Relax…maak een ritje…

Relax…maak een ritje…

Sinds de uitvinding van YouTube me een wereld heeft binnengeleid waarin je vrijwel alles aan bewegend beeld kunt vinden en ook nog eens op elk gebied neem ik af en toe de tijd om daar even van te genieten. De lezer snapt dat mijn interesse dan vooral uit zal gaan naar vliegtuigen en auto’s in alle vormen en uitmonsteringen. Veelal dynamisch van beeld, plezierig van geluid. Maar er zijn ook films te zien die naast ontspanning meteen ook een educatief doel dienen. Daarbij rijden we mee in trams van het Amsterdamse GVB langs alle lijnen die deze vervoermaatschappij te bieden heeft. En neem van mij aan, dat is buitengewoon relaxed.

Immers, ondanks de drukte in het centrum kom je ook in gebieden waar vrijwel geen kip op straat te vinden is. En waar je ziet hoe die trambestuurders onder alle omstandigheden rustig blijven, aardig voor mensen die net zo tegen hen doen en waarbij het schema van de tram min of meer heilig is. Inmiddels heb ik een aanbieder gevonden onder de naam Spoor 4 die nu al 22.500 volgers kent en je als kijker/passagier meeneemt op de nieuwste lijndiensten en in de laatste nieuwe tramtypen. Via deze trams besturende broeder kom je in wijken van deze grote stad terecht waarvan je het bestaan nauwelijks kent. Zelfs ik als Amsterdammer zit soms met opgetrokken wenkbrauwen te kijken naar nieuwbouw in straten die ik nooit eerder zag of waarvan een bepaald historisch beeld is blijven hangen in het brein.

Buurten van de stad waar ik ook nooit wandelde. Met de auto er heen is geen optie in deze stad vol autohatende politici, dus moet ik het doen met deze beelden. Om daarbij ook te ontdekken dat bepaalde lijnnummers een totaal andere route volgen dan ik mij van vroeger toen ik nog wat meer into trams was herinner. Maar het is geweldig om deze trips te maken en het ontspant echt. Een digitaal OV is dus eigenlijk best plezierig. Zeker als ontspanningsmoment in de dag. Intussen ben ik er achter dat deze ritten een trend zijn en ze ook worden aangeboden door diverse lieden voor steden als Rotterdam en Den Haag, maar ook voor metro’s en zelfs NS-lijnen. Bestuurders van al dat spul zijn dus ook vloggers of Youtubers geworden. Kan een prima bijverdienste zijn, maar voor mij maakt dat niet uit. Ik leer er van en geniet op mijn manier. Net als van die vele vluchten die ik maakte (daarover later meer) of de rallies en races die ik volg. Aanrader dus…. (beelden: Mijn archief)

Bijster fraai; Hawker Hunter…

Bijster fraai; Hawker Hunter…

Als opvolger voor o.a. de Gloster Meteors (zie blog 10 maart jl) kocht de Nederlandse regering de bijster fraai gevormde Hawker Hunter. Een straaljager die voor het eerst vloog in 1951 en in staat bleek net op de rand van de geluidsbarriere te opereren. Aangedreven door een Rolls Royce Avon straalmotor werd de machine al snel besteld door de Royal Air Force maar ook buitenlandse luchtmachten zoals de onze deden een bestelling voor deze potente straalkist. De Hunter was niet alleen een goed en geducht luchtwapen, maar ook een fraai ontwerp. En een oude wet in de luchtvaart is dat als een vliegtuig fraai oogt het ook als zodanig vliegt.

Door de jaren heen werden de Hunters ook verbeterd. Daardoor konden ze meer taken aan en werden ook sneller, namen meer lading mee en werden daarnaast zeer geliefd bij hun vliegers. De Hunter was een betrouwbaar vliegtuig. Voor de opleiding van piloten werd een tweezitter ontwikkeld die ook in onze luchtmachtkringen werd gebruikt. Heel wat Hunters bleven ook relatief lang in gebruik. Dat gold ook voor de KLu exemplaren. Hunters deden zelfs nog dienst toen de F104 Starfighter al was geintroduceerd. Nederland had de Mk4 en 6 in gebruik naast de TMk7 trainers.

Als je in de jaren zestig naar Soesterberg afreisde zag je ze daar volop opereren. Maar uiteraard ook op andere bases was die Hunter een bekende verschijning. Bij andere landen vlogen die Hunters soms ook in conflicten. Zoals in het Midden-Oosten, maar ook in de oorlog tussen Pakistan en India. En waren ze soms een lastige prooi voor de tegenstander als de vlieger in de Hunter de nodige ervaring had. Tegenwoordig is het een gewaardeerd museumstuk, maar zijn er ook nog wat vliegend bewaarde exemplaren te bewonderen. Een elegante machine die natuurlijk niet alleen om zijn schoonheid werd gewaardeerd maar meer voor zijn praktische bruikbaarheid. En o ja, die Hunter werd net als die Meteor ook gewoon gebouwd (licentie) bij Fokker op Schiphol. Dik 190 van deze vliegtuigen verlieten daar de fabriekshallen. Best iets om trots op te zijn en een bewijs dat wij met dat Fokker een prachtig stukje industrie in huis hadden… (Beelden: Archief)

Fokker’s succesnummer…

Fokker’s succesnummer…

Veel mensen hebben bij de naam van vliegtuigbouwer Fokker al dan niet parate herinneringen. Voor mij startten die op het moment dat ik me wat ging verdiepen in de wereld van de luchtvaart. Fokker als bouwer van veel jachtvliegtuigen voor de Duitse Keizerlijke Luchtmacht in WO1. Of Fokker als belangrijke pijler onder het succes van KLM voor WO2. Na de oorlog, Anthony Fokker zelf overleed al in 1940, ging zijn bedrijf verder en bouwde succesnummers als de S11 trainer, S14 straalmachine, maar zeker ook de F27 Friendship (770 verkocht) en F28 straalmachine.

Latere doorontwikkeld tot de moderne Fokker 50, 70 en 100. Nog steeds hebben die Fokkers een goede naam. En die dankte het bedrijf met name aan haar vooroorlogse periode. Fokker bouwde in die jaren verkeersmachines die baseerden op een technische handigheid. Een buizenframe, daarover heen linnen of hout en een houten vleugel die heel slim bovenop de romp was bevestigd.

Het bleek een duurzame constructie die lang werd toegepast. Ook op de 1-motorige F-VIIa, een passagiersvliegtuig dat al snel populair werd, ook bij KLM, maar op langere afstanden toch wat te kwetsbaar omdat die ene motor net te weinig betrouwbaar was om zonder pech grote vluchten te maken. Op verzoek van haar klanten hing Fokker toen twee extra motoren onder de hoge vleugels en ineens was een totaal ander vliegtuig geboren.

De F-VIIb-3m die meteen kon rekenen op veel belangstelling van KLM maar ook maatschappijen uit andere landen. De machine was zo populair dat hij een tijdlang gold als norm op passagiersgebied binnen de luchtvaart. Licentie-contracten werden verstrekt in de VS, Engeland, Belgie, Frankrijk, Polen en Tsjecho-Slowakije. En voor een vooroorlogs type was de F-VIIb-3m daarmee een wereldwijd succesnummer. Zelfs militaire varianten werden er uit ontwikkeld al dienden die meestal als trainer of vervoer voor officieren.

Tot in Nederlands-Indie en Australie werden deze Fokkers benut en ze bleven dik 20 jaar in gebruik. Daarna werd de Fokker ingehaald door moderner types als de Douglas DC-2 die van metaal was gebouwd. Neemt niet weg dat we best trots mogen zijn op dit verkoopsucces van een puur Nederlands product. Fokker zelf ontwikkelde steeds weer nieuwe machines die het basisprincipe trouw bleven maar wel groeiden in omvang en prestaties. Maar het succes van haar zevende verkeersmachine kon men nooit meer evenaren in die periode. Het boek Fokker F-VII-3m van Harm J Hazewinkel inspireerde mij bij het lezen over dit eerste wereldsucces van het bedrijf. Het is een fraaie geillustreerde uitgave van Vliegende Vleugels en en kent ISBN Nummer: 978.90.808868-4-1 en kostte indertijd 15 euro nieuw. Geld meer dan waard…. (b eelden: archief)

What if….Zastava?

What if….Zastava?

Hoewel de naam ons in het westen van Europa wellicht niet zoveel zegt, dat merk Zastava stamt als technische onderneming al van ver in de 19e eeuw en was toen vooral een wapenfabrikant die oa. leverde aan het Oostenrijks/Hongaarse Keizerrijk. In 1930 ging men aan de slag met licentieproducten van Ford en werd ook autobouwer. Halverwege de jaren vijftig, Maarschalk Tito maakte van zijn (..) Joegoslavie een land dat zichzelf moest kunnen zien te bedruipen op dit gebied, kreeg men de licenties van Fiat voor de bouw van toen actuele producten uit Turijn.

Van de 600 (het iets grotere rugzakje) via de 1100 tot de grotere 1400. En men had succes met die wagens want halverwege de jaren zestig verkocht men er alleen al in Polen meer dan 6000 stuks van. Zastava breidde langzaam maar zeker haar export ook uit. Vaak via het Fiat-netwerk en zo kwamen Zastava’s ook in ons land terecht. Meest bekend de als 1100 hatchback verkochte Fiat 128 die in Italiaanse uitvoering vier portieren had, maar bij de Joegoslaven 5. Dat maakte die verder goed rijdende wagens best populair. En de kwaliteit was niet al te beroerd.

Dat werd anders toen Zastava in 1980 startte met de productie van de zelf ontworpen Yugo-reeks die baseerde op de Fiat 127 maar een hoekige en handige koets droeg. Prijs was goed, uitmonstering en rijeigenschappen niet verkeerd, maar de afwerking matig tot slecht. Ondanks dat gingen deze wagens massaal de grens over, ook richting de VS waar ze vaak als tweede of derde auto in een gezin werden verkocht. Een aantal jaren later sprak men in de VS over de ‘Worst car ever’ en dumpte men de Yugo’s massaal letterlijk en figuurlijk.

Grootste probleem was de meer dan gebrekkige onderdelenvoorziening van de Joegoslaven. In 1988 startte men met de opvolger voor de op jaren gekomen 1100. Een door Giugiaro ontworpen koets, gekoppeld aan een reeks aardige motoren zorgde voor een leuke auto die het zelfs in het westen aardig had kunnen doen. Maar helaas gooiden de Balkanoorlogen roet in het eten. Servie, waar deze wagens werden gebouwd (intussen heette Zastava nu Yugo..) raakte in oorlog met een reeks buurlanden en dien ten gevolge staakte men de productie van personenwagens.

In het westen legde men ook een boycot over de strijd voerende partijen, waardoor noodzakelijke onderdelen niet meer beschikbaar waren. Daarnaast werd de Zastava-fabriek later ook nog door de NATO gebombardeerd. De Serven zijn dat zelfs nu nog niet vergeten. Toen men de productie moest staken kwamen er 230.000 voertuigen uit de fabriek en dat was best een goed aantal. In Polen bouwde men de 1100-reeks nog wel even in licentie bij FSO. Na de wederopbouw van alle Balkanstaten kreeg men nog wat banden aan de gang en werden o.a. Punto’s van oudere generatie gebouwd voor Fiat. Maar in 2008 viel toch echt het doek. Zastava was en is niet meer. Maar er rijden in die omgeving nog steeds de nodige auto’s van het merk rond. En daarop is men al dan niet terecht nog trots ook….. (Beelden: Internet/archief)

Tsjechisch hitwonder…

Tsjechisch hitwonder…

Bij toeval zag ik onlangs bij een tweedehands-spullenwinkel een tweetal lp’s in het schap staan van de Tsjechische zanger Karl Gott. Een man die hoewel in Pilzen geboren vooral in Duitsland grote successen behaalde. Een man ook die naar schatting 50-100 miljoen platen verkocht, waarvan zeker 23 miljoen in Duitsland. Op handen gedragen omdat hij na een wonderlijke carriere in zijn (toen nog communistische)thuisland Tsjecho-Slowakije een buitenlands succes zocht en vond in Duitstalige landen.

Hij was te zien en te horen tijdens festivals in Cannes indertijd, maar deed ook een show van zes maanden in Las Vegas. Toch vrij bijzonder voor een Tsjechische artiest. In 1968 vertegenwoordigde hij Oostenrijk tijdens het Eurovisie Songfestival maar behaalde daar slechts een bescheiden 13e plaats. Gott was in de landen om ons heen een gevierde artiest en kwam veel voorbij in allerlei shows of was soms zelf gastheer in programma’s waarin andere artiesten optraden. Volgens de overlevering was hij als zanger zo invloedrijk dat zijn muziek inspiratiebron werd voor vocalist Chet Baker in die jaren.

Intussen nam Gott 120 albums op, zoals al eerder te zien, met groot succes. Meeste albums zong hij vol met Duitse of Tsjechische liederen, maar ook de nodige andere talen waren aan hem wel besteed, wat zijn imago in veel landen goed deed. Daarnaast zong hij het titellied voor de Duitse TV-serie Maja de Bij. Dat hij 20 keer een Tsjechische muziekprijs won zegt veel over de waardering in eigen land voor deze bijzondere zanger. Helaas vond hij zijn einde in 2019 op 80-jarige leeftijd toen hij aan acute Leukemie overleed in zijn thuisstad Praag. Zijn oeuvre blijft als nagedachtenis bestaan. En omdat ik de man nog wel ken uit van die schlagerprogramma’s die de Oosterburen nog wel eens uitzonden vele jaren geleden, maakte ik er maar een blogverhaal over. In de hoop dat ik daarmee weer wat stof van die oude platen af heb geblazen. (beelden: Internet/Prive)

Ongemak…

Ongemak…

Bij toeval viel ik onlangs bij SBS-6 in een staartje van een programma met de titel ‘Liefde op het eerste gezicht’…Daarin laat men totaal vreemde mannen en vrouwen (of er andere combinaties worden benut is mij ontgaan) met elkaar kennis maken in een prachtige villa vol geneugten als een buiten-whirlpool etc. Die mensen hebben kennelijk vooraf aangegeven dat ze open staan voor een date met iemand die ze als ideaal zien voor een toekomstige relatie. De redactie maakt dan (kennelijk) een theoretische match en zet twee kandidaten dan ‘in the blind’ bij elkaar om te zien wat er van komt. En dan staan de camera’s (verstopt in de achtergrond) vol aan en hoor en zie je hoe het allemaal ver- en afloopt.

Want het is de gedachte bij deze formule dat die mensen na een nacht bij elkaar (vaak de een op de bank en de ander in het comfortabeler bed) besluiten of ze samen verder gaan of niet. Nou wat ik er van zag (latere uitzendingen ook wat stukjes gezien) komt dat in 80% van de gevallen niet goed. En dat is ook niet zo gek want wat missen veel mensen toch het talent om aardig met iemand van de andere sekse om te gaan als het er op aankomt. In het beste geval klappen ze dicht en zwijgen minuten lang, wat voor de ander een ramp is. Maar nog erger zijn de kandidaten die op voorhand al aangeven wat ze van de ander vinden. Zoals de man die na het zien van de vrouw die binnenstapt en haar jas uittrekt aangeeft meer een ‘billenman’ te zijn en die bij haar mist. Of de vrouw die aangeeft dat ze niets ziet in iemand van haar eigen leeftijd en dan tegenover een man komt te staan de 10 jaar jonger is maar ouder lijkt.

En die mensen maar ingestudeerde lijstjes afwerken over hobby’s en zo meer. Of met voorgekookte kaartjes antwoorden van de ander trachten te ontlokken. Was er een jongen bij die aan het meisje tegenover hem vroeg of zij ‘hield van sex’ waarop zij met bijna rode konen bekende dat ze dat ‘heel lekker vond’ maar dacht dat het bij hem niet zo te halen viel. De stiltes die daarna vallen zijn oorverdovend. De volgende dag is nog leuker. Dan is er altijd een die de andere kandidaat echt leuk vindt en dat aangeeft om dan te moeten aanhoren dat die ander de betrokkene ‘echt niet zijn/haar type te vinden’ en de koffer pakt om naar huis te gaan. De tranen vloeien dan vaak bij de afgewezen kandidate, want helaas het zijn vaak de vrouwen die afgewezen worden. Niet zo gek als je die mannen eenzijdig naar de bank hebt verwezen en die echt een gebroken nacht meemaakten. Hoe dan ook, bij alles wat ik er van zag constateerde ik dat een gebrek aan basiskennis van wat aantrekkelijk is een groot probleem kan opleveren. Hoe een man zich zou moeten gedragen in de aanwezigheid van een vrouw met wie hij denkt eventuele verdere plannen te maken. Of hoe omgekeerd, charmant gedrag van een vrouw richting man, vaak totaal mankeert. En dat daarom die ‘match’ in hun leven er niet is of zal komen. Openstellen voor wat er op je afkomt en accepteren dat je wellicht niet behoort tot de eredivisie van wat schoonheid, elegantie of intelligentie normaal in zich heeft, gecompenseerd kan worden door leuk en lief gedrag. De ander als een prins of prinses behandelen. ‘Rozen, rumbonen en rode wijn, dat moet voor elke vrouw toch voldoende zijn’, zong Van Kooten ooit in een persiflage van een serieuze Don Juan. Nou zelfs tot die drie basis-elementen kennen kandidaten in dit programma niet. Maar het was en is smullen voor iemand zoals ik…..(Beelden: Archief)

Einde van een tijdperk…

Einde van een tijdperk…

Onlangs liep in Amerika de laatste Boeing 747 ‘Jumbojet’ van de productielijn bij die befaamde en grote vliegtuigbouwer. Een vliegtuigtype dat zo belangrijk is geweest voor de ontwikkeling van ons huidige luchtvervoer dat je domweg niet zo maar voorbij kunt gaan aan dit toch wat trieste nieuwsfeit. Ook al ben je niet eens zo’n echte luchtvaart-enthousiast zoals ik zelf al jaren. Die enorme Boeing 747 dankte zijn ontwikkeling in de jaren zestig van de vorige eeuw aan de behoefte van de Amerikaanse luchtmacht voor een strategisch vrachtvliegtuig dat tenminste drie keer zo veel lading kon vervoeren als de op dat moment grootste transportkist in dienst, de Lockheed C141 Starlifter.

Uiteindelijk won Lockheed ook die nieuwe competitie en bouwde haar ontwerp uit tot de gigantische C5A Galaxy. Maar Boeing liet het als verliezende fabrikant niet bij concept-tekeningen alleen. Men bouwde haar eigen ontwerp om tot een passagiersvliegtuig dat eind jaren zestig de afmetingen had van een uit een Science-Fictionfilm afkomstige mastodont. 450 passagiers moesten er in kunnen worden vervoerd naast ook nog eens 25 ton vracht en bagage en de machine moest ook nog in staat zijn over de Atlantische Oceaan te kunnen opereren. Hoewel de luchtvaartmaatschappijen van toen enthousiast waren over het idee moesten ze ook wel even wennen aan een vliegtuig met zoveel stoelen om te vullen.

De eerste uitvoering, de series 100 kwam in 1970 bij Pan American in dienst, KLM volgde kort daarna met de wat zwaardere -200. En vanaf dat moment ging het los. De ene order voor 747’s volgde de andere op. Er kwamen vrachtversies van de machine op de markt die o.a. Bij Seaboard World en Flying Tigers dienst gingen doen, en waarin je 100 ton lading kon vervoeren over de grote oceanen heen. Vliegvelden moeten worden aangepast om de grote machine af te kunnen handelen.

Hoewel men in eerste instantie geen geld verdiende aan die grote vliegtuigen werd dat later anders. Japanse maatschappijen lieten versies bouwen waarin ze 550 passagiers kon vervoeren over kortere afstanden en dat werd regionaal een aardig succes. Door de tarieven te verlagen werd vliegen sterker dan ooit gedemocratiseerd en voor gewone mensen ook eens bereikbaar. Er kwamen in de loop der jaren tevens uitvoeringen voor minder passagiers maar voor nog langere routes zoals de wonderlijke 747SP. Door de jaren heen moderniseerde Boeing het ontwerp uberhaupt constant. De serie 300 had zo een verlengd bovendek, en KLM liet een deel van haar vloot -200’s ombouwen naar juist die grotere uitvoering. Je kon dan op het bovendek extra passagiers vervoeren. De 747-400 verscheen eind jaren tachtig. De cockpit nu deels elektronisch en geschikt gemaakt voor slechts twee vliegers. Dat scheelde weer aardig in de kosten…

Nieuwe motoren, meer lading, andere vleugels. Het succes van de 747 werd hierdoor weer voor decennia verlengd. Ook bij KLM dat met de -400 ruim 25 jaar passagiers vervoerde. Toen concurrent Airbus met de A380 op de markt kwam, een machine die in potentie 1000 passagiers kan vervoeren, reageerde Boeing vrij laat alsnog met de series 800. Een ultiem verlengde uitvoering van het basisconcept met splinternieuwe motoren en prestaties die niet onderdeden voor die van de Airbus. De verkopen vielen echter tegen. Slechts enkele exemplaren werden verkocht aan o.a. Lufthansa en andere bedrijven, de meeste kisten uit deze reeks waren ingericht voor vrachtvervoer. Ook is de nieuwe Air Force One voor de Amerikaanse president straks van deze ultieme serie afgeleid. Maar ellendig genoeg eindigden intussen al splinternieuwe -800’s op de sloop bij gebrek aan afnemers. Boeing staakte daarop de verkoop en in december kwam dus die laatste uit de fabriekshallen. Vele honderden 747’s vliegen nog rond. De meesten als vrachtkist en dat zullen ze nog lang blijven doen. Passagiers zitten nu vaker in tweemotorige vliegtuigen met ongeveer dezelfde capaciteit. Maar het iconische van de 747 missen die toch wat. Vijftig jaar lang een waar icoon binnen de luchtvaart. En bewijs voor het feit dat op dit gebied de Amerikaanse industrie een leidende rol blijft spelen. Voorlopig nog geen afscheid van de 747 dus, maar wel een eerbetoon aan een misschien niet meteen mooi, wel toonaangevend vliegtuigtype… (Beelden: Yellowbird)

Budgetmerk van Chrysler…Plymouth!

Budgetmerk van Chrysler…Plymouth!

Zoals we dat nu ook nog kennen, badgeselling door autofabrikanten om zo een belangrijk deel van de markt te bedienen met min of meer gelijke techniek maar toch een onderscheidend stukje aantrekkingskracht of unieke verkooppunten, was dat in de vorige eeuw ook al het geval. Zo hadden de grote drie van Detroit, General Motors, Ford en ook Chrysler deze slimme marktaanpak uitgedacht waardoor ze hele groepen kopers aan zich konden binden.

Chrysler zette in 1928, in de toenmalige crisis, een merk op dat met lage prijzen en wat uitgeklede auto’s klanten moest zien te werven die ze niet in hun eigen merk konden binnen krijgen. Plymouth was geboren. Omdat ook bij Ford en GM hetzelfde gebeurde waar men goedkopere versies uitbracht voor prijzenkopers, kregen de nieuwe wagens van Plymouth zescilindermotoren (achtcilinders bleven tot 1955 uit het gamma). Het bleek een gouden greep. De modellen van Plymouth, veelal optisch geretoucheerde wagens van Chrysler of Dodge, verkochten als een dolle.

Na de oorlog moet je soms wel drie keer kijken om het eigen gezicht van Plymouth te ontdekken. Zo was de basisauto van 1946 een Chrysler Windsor in wat goedkopere verpakking. Ruim, sterk, en betaalbaar. Dat gold ook voor latere types als de Belvedere, Savoy of Fury. Die laatste kwam in 1958 op de markt en had de toen zo kenmerkende vleugels op de achterschermen en was er nu ook met een dikke V8 die naar gelang jouw kopersbehoefte tot 6.3 liter groot was qua inhoud en dan 330 pk leverde.

Opvallend was dat deze auto stoelen had die meedraaiden met de portieren waardoor in/uitstappen een fluitje van een cent was. Zag je weer niet bij de zustermodellen uit de Chryslergroep. In ons land was het merk ook populair. Zo was er de wonderlijk vormgegeven Valiant uit de jaren zestig die nu van alle compact-cars uit die periode wordt gezien als een van de leukste. Diens opvolgers waren beduidend minder opvallend van vormgeving maar deden het verkooptechnisch een stuk beter. De Fury-lijn was er voor de liefhebbers.

Geen zespitters meer maar altijd een V8 onder de kap en vermogens die konden oplopen tot dik 425 pk. Geen prijspakkers meer. Het merk werd steeds meer een concurrent in eigen huis voor Chrysler zelf of Dodge dat beduidend duurder was. Met de Barracuda had Plymouth een wagen in huis die de concurrentie aan moest met de Mustang van Ford of de Camaro van Chevrolet. Met 425pk en een zeer sportief uiterlijk en snelheden die boven de 200km/u uit stegen lukte dat aardig. Maar toch waren de dagen voor het merk geteld. Geen nieuwe ontwikkelingen meer, wagens uit andere stallen die als Plymouth werden verkocht, het merk bloedde uiteindelijk gewoon dood. Chrysler trok er alweer lang geleden de stekker uit. Over en afgelopen. En intussen is het voor liefhebbers best een merk om te koesteren. En zijn de klassiekers die nog rondrijden redelijk betaalbaar gebleven. Precies zoals men het bij de oprichting graag zag…. (Beelden: Archief)

Dochter…

‘Weet je’ zei de goed uitziende en dito opgemaakte vrouw van een jaar of 50 tegen haar reisgenote die duidelijk meer van lekker eten en drinken hield dan zij, ‘mijn dochter is echt een doordouwer. Dat heeft ze van mij. Mijn man had dat niet in zich. Die was altijd de rust zelve maar ik zei dan vaak tegen hem, man verzet je eens tegen die chef van je en stap desnoods op, maar ja dat durfde die niet. IK wel. Altijd gehad. Nou onze Janine heeft dat dus ook. Wist je al dat die een nieuwe job heeft aangenomen?’ ‘Uh nee..?’ zei de reisgenote aarzelend…. ‘Nou ja dus, ze zag die baan in een of ander vakblad staan en stapte er meteen op af. Net zoals ik altijd deed. Als het om mijn positie ging of om salaris had ik mijn mondje wel klaar en desnoods trok ik dan een truitje aan met wat lage hals….kreeg het altijd voor mekaar. Nou onze Janine is net zo. Doordouwer, heb ik haar wel bijgebracht. Ze kon ook al zo goed studeren, slimme meid en waar ik kon hielp ik haar met haar huiswerk of tentamens. En meteen aan de baan die meid. Tuurlijk, lukte meteen, met zo’n goede opleiding en altijd prima cijfers…kom je verder mee’. ‘Wat een mooi weer trouwens he? Leuk dat we samen op stap zijn, ik had er echt zin in. Zei al tegen Cees, mijn man, ik wil weer eens met mijn lieve vriendin Jorien op stap. Vond hij best, hij vindt alles best, kan hij rustig thuis werken. Niet dat hij nog veel doet hoor, maar een beetje administratie en muziek luisteren. Best een saaie man. Ik hou van avontuur. Ga ook graag uit, lekker de beest uithangen’. Terwijl ze dat zei streek ze even subtiel langs haar pluspunten en heupen…. ‘Ik mag er nog best zijn en dat vinden de mannen ook. Dus die wind ik zo om mijn vinger…..Net als onze Janine, die heeft hetzelfde. Ik weet nu al niet meer hoeveel vriendjes die al heeft gehad. Maar allemaal leuke lui hoor, en zo goed opgeleid vaak, net als zij. Had ik dat al gezegd..? Dat ze een nieuwe baan heeft aangenomen…..Ja dat heeft ze….’ ‘We moeten er hier uit’ zei de reisgenote die we intussen als Jorien leerden kennen…..Die stond op, pakte haar jas en stond al bij de uitgang van de trein toen de ander nog zocht naar haar mobiele telefoon en haar jas….Het zou een gezellig dagje worden…..dat zag er zo uit,.,…

Schrijvers…

Schrijvers…

O wat was het dedain soms groot bij al die schrijvers van net na WO2. Grote namen als Harry M, Van t Reve, of noem maar op.

Mensen die zich door hun vaak overschatte talent (..) verheven voelden boven het niveau van hun eigen lezers en zich graag beroepend op een zekere uitzonderingspositie omdat zij in staat waren een verhaal van a tot z uit te denken en op papier te zetten. Uitgeverijen verstevigden dat beeld. Goede schrijvers kregen op voorhand een stuk inkomen om zo te zorgen dat men niet in pure armoede alle verhalen moest neerzetten. Maar zij die succesvol waren deden toch goede zaken en waren in staat om zonder vakken te hoeven vullen bij de lokale supermarkt het leven door te komen. Maar velen werden geroepen, weinigen uitverkoren. De uitverkorenen, of zij die meenden dat zij daartoe behoorden, hielden ook bijeenkomsten waar zij ‘onder ons’ konden genieten van het op het schild tillen door critici en uitgevers.

Het bekende Boekenbal een voorbeeld van wat ik daarmee bedoel. De elitaire samenkomst van hen die toch op ander niveau over de wereld dachten dan zij die gewoon keihard werkten voor de kost. De grote namen verdwenen een voor een. Zelfs literaire beroemd- of bekendheid maakte niet dat de dood aan hen voorbij ging en zo werd het rustig op de trappen van de Stadsschouwburg aan het Leidscheplein. De nieuwe lichtingen schrijvers en schrijfsters namen hun plekken in. Heel anders geschoold, veelal vooral geluk gehad dat hun eerste boekje werd uitverkoren uitgegeven te worden. Maar ook hier was de spoeling dun. De lezers kozen veel vaker meer voor lichter werk, de nieuwe generaties nauwelijks verder komend dan een stripboek, sommigen daarvan vonden of vinden zelfs dat nog te hoog gegrepen.

De boekenbranche in nood, veel goede winkels gesloten bij gebrek aan klandizie. Verdween het dedain daarmee? Nee! Men denkt in sommige kringen nog steeds dat het talent om te kunnen schrijven een van God gegeven iets is. En dan moet je ook als zodanig worden behandeld. Veel tv-optredens van auteurs laten zien hoe men naar de wereld kijkt. Veelal met een links-kritische blik, sommige schrijvers met een stevige emigratie-achtergrond en de Nederlandse taal nauwelijks meester, maar wel aangehoord alsof ze door diezelfde God van dat talent zijn gezonden. Maar neem van mij aan dat veel van die schrijvers matig verkopen. Iemand die een aardige thriller schrijft komt een stuk verder en de alom verguisde doktersromans zijn de snellopers waarop veel uitgeverijen domweg draaien. Een goed verhaal altijd fijner lezen dan een ingewikkeld zwartgallig geheel. Vijftig tinten grijs zorgt voor veel belangstelling, zelfs in ons taalgebied, ook al is het verhaal flinterdun. De dame die dat schreef werd er aardig rijk door.

Zelfde geldt voor die dame die ‘De Zeven zussen’ uitschreef. Helaas onlangs overleden, maar wat een omzet draaide de uitgever bij deze boeken. Vooral vrouwen helemaal meegezogen in de verhaallijnen. Maar o wee, wat gaat het allemaal snel en relatief. Bij de Kringlopers in ons land ligt al dat gedrukte proza. Voor een prikkie. Soms gaan ze per kilo de deur uit. Boeken behouden hun waarde maar nauwelijks. De oude bekende Nederlandse schrijvers vaak nog bij ramsj-winkels te vinden. Maar de jongste generaties hebben geen idee meer wie dat zijn. En dat zegt veel over onze cultuur. Lezen is uit, schrijvers niet meer bekend, veel uitgeverijen verdwenen en het Boekenbal vooral een zuipfeest voor mensen die graag gezien willen worden. Kortom, alles is relatief. Ook het beroemde auteurschap. Al blijft die Bijbel natuurlijk wel een aardig werkje dat het nog steeds goed doet. Het best verkopende boekwerk uit de geschiedenis. Maar zou een van de hoofdrolspelers zich verwaardigen bij het Boekenbal een vaste plek te claimen op de trappen van dat theater?? Vast niet. En dat is misschien wel een wijze les. Alles is relatief, roem ook.