
En zo zat ik onlangs weer eens te kijken naar dat erg aardige MAX-programma ‘Van onschatbare waarde’. Daarin wordt op een leuke locatie door semi-professionele verkopers getracht dat bijzondere item vanuit een erfenis of verzameling te verkopen aan handelaren in antiek of andere spullen die kennelijk beschikken over een aardig gevulde binnenzak of nooit uitgeput chequeboek. Het spel van verkoop/koop is aantrekkelijk omdat er tussen die professionals lieden zitten die het vak van inkoper goed verstaan terwijl er ook tussen zitten die elke fout uit het boek ‘de goede verkoper’ kennelijk graag maken om hun doel te bereiken.

En dat doel is om het vermeende goud van de verkoper af te doen als schroot en het daarna in de eigen handel weer voor de prijs van 20-karaats diamant aan een of andere rijke onnozelaar te slijten. Immers, iets is het geld waard of niet. En iedere Jan Doedel kan op internet een beetje een beeld vormen van wat dat ‘unieke object’ waard is of niet. Hoe dan ook, dat afkatten is een fout die ook in de autowereld regelmatig wordt gebruikt. Bij inruil. Men bekijkt een in te ruilen object met een blik van ‘o jee, dat is weer zo’n gebakje’, schopt eens tegen de banden en begint dan een verhaal over dat juist deze auto zijn geld niet zal opbrengen.

Immers ‘verkeerde uitvoering, kleur, bouwjaar, dat ene deukje, kilometerstand..etc.’. Dat alles om de inkoopprijs zo laag mogelijk te maken. Grove fout als je bedenkt dat met name auto’s in het leven van veel mensen heel belangrijk zijn. Ze maken er allerlei zaken in mee. Er zijn persoonlijke herinneringen aan die of die persoon, dan wel die leuke vakantie helemaal naar zuid-Luxemburg of zo. Als mensen echt gek waren op die eigen auto zie je dat terug aan de staat waarin hij wordt aangeboden.

Glimt die auto, kloppen alle onderhoudspapieren, weet je dat men serieus is geweest met het eigen bezit. Is het een vuilnisbak en klopt van het onderhoud weinig tot niets (‘ik doe altijd alles zelf…’) valt er veel af te dingen op de restwaarde. Maar dan nog… Tegenwoordig stoten veel autodealers inruilers door naar de ‘handel’ als het niet hun eigen merk(cluster) betreft. Sommige wat oudere auto’s gaan door naar de export. Ook dat moet je wel met enig beleid brengen bij de nog steeds eigenaar. Immers, het idee dat jouw met zoveel liefde gewassen en gepoetste karretje straks rondrijdt in de derde wereld en daar wordt afgereden door een of andere simpele ziel die er 8 mensen en een koe in gaat vervoeren doet sommige mensen echt pijn. Dus hou dat liever maar even buiten beeld. Gaat om het bijbetalingsbedrag…toch? Nou dan… Kortom, dit gaat ook op in de handel waarover dat programma gaat. Schilderijen waren ooit heel veel geld waard, maar nu ineens niet meer, beelden zijn niet te verpatsen, een unieke collectie parfumflesjes de helft waard van wat de verkoper verwachtte en ga maar door. Soms werkt deze truc, vaak niet. Het gat tussen vraagprijs (zeg even 10 mille) en de aangeboden inkoopprijs van 1000 euro is wel erg groot. En zegt veel over die inkopers die voor dat dubbeltje op de eerste rij willen zitten. Het is en blijft business, maar naar mijn idee moet er nog veel getraind worden om altijd het juiste te doen in elke handel…. (Beeld: archief)











Ik weet niet hoe het de diverse lezers en lezeressen vergaat als ze eenmaal in bed van bewust naar onbewust overgaan en een fase van slapen bereiken die tot dromen leidt, maar bij mij is die fase soms buitengewoon heftig. Alsof Netflix ook een programma kent dat mijn geest in ruste helpt om spanning en sensatie op te roepen die me bij wakker worden aardig de adem beneemt soms. Is dat iets specifieks voor mij of komt het ook bij anderen voor?! Als je even op Google kijkt zie je direct dat een dromer zeker niet uniek te noemen is. Sommige mensen maken de meest fijne dingen mee in hun dromenland. Vrouwen vaak romantischer dan wij mannen. Net als bij de vroegere seksescheiding is bepaald houden vrouwen van avonturen met prinsen op witte paarden die hen lokken in kastelen vol bedienend personeel en minnaars die hen verwennen op een wijze die het normale leven meestal niet in zich heeft. Mannen beleven vooral andere avonturen.
De een is vechtend en rollebollend bezig om de straat te beveiligen, een ander zweeft over daken en kijkt in andere buurten rond. Mensen dromen dat ze tijdens een bedrijfsspeech ineens in hun nakie staan en anderen vallen in het water. Mijn dromen bewegen zich veel in het umfeld van vroeger werk. Met name een specifieke periode, waarover ik in mijn vervolgverhaal nog zal vertellen, waarin de emoties vaak heel hoog opliepen komt telkens weer terug. Soms vermengd met actuele dingen, maar wel een herhalend fenomeen. Sommige dromen ben ik bij het wakker worden snel vergeten, anderen blijven hangen. En dat weer leidt tot een zekere dufheid omdat het gedroom me vast weet te houden en doet nadenken over kennelijk slecht verwerkte emoties. Al ligt de bewuste periode dan ook al dertig jaar achter me. Dan nog.
Een specifieke droom is me uit het verleden altijd bijgebleven al heeft die niks met werk van doen. Een vliegtuig dat op ons vroegere ouderlijke huis neerklettert en op het dak blijft liggen. Ik zie het in de droom dan van afstand en bedenk me dat er mensen maar ook huisdieren in dat pand moeten zitten. En als ik dan naar binnen en boven loop kom ik bekenden tegen die gewoon doorleven en niet willen geloven dat op het dak een brandend vliegtuig te vinden is. Ik zoek de dieren. En die lopen constant voor me weg. Ik krijg ze niet te pakken. Zo frustrerend…. Noem het maar geen bijzondere droom. Zeker als je bedenkt dat ik hem al drie keer in verschillende vormen heb mogen beleven. Frustraties alom. Vermoedelijk toch een al te grote zorg om have en goed. Maar in veel situaties ook zeer vermoeiend. En hoe gaat het jullie op dit punt zoal? Intense of oppervlakkige dromer? Van de warme of de avontuurlijke soort???
Ik merk ook dat naarmate mijn leeftijd zorgt voor steeds meer kaarsjes op de al dan niet in huis gehaald of zelf gebakken taart rond mijn jaardagen, ik die stad meer koester. Die grachten, de oude panden, de straatjes met hun winkeltjes, de vele eethuizen. Mijmerend staar ik wel eens over het IJ waar vroeger de oude zeeschepen voorbij kwamen en het een levendige toestand was. Ik mis nog wel eens die oude gierende blauwe trams, de oer-Amsterdamse gezelligheid. Een koffiehuisje waar je naar binnen kon voor echte koffie met een Moezelientje of Kano. Ik mis het platte Amsterdams. Wat je tegenwoordig hoort is vaak een mengeling van alle landaarden die deze stad lijken te hebben geannexeerd. De ware Amsterdammer trok zich steeds meer terug. Verspreidde zich richting Noord-Holland, Flevoland of Haarlemmermeer.
Wilde een echt huis met tuin en een min of meer witte school voor zijn kinderen. Het haalde soms de kern uit een bepaalde buurt, maar legt ook vingers op zere plekken. De echte Amsterdammer is niet gespeend van humor, en dan ook nog van de wat ironische soort. Soms met een vleugje joods verleden. En dat is nodig als je ziet wie deze stad zoal menen te moeten veranderen. Een paar decennia falend stadsbestuur, megalomane stadsdeelbestuurders, provinciale amateurs die op politieke stromen een functie krijgen in de grootste stad van ons land en dat het liefste zien veranderen in een groot toeristisch dorp. Het liet allemaal haar sporen na. Kijk naar het chaotische verkeer, de anarchie van krakers, fietsers en scooters, het gebrek aan overzicht. En toch, mensen, ik blijf het een lekkere stad vinden. Kom ik dan nooit ergens anders? Natuurlijk wel. Veel en vaak. En daar zitten ook plekken tussen die ik best leuk vind. Maar daar hangt dan uiteindelijk toch niet die sfeer die Amsterdam zo leuk maakt. Want veelkleurigheid kent ook haar pluspunten.
Ik ben de laatste die dat niet wil erkennen. Voorbeelden zat van ontwikkelingen die bijdragen aan het fijne karakter van die stad. Wonen deed ik er lang, tot we besloten om na een Bijlmer-avontuur de grote tocht oostwaarts te maken en in Almere neer te strijken. Met een wijk vol andere Amsterdammers. Begin jaren tachtig. Eindelijk geen verloedering meer en ook geen criminaliteit. Ruim tien jaar later verhuisden we weer terug. Naar de zuidkant van de stad, waar het nog goed toeven was en is. En we het stadshart op loopafstand hebben liggen. Zo fijn, zo warm, en zo bekend. Kortom, ik ben een Amsterdammer in hart en nieren. En ik zal dat nooit onder stoelen of banken steken….







