een zekere elite in ons land of daarbuiten, nu even een blik in de nabije toekomst. Die morgen beginnende toekomst welke ultrazuinige vliegtuigen zal gaan brengen die ons over enorme afstanden gaan vervoeren zonder enige tussenstop. En de technologie daartoe hebben we al. Eigenlijk al heel lang, maar nooit op een schaal zoals we die nu op ons af zien komen. De vraag is wel of je daar als passagiers in die fraai ontworpen dingen gelukkiger van wordt. Persoonlijk vond ik de vluchten naar/van de VS echt wel een hele ruk. 8u 3 kwartier op je plek blijven of een kort wandelingetje maken aan boord van zo’n kist vond ik persoonlijk best afzien. Maar tegenwoordig draaien sommige maatschappijen zich niet meer om voor ruim het dubbele aantal vlieguren. Men wil zo efficiënt mogelijk met een relatief grote betalende lading van punt A naar B kunnen vliegen en zo geld besparen en gelijk verdienen. Kampioenen op dit vlak zijn Qantas uit Australië en Singapore Airlines.

In een ruk van Londen naar Sydney vraagt het uiterste van reizigers en bemanningsleden. Maar toch kiest men ervoor. De redenen zullen duidelijk zijn. De druk op de luchtvaart vanwege de vermeende uitstoot en ook die van aandeelhouders op zoek naar rendement zorgen voor dit streven. Tuurlijk is een vlucht met allerlei tussenstops ook niet alles. Datzelfde Qantas vloog vroeger vanuit Londen via Amsterdam en nog een hele reeks tussenstations naar haar eigen thuisland. Maar uitgerekend per stoel waren dat dure tickets. Is dat nu anders? Tuurlijk niet. Onlangs oefende men wat met de splinternieuwe en hypermoderne Boeing 787. Normaal goed voor 256 passagiers, nu zaten er slechts 40 in. Die werden aan alle kanten door doctoren onderzocht vanwege het fysieke welzijn. Ook de bemanning werd zo gemonitord.

Moet wel, want je wordt natuurlijk niet alleen moe van het zitten, ook van de droge en toch wat ijle lucht, het geluid (ook al zijn die nieuwe kisten stil) maar ook het passeren van datum/tijdgrenzen. Want bedenk maar eens dat het verschil tussen New York en Sydney 16 uur bedraagt, wat een extra aanslag op je lijf en leden is. Daarnaast is het allemaal nog wel te doen wellicht in de eerste klasse, maar economy?? Met een stoelruimte van 35cm?? Ik denk niet dat ik er snel aan boord zal stappen. Vliegen is geweldig leuk, het brengt je in een paar uur naar verre bestemmingen. Maar om nu een hele dag in zo’n kist rond te hangen…Ik moet er niet aan denken. Wie van mijn lezers wel??? Ben benieuwd. (Beelden: Yellowbird collectie)

‘De Lange’ even in de spotlights…

Hij was al een tijdje met pensioen toen ik in opdracht een boek vol schreef over het 50-jarig bestaan van zijn bedrijf; Martinair. Martin Schroder was de man die dat trotse bedrijf ooit op de benen zette. Voeten in de klei, handen om het stuurwiel. En dan keihard werken om een vliegbedrijfje van de grond te trekken dat op enig moment een grote naamsbekendheid en hoge servicegraad zou kennen. Intussen zijn we weer een reeks van jaren verder en is dat Martinair verworden tot een operator die met nog slechts een enkele vracht-Boeing mag doorvliegen van de directie in Parijs en Amstelveen. Want Martinair is al lang volle dochter van Air France/KLM en die lui hebben dat prachtige bedrijf aardig om zeep geholpen.

Terwijl het toch zo mooi was en had kunnen zijn. Onlangs las ik een interview met de oprichter die nog steeds met zijn grote liefde in Noordwijk resideert. 88 is hij nu. Weliswaar gezond maar wel met een smal en oud bekkie. De oude ‘baas’ van vroeger nog maar nauwelijks te bekennen, al zijn alle woorden en uitspraken nog steeds zeer helder en herkenbaar. Om politieke redenen spreekt hij niet op kritische toon over de wijze waarop de nieuwe managers van Martinair het bedrijf stukje bij beetje ontmantelden. De kern er uit haalden, terugbrachten naar een ten dode opgeschreven vrachtcarrier die voor de vorm ook nog mag vliegen met een van KLM geleende Boeing. Nee, dan het begin. Met een kleine De Havilland Dove en nog wat ingehuurd Brits spul. Rondvluchten aanbieden boven Amsterdam of de bollenstreek, en bloemen vervoeren naar Berlijn.

Later het inzicht hebben dat de het economisch steeds beter gaande bevolking in ons land op vakantie wilde en dus bood hij tweedehands Dakota’s aan voor dat werk. Was voor ons land best nieuw allemaal. En gestaag door bouwend. Een DC-4 er bij, nog wat van die kleine Doves en een Heron, later DC-6 en 7C’s, een tweetal Convairs, ja zelfs een DC-8 of wat. Slimme zet om delen van het aandelenpakket zodanig in te zetten dat nieuwe investeerders geld staken in de chartermaatschappij die nu een grote speler was op de vakantiemarkt maar zeker ook in het vrachtwerk. Met de DC-8 ontwikkelde Martinair ook haar lijnennet richting Verre Oosten. Hong Kong werd een draaipunt. Samen met KLM werd gewerkt aan de uitbreiding van de vloot. Nieuwe DC-10’s, Boeing 747’s, Airbussen A310, DC-9’s het kon niet op en de vloot met het rode logo op de staart was zeer dominant op onze nationale luchthavens maar ook elders.

Het rondvliegen liet men over aan anderen, men deed nu serieuze zaken. Afrika werd opgenomen en ook Amerika als bestemming ontwikkeld. Martinair een grootheid op het moment dat Schroder op een leeftijd kwam dat hij met pensioen ging. Tot dan altijd aanwezig. Persoonlijk bij de ingang van zijn vliegtuigen staan om passagiers welkom te heten, te letten op details als hoe het uniform van de stewardessen zat of dat de cabine wel helemaal schoon was. Een ondernemer met een passie. Aardig? Wellicht niet echt, maar wel iemand die zich liet zien en gelden! En nu op afstand kijken hoe het bedrijf op de laatste benen loopt. De pasagiersvluchten gingen er al snel aan, want AF/KLM zagen er teveel een concurrent binnen eigen gelederen in. Daarna pakte men de vrachtdivisie aan. Rechten moesten worden overgedragen aan met name AF Cargo. De vliegtuigen verkocht, de mensen ontslagen. Het bedrijf ging ten onder in het geweld van managers en aandeelhouders die slechts dachten aan het eigen hagje. De grote man, hij richtte later ook nog de Martinair Vliegschool op (Lelystad) en MartInn (Catering), is er niet zuur over, wel verdrietig. Hij zal er vermoedelijk geen boterham minder om eten hoor. Maar je gunt iemand ook zijn glorie. Zeker als je bedrijf intussen 61 jaar bestaat! De honderd jaar zal het wellicht niet rond maken. Doodzonde. Marktkansen verknoeid. Het ondernemerschap ver te zoeken. Maar het eerbetoon aan deze strenge doch rechtvaardige directeur past er even bij. En die bijnaam…De Lange..kreeg hij uiteraard vanwege zijn fysieke lengte. Dat de man in een vliegtuig paste is een wonder. Gelukkig dat het ooit is gelukt. (Beelden: Yellowbird archief)

Onbekende Franse reus; de Armagnac!

Ik stam nog uit de tijd dat wanneer je als jong spottertje naar Schiphol ging en het vliegverkeer van toen bekeek je bijna uit elk land wel een eigen product of type voorbij zag komen. Niks Airbus, niks Embraer, nee gewoon Franse vliegtuigen, Britse, Zweedse, Italiaanse, Russische, Amerikaanse, Nederlandse en zo meer. Die eigen industrie bouwde dan ook veelal voor de lokale markt. Met name bij de Britten en Fransen speelde dit een grote rol. En door dit denken bleven de verkopen dan vaak buitengewoon beperkt tot belachelijk laag. Het totaal aantal verkochte vlieguigen was dan net zo groot als het aantal prototypen dat een moderne vliegtuigfabriek inzet om anno 2019 haar nieuwe typen te testen. Een voorbeeld van dit nationale denken is de vrijwel onbekend gebleven Sud-Est SE-2010 Armagnac. Een toestel dat net na WO2 door de Fransen werd ontwikkeld als groot verkeervliegtuig voor de lange afstanden en de Britten en Amerikanen concurrentie moest aandoen. De machine was inderdaad groot, indrukwekkend zelfs, maar bleef zeldzaam oneconomisch.

Het vloog voor het eerst in april 1949 en al snel werden er vier gebouwd voor de toenmalige maatschappij TAI, die later opging in UTA en weer later Air France. De Armagnac had weliswaar vier enorm krachtige Amerikaanse zuigermotoren van het type Pratt & Whitney R4360 die elk 3500pk leverden, het was een relatief langzaam toestel dat op de markt kwam toen de Britten hun eerste Comet straalverkeersvliegtuigen verkochten. TAI was er doodongelukkig mee. En na korte tijd werden de Armagnac’s uit de dienst genomen. Later kreeg een nieuwe maatschappij, SAGETA, er zeven in de vloot die werden ingezet tussen Toulouse en Saigon. Dit in verband met de oorlog in Z.O.Azie die de Fransen toen nog voerden. Deze toestellen konden in het meest optimale geval wel al 160 passagiers vervoeren, maar die zaten dan wel opgepropt.

En de machine kon ook niet zo heel ver vliegen door de beperkte actieradius. Moest dus veel tussenlanden en dat was bij vergelijkbare Amerikaanse en Britse toestellen toch een heel stuk minder het geval. Naar verluid zouden er precies 9 Armagnacs zijn gebouwd en die hebben maar relatief kort gevlogen. Een mislukt avontuur. Latere typen van deze fabriek waren o.a. de Bretagne die minder groot was maar wel meer ‘succes’ kende. Door o.a. de eerder genoemde oorlog in Z.O. Azie mocht Sud-Est er 45 van bouwen en leveren aan diverse gebruikers. De Armagnac was toen al vergeten. En heel eerlijk, ik kende het type slechts vaag. Tot ik onlangs van iemand een foto te zien kreeg op Facebook waarbij zo’n kist op Schiphol stond afgebeeld aan het einde van de jaren veertig. Dat was mij dan weer niet bekend. En reden om aan deze wonderlijke machines ook hier eens aandacht te schenken..(Beelden: Internet)

Vijftig jaar Jumbojet – De Boeing 747 in de spotlights…

Precies afgelopen weekend vielen twee luchtvaartevenementen samen. Aan de ene kant herdachten we als liefhebbers dat alweer vijftig jaar geleden de allereerste Boeing 747 het luchtruim koos. En dat deze machine daarna vaste waarde werd over de hele wereld. Vijftig jaar lang en naar het zich laat aanzien nog wel een aantal jaren meer. Een tweede evenement was de overtocht van een uitgefaseerde Boeing 747-400 van KLM in de kleuren van reisaanbieder Corendon, vanuit Schiphol-Oost naar Badhoevedorp. Dwars over de snelweg A9 heen, om een rol te spelen als blikvanger naast hun hotel. Want een ware blikvanger is zo’n machine wel natuurlijk. Toen hij indertijd werd geïntroduceerd was hij zo groot dat hij die bijnaam Jumbojet kreeg. Hij was een keer of drie zo groot als een Boeing 707 en je kon er, naar gelang de indeling van de cabine, wel 450 passagiers in vervoeren.

De eerste versies gingen naar Pan American. KLM kocht de wat opgewaardeerde serie 200B die krachtiger motoren had en ook wat verder kon vliegen. Begin jaren zeventig kwamen die eerste 747’s van KLM op Schiphol aan. Maar ook zo’n beetje elke andere belangrijke maatschappij van toen kocht 747’s. Binnen de kortste keren veranderde het luchtvervoer daardoor. Het werd ook voor normale mensen een betaalbare vorm van vliegen. Zelfs Martinair, toen een grote vervoerder van vakantievierders, nam ze in gebruik. Nieuwe ontwikkelingen maakten dat Boeing de 747 een paar nieuwe uitvoeringen schonk. Zoals de serie 300 waarbij de bult boven het benedendek werd vergroot en men daar zo extra passagiers kon vervoeren. Of de serie 400 van eind jaren tachtig die opviel door o.a. andere vleugels waar aan het eind opstaande randjes zaten. Ook daarvan kreeg KLM er een reeks in dienst.

Die 747 dankte zijn ontwikkeling eigenlijk aan een flop. Want Boeing verloor van Lockheed bij de inschrijving voor een nieuw groot militair transportvliegtuig t.b.v. de Amerikaanse strijdkrachten. Het ontwerp van die transportmachine bouwde Boeing om tot een groot passagiersvliegtuig, de 747. En die kwam er ook al snel als vrachtkist, met een opklapbare neus. Je kon er naar gelang de uitvoering ruim 100 ton vracht mee vervoeren. KLM en Martinair gebruikten die machines en ook Combi’s waarbij de passagiers en vracht meenam, gescheiden door een verplaatsbaar schot.

Die 747’s kenden ook een paar grote tragedies. Een machine van Japan Air Lines viel kort na de introductie uit de lucht in Japan. Oorzaak een beschadigd drukschot. Een machine van Korean Air Lines werd boven Sachalin door een Sovjet-Russische jager uit de lucht geschoten, en een KLM-jumbo vloog in de start tegen een soortgelijk toestel van Pan Am op Tenerife. Nog altijd de grootste vliegramp uit de geschiedenis. Maar ook de door Lybische bommenleggers opgeblazen 747 van PanAm boven Schotland mogen we nooit vergeten of de ElAl-vrachtkist die helaas boven de Amsterdamse Bijlmer uit de lucht viel. Intussen is de 747 op leeftijd gekomen. Boeing bouwt op laag tempo nog wel de verlengde en sterk gemoderniseerde 747-800, maar die machine doet het weliswaar bij vrachtbedrijven prima, voor passagiersvervoer zijn er maar weinig klanten te vinden. Toestellen met nog meer zitplaatsen, zoals de Airbus A380 namen klanten weg uit die markt, maar zeker ook de door Boeing en Airbus aangeboden tweemotorige toestellen als de 777, 787, A330 en 350 zorgden voor afname van de belangstelling. Veel 747’s eindigen zo in het vrachtcircuit of worden domweg gesloopt. Een deel van de KLM-vloot onderging die weg al. Nog een paar jaar en ook de blauwe toestellen van dit type zijn verleden tijd. En zullen we uberhaupt steeds minder 747’s tegen gaan komen. En dat is best jammer. Want het was en is een ware klassieker. En ik ben er een paar maal mee onderweg geweest en vond het een prima en ook comfortabel toestel. Wie heeft er nog meer of andere ervaringen met de 747? Laat maar weten. Gewoon een beetje roddelen over een oude dame. Het mag hoor….En wie er nog een van dichtbij wil bekijken, in het Luchtvaartthemapark Aviodrome Lelystad staat er een aangemeerd naast het gebouw van het museum. Indrukwekkend ding.  (Beelden: Yellowbird foto/archief)

‘Oranje’…

Nederland kent in haar maritieme geschiedenis een aantal iconische schepen. Zo is er de ‘Rotterdam’ die inmiddels aan de kade ligt in die stad aan de Maas en min of meer dient als hotelschip met deels museale functie. In de Amsterdamse haven van pakweg een jaar of zestig geleden zag je toen ook nog echte schepen voorbijvaren of afmeren. Passagiersschepen die veelal op lange afstanden werden ingezet. Zoals de route naar Australië, Nieuw-Zeeland of Indonesië. Deels in dienst bij de toenmalige Stoomvaart Maatschappij Nederland. Scheepsnamen als ‘Johan van Oldenbarnevelt’, ‘Willem Ruys’ of de fraaiste van deze schepen, ‘Oranje’. Dit laatste schip is onderdeel van een expositie in het Scheepvaartmuseum geweest en om allerlei redenen bezochten wij die expositie onlangs. Die Oranje was een prachtig slank en luxe uitgemonsterd schip. De kiel werd gelegd in 1937 bij de NDSM in Amsterdam, het was dus een echt Mokums passagiersschip, en hij kwam in de vaart op 15 juli 1939. Koningin Wilhelmina had hem een maand of negen eerder te water gelaten.

Het schip was 200 meter lang, ruim 25 meter breed, had een diepgang van bijna 9 meter en werd aangedreven door drie toen heel moderne Sulzer Diesels die samen 37.500pk leverden. Kruissnelheid van het fraaie schip was 41km/u. In zijn oorspronkelijke uitmonstering nam hij in totaal 740 passagiers mee, verdeeld over vier klassen en acht dekken. 383 bemanningsleden deden hun best om dit zeekasteel zo efficiënt en comfortabel mogelijk op reis te begeleiden. De Maidentrip van de Oranje ging via Kaap de Goede Hoop naar Batavia (Jakarta) in wat toen nog Nederlands-Indië heette. Ellendig genoeg brak tijdens die trip de Tweede Wereldoorlog uit en bleef de Oranje in Indië rondhangen. In 1941 moest het dienst gaan doen als troepentransportschip voor de Australische Marine.

Later werd het op kosten van de Australiërs omgebouwd tot hospitaalschip en  maakte als zodanig 41 trips met gewonde militairen en burgers aan boord. Na afloop van de oorlog werd het schip weer gebruikt voor vervoer van repatrianten vanuit Indië naar Nederland. In 1947 kreeg het weer een lijndienstfunctie en voer dan via het Midden-Oosten naar het Verre Oosten. Trips die voor de toenmalige passagiers vooral emigratie betekenden. In 1959 kwam door de concurrentie van de luchtvaart een einde aan deze trips en werd de Oranje omgebouwd tot cruiseschip. In twee klassen vervoerde men nu 1000 passagiers o.a. tijdens Rond-de-wereld-trips. Dat die passagiers het zich konden veroorloven zal duidelijk zijn. Maar vijf jaar later was ook die pret over. De opkomst van de luchtvaart met haar nieuwe jets gaf de nekslag aan deze vorm van varen.

De NDSM deed haar grote passagiersschepen in de verkoop en de Oranje werd verkocht aan een Italiaanse rederij. Daar werd het schip omgedoopt tot ‘Angelina Lauro’ en drastisch verbouwd. Het schip kreeg een moderner uiterlijk en er werden meer luxe elementen toegevoegd. Het schip werd er flink zwaarder door maar kon nu ook 1230 passagiers vervoeren. In 1979 vloog het helaas tijdens een cruisevaart in brand nabij de Virgin Islands. Deze brand begon in een kantine van de bemanning en breidde zich razend snel uit over het hele schip. Bluspogingen waren zinloos. De passagiers werden gelukkig tijdig van boord gehaald. De oude Oranje brandde nog vier dagen en wat restte was een slagzij makend wrak. Medio 1979 werd het ooit zo trotse schip door een Duits bergingsbedrijf opgehaald om te worden gesloopt in Taiwan. Maar daar kwam het nooit aan. De provisorisch aangebrachte schotten op doorgebrande huidplaten begaven het en het wrak maakte al snel veel water. Op 24 september 1979 zonk het schip in de Stille Zuidzee. Een icoon van de Nederlandse scheepvaart verdween voorgoed. Wat rest zijn stukken correspondentie en foto’s. Verhalen van mensen die met de Oranje reisden en wat modellen. En die bekeken we in dat Scheepvaart Museum. Waardoor de herinnering aan die schitterende schepen weer even werd gevoed. Vandaar dit verhaaltje…(Beelden: Scheepvaart Museum/Yellowbird Photo)