Als Ome Thijs ging vertellen over ‘vroeger’ zaten de kleine kinderen uit de buurt altijd om hem heen. Hij zag er uit als een zwerver, woonde in een klein benedenhuisje vol spullen en allerlei bijzondere dieren. Zo wist Ali te vertellen dat hij wel eens een slang had gezien in dat huisje toen hij door de open deur naar binnen had gekeken, en Marcel wist zeker dat er allemaal witte muizen rond hobbelden in een kooi. De twee feiten met elkaar verbinden deed Chris. ‘Joh, die muizen voert hij aan die slangen’…. De kinderen rilden bij de gedachte. Ze waren dan wel stoer als ze buiten speelden, maar het idee van een levende muis en een slang….nee, dat vonden ze maar niks. Hoe dan ook, Ome Thijs wilde zo af en toe wel praten. Stak een sigaretje op en ging dan in op hun vragen. Hij had gevaren. Niet op de veerpont of zo, maar op een echt schip en was overal in de wereld geweest. Hij vertelde over ‘inboorlingen’ en ‘indianen’. Over handelaren die met prauwen naast hun schip hadden gelegen om handel te drijven. Af en toe vertelde hij over ziekten aan boord. Zweren zo groot als eieren als ze van boord waren gegaan in een tropisch land waar insekten ze hadden gebeten en zo meer. Hij liet dan altijd even zijn littekens zien maar ook zijn tatoeages. De blote vrouw op zijn bovenarm intrigeerde, ook al was ze deels overwoekerd door grijs haar dat weelderig op zijn en dus ook haar lijf groeide. Met open mond zaten de kinderen te luisteren. Ome Thijs kon goed vertellen. Maar hij stopte meestal als hij ineens geen zin meer had. Dan ging hij zwijgend in de verte zitten kijken. Kreeg een verdrietige blik in zijn ogen en sommige kinderen zagen dan tranen in zijn ogen. Jarenlang was hij een bekend figuur in de buurt. Tot op enig moment de gordijnen dicht bleven. De jongens uit de buurt die met hem waren opgegroeid vroegen zich af waar hij was gebleven. Niemand die het wist. En zo verdween Ome Thijs in de vergetelheid. Maar de jongens die hadden geluisterd naar zijn verhalen zouden die nooit meer vergeten. Dat had hij tenminste bereikt….
Ome Thijs..
Posted on by meninggever
Geplaatst in Geen categorie, Verhalen
Getagd avontuur, Buurt, herinnering, historie, kinderen, man, verhaal, verhalen, Zeeman
11 reacties

‘Ach, als je dan toch graag reist en vliegt en je wilt ook nog iets bijverdienen zal ik je aanbevelen bij dat bedrijf waar ze o.a. AJAX-reizen verzorgen’ was de stelling van Ruud Breems. Hij had net daarvoor gesproken met de baas van dat spul die hem had gevraagd of hij er zelf iets voor voelde. Meer dan ik zelf, was mijn chef een AJAX-fan en probeerde elke wedstrijd van de club te volgen. Voor mij was het iets wat hoorde bij Amsterdam. Meer niet. Toch meldde ik me aan voor die trips. Best leuk leek me. Al moest ik dan wel snipperdagen opnemen om er van te mogen genieten. In maart 1973 was het zover. AJAX ging spelen in Munchen en er werd een vlucht georganiseerd door dat bedrijf en ik samen met twee anderen uit andere branches geselecteerd om de vlucht te begeleiden. Ik had geen enkel idee wat te verwachten. Maar stond in de vroege ochtend van maart 1973 met een passagierslijst in de handen en een reeks tickets om de te verwachten reizigers in te checken en uit te leggen hoe die reis zou gaan verlopen. We zouden vliegen met een uit Denemarken ingehuurde Boeing 720, kon een man of 120 in en die kwamen uit alle windstreken, maar deels ook (gek genoeg) uit de Haagse Schildersbuurt.
Dat inchecken was geen punt, verliep prima. Net als de vlucht naar de Beierse hoofdstad. In de trip zat een bezoek aan het Technisch Museum in Munchen, wat zeer interessant bleek, net als het Olympisch dorp dat een jaar eerder zo heftig getroffen was door Palestijnse terreur. ‘s-avonds met de hele meute naar het Olympische Stadion om AJAX te zien spelen. Wat een bak was dat, zo groot, en allemaal brullende Duitsers. Het werd 2-1 en daarmee konden de fans en ik zelf best leven. Terug met de bus naar het hotel en slapen. Volgende dag een busexcursie (onderweg in het vliegtuig verkocht) naar Schloss Neuschwanstein, Oberammergau en de Alpen.
Prachtig uitje. Maar een deel van de passagiers was in Munchen achtergebleven en was daar aan het scharrelen geweest. Men liep er vermoedelijk van kroeg tot kroeg. Toen wij terug waren met de bus uit het excursiegebied hadden we nog maar kort de tijd om alle koppen te tellen. En duidelijk te maken dat de bus om 7 uur in de avond van het hotel af vertrok omdat het vliegtuig op tijd moest starten vanaf Munchen Airport i.v.m. de sluiting van het vliegveld na een bepaalde tijd. In die jaren had je ook al van doen met milieuregels.. Toen we als reisleiders in de bussen zaten en bij het hotel wachtten op de nog steeds missende passagiers die in Munchen uit waren geweest, liep de klok verder en verder. De chauffeurs werden nerveus, wij ook. Een kwartier extra gewacht en toen besloot ik dat het genoeg was en we zouden gaan rijden. ‘Het vliegtuig wacht niet’ was mijn credo. Wie alsnog mee wilde moest maar met de taxi komen.
Eenmaal ingecheckt voor de vlucht bleken we drie passagiers te missen. Die heb ik niet meer gezien. Wellicht met de trein naar huis gegaan of ze zitten daar nu nog. Wij vertrokken op tijd en de overige passagiers vonden het geweldig dat we zo strak op het schema hadden gelet. Later bleek dat evenementenbedrijf precies zo te denken. Men zag in mij een geboren reisleider. Maar ik zelf had er even tabak van. Overigens bleek ik daar later, diverse trips gemaakt met autodealers, persvertegenwoordigers etc,(Zie: Leven met de Vliegende Pijl – 2018/9) veel baat bij te hebben gehad. Je pikt toch iets op van die vroegere ervaringen. Of ik een echte reisleider was? Geen idee. Feit was dat ik volgens de organisatie ook flink had bijgedragen aan de winst op die trip met de verkoop van de uitjes, maar ja die vond ik zelf ook leuk natuurlijk….(Beelden: Yellowbird archief)
We werken graag, we genieten van onze vrije tijd, ons gezin, de vrienden, de dieren. We kunnen eindeloos kakelen over politiek, over het voetballen of de prestaties van een of andere plotseling in de belangstelling staande volksheld, maar verder trekken we ons net als slakken terug in onze huisjes. En nu we het daarover hebben, onze huisjes hebben we ook op wielen beschikbaar en dan toch het liefst in een tamelijk zakelijke en opvallende kleur; grijs! 34% van de Nederlandse automobilisten kiest voor die kleur. En daarmee bekennen we meteen mijn stelling. Die Nederlander is geen opvallend menstype. Want de volgende kleur op het voorkeurlijstje is zwart (24%), gevolgd door blauw (15%). Bij de meer opvallende kleuren zien we geel staan met maar 1% van de Nederlanders die dat als voorkeur geeft. Of Beige waar evenveel mensen voor gaan. Blijft toch bijzonder. En juist die mensen zetten zich weer af tegen hen die gaan voor dat grijze gemiddelde. Ze willen opvallen, aandacht, laten zien dat zij zich niets aantrekken van de buitenwacht. Of ze dat dan ook thuis stringent doorvoeren is de vraag. Je moet het niet overdrijven natuurlijk. We blijven Nederlanders tenslotte.
En o ja, als we dan kiezen voor een grijze of zwarte auto is die in bijna 38% van de gevallen van Duitse herkomst. Op afstand gevolgd door Franse liefhebbers met dik 19% en Japan waar 15,5% van de mensen voor gaan. De toch altijd voor levensstijl staande Italianen zijn nog maar bij 2,1% van de Nederlanders in trek. Liefst in opvallend rood wellicht. Wat bij kleurkeuze nu net weer niet meer dan 7% van ons Nederlanders trekt. Kortom, hoeveel selfies je ook maakt, in wezen zijn we gewoon maar gemiddelde mensen met een standaard smaak. En o ja, voor u denkt, die mening gever is dat dan een uitzondering? Nou…ik ga nog steeds voor Tsjechisch (4,2%) en koos de laatste keer voor blauw. Beetje een twijfelgevalletje dus… (Beelden: Yellowbird/Audi/smart/Skoda)
Haar leven lang verlangde ze al. Naar uit de ban los kunnen komen. Naar wilde avonturen, verre plekken, mooie mensen, liefde op het eerste of tweede gezicht. Ze droomde er van om met haar rugzak op de schouders gewoon in een vliegtuig te kunnen stappen en dan ergens heen te reizen waar het avontuur lonkte. Of de wandeltocht naar Rome te volbrengen, desnoods naar een onbewoond eiland om daar dan met een in haar droombeeld zelf geboetseerde minnaar een maandje de beest uit te kunnen hangen. Die dromen achtervolgden haar al sinds haar jeugd. En natuurlijk had ze wel eens geprobeerd om uit de sleur van het ouderlijk huis weg te komen. Dat was maar ten dele gelukt. Jong verloofd met Michel, die jongen die bij de melkboer bijverdiende en volgens haar ouders niet wilde deugen. Maar in feite was hij bijzonder lief voor haar geweest. Maar dat lieve beviel niet, ze wilde avonturen beleven en Michel vond zelfs Duitsland al ver. Daarna zocht ze haar heil in de studie. Haar ouders hadden haar dat dringend opgelegd. Want wie leert heeft een goede toekomst. Met vlag en wimpel was ze geslaagd, maar daarna was haar leven nog steeds niet die richting opgegaan die ze had gewild. Er was wel liefde komen. Van Frank. Een grote vent met krullend haar. Samen hadden ze de stap gewaagd en ze moest toegeven, hij wist hoe hij een vrouw moest geven wat ze zocht. Jaren lang was ze samen met hem door het leven getrokken. Ze kwam in andere landen, maar eenmaal moeder van drie kinderen werd het ook wat beperkt allemaal. En de caravan achter de door hen samen gekochte Opel was ook niet alles. Al snel vervielen ze in sleur en was van de oorspronkelijke passie tussen hen beiden weinig meer over.





