
Nog los van wat ik al eens eerder beschreef over hoe sommige handelaren menen te moeten omgaan met verkopers van spullen of wat ook ken ik nog een fenomeen op dit terrein dat me als verzamelaar van het een en ander telkens verbaast. Collecties en hun eigenaren zoeken altijd naar manieren om die verzameling aan te vullen dan wel zodanig te corrigeren dat het allemaal overzichtelijk blijft. Om de waarde van iets te bepalen bestaan er catalogi, digitale informatieportalen, taxateurs, veilighuizen en zo meer.

En een beetje verzamelaar heeft wel een redelijk beeld van wat hij/zij in huis heeft. Gek genoeg zijn het juist de medeverzamelaars die met hun ‘mening’ of ‘expertise’ zorgen dat sommige mensen die pakweg aan de start van een collectie staan, meteen met zweet in de oksels beurzen bezoeken of handeltjes drijven. Tegenwoordig is de terminologie ook anders onder verzamelaars.

De vroegere termen ‘Mint/Boxed’, ‘Mint/unboxed’ ‘Played-with’ ‘playworne’ etc zeggen niks meer bij nieuwe generaties. Die volgen hun neus en geloven alles wat ze op internet zoal lezen. Zo is er de gedachte dat modelauto’s van de merken Matchbox of Hotwheels over 50 jaar twee keer meer waard zijn dan bij aanschaf mits ze nog in de originele (blister)verpakking bewaard blijven. Dat is een leuk idee, maar reken maar eens met me mee.

Een beetje model van deze fabrikanten kost je n u tussen de 1.50 en 2 euro per stuk. Haal je het model uit die blister en koester je dat al die vijftig jaar (stof verwijderen, poetsen, opwrijven, in een vitrine neerzetten..) brengt het gegarandeerd de betaalde inkoopprijs weer op. In blister wordt die waarde volgens die verhalen dus 3-3.50 Euro. Maar dan moet je het model wel stof/zonvrij opbergen. Zou die theorie opgaan? Alleen de inflatie is al zodanig tegenwoordig dat een model meteen in waarde stijgt door dat economisch fenomeen. Daarbij is het zo dat modellen uit 1965 die nu nog in hun originele verpakking zijn bewaard een totaal andere wereld vertegenwoordigen dan het spul dat tegenwoordig in China of Thailand wordt gemaakt.

Daar draait men van elk model/kleur/opschrift enorme aantallen die wereldwijd afzet genieten. Dat er dan iets overblijft met een grote unieke waarde is klein. Dat ligt bij de aloude Dinky Toys of zo wel anders. Dan is er nog de situatie rond trends. Veel verzamelspullen zijn onderhevig aan vraag en aanbod. En door de jaren heen gaan hobby’s alleen al door verschil van interesse tussen de ene of de andere generatie over hoge toppen of door diepe dalen. Zie wat er met postzegels is gebeurd, met sigarenbandjes, suikerzakjes, en zo voort. Dat geldt ook voor de door mij als een der velen verzamelde zaken. Natuurlijk speur ik nog steeds naar bijzondere stukken. Soms vanuit nostalgie, dan weer omdat ik een auto wil bezitten die ik nog uit de jeugd ken of waaraan ik in de 1:1 wereld goede herinneringen heb. Wagens van de merken die ik ooit verkocht of vermarktte maar waarvan de modellen zeer schaars zijn. Of de modellen van vliegtuigen waarmee ik ooit vloog. En echt, hoe uitgebreid ik speurde en soms vond…ik ben nog lang niet compleet. Benieuwd wat dat spul over vijftig jaar waard zal zijn. Het zou mooi zijn als mijn nabestaanden daar dan een fikse boterham mee kunnen verdienen…. Die oude meninggever bewaarde dat spul toch maar mooi voor ze, al dan niet in box of blister….:) Zelf ook een verzameling of hobby die onderhevig is aan waardeschommelingen??? Ben benieuwd… (Beelden: Yellowbird collectie)













Een wat? Een Gatso! Nooit van gehoord? Kan! Want dit automerk bestond maar kort en bouwde naar verluid precies acht auto’s. Een merk uit Nederland, opgezet door de indertijd befaamde coureur Maus Gatsonides. Geboren in 1911 in Nederlands Indie, en via een aardige carriere in de techniek op enig moment terechtgekomen bij Ford Nederland. Na de oorlog bouwde hij zijn eerste eigen auto. Onder de naam Gatford, wat ook wel een verwijzing was naar zijn oude werkgever en meteen duidelijk maakte met welke techniek hij het meest verwant was. Hij verbouwde daartoe ook Ford’s. 
Al met al zijn er naar de verhalen uit de geschiedschrijving precies acht auto’s gebouwd. Een daarvan werd zeer beroemd in ons land, de ‘Platje’, een zeer lage, fraai gelijnde sportwagen die na enige tijd een zwervend bestaan leidde door ons land. Ik heb de wagen in mijn jeugd nog eens zien staan bij het lokale garagebedrijf waar ik tegenover woonde. Men had plannen om de wagen te restaureren en weer racewaardig te maken, maar dat bleek toch best een opgave. En dus verdween de ‘Platje’ op enig moment weer richting een nieuwe eigenaar.
Nu is die auto ergens in Oost-Nederland onderdeel van een grote historische collectie. Gatsonides had intussen zijn faillissement meegemaakt en kwam in dienst van Ford Engeland waar hij o.a. zijn race-en rallyervaringen omzette in klinkende munt en ook de nodige successen want hij won in een Ford de Tulpenrally. Als technisch ingenieur was hij ook verantwoordelijk voor de befaamde (of beruchte) Gatsometers die de overheid inzette in de strijd tegen hardrijders. Veel van die dingen kwamen bij de politie in gebruik tot grote ellende van notoire hardrijders. Gatsonides werd uiteindelijk 87 jaar oud.
Na zijn overlijden werd hij gecremeerd. Zijn vele verdiensten voor autorijdend Nederland en Ford bewaard gebleven in de nodige boekwerken. Ooit een grote naam. En zijn Gatso racewagen rijdend bewijs dat hij in staat was tot meer dan alleen maar wat loos gepraat. (Beelden: Internet)
Mag ik als conclusie maar meteen aangeven dat iedereen die ook maar iets heeft met het fenomeen auto en met name de ontwikkeling daarvan en ook nog eens met een prachtig ingericht museum, zeker op korte termijn zou moeten afreizen naar Den Haag waar je dan het ongekend fraaie Louwman Museum vindt naast de N44 tegenover de paardenracebaan Duindigt. Want na een recent gebracht bezoek kan ik als getuige-deskundige echt wel constateren dat hier iets heel bijzonders is neergezet. Die Louwman-collectie die in het museum is ondergebracht is er wel een van buitengewone aard. De familie Louwman, toch vooral bekend tegenwoordig van haar activiteiten als Toyota-importeur, startte al in 1934 met het bij elkaar brengen van heel bijzondere voertuigen.
En dat ging door de generaties van de familie heen gewoon door. Op enig moment richtte men voor het uitstallen van de collectie een grote koepel in bij het importeurscentrum Raamsdonkveer, maar dat was na een aantal jaren gebruik toch wel wat te klein. Dus pakte men het ambitieus aan en vestigde zich een paar jaar terug in Den Haag, het oude honk. In een prachtig gebouw, omgeven door een mooi landgoed, met een parkeergarage onder het gebouw. Parkeren kost je daar overigens 6 euro. Wie met een echte klassieker komt mag op andere plek zijn auto (uit)stallen. De entree is zakelijk ingericht, links de jassen en tassen opbergen, rechts meteen de museumshop. Wat daar te koop is mag je niet verwachten bij de Action, de prijzen zijn er ook totaal anders.
Goed nadenken over wat je zou willen aanschaffen wel een advies om in het achterhoofd te houden. Maar het ziet er wel gelikt uit. En dat gelikte gaat op voor het hele museum. Beneden is een schitterend ingerichte horeca-gelegenheid, opgebouwd uit een meer dan ruime zaal met allerlei gevels van huizen en winkels en ook nog wat oude auto’s en andere objecten ter verhoging van de sfeer. De service is er zakelijk en snel. De Museum-route loopt volgens achterliggende gedachte van boven naar beneden.
Met de lift omhoog dus en dan via een werkelijk schitterend (maar niet altijd logisch) ingerichte looproute langs alles wat met de vroegste ontwikkeling van de auto van doen had langzaam naar beneden. Diorama’s op schaal maar ook 1:1, maken duidelijk dat de meeste autobouwers toch ooit begonnen zijn als koetsenmakers voor paardentractie.
Al lopend kom je allerlei ontwikkelingen tegen. Je ziet hoe pakweg honderd jaar geleden de benzine-auto de strijd aan ging met de elektrische en stoomtractie en hoe die gewoon naast elkaar konden bestaan. Je ziet ook dat die elektrische wagens ook toen al zuchtten onder last van hun accu’s en leden onder het gebrek aan actieradius. Niets veranderd. Bij stoomtractie was je toch meer machinist dan chauffeur en de aandrijving was veel te ingewikkeld om de strijd met benzine aan te kunnen. Leuk is ook een klassieke auto met magneettractie, heel ingewikkeld, maar zonder al te veel energie te gebruiken onderweg. Helaas vroeg de productie van die wagens wel te veel van de fabrikant, die stopte er mee. Er is een ongekende veelheid aan prachtige wagens te zien. Een deel direct herkenbaar omdat ze vaak uit de jeugdjaren in de herinnering zitten. Maar er staan ook wagens die je echt nergens zult tegenkomen. Krankzinnig van uitvoering, perperduur, maar wel in die collectie. En je weet bijna zeker dat met een slinger of omdraaien sleutels die schitterende wagens zo staan te zoemen en weg kunnen rijden.
Het is te veel om even in een uurtje op te nemen. Prachtig uitgestald, en met zoveel ruimte om de meeste zaken heen dat men de volgende generatie Louwmans gewoon kan laten door verzamelen. Ruimte genoeg. Ik genoot net als het gezelschap waar ik in verkeerde en deze dag voor mocht gidsen. De ambiance is rustig, ruim en voldoende informatief. Voor de liefhebbers van het kleine zijn er ook stellingen vol vitrines met schaalmodellen te vinden, maar bijvoorbeeld ook keramiek en zilverwerk. Toegang van het museum is 15,00 E. p.p. De MJK en RotterdamPas geven gratis toegang. Afrekenen van de parkeergarage moet je doen bij de uitgang van die garage zelf en dat is niet zo klantvriendelijk. Moet aan de kassa toch ook kunnen zou ik denken. Maar verder…petje af voor dit prachtige museum. (Beelden: Yellowbird collectie)




