Inruil….

Inruil….

Voor veel mensen is hun bankstel, fiets of pakweg de koelkast iets wat met grote zorg is uitgezocht, aangeschaft en daarna intens gebruikt. Veelal maken we er van alles op of soms in gebruik bij mee. We koesteren herinneringen, al dan niet mooi. En toch accepteren we het feit dat bij vervanging de restwaarde van dat spul al na een relatief korte periode tot bijna nul is gedaald. En probeer maar eens een zitbank in te ruilen bij levering van een nieuwe. Mooi niet! Geen schijn van kans zelfs.

Die fiets lukt nog net, en een (af)wasmachine of CV-installatie (onlangs nog meegemaakt) gaat na vele jaren trouwe dienst direct naar de sloop. Waarom denken we dan als gemiddelde consumenten dat onze auto gewoon altijd zijn nieuwwaarde blijft vertegenwoordigen? OK, de verkoopprijzen voor tweedehands auto’s zijn anno 2024 wat hoger dan voorheen, met dank aan de echt uitblijvende verkoop van nieuwe exemplaren, maar dan nog moeten we genoegen blijven nemen met een zekere afschrijving op onze trouwe vierwieler.

Dat is voor sommigen onder ons logisch, maar er bestaat een categorie autokopers die meent dat hun oude en specifieke eigen auto meer waard is dan een nieuwe. Rationele argumenten worden daarbij vaak niet genoemd. Men baseert dat idee op wat men met die auto heeft meegemaakt, dat hij zo fijn reed/rijdt, de keren dat hij (of zij voor sommigen) zo goed is vertroeteld en technisch onderhouden (al werd dit vaak gedaan door een slimme oom of neef). Dat de huidige auto nog zo mooi glimt is vaak ook een argument. Kortom, de inruilprijs moet wel heel overtuigend zijn wil men jou, de verkoper, de order gunnen. Een beetje verkoper (zie blog 23-4 jl) heeft daar wel een antwoord op. Baseert zich op prijslijsten die voor elk merk gelden na een paar jaar en een zekere kilometrage en onderhouds/schadehistorie. Daarbij spelen zaken als uitrusting, kleur, model, type, motor etc ook een grote rol.

Immers een oranje-gekleurde auto is lastiger doorverkopen dan een zwart of grijs exemplaar. En dan is er nog die top-10 van meest gezochte occasions. Daar zie je steevast de nodige VW’s, Fords of KIA’s, maar een hoop andere merken en modellen zijn niet of minder in trek. Dat bepaalt mede de inruilprijs voor die trouw gediende vierwieler als die voor die bewuste klant toe is aan vervanging. Gek genoeg zie je dan vaak dat niet het bij te betalen bedrag op de nieuwe aankoop een grote rol speelt maar juist die specifieke inruilprijs. Alsof men er een beker mee kan winnen door die ‘domme verkoper’ een rad voor ogen te draaien. Dan zijn sommige particulieren ineens echte geldwolven. Opdat ze bij verjaardagen op hun lauweren kunnen rusten of bewondering oogsten vanwege hun vermeende slimheid. Maar het geld rolt zelden naar twee kanten. Want als de verkoper een te hoge inruil biedt is er iets mis met zijn inschatting of heeft hij ergens nog een troefkaart in de mouw zitten. Hoe vaak zag ik niet dat die nieuwe aankoop (tweedehands) minder goed was dan men ‘voor dat geld’ verwachtte. Kortom, als mensen net zo sluw omgingen met hun fiets, bankstel of die koelkast bij vervanging als met hun auto zat de economie heel anders in elkaar en hadden kringloopwinkels het een stuk lastiger. En? Zelf ook een verkoper als het om die oude auto of fiets gaat? En mooie verhalen te vertellen als het lukte?? Ik ben benieuwd…. (beeld: Archief)

Innovatie….

Innovatie….

Toen ik het op 5 april jl had over onze ontwikkeling t.o.v. afkomst als zoogdier op twee poten, schoot me daarna ook iets in de bol wat bewijst dat wij mensen door de jaren heen aardig zijn doorontwikkeld. We zijn slim, technisch begaafd en in staat tot wonderbaarlijke uitvindingen. Onlangs zag ik een Engelse dame bij Ivo Niehe die decennialang was opgetrokken met Afrikaanse Chimpansees, Volgens haar waren die dieren maar 1 of 2% afwijkend van ons mensen. Immers zij leerden na jaren ook omgaan met routine, ontwikkelden gereedschappen en zo meer.

Nou ik maak daar graag een beetje gehakt van. Niet van die apen natuurlijk, ik vind die beesten prima in de dierentuin of pakweg een of andere niet door mij bezochte jungle, maar als broedervolk zijn ze me net even te harig. De mens is in een aantal opzichten wel 100% slimmer dan die bejubelde apen. Bedenk maar eens dat alles waar wij tegenwoordig gebruik van maken, in wonen, rijden, en zo meer afkomstig is uit meer dan creatieve technische geesten die elk detail kunnen uitdenken of dat in het verleden hebben gedaan.

Neem een simpele fiets. Dit voorbeeld voor de meer milieuvriendelijke types onder mijn lezers. Kijk eens hoe zo’n ding in elkaar steekt. En hoe elk schroefje, boutje, verflaagje, laspuntje, echt alles door mensen is uitgedacht en dat die samenstelling der onderdelen die fiets vormt die als het goed is vele jaren lang mee zal gaan. De elektrische fietsen van tegenwoordig voegen daar nog eens een factor 10 aan toe. Zelfde geldt voor de auto.

Wij stappen er in, ge(mis)bruiken die voertuigen, we leveren ons er aan over, maar zelden wordt bedacht hoe ingewikkeld de constructie is welke wij ‘de automobiel’ noemen. Vele tienduizenden onderdelen samen werken zodanig dat wij pakweg 20 jaar gebruik kunnen maken van zo’n ding dat in weer en wind de diensten verricht. Of neem een vliegtuig. O wee als dat iets mee misgaat. Linkse tuinkabouters schreeuwen al snel moord en brand als een stukje van zo’n vliegtuig los laat, maar we bedenken niet dat zo’n vliegende machine uit honderdduizenden onderdelen bestaat die allemaal van een losse hoop (op het oog) rommel wordt samengesmeed tot een vliegend toestel vol mensen en lading. En dat dan jaren lang op grote hoogte, tegen stevige snelheden en onder de meest extreme omstandigheden.

Iets van trots en bewondering zou ons daarbij passen. Zeker als je ziet dat we ook in staat zijn om naar of in de Ruimte te reizen. Maar die trots geldt ook voor gewone huishoudelijke apparatuur natuurlijk. Een televisie, stofzuiger, de koffiezetmachine en zo meer. En wat te denken van de laptop waarop ik hier deze teksten tik of die smartphone die je met de hele wereld verbindt maar vaak wordt behandeld als een oude bos violen. Kortom, moet je eens gaan nadenken over alles wat wij als mensen uitvonden en ook dat over elk onderdeeltje is nagedacht. Wellicht dat je dan net als ik overtuigd raakt van onze superioriteit. Of het gaat je net als mij gebeurde ook verbazen. Zijn we eigenlijk slimme types….Slimmer dan die apen, of al die andere dieren die maar een beetje nutteloos in zo’n bos of tuin rondlopen of kruipen…. Maar nu ben ik ironisch natuurlijk…. (Beelden: Archief)

Fraai Museum…

Fraai Museum…

Onlangs was ik voor de derde keer te gast in het buitengewoon fraaie Nationaal Militair Museum op de oude Vliegbasis Soesterberg. Een uiterst ruim en modern gebouw biedt onderdak aan een best uitgebreide collectie vliegtuigen, voertuigen, wapens en allerlei historische uitstallingen die een goed beeld geven van hoe onze krijgsmacht ooit ontwikkelde tot wat het nu is en diens uitrusting door de jaren heen.

Voor mij zijn de vliegtuigen in en buiten het museum uiteraard het meest interessant maar ik deed voor de volledigheid van mijn verslag ook het nodige aan bekijken van wat er verder wordt geboden hoor. Wat die vliegtuigen betreft, met wisselt hier het een en ander af. Zo stond de vroeger buiten staande North American Super Sabre van de USAF nu binnen, was de Lockheed Neptune (MLD)buiten op een verre positie neergezet en waren de F-102 Delta Dagger en F4 Phantom die ik bij een eerder bezoek wel zag nu verdwenen.

In het buitenterrein stond nog wel een Mig 21, maar die verdient een stevige opknapbeurt. Naast het comfortabele restaurant (begane vloer, aan het platform) staan zowel een Fokker F-27 Troopship als de onderzeebootbestrijder Brequet Atlantique. Dat zijn relatief grote vliegtuigen die zoveel ruimte vragen dat ze zelfs in dit museum maar lastig echt onder dak te zetten zijn.

Het uitgebouwde deel van het dak houdt ze in ieder geval droog. Binnen zag ik een Koolhoven trainer boven de ook al enorme Dornier Do24 marine-vliegboot die met name in het vroegere Nederlands-Indie zo’n belangrijke rol vervulde. Als je de collectie zo bekijkt valt op dat men er gewoon veel aandacht voor heeft, dat er voldoende vrijwilligers actief zijn (en zeer servicegericht en aardig qua uitleg en voorlichting) maar dat de verwijzingen naar deelcollecties of andere activiteiten net even te bescheiden zijn uitgevoerd.

Dat zelfde miste ik ook bij alle voertuigen, tanks en geschut dat hier wordt getoond. Het is (te)beknopt, en ik zoek als meer geinteresseerde toch naar wat uitgebreider uitleg of beschrijving. Neemt niet weg dat dit een geweldig museum is. Het is ruim opgezet, warm, vaak rustig, informatief en redelijk betaalbaar. Je betaalt geen twee tientjes voor de entree en daarvoor mag je de hele dag in dit best grote gebouw en de omgeving verblijven. Parkeren is er ook nog eens gratis. Museumkaarthouders zijn hier ook van harte welkom. Het aantal voorzieningen is ruim, de toiletten schoon en het restaurant (wel in/uitchecken) van goede kwaliteit en de bediening aardig. Ben je met kinderen? Dan is er veel te doen en te zien.

Er is zelfs een soort speelhal waar de kleintjes naar hartenlust kunnen rondbanjeren tussen een houten onderzeeboot, tank of helikopter en alles van binnen te bekijken als een soort speeltuig. Ook de diverse videopresentaties zijn informatief genoeg om de jeugd te leren dat oorlog op zijn minst akelig is, maar dat we ons altijd moeten blijven prepareren op wat van buiten op ons afkomt en waartegen we ons letterlijk en figuurlijk moeten wapenen. De huidige situatie in de wereld vertelt ons meteen waarom. En als je dan als jong mens meent jouw bijdrage te moeten leveren kan dat wellicht via de informatie die je hier krijgt de eventuele beslissingen versterken. Zijn er ook nog wat persoonlijke aanmerkingen? Nou, ik vond de museumshop wel wat karig en vooral op de erg jeugdigen ingericht. Dat moet beter kunnen. Een leuke fotohoek waar je de uitgestalde museale stukken op terug vindt had ik wel aardig gevonden. Of wat meer schaalmodellen voor de liefhebber….Nu is het wat vrijblijvend allemaal. Maar…..voor een leuke en informatieve dag uit…een aanrader! (Beelden: Prive-archief)

De eerste mensen….

De eerste mensen….

Ik was er al vroeg bij waar het ging om het ontdekken van de verschillen tussen man en vrouw, jongen of meisje, en wat die samen allemaal al niet konden doen om het uiterst plezierig te krijgen in het leven. Hoewel de voorlichting (zie blog 7-5) in onze jeugdjaren aardig beperkt bleef, kwam ik er toch snel achter dat man en vrouw samen iets konden bereiken wat niet alleen plezierig was maar ook soms leidde tot nageslacht.

Die leerschool was handig om nu net dat laatste te vermijden als het eerste prioriteit had. (..) Als oud katholiek ventje ging ik in die periode ook nadenken over de verhalen die ons jarenlang waren verteld over o.a. de eerste mensen op Aarde, Adam en Eva. Volgens de geloofsvertellingen leefden die naakt in een Paradijs, door God geschapen en hadden elkaar als vermaak maar ook de rest van de toenmalige Schepping als decor. Toen Eva liever luisterde naar de stem van de Slang dan naar die van de best wel strenge God, werden die twee eerste mensen het Paradijs uitgemikt en moesten in de woestenij er omheen maar zien dat ze hun weg vonden.

Die lege Aarde zorgde er wel voor dat ze kleding gingen dragen. Je vraagt je af wie ze dat had ingefluisterd. Schaamte? Hoe dan ook, samen verwekten zij volgens de Bijbelse vertellingen twee zonen Kain en Abel. En die kregen het op enig moment met elkaar zodanig aan de stok dat de een de ander uit jaloezie de hersens insloeg. De Erfzonde deed haar werk, de Duivel keek er lachend naar. De uitsterving dreigde….

Maar ra ra, een paar hoofdstukken verder in de Heilige boeken waren er ineens stammen vol mensen die intussen soms Godsvruchtig en in andere gevallen zondig die Aarde van toen bevolkten. Kijk, en hier gingen bij mij de alarmbellen rinkelen. Immers, je had Adam, Eva en die ene moordenaar van een zoon. En mijn kennis van de voortplanting….Rara hoe we dan aan die stammen zijn gekomen. Heeft Adam zijn best gedaan en zijn er meerdere kinderen na die eerste twee verwekt? Deed zoonlief in dat proces mee? Kwamen er dochters uit voort en moesten die weer met hun broers….? Raadsels raadsels…. Als je de huidige gentechnieken en wetenschap volgt weet je dat bloedschande en inteelt begrippen zijn die je niet naar de sterkste rassen brengen. En toch bleven die stammen zich kennelijk uitbreiden.

Kortom…men heeft veel werk gemaakt van die verspreiding van de mensheid over de Aarde. Kijk, en dan zie je dat puur geloven echt niet veel meer dan dat is. De Evolutieleer maakt duidelijk dat wij vermoedelijk eerder afstammen van vierpotigen en die weer van zwemmers met een staart. En dat die evolutie tot de eerste echte mensen vermoedelijk een paar miljoen jaren heeft geduurd. Heel anders dan het sprookje van Adam en Eva die in hun naaktheid geen schaamte kenden zolang ze maar in dat veilige Paradijs vertoefden. Waarom had die Eva dan toch zo’n trek in die ene appel? Wist ze wat haar daarna wachtte of was ze ontevreden met wat Adam haar als minnaar bood? Wie het weet mag het zeggen, en wie een wetenschappelijke onderbouwing heeft voor dat Bijbelse verhaal zodat ook ik snap dat je met zijn drietjes niet een hele wereldbevolking kunt uitbouwen zonder spannende en ingewikkelde uitleg, kom maar door…. Maar een leuk verhaal is het wel…toch? (Beelden: Internet)

In niets geloven…

In niets geloven…

Bijna de helft van de wereldbevolking gelooft in niets! De andere helft zit vast aan een denkbeeld dat er ‘iets’ moet bestaan dat alles aanstuurt en bepaalt hoe mensen op deze Aarde moeten leven. Daartoe is door de eeuwen heen een hele industrie opgetuigd die met menselijke maat en veel inspiratie zorgde voor een geloof in het hogere dat vanuit die positie verlangt dat ‘onderdanen’ zich voegen naar de wetten en regels door het geloof aangereikt of opgelegd. En wee degene die dat niet wil(de) aannemen.

Die werd of wordt niet in een of andere hemel door hoogstaande rechters veroordeeld, maar juist op aarde door de zichzelf als voorganger, dominee, priester of anderszins omhoog gevallen types. Boeken of niet, wetten daar gelaten, gelovigen dienen zich te onderwerpen. Simpel. En de oude geschiedenis plus dat wat dezer dagen allemaal plaatsvindt is vrijwel altijd terug te voeren op dat geloof. Mensen slaan elkaar de hersens in om hun geloof aan anderen op te kunnen leggen. Ze gaan over tot zeer kwaadaardige daden om hun zin door te drijven. Alsof remmende regels juist op dat punt niet gelden voor de volkeren die men onderwerpt.

En dat vindt nu nog steeds plaats. Geloof als drijfveer voor kwaad en erger. Wat is dat toch? Angst voor wat hierna komt? Dan juist zou ik me braaf gedragen als niksmens in de ogen van een oppergod. Die ons als mensen (ik haal nu even het Oude Testament aan) naakt op de wereld zette om er iets moois van te maken. Dat gebeurde in een Paradijs waar naaktheid de norm was. Maar o jee, die vrouw….die Eva…die moest zo nodig geloven in de woorden van een slang…O wonder. En de toorn van God was zo groot dat vrouwen voortaan tot hun haren toe gekleed rond moesten lopen en in vrijwel alle traditionele geloven een ondergeschikte rol spelen. Dat is pas kwaadaardigheid in het kwadraat.

Opvallend is ook dat Maria, de moeder van God, als maagd zwanger werd en beviel van het kind gods. Gelovigen accepteren dat, meer wetenschappelijk ingestelde lieden hebben daar allerlei vragen bij. En dit zijn maar een paar voorbeelden. En echt, in elk geloof zitten deze wonderlijke thema’s verpakt. Prima als je er voor voor gaat uiteraard, maar het opleggen van normen uit dit soort godsdiensten aan anderen gaat mij veel te ver. Het modernste geloof is de klimaatreligie. En die gaat uit van dezelfde kernwaarden. Je gelooft wat ‘onze profeten’ uitkramen, anders tel je niet mee.

Hun eigen ‘wetenschap’ is wet, naar anderen wordt niet geluisterd. Men werkt met Sturm und Drang, ook dat kennen we uit de oude godsvereringen…toch? Maar echt bewijs wordt vrijwel niet geleverd. Net zo min als die oude geloven dat kunnen. Maakt de stellingen zwak en vraagt dan ook om volgers die bereid zijn te vechten of sterven voor de kernwaarden. Nou, je hoeft maar te zien hoe de extremisten uit dit nieuwe geloof opereren en je bent terug in de dagen van de christelijke of islamitisch horden die hele landen veroverden. Het zwaard (of tegenwoordig de lijm en verf) als wapen om het ‘vreedzame van het geloof’ te verspreiden. Het geeft te denken. Al is denken weer niet de bedoeling….Want wie dat doet gelooft niet….en behoort tot die andere helft van de wereldbevolking. De vraag is nu welke helft het meest in vrede leeft…..Ik denk het antwoord wel te weten…..Jullie ook?? (Beelden: archief)

De trucks van Chevrolet…

De trucks van Chevrolet…

Het was in een blog van 1 maart 2020 dat ik de geschiedenis van Chevrolet hier opdiende als bouwer van met name aansprekende personenwagens. Maar er was ook een divisie van dat merk die zich bezig hield met trucks en bestelwagens. Hoewel opgericht in 1911 als onafhankelijke autobouwer kwamen het merk Chevrolet al in 1918 bij General Motors onder dak, waar het nog steeds een wezenlijk onderdeel van uitmaakt. Kort daarna verschenen al de eerste trucks, al waren dat dan nog bescheiden wagens met een laadvermogen van 1 ton.

Zoals zo vaak gebeurde in die jaren hadden die vrachtwagens nog geen luchtbanden maar massief rubberen exemplaren wat voor het comfort niet geweldig was, maar de Chevrolets met lading wel duurzamer maakten. In de loop van de daarop volgende jaren werden hele reeksen trucks van Chevrolet op de markt gebracht. Met vier of zes cilinders en veelal draaiend op benzine.

Vaak volgden de Chevrolet trucks trouwens de vormgeving van de personenwagens wat Chevrolet’s een vertrouwd maar ook plezierig uiterlijk verleenden. De lichtere trucks werden geleverd als Chevrolet, zwaardere wagens gingen als GMC de deur uit. Hydraulische remmen kwam bij Chevrolet in de jaren 30 beschikbaar. Tijdens de oorlog werden er uiteraard de nodige bedrijfswagen geleverd aan de Amerikaanse troepen.

Opvallend is ook dat in de jaren veertig bij Chevrolet zo’n 60 verschillende modellen bedrijfswagens in haar aanbod had zitten. Na de oorlog zagen we Chevrolet bestellers ook in onze streken veelvuldig rondrijden. Ze waren best populair, want Amerikaans uitgevoerd, sterk en je kon er iets in kwijt. GMC’s waren hier de norm in het grondverzet, veelal omgebouwde militaire vrachtwagens met genen van Chevrolet. Maar leuk is ook dat Chevrolet-bedrijfswagens niet alleen in de VS werden gebouwd, maar ook in andere landen. Zo hadden ook de Belgen een eigen assemblagelijn, net als Canada en Brazilie. De Britten kenden hun eigen merk Bedford (zie daar..) waar men ook lang Chevrolet’s in licentie bouwde. Intussen is het merk hier verdwenen. Men trok zich na de financiele crisis van een jaar of 15 geleden volledig terug uit grote delen van de wereld. Maar de naam was gevestigd en veel liefhebbers en musea koesteren die oude Chevy’s met veel genoegen. Net als ik… (beelden: Internet)

Naar Frans Hals…

Naar Frans Hals…

Ja kijk, als je het schopt tot een schilder naar wiens naam een straat is benoemd in onze op zich zo fraaie stad moet je wel iets betekend hebben. Daarnaast is er een eigen museum voor de man in een andere stad te vinden en ziet men hem in kringen van kunstkenners als een schilder met een ‘stevige touch’. Nou dat klopt.

Maar eerst moesten we nog even naar binnen voor die aparte expositie binnen het in het vorige blogje beschreven Rijksmuseum. En dat was nog wel een dingetje want men had ons bij de reservering voor toegang tot die gastexpositie een tijdframe toebedeeld van pakweg een kwartier om ons op tijd te melden. Gek genoeg hadden wij zelf dat frame vertaald als zijnde geldig voor dat Rijksmuseum als geheel. Dus deden we eerst de in het vorige blog beschreven zalen en meldden ons toen met de aparte toegangsticket bij de ingang van die Frans Hals-expositie. Nou dat werd een reprimande. Niet te streng maar we waren wel te laat. Na wat uitleg en excuses mochten we alsnog naar binnen.

Niet dat het daarna veel uitmaakte want die speciale expositie was weliswaar heel interessant en fraai, er waren ook zoveel bezoekers binnen dat je vrijwel geen enkel schilderij voor jezelf had om nou eens lekker te bekijken. Met name bejaard uitziende bezoekers (wat zijn wij dan nog jong…) deden hun best om zo lang mogelijk voor elk kunstwerk van de vrolijke Frans te blijven staan en elke kwaststreek uitgebreid te bewonderen en door te spreken met andere mensen uit de groep waartoe men behoorde. Dat er nog vier of vijf rijen dik mensen achter ze stonden…? Jammer dan… Dus liepen wij toch in een wat hoger tempo dan van te voren bedacht langs al die Halskunst.

Op enig moment was het zelfs zo druk dat mensen als haringen in een ton half verdwaasd in een ruimte stonden met kennelijk nog interessantere kunstwerken van de man met de straat en het museum op zijn naam. Wij vluchtten. In dit soort groepen wil je niet verkeren. Althans ik niet…Tegen de stroom in liepen we naar de uitgang van de expositie. Eigenlijk jammer, want deze expositie was nu net waarvoor we eigenlijk kwamen. Vrolijke lieden op het doek, mensen die je bijna levensecht aankijken vanuit het verre verleden, groepen, duo’s, mannen en vrouwen. Soms met botte koppen, dan weer verfijnd. Frans Hals was een groot kunstenaar. Buiten kijf. Maar ik ga nog eens terug om alles wat meer op het gemak te kunnen bekijken. Heel vroeg wellicht….Want dit was toch best een beetje teleurstellend. Zeker als je nog een reprimande krijgt ook….:) (Beelden: Prive)

Na 60+ jaren…

Na 60+ jaren…

Als geboren en getogen hoofdstedeling erken ik meteen dat ik een paar van de door buitenlanders en mensen uit de provincie regelmatig bezochte aantrekkelijkheden van onze stad graag mijd als de pest. Reden, de enorme drukte in en rond die vaak cultureel vol gepakte plekken. Zo ben ik nog nooit in het Achterhuis geweest waar ooit Anne Frank ondergedoken zat en meed ik het Rijksmuseum alleen al omwille van de vele files van mensen voor de ingangen. Maar een aantal weken terug waren we er alsnog te gast.

Aanleiding, een expositie over Frans Hals. Daarover later meer in deel 2 van mijn bloemlezing over de kunst en die schilder. Het Rijks is een paar jaar terug enorm verbouwd. Dat verbeterde de lichtval was het nieuwe verhaal en ook de in/uitgangen waren aangepast aan de veranderde situatie waar bezoekers dagelijks bij de duizenden passeren. Wij hadden gereserveerd, de museumkaart in de knuisten, maar mochten alsnog toch in een rij plaatsnemen die zich schuifelend naar de ingang begaf.

Eenmaal daar binnen moet je door een veiligheidscontrole (logisch in de huidige tijden met dat extreemlinkse nulmensenvolk dat kunst beklad..) en kunt dan je jas en tassen kwijt in de ruime maar drukke garderobe. Ook daar weer een rij mensen voor ons. Ik was al bijna weggelopen als al die mensen van het Rijks niet zo aardig waren en behulpzaam. Daarna gingen we met een soort landkaartje van het museum aan de slag om e.e.a. te verkennen. Dat we daarbij een belangrijke spelregel over het hoofd zagen vermeld ik later nog een keer. In ieder geval zagen we de kunstwerken die het Rijksmuseum maken tot wat het is. De schatkamer van onze kunstzinnige geschiedenis.

Meteen ook de plek waar je de vaderlandse geschiedenis voorbij ziet komen. Vastgelegd door schilders, beeldhouwers en meubelmakers uit afgelopen eeuwen die soms een wel erg hoog innovatief en kunstzinnig karakter bezaten. Rembrandt natuurlijk een favoriet en dat was ook te zien. Het ziet er zwart van de mensen bij de Nachtwacht. Helaas is die om dezelfde veiligheidsredenen omringd met plastic schermen (gevolg reflectie van achterliggende ramen bij foto’s maken) en staan er zoveel mensen voor dat je op enige afstand moet constateren dat dit in feite een aardig schilderij is, maar dat de heer van Rijn wel betere dingen heeft geschilderd tijdens zijn carriere.

Je ziet onze zeehelden in dat museum, maar ook oude bestuurders als de Gebroeders de Witt. Ga je van de ene periode naar de andere moet je vooral trappen gebruiken want liften zijn niet te vinden of buiten gebruik. Daar hadden wij geen last van hoor, maar voor hen die lastig ter been zijn best een dingetje. Opvallend is ook als je al die kunst bekijkt dat de afgebeelde mensen vaak heel vrolijk in beeld zijn gebracht. Vertrutting kwam pas later aan de orde en men hield wel van een blote borst of meer. Zet ik dat anno nu op mijn blog en andere sociale media krijg ik meteen de zedenpolitie van die organisaties achter me aan, ik heb me dus maar ingehouden. Na een paar uur lopen langs al dat fraais (kijk ook naar de werkelijk schitterende architectuur van het museum zelf en de gebrandschilderde ramen..) gingen we op weg naar de uitgang. Jassen en tassen opgehaald, en dan zoeken. Bordjes Exit zijn niet te vinden. Wel een informatiebalie, waar een aardige dame ons de weg wees.

Daarbij constateerden we dat we wederom trappen op moesten. Nogmaals voor ons geen probleem, maar toch… Na dik 60 jaar was ik er dus weer eens. En dat viel niet tegen. Ik blijf het een erg drukke toestand vinden. Maar eenmaal aan het genieten van al dat fraais vergeet je snel de nadelen. Wie geen museumjaarkaart heeft betaalt 23 euro p.p. voor de entree. Dat is best geld, maar in vergelijking met andere musea met bepaald minder te bieden valt het nog wel mee. In een volgend verhaal ga ik even in op de expositie van Frans Hals…

(Beelden: Prive)

Tussenpaus…..

Tussenpaus…..

Terwijl de Starfighter (zie blog 1404 jl) de snelle jongen werd in onze luchtmacht was er ook behoefte aan de vervanging van oudere toestellen als de F84F Thunderstreak en de Lockheed T33 trainer. Men keek hiervoor naar lichtere en wendbaarder typen dan die Starfighter, maar uiteraard ook naar goedkopere alternatieven. Daarbij werden Amerikaanse voorstellen gesteld tegenover die uit Frankrijk. Omdat we samen met de Belgen onze militaire piloten trainden en die zuiderburen kozen voor de Mirage van hun eigen zuiderburen was de overweging niet zo gek. Maar uiteindelijk kozen de specialisten van de Koninklijke Luchtmacht voor de tweemotorige Northrop F5A Freedom Fighter. Een sterk toestel dat veel taken aan kon en waarvan en een paar duizend werden verkocht en gebruikt door naties in heel de wereld.

In Oktober 1966 koos Nederland er voor om de aangepaste NF-5A te kopen voor het takenpakket dat men voor ogen had bij deze toestellen en daarnaast nog eens een serie van 30 stuks NF-5B tweezitters voor het betere trainingswerk. Bij de NF-5A paste men constructies toe die ook op de doorontwikkelde F5E van Northrop waren te zien. Zo kon de machine veel scherper draaien dan de standaard-versie. De bouw zou plaatsvinden in Canada, maar grote stukken van de romp kwamen van Fokker in Nederland. Eind jaren zestig startte men de opwaardering van de vliegbases waar de NF-5A zou worden ingezet en in 1970 startten de leveringen aan operationale squadrons. De uitvoering van de Nederlandse ‘Freedom Fighters’ zoals de Amerikanen ze noemden was zodanig dat piloten er heel enthousiast over werden en de machine een goede naam opbouwde in onze militaire dienst.

Waren de NF-5’s eerst gecamoufleerd uitgevoerd, in de jaren tachtig kregen de vliegtuigen een grijze beschildering en werden alle kentekens sterk verkleind om zo de zichtbaarheid in de lucht voor de evt. vijand te verkleinen. Een enkel exemplaar werd ingezet als demovliegtuig en kreeg dan juist weer een zeer opvallende rood/wit/blauwe uitmonstering. De NF-5A bleek een goed vliegtuig en werd veelvuldig ingezet bij oefeningen en taken die een Starfighter niet zo goed aankon. Met zijn twee motoren was het ook een veilig toestel en hij kon veel hebben. Uiteindelijk werd de machine afgelost door de General Dynamics F-16 die als opvolger voor zowel de Starfighter als deze lichtgewicht jager zou aantreden. Maar dat duurde nog even… (Beelden: archief/Internet )

Slappe hap en de gevolgen…

Slappe hap en de gevolgen…

Een brandweerman wegsturen zonder uitrusting, een politieman zonder wapenstok of pepperspray, de ambulancebroeder zonder de benodigde spullen.. Dom? Zeker. Maar dat is precies de toestand waarin onze strijdmacht verkeerde in de periode voor Mei 1940. Terwijl de Duitse Wehrmacht en Luftwaffe tot de tanden bewapend aan onze oostgrenzen bivakkeerden, de SS uniformen droeg van Hugo Boss, liepen onze soldaten rond in todden uit de WO1 periode, werd de bewaking gedaan door mensen met geweren uit diezelfde periode en stonden splinternieuwe Fokkers te wachten op mitrailleurs en de marineschepen op kanonnen en granaten. Links landsbestuur hield niet van oorlog en gokte op neutraliteit.

De realiteit was echter fiks grimmiger. De Duitsers kwamen. Op de schitterende 10e mei 1940, helder en zonnig weer en binnen de kortste keren was de ochtendhemel zwart van de bommenwerpers en transportvliegtuigen vol parachutisten. Natuurlijk gaf onze strijdmacht weerstand tegen de overmacht. Men vocht voor wat men waard was. Bepaalde verdedigingslijnen hielden daardoor aardig stand. De luchtmacht vocht tegen de overmacht al hadden de Duitsers de keurig opgestelde vliegtuigen van onze jongens op de grond voor een deel in puin geschoten. Maar wat nog kon vliegen en vechten ging de Luftwaffe tegemoet. De Fokker D-XXI’s knokten tegen de overmacht maar haalden daarbij ook de nodige Junkers transportvliegtuigen neer. Zelf leden die dappere piloten de nodige verliezen.

Na dag 1 was onze luchtmacht gedecimeerd, maar men bleef vaak nog doorgaan met aanvallen op door de Duitsers bezette of bedreigde gebieden. Aan de Afsluitdijk deed de Koninklijke Marine waar het goed in was. Het legde met een enkel oorlogsschip vuur op de vijand en de Nederlandse jongens in de kazematten deden hun best om de Duitsers weg te houden van een doorstoot naar Noord-Holland. Dat deden de Mariniers op hun beurt bij de Moerdijkbruggen over de grote rivieren ten zuiden van Rotterdam. Uiteindelijk duurde het de Duitsers te lang en namen die de van hen toen bekende terreurstappen tot het bombarderen van burgerdoelen. Heinkels vielen Rotterdam aan, de stad werd grotendeels verwoest. En men dreigde met hetzelfde lot voor Amsterdam en Utrecht of Den Haag als de overgave niet snel kwam. En die kwam er. op 15 mei 1940 gaven onze strijdmachten zich over.

De regering en het koningshuis zaten toen al veilig en wel in Londen waar ze heen waren gevlucht. De verantwoordelijken voor de bezuinigingspuinhopen vertrokken. De frustraties bleven voor de militairen en betrokken burgers. Wat daarna kwam intussen bekend. De bezetting is al eens uitgebreid beschreven door andere experts. Mijn verhaal baseerde dit keer ook op een boek, geschreven door Peter Gerritse, over frontpiloot Jan Linzel. Onder de titel ‘De Mei-vliegers’ vertelt het heel goed hoe de wijze waarop de overheid omging met het luchtwapen en zo meer mede oorzaak is van het slechts 5 dagen stand houden tegen de Duitsers. ‘Wat als…’ komt zeker ter sprake. En in dat kader is het natuurlijk goed om nog eens te kijken wat momenteel actueel is in onze defensie na jaren van verwaarlozing. Waarin de VVD net zo verantwoordelijk is als de linkse stromingen die wederom zo naief zijn te geloven dat de vijand niet zal komen. Pas nu er een paar oorlogen worden gevoerd in onze achtertuin wordt men wakker. Maar laten we wel zijn, met een paar straaljagers, vrijwel geen oorlogsschepen, gesloten vliegbases, geen tanks, een vredesstrategie en het idee dat we vooral bijpassende vredesmissies moeten uitvoeren zijn we niet klaar voor wat evt. komt. Wellicht dat een nieuw kabinet dat inzicht nog wel krijgt. Het is te hopen. Want van de geschiedenis moeten we willen leren. Of het wordt opnieuw uiterst pijnlijk. (ISBN 90-246-0216-5)