‘De Lange’ even in de spotlights…

Hij was al een tijdje met pensioen toen ik in opdracht een boek vol schreef over het 50-jarig bestaan van zijn bedrijf; Martinair. Martin Schroder was de man die dat trotse bedrijf ooit op de benen zette. Voeten in de klei, handen om het stuurwiel. En dan keihard werken om een vliegbedrijfje van de grond te trekken dat op enig moment een grote naamsbekendheid en hoge servicegraad zou kennen. Intussen zijn we weer een reeks van jaren verder en is dat Martinair verworden tot een operator die met nog slechts een enkele vracht-Boeing mag doorvliegen van de directie in Parijs en Amstelveen. Want Martinair is al lang volle dochter van Air France/KLM en die lui hebben dat prachtige bedrijf aardig om zeep geholpen.

Terwijl het toch zo mooi was en had kunnen zijn. Onlangs las ik een interview met de oprichter die nog steeds met zijn grote liefde in Noordwijk resideert. 88 is hij nu. Weliswaar gezond maar wel met een smal en oud bekkie. De oude ‘baas’ van vroeger nog maar nauwelijks te bekennen, al zijn alle woorden en uitspraken nog steeds zeer helder en herkenbaar. Om politieke redenen spreekt hij niet op kritische toon over de wijze waarop de nieuwe managers van Martinair het bedrijf stukje bij beetje ontmantelden. De kern er uit haalden, terugbrachten naar een ten dode opgeschreven vrachtcarrier die voor de vorm ook nog mag vliegen met een van KLM geleende Boeing. Nee, dan het begin. Met een kleine De Havilland Dove en nog wat ingehuurd Brits spul. Rondvluchten aanbieden boven Amsterdam of de bollenstreek, en bloemen vervoeren naar Berlijn.

Later het inzicht hebben dat de het economisch steeds beter gaande bevolking in ons land op vakantie wilde en dus bood hij tweedehands Dakota’s aan voor dat werk. Was voor ons land best nieuw allemaal. En gestaag door bouwend. Een DC-4 er bij, nog wat van die kleine Doves en een Heron, later DC-6 en 7C’s, een tweetal Convairs, ja zelfs een DC-8 of wat. Slimme zet om delen van het aandelenpakket zodanig in te zetten dat nieuwe investeerders geld staken in de chartermaatschappij die nu een grote speler was op de vakantiemarkt maar zeker ook in het vrachtwerk. Met de DC-8 ontwikkelde Martinair ook haar lijnennet richting Verre Oosten. Hong Kong werd een draaipunt. Samen met KLM werd gewerkt aan de uitbreiding van de vloot. Nieuwe DC-10’s, Boeing 747’s, Airbussen A310, DC-9’s het kon niet op en de vloot met het rode logo op de staart was zeer dominant op onze nationale luchthavens maar ook elders.

Het rondvliegen liet men over aan anderen, men deed nu serieuze zaken. Afrika werd opgenomen en ook Amerika als bestemming ontwikkeld. Martinair een grootheid op het moment dat Schroder op een leeftijd kwam dat hij met pensioen ging. Tot dan altijd aanwezig. Persoonlijk bij de ingang van zijn vliegtuigen staan om passagiers welkom te heten, te letten op details als hoe het uniform van de stewardessen zat of dat de cabine wel helemaal schoon was. Een ondernemer met een passie. Aardig? Wellicht niet echt, maar wel iemand die zich liet zien en gelden! En nu op afstand kijken hoe het bedrijf op de laatste benen loopt. De pasagiersvluchten gingen er al snel aan, want AF/KLM zagen er teveel een concurrent binnen eigen gelederen in. Daarna pakte men de vrachtdivisie aan. Rechten moesten worden overgedragen aan met name AF Cargo. De vliegtuigen verkocht, de mensen ontslagen. Het bedrijf ging ten onder in het geweld van managers en aandeelhouders die slechts dachten aan het eigen hagje. De grote man, hij richtte later ook nog de Martinair Vliegschool op (Lelystad) en MartInn (Catering), is er niet zuur over, wel verdrietig. Hij zal er vermoedelijk geen boterham minder om eten hoor. Maar je gunt iemand ook zijn glorie. Zeker als je bedrijf intussen 61 jaar bestaat! De honderd jaar zal het wellicht niet rond maken. Doodzonde. Marktkansen verknoeid. Het ondernemerschap ver te zoeken. Maar het eerbetoon aan deze strenge doch rechtvaardige directeur past er even bij. En die bijnaam…De Lange..kreeg hij uiteraard vanwege zijn fysieke lengte. Dat de man in een vliegtuig paste is een wonder. Gelukkig dat het ooit is gelukt. (Beelden: Yellowbird archief)

Aandeelhoudersgelijk….

In veel media of discussies zie ik vaak dat men altijd weer kritiek heeft op managers die al dan niet teveel geld verdienen in de ogen van de afgunstige lieden die deze kritiek leveren. En ook ik behoor daarbij, want ik vind iemand die 2000 Euro per uur verdient door alleen maar aangesteld manager te zijn best een dure kracht. Wonderlijk is dat deze lieden zich veelal hullen in weelde, de dikste auto’s rijden en in de mooiste huizen wonen. Nou ja, dat is toch de eerste indruk. Maar achter de schermen van veel bedrijven trekken vaak aandeelhouders of eigenaren van een bedrijf veel meer aan de financiele touwtjes dan wij als neutrale waarnemers wel eens kunnen vermoeden. Ik heb regelmatig met die lieden te maken gehad. Terwijl de ‘bovenlaag’ van managers en directeuren de uiterlijke vertegenwoordigers waren van een onderneming, bleek dat achter de schermen de poppenspelers zaten die met een vingerknip in staat waren om het lot van die ‘hoge jongens’ te beslissen. Zelf meegemaakt ook. Verzet je tegen die aandeelhouders en je kunt na enige tijd gaan.

Wat dat betreft weet ik mij in goed gezelschap van heel wat lieden die net als ik dachten dat verantwoording ook ‘macht’ in hield. Dat laatste is best verslavend. Tot je niet meer nodig bent en mag gaan. De gemiddelde manager houdt het een jaar of vijf tot acht vol. Dan zijn ze over de bewaardatum heen en is het tijd voor iets nieuws. Het waarom zit besloten in rendement. Verlies wordt niet geaccepteerd. Erger nog, het kan zijn dat de aandeelhouders menen dat de competentie van hun managers niet groot genoeg is en dat zij zelf moeten ingrijpen. Wat er dan gebeurt zie je o.a. bij Blokker. Daar tracht de familie haar aandelen nog enige waarde te laten behouden en desnoods de boel dan maar te verkopen. Weelde is ook verslavend. Zag je bij veel Nederlandse ondernemingen, maar ook buiten onze grenzen vindt dit plaats. Zo las ik onlangs dat de familie Piech/Porsche (de grote jongens achter VW/Porsche) ontevreden waren met de resultaten bij het Britse Bentley.

Dat merk is al een jaar of 20 in handen van de Duits/Oostenrijkse eigenaren en maakt niet echt veel winst. Integendeel, men maakt er zelfs verlies en dat was niet de bedoeling. En dus krijgt het management nog een enkele kans. Winst maken of anders….vertrekken! En zo deed men dit bij de andere merken uit de VW-Groep ook. Verlies maken geen optie. Daarnaast was gezichtsverlies dat ook niet. De zogeheten ‘sjoemelsoftware-affaire’ in de VS en daarbuiten kostte het totale management van VW de job. Als rijpe appelen werd er aan de merkboom geschud en opgeruimd, tot de allerhoogste en schier onaantastbare president-directeur van de VW-Holding. Weg ermee, frisse wind. Want dat soort verliezen die het gevolg waren van die (overigens dom opgeloste) affaire was voor de aandeelhouders waaronder de bijna dictatoriaal opererende Piech geen optie. In mijn vervolgverhaal over het merk met de Vliegende Pijl komen we die naam nog wel eens tegen. Want hij bemoeide zich ook met het door VW in 1991 overgenomen Skoda. En hoe! En in discussie gaan had geen zin. Dat wist ik wel uit mijn toenmalige zakelijke verleden. In de jaren dat ik later zelf actief werd als (mini)ondernemer liet ik me door niemand meer de les lezen. Ik was immers zelfstandig. Richtte me naar mijn klanten, maar liet me verder niets vertellen. zeker niet door salongeleerden! En dat beviel best goed. Zelfs toen ik me zelf op non-actief kon zetten om eindelijk eens van mijn pensioen te genieten. Bentley voor de deur, huis aan de Cote d’Azur en hup…..genieten. Nou ja, dat laatste neemt u vast met een korrel zout. Of bent u bij toeval aandeelhouder van mijn blog? In dat geval geef ik toe iets te overdrijven….(foto’s: Yellowbird archief/internet)

Leven met de Vliegende Pijl – 30 – RAIvolutie en afscheid dealerschap!

Intussen haalde importeur De Binckhorst in die laatste jaren van dat decennium iemand in huis die een grote rol zou gaan spelen in mijn verdere carrière. Jaap van Rij! Man van vele merken op zijn CV, kende het dealerwerk, maar had ook de nodige ervaring binnen Pon opgedaan. Fysiek stevig van bouw, vlot in de omgang, netjes, maar geen man met wie je als dealer graag in discussie ging. Het tweemanschap Iserief en Van Rij bleek een gouden greep voor de organisatie. Zeker toen men het bij de leiding van Motokov/Skoda voor elkaar wist te boksen om de Europese introductie van de Favorit in Amsterdam te doen tijdens de Personenauto-RAI van februari 1989. Dat gaf ons als dealers een extra stimulans. En dus zorgden we tegen die tijd voor een showroom waarin niet alleen een Favorit stond uitgestald maar ook een keurige demo met fraaie lichtmetalen velgen voor de deur. Proefrijders die men doorstuurde vanaf de RAI konden zo prima terecht. De introductie was een groot succes, de aandacht van pers en publiek was enorm en de auto werd geweldig ontvangen. Maar, er zaten ook wel wat negatieve kantjes aan die nieuwe Skoda.

Zo was de prijs t.o.v. de oudere modellen best behoorlijk gestegen. Skoda had flink moeten investeren om die nieuwe wagen te kunnen ontwikkelen en vroeg er ook naar onze mening domweg een te hoge prijs voor terug. Daarbij had men door die al eens genoemde situatie op de communistische thuismarkt ook wat ingebakken problemen meegeleverd. Zo konden de portierruiten niet helemaal naar beneden. Heel vreemd. De afwerking had ook wel wat beter gekund, want al snel bleek bij de demowagen dat o.a. de ontgrendeling van de deuren het een na de ander begaf. Een euvel dat vrijwel alle Favorits van die eerste serie vertoonden. Maar bij ons begaf ook de bediening van de kachel het na drie keer heen en weer schuiven, vervelend, omdat er (nog)geen onderdelen voor in huis waren bij de importeur. Omdat ik zelf nogal graag wilde bewijzen dat die Favorit een fijne en goed te verkopen auto was reed ik er vanaf de introductie dus zelf zoveel als kon in en dat werden in die eerste dagen heel wat zeer warme ritjes. Maar rijden deed die Favorit verder uitstekend! Weinig op aan te merken verder.

Toen ik van mijn toenmalige holdingchef een doppendoos cadeau kreeg, hij vond met zijn kenmerkende cynisme over a-technische mensen, dat ik ‘maar eens moest leren sleutelen‘, en die doos benutte om rammeltjes aan de demo-Favorit te verhelpen bleek dat heel wat onderdelen van die eerste wagens gewoon niet goed genoeg vast zaten. Het kostte me als amateur-sleutelaar een uurtje dat alsnog voor elkaar te krijgen. Daarna rammelde de wagen absoluut niet meer. Het werd vanaf dat moment een vaste post op onze nulbeurtenlijst bij elke aflevering van een nieuwe Favorit. En dat bleek een goede greep. Opmerkelijk was ook dat de Favorit in een zeer beperkt kleurengamma leverbaar werd. Anders dan wij op de prototypen gezien hadden die o.a. goud metallic gespoten waren geweest. Wit, donkerrood, beige, vaalgroen of vaalblauw. Daarmee was het wel klaar. Het weerhield veel kopers niet om er een aan te schaffen. Het merendeel daarvan kwam echter uit een ouder model Skoda en al snel stond ons terrein helemaal vol geparkeerd met die relatief jonge wagens die niet alleen een lange statijd kenden maar ook vrijwel geen belangstelling van nieuwe kopers veroorzaakten. Ons probleem op financieel gebied werd er niet kleiner door.

Daarbij besloot de importeur om ons als duo-merkdealer onder druk te zetten en stelde weer een nieuwe collega-dealer aan in Amsterdam-Noord. Als Amsterdamse dealer waren we nu voorzien van heel wat concullega’s. Dit besluit was koren op de molen van de interne lobby bij ons bedrijf om ons los te maken van Skoda en vol te gaan voor Daihatsu. Daar had men net de nieuwe Applause geïntroduceerd en er kwamen wat nieuwe kleintjes aan. De druk vanuit die importeur werd ook weer opgevoerd en men wilde snel doorbraken forceren zodat ons bedrijf in zijn geheel het rood van Daihatsu zou kiezen als lijfkleur en het door een van hun stafleden aangeboden peperdure computersysteem zouden introduceren om alles bij ons dealerbedrijf organisatorisch op te lijnen. Ik was degene in ons MT die dat niet accepteerde. De discussies hierover waren soms zeer heftig. Zo heftig dat ik als (intussen) vestigingsdirecteur in een rechtstreekse strijd verwikkeld raakte met de aandeelhouders.

Die hadden om allerlei redenen, waaronder de druk vanuit Daihatsu om die Skoda-vent weg te werken, aanleiding om op enig moment te besluiten dat het beter zou zijn dan maar geforceerd uit elkaar te gaan. Het kwam na dertien jaar keihard werken voor dit bedrijf en merk(en) als een stevige schok voor me. Maar het was ook niet mogelijk gebleken om een compromis te vinden voor de merkenstrijd die mede aanleiding was voor het conflict. Toch zou het nog tot medio 1992 duren voor men bij het betreffende dealerbedrijf Skoda echt uit de showroom liet verdwijnen. Maar dat lag nog in de toenmalige toekomst verscholen. Importeur De Binckhorst nodigde me de volgende dag na die definitieve breuk met de aandeelhouders al uit voor een gesprek. De leiding van het importbedrijf begreep mijn intussen hopeloze positie, de reden van de breuk en zegde steun toe. Iemand met zo’n Skoda-hart en verleden moest voor de organisatie behouden blijven. Maar daar zou nog even wat tijd voor nodig zijn. En in die tussenliggende periode vond ik relatief snel een op het eerste gezicht aardige managementjob op Schiphol. Na 13 jaar terug in het oude metier dat ik ook voor mijn dealerperiode had doorlopen. Met als eerste vervoer de Skoda Favorit demowagen die ik mee had gekregen als onderdeel van een regeling met de vroegere aandeelhoudersfamilie. Het zou maar kort mijn enige link zijn met het Tsjechische merk. Wordt vervolgd – (Beelden: Yellowbird archief/Skoda)

Leven met de vliegende pijl – 25 – Filialen

Om aan de vraag, of beter gesteld, de dwingende eis van Daihatsu te voldoen werd door ons alsnog actief gezocht naar expansiemogelijkheden elders in de stad. Op onze zoektocht keken we zelfs naar het aloude pand van J.Leonard Lang in buurgemeente Duivendrecht. Dat was de vroegere Fiat-importeur, die door de Italiaanse fabrikant aan de kant was gezet en nu zat opgescheept met een enorm complex aan gebouwen, waar zelfs spoorbanen naartoe liepen en men indertijd jaarlijks gewend was om na haar importeursrol als dealer een zeshonderd tot meer dan duizend nieuwe wagens te verkopen. Het was als filiaal een schaal of wat te groot voor ons bedrijf, maar we hielden aan dat bezoek wel een container vol dynamo’s en startmotoren en wat oude kantoormeubelen over. De dealerdirecteur was en bleef nu eenmaal ook een handelaar.. Uiteindelijk vonden we na wat speurwerk in het Autogebied van Amsterdam Z.O. toch een pand dat geschikt leek voor het gestelde doel. Een oude Peugeotdealer was daar door de Franse fabrikant in dat Zuidoost opgezegd en moest het pand met zijn merk verlaten. Maar hij bleef wel eigenaar van het toen leegstaande gebouw. Het was een keurig, ooit als nieuwbouw, neergezet pandje met een styling die leek op ons nieuwe pand elders in de stad. Waar je met enige moeite een mooie showroom kon verwezenlijken, wat kantoorruimte en een redelijk beperkte werkplaats. Het bleek te huur met optie op eerste kooprecht en dat leek ons als MT wel iets. In overleg met Daihatsu werd het pand uiteindelijk verkozen tot tweede vestiging van ons dealerschap. Waarmee wij de altijd gretige concullega v.d.Weide uit onze buurt konden houden. De toenmalige werkplaatschef van ons dealerbedrijf, tevens ‘bedrijfsleider techniek‘, en naaste vertrouweling van de directeur/aandeelhouder, werd de nieuwe man in het te huren nieuwe pand. Dat paste ook meer bij hem, hij was altijd al tegen Skoda als merk geweest, vond Daihatsu meer passen bij zijn persoonlijke imago, zeker toen hij daarbij ook nog eens in een ‘dikke’ Daihatsu Rocky-demo mocht gaan rijden. Met Skoda konden we overigens toch niks in dat nieuwe pand, 50 meter verderop in die straat zat daar de concullegadealer die zich er als een van de eerste autobedrijven ooit in het toen nog lege gebied had gevestigd. Hij was ooit, lang geleden, een pionier in de omgeving geweest toen niemand er nog wilde zitten.

Maar zijn aandeel in de Skoda-verkopen was op dat moment ook nog zodanig dat De Binckhorst ons niet zag als vervanger. Een totaal andere doelgroep dan onze eigen Skoda-klantenkring voelde zich er senang. De structuur van onze zaak werd nu zo dat het ‘oude’ filiaal aan de doorgaande weg in Zuid mijn volle verantwoordelijkheid zou worden qua activiteiten, en dat de zoon van de baas dus aan mij zou moeten rapporteren. Maar die constructie werkte op papier prima, in de praktijk vrijwel niet. De jonge telg was namelijk ook erfgenaam en toekomstig aandeelhouder van het bedrijf, zag mij als sta-in-de-weg en had net als zijn nu verhuisde collega in Zuid-Oost weinig meer op met Skoda als merk. Dat hield in dat ik zowat elke maandag na een weekenddienst van hem ontdekte dat de showroom vol stond met Japans spul en de Tsjechen ergens bij of in de werkplaats waren uitgestald. En dan ruimde ik het spul weer om door de week. Je moest de importeurs allebei te vriend houden. Viel niet mee in zo’n bijna onwerkbare situatie. En het was op den duur wel erg vermoeiend allemaal.

Met twee panden die volop draaiden qua nieuwverkopen kwamen we er wel achter dat het tweedehands spul bleef ‘hangen’. We hadden er domweg de tijd niet voor om er veel werk aan te doen. Dus stond binnen de kortste keren een rij van 25 occasions om elk van de panden heen in allerlei staten van dienst. Daar moesten we ook iets aan zien te gaan doen. En dus werd ook daarvoor een oplossing gezocht en na ruim een jaar zoeken ook gevonden. In Amstelveen kwam een pandje leeg met een redelijk ruime parkeerplaats waar ooit een vrij bijzondere en tamelijk onbetrouwbare autohandelaar had gezeten. Met de eigenaar van het pand, een in deze omgeving bekende en financieel gevulde banketbakker die er lokaal flink wat onroerend goed op na hield, kwamen we al snel overeen dat we het toch leegstaande spulletje zouden huren. We zetten er een man in uit onze organisatie die met tweedehands prima uit de voeten kon, en zo was een nieuwe, vierde, poot aan het bedrijf toegevoegd. We waren gegroeid naar een bedrijf met drie vestigingen en ook nog een als een speer apart van de dealerbedrijven draaiende gespecialiseerde elektrische afdeling. Al snel werden de ingeruilde auto’s van de twee dealerbedrijven naar Amstelveen gebracht voor evt. opknap en verkoop, maar een echt groot succes werd dat toch niet. Vooral niet omdat er tussen de verschillende vertegenwoordigers in de eigen vestigingen weinig overleg bleek te bestaan rond de inruil van aangeboden wagens. Expertise op dat punt was ook niet zo heel groot en zo kon het dus voorkomen dat de dealerbedrijven winst maakten op de Verkoop nieuw, maar het occasionbedrijf zwaar in de rode cijfers terecht kwam door de veel te hoge intern doorberekende prijzen. Een verkeerde structuur die in mijn dagen daar, ook door de steeds gebrekkiger wordende samenwerking binnen het managementteam, niet op te lossen was. Het zou ons nog opbreken. – Wordt vervolgd (Beelden: Yellowbird Photo archief)