
Toen ik lang geleden alweer in het autovak ging werken en als eerste terechtkwam bij een dealerbedrijf in het Amsterdamse Zuid vlakbij het Bosplan, stonden daar in de kleine rand tussen onze parkeerplekken en het langslopende trottoir diverse taaie rozenstruiken. Die werden indertijd bijeen gehouden door een oud smeedijzeren hekje dat wellicht dronken (..) of onevenwichtige voetgangers moest beletten niet naar beneden te duvelen. Ons bedrijf lag daar nl. een metertje onder het normale straatniveau, iets wat gold voor het hele industriegebiedje waar wij zetelden. Door de jaren heen groeide niet alleen ons bedrijf (we hadden daar drie afdelingen) maar begonnen die struiken aardig uit te dijen tot een extra vervelend nadeel. Immers, we waren bijna aan het oog onttrokken door dat spul.

En los van de bloemen die er af en toe in te zien waren, zaten er stekels in die als onderdeel van een afbakening van de landsgrenzen of als wolvenhek niet zouden misstaan. Dus besloten we op enig moment om de boel te snoeien. Afstemming met de gemeente (immers groen, wellicht van hen?) leverde niets tastbaars op over onderhoudsplichten van wie ook. Dus dan de beuk er maar in. Knippen, zagen, kortwieken. Het maakte het uitzicht weer veel fraaier. De kans op verwonding aan die verrekte doornen daalde ook. Helaas was na een jaar of twee de oude situatie weer terug.

Dus besloten we om dat spul helemaal weg te halen. Knippen tot aarde-niveau, later wat accuzuur er overheen, en weer later de brand er in. Het hielp voor even. Na twee jaar kwamen de struiken gewoon weer terug. Onuitroeibaar. Gelukkig hadden we intussen voor de meest belangrijke afdeling van ons bedrijf een nieuwe showroom, werkplaats en kantoren gebouwd. Stukkie verderop en zonder vervelende begroeiing. De rozen bleven intussen doorgroeien. Ons toenmalige bedrijf (ik verliet de tent in 1990) bleef daar nog wat jaren actief voor het verplicht moest verhuizen. De Gemeente nam een paar jaar na mijn vertrek de hele grond over en ging aan de slag met sloop van alle bedrijven en neerzetten van grote (half leegstaande) kantoor huurgebouwen. De rozen werden met grote machines uitgegraven. Probleem opgelost. Maar ik ga binnenkort toch eens kijken of ze toch niet ergens weer aan het ontluiken zijn. Onkruid vergaat niet, maar rozenstruiken zeker ook niet…. (beelden: Internet/archief)








































De kans dat de gemiddelde lezer hier een auto van dit merk tegenkomt onderweg is buitengewoon klein. En toch rijden er wel een paar in Nederland rond. Checker’s. Vaak hoekig gevormde enorm ruime wagens die met name in de V.S. veelvuldig als taxi werden ingezet. Gebouwd door een fabrikant die haar wortels had liggen in Kalamazoo Michigan en vooral bekend werd door de geleverde taxi’s. Vandaar die specifieke vormgeving en ruimte. Pas na de oorlog verschenen twee van haar succesmodellen, de Superba en de Marathon. Wagens die je als je wilde ook voor prive-gebruik kon bestellen, maar dat was dan wel voorbehouden aan liefhebbers.
De meeste (met name Marathons)Checkers gingen dus als taxi aan de slag. Vrijwel onverwoestbaar sterk gemaakt en simpel van onderhoud. Door de relatief hoge deuren en vierkante vormen was in- en uitstappen geen enkel probleem en sommige van deze taxi’s vervoerden 8 personen tegelijk. Tot 1965 zaten er door vliegtuigmotorbouwer Continental geleverde zescilinderblokken in, later kwamen diverse motoren van Chevrolet in het vooronder. De wagens bleken zo praktisch en ook gevraagd, dat Checker ze gewoon jarenlang bleef bouwen, zonder al te veel wijzigingen. Vaak een opmaat voor succes in autoland. Zelfde zag je bij de taxi’s van Austin en Toyota. De Marathon van Checker is zo sterk dat er heel wat van die wagens onder zware omstandigheden toch gewoon 1 miljoen kilometers mee gingen.
Checker nutte dat succes verder uit door er een limousine van te maken die typerend is voor de Amerikaanse leefstijl. Een verbouwde versie werd een stationcar en een daaruit afgeleide versie noemde men Aerobus, gebruikt voor het vervoer van passagiers en bagage tussen hotels en vliegvelden. Nadat de Checker Marathon toch uiteindelijk moest worden afgelost kwamen exemplaren met niet al te veel kilometers op de teller nog wel eens onze kant op en werden dan ingezet voor trouwerijen of als feesttaxi’s. Maakte de Checker’s niks uit, ze reden gewoon nog vele kilometers veilig verder. En de vormgeving maakt velen die er een zien nostalgisch. Zo ziet een Amerikaanse klassieker er uit. Zo ook een goed ontworpen taxi. Tegenwoordig is het stil bij het merk. Vermoedelijk staan de oude productiehallen leeg en verlaten in dat provinciale Michigan. (Beelden: Internet)
Tuurlijk hield ze van hem. Ze was toch niet voor niets met hem getrouwd? Ze kregen kinderen en waren beiden gelukkig. Alleen maakte ze de fout hem af en toe tegen te spreken. Dat moest ze niet doen. Dan werd hij kwaad en haalde uit. Ook als de kinderen erbij waren. En dan schaamde ze zich niet alleen voor die kleintjes ook voelde ze zich schuldig. Omdat zij het zo ver had laten komen. Dat hij boos moest worden op haar en zich niet kon beheersen. Ze snapte ook wel dat hij dan naar de buurtkroeg ging en zijn boosheid weg dronk. En als hij dan terugkwam dat er dan wel eens wat sneuvelde in huis of zij een corrigerende tik kreeg. Dan moest ze een tijdje lang thuisblijven. Vervelend, want dan had ze geen boodschappen in huis en werd hij weer boos op haar. Logisch! Haar schuld…Moest ze maar niet zo dom zijn. Hij werkte zo hard en dan wilde een man wel graag lekker eten. Ze trachtte het dan goed te maken in bed. Door hem met alles van wille te zijn. Dat werkte vaak goed en dan sliep hij al snel in, wat voor haar ook plezierig was. Dan had ze haar taken verricht. Nee, hun leven was echt altijd goed op orde geweest. Alleen was het vervelend dat haar moeder haar een keer had opgezocht toen ze net ruzie hadden gehad en ze met een gekleurd oog en een gekneusde rib rondscharrelde in huis. Haar moeder werd boos en leek ook verdrietig. Maar ze legde het haar uit. ‘Mijn schuld’! Moeder vond dat niet. Hij was een rare vent en een vrouw slaan deed je niet. Haar moeder snapte het gewoon niet. Zij moest als echtgenote gewoon dienbaarder zijn, minder tegenwind veroorzaken en haar man niet boos maken. Deed ze echt haar best voor. Maar ja, hij had het zo druk. Later was er die vriendin die haar ook eens zag in een staat die niet helemaal goed was. Ook die werd woest. Hoe ze dit kon laten gebeuren, waarom zij de schuld op zich nam en zo meer. Ook die vriendin snapte het niet. Maar na een tijdje, toen haar man haar minstens een keer per week steeds harder sloeg, begon ze toch te twijfelen. Want ze deed echt haar best en ondanks dat…. Tot die avond in juni. Het was warm. Ze liep in haar topje en dat leuke korte broekje dat haar nog steeds goed paste en haar benen zo fraai deed uitkomen. Het eten was klaar, iets lekkers, de kinderen speelden in de tuin, hadden al gegeten. Ze wachtte hem op en daar was hij. Zodra hij naar haar keek betrok zijn gezicht. ‘Hoer…’ Was het eerste wat hij zei…. ‘Moet je alle mannen weer verleiden met je dikke kont en je decolleté?’ en hij greep haar vast. Sloeg met zijn volle vuist in haar gezicht. Haar neus kraakte, het bloed spoot er uit. Paniek maakte zich van haar meester. Op een moment dat hij de andere kant op keek of de kinderen het niet zouden zien, en hij zich klaarmaakte voor de volgende klap pakte zij die scherpe twee-vingerige vleesvork en stak van zich af. Zijn gezicht veranderde. Van boosheid in verbazing. Hij greep naar zijn borst. Daar stak de vleesvork tot de handgreep in zijn hartstreek. Toen zakte hij als een zoutzak ineen. Het was over. En zij voelde zich uiteraard heel schuldig. Maar ook zo enorm opgelucht….