De turboprop…

De turboprop…

Ooit hadden vliegtuigen allemaal een zuigermotor. In lijn, stervorm, of wat ook, ze draaiden op hoog-octaan-benzine en dreven een propeller aan die trek- of duwkracht leverde waardoor het betreffende toestel kon opstijgen, vliegen en veilig landen. De basistechniek was niet veel anders als die voor automobielen. Een zuigermotor met propeller was betrouwbaar, maar vroeg ook veel onderhoud, en met name de grote soorten motoren waren mateloos ingewikkeld van constructie.

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: 212719-aero-spacelines-super-guppy-f-bbpa-spl-0280-scan10159.jpg

Tijdens de Tweede Wereldoorlog ontstond op enig moment de eerste generatie straalturbines. Een heel ander soort techniek. Waarbij lucht werd aangezogen via een open inlaat aan de voorkant, een verbrandingskamer zorgde voor energie en schoepen in de motor die de kracht van de lucht versterkten waardoor hete uitlaatgassen de aandrijving van de eerste machines verzorgden. Voordeel, geen trillingen, minder gecompliceerde techniek, maar wel meer geluid (hoge toon en gebrul bij volgas) en hoger brandstofverbruik.

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: atp-euro-direct-g-oede-spl-170894-pict0238.jpg

Al snel werd met name in Engeland gewerkt aan een totaal nieuw concept. De vermenging van die nieuwe straalmotor met een propeller. Via een tandwielbak en reductie kwam de turbopropmotor tot leven. Rolls Royce een pionier, maar ook andere Britse fabrikanten grepen naar deze techniek. De Turboprop was zuiniger, stiller en ook efficienter dan de toenmalige pure jets. Dus goed geschikt voor vliegtuigen die over kortere afstanden moesten opereren.

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: 217515-eham-090986-bae-viscount-bma-g-azna-landing-scan10547.jpg

Befaamd werd in dit segment de Britse Vickers Viscount met zijn vier motoren, maar ook de Friendship van Fokker benutte het principe. In de VS bouwde men intussen zwaardere turboprops die werden ingezet voor militaire transportvliegtuigen maar ook in de burgerluchtvaart vele jaren dienst zouden doen en waarvan vele duizenden exemplaren werden gefabriceerd. Allison, Pratt & Whitney, allemaal grote namen in dit verband.

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: antonov-an-22_3.jpg

De zwaarste exemplaren kwamen overigens uit de Sovjet-Unie waar men hele generaties verkeersvliegtuigen en militaire transporttoestellen ontwikkelde die motoren benutten die feitelijk voor de Rode Luchtmacht waren bedoeld. Zo was er de motor voor de Tu-20 bommenwerper die ook geschikt bleek voor de civiele Tu-114 en de latere An-22. Op iets lager niveau acteerde de Ivchenko AI20 die in aangepaste vorm o.a. de Il-18, An-10/12 en latere An-24-familie zou voortstuwen.

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: 216526-fairchild-metroliner-sn-taxying-scan10189.jpg

Turboprops zijn nog steeds overal te vinden in de luchtvaart. Nieuwe generaties vliegtuigen vroegen om bijpassende motoren en die zijn dan ook qua evolutie meegegaan naar de 21e eeuw. Ze zijn flink stiller dan de gemiddelde straalmotor (ook al zijn die op zichzelf nu zelf al 50% stiller dan vroeger bij een stuwkracht die 10-20 keer groter werd), maar zeker ook nog zuiniger. Het is altijd mooi om te zien hoe evolutie binnen de luchtvaart vaak revolutionaire productlijnen veroorzaakte. En dat in alle landen over de hele wereld het geluid van turboprops hoorbaar is. Van klein tot groot. Met dank aan ingenieurs en uitvinders van dik 80 jaar geleden. Die zagen geen beren in het bos, maar gingen gewoon helemaal los. (beelden: archief)

De turbopropmotor..

De turbopropmotor..

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: an-12-cccp-12875-at-spl-070591-pict0735.jpg

Weer eens een technisch onderwerp wat voor de algemene ontwikkeling bedoeld is. Lang niet over geschreven… Maar dit in de kop genoemde type motor sloeg binnen de luchtvaart een brug tussen de voorheen gebruikte zuigermotoren die min of meer aan het einde van hun mogelijke ontwikkeling waren gekomen en de toen nog vrij nieuwe straalmotoren. Vanuit de gedachte dat het mogelijk moest zijn om.. gingen veel techneuten na WO2 aan de slag met een combinatie van het een en ander.

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: electra-fred-olsen-ln-fog-spl-040894.jpg

Dus een straalmotor die via een aandrijfas en versnellingsbak een propeller aandreef die zo zorgde dat het er mee uitgeruste vliegtuig efficienter, zuiniger en vooral ook stiller kon opereren. De Rolls Royce Dart was er zo een (gebruikt door de Fokker F27 Friendship, Handley Page Dart Herald en bijvoorbeeld de Vickers Viscount).

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: vanguard-bea-landing-at-bsl-airport.jpg

Maar ook de Bristol Proteus (Bristol Britannia) en Allisson turboprops (Lockheed Electra en Hercules) waren klinkende namen op dit gebied. Ook in de Sovjet-Unie gebruikte men naast de straalmotoren voor de nieuwe verkeersvliegtuigen en militaire bommenwerpers, ook enorm krachtige turboprops die soms met een contraroterende propeller werden uitgerust waardoor deze 12-14.000pk elk konden ontwikkelen.

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: il18-lot.jpg

Daarnaast werden in vele landen ook militaire toestellen (o.a.voor gebruik aan boord van vliegdekschepen) uitgerust met dit type motor. De typerende geluiden waren alom aanwezig. En anders dan bij die eerste straalvliegtuigen van toen die gilden en rookten als de beste, waren de turboprops ook plezierige passeerders wanneer ze over de toenmalige steden heen vlogen die niet ver van de meeste vliegvelden waren gelegen.

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: antonov-an-22_3.jpg

Eenmaal op volle kracht draaiend komt er hooguit een brom uit dit type vliegtuigen en dat is voor omwonenden met een grotere geluidsgevoeligheid best plezierig. De Russische (Oekrainse) Antonov-machines met hun enorme turboprops waren overigens van een andere orde. Ik heb zelf een paar maal de gigantische Antonov An-22 van/naar Schiphol horen en zien vliegen en dat was wel een een imposante maar minder stille broeder. Maar goed, een vliegtuig zo groot als een beetje vrachtvaarder op zee mag wat geluid produceren.

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: 15414-fokker-f27-uk-g-bdvt-landt-eham-sum82-scan10090.jpg

Een heel andere machine was de Lockheed Electra die bij KLM ooit oudere propliners vervingen en o.a. vlogen op de routes naar Teheran, Istanbul en zelfs Johannesburg. Het typisch suizende geluid van die vier motoren was heel herkenbaar. Later vloog onze Marine Luchtvaart Dienst vanaf Marine Vliegkamp Valkenburg bij Katwijk met van die Electra afgeleide Orion Patrouillevliegtuigen. Het geluid bleef door de jaren heen heel kenmerkend. Hadden of hebben die turboprops dan geen nadelen?

De huidige afbeelding heeft geen alternatieve tekst. De bestandsnaam is: bristol-britanniag-aovt.jpg

Jawel, de vliegtuigen die er mee zijn uitgerust hebben een lagere kruissnelheid dan de vergelijkbare straalmachines en dat maakt ze met wat uitzonderingen minder geschikt voor de langere afstanden. De meeste turboprop-kisten kwamen terecht op korte- tot middellange afstanden en daar heb ik ze zelf ook diverse malen mogen ervaren. En echt, dat was geen onplezierige beleving voor een doorgewinterde passagier als ik was en nog ben. Van een Britten-Norman Turbo-Islander, tot de Fokker 50, ATR 42/72, Dash 8, Avro 748 tot die snelle maar compacte Dornier 328. Allemaal turboprops die bewezen dat het voor passagiers en gebruikers nog altijd een economische verantwoorde manier van aandrijven is bij vliegtuigen i n dit marktsegment. En dan heb ik zelf helaas nooit in de Viscount of Electra mogen meevliegen. Voelt dan best als een gemis. Om het over die Russen en Oekrainers maar niet te hebben…..(Beelden: Archief Yellowbird)

Van rood naar blauw…

Van rood naar blauw…

Jawel beste lezers van dit blog. Ons persoonlijk vervoer heeft sinds kort weer een andere lakkleur. Niet omdat we ontevreden waren over de best nog recente compacte en felrode Tsjech die ons sinds de aankoop bijna 50.000km veilig vervoerde. Integendeel! Maar er ontstond door allerlei oorzaken toch de behoefte aan een wat grotere auto met wat meer ruimte voor te vervoeren spullen maar ook een wat andere zit en in/uitstap. Terug dus weer naar een autotype waar we ooit jarenlang in hebben gereden maar dan in de vorm van een gelijk genaamde auto uit de meer recente generaties. En ook naar een lakkleur die ik door de jaren heen nog wel eens de mijne (onze) mocht noemen.

Nee, nog steeds geen elektrische auto. Het is niet aan mij besteed en daarbij ik heb geen zin om tientallen duizenden Euri uit te geven aan een wagen waarin ik tijdens elke rit moet nadenken over hoe ver we kunnen komen met de aanwezige energie in de Witte-Kat-batterijen onder de achterbank. Daarbij betwijfel ik alle claims op het zgn. ‘klimaatgebied-verbetering’ zoals zo vaak over die elektrische karren ook hier geuit. Nee, gewoon een spaarzame benzine dus, die als het goed is de verbruikscijfers van de kleine rode kan evenaren, ook al zal dat bij een hoger gewicht en mijn rijstijl nog wat moeite kosten. De nieuwe Tsjechische auto heeft al enige (weinig) levenservaring, maar had flink minder gedraaid dan de rode die we met een bijna schuldgevoel glimmend en wel achter lieten bij de dealer die ons intussen door de jaren heen al een auto of 7 heeft geleverd.

De nieuwe Combi viel me bij een zoektocht voorafgaand aan de eerste proefrit, meteen op door zijn kleur. Blauw metallic, en hij sprong er uit tussen soortgenoten die zoals dat tegenwoordig gaat allemaal zwart, grijs of wit gekleurd stonden te wachten op een nieuwe gebruiker. De blauwe werd het na een overtuigende proefrit. Alles wat ik belangrijk vind aan dagelijks vervoer en genoegen zat er in op en aan, zelfs een medischerm waar je kunt swipen en de iPhone koppelen. Nieuwe banden van de soort die mij bevallen en praktischer zijn dan wat ik voorheen benutte werden na bestelling gemonteerd, de auto tot de puntjes verzorgd, gepoetst en afgeleverd aan het einde van vorige maand. Intussen hebben we alweer de nodige afstanden afgelegd. Je moet toch wennen natuurlijk. Maar deze gaat ons bevallen… Al was het maar door die echoput van een kofferbak die we nu weer ter beschikking hebben. Niet meer passen en meten, maar gewoon inladen maar…. Handig voor de Duitse trips en als we hobbyspullen naar een museum of kringloop moeten brengen. De auto zal als werkpaard gaan dienen. Net zoals zijn voorgangers. Maar wel verwend door een baasje dat nu al van hem houdt….Kijk, dat is nou merkliefde….En o ja, aan die kleine rode rakker denken we vol warmte en merkliefde terug. Was een puike auto ondanks zijn compacte afmetingen. We wensen hem/haar een geweldig nieuw leven toe bij een even gepassioneerde eigenaar….(Beelden: Prive)

De geneugten van de rode Tsjech….

Ik maakte jullie als lezers in juli jl al eens bekend met het feit dat wij in een redelijke opwelling hadden besloten om onze trouwe blauwe compacte Tsjech in te ruilen voor een kek ogende rode van zeer recente datum. Wel aan, het rijden met de rode tornado bevalt tot nu toe meer dan goed. Al was het maar omdat de auto allerlei zaken heeft toegevoegd gekregen die we van de blauwe niet kenden. Die was ook al aardig van de luxe soort, maar deze rode lijkt alles mee te hebben gekregen wat men in de VW-Groep nog ergens op de plank had liggen. Zo springen ‘s-avonds de lichten even aan als ik de auto openmaak met de sleutel. Op afstand, dat spreekt. Hij maakt dus even duidelijk waar hij staat, maar geeft ook aan waar eventuele stoepranden of andere obstakels te vinden zijn. Dat licht gaat ook vanzelf aan in een tunnel of als het ineens donker wordt. Dat zelfde geldt voor de ruitenwissers. Druppels op het raam en hup, wissen…..Hoe harder het regent hoe sneller die bladen op en neer gaan.

Pure luxe en verwennerij. Mooi is ook de bekleding. En dan die opbergbak onder de voorstoelen. Handig. Ik word helemaal vrolijk van die fraaie velgen en bijbehorende Continental-banden. De grotere afmetingen maken dat ik veel eenvoudiger over verkeersdrempels heen kan rijden dan voorheen. Slakkengang maakte plaats voor die van een beetje hongerige rups. Maar ook het veercomfort is verbeterd. Ook opvallend, de meeste ritten gaan tegen een nog wat lager brandstofverbruik. Het aanwijzen als Euro6b voor de motor zorgt ook voor een betere verbranding en uitstoot, maar zeker ook voor zuiniger ritten. Op en neer naar Duitsland is de 1:22 al gehaald. Dat kon ik in die blauwe alleen bereiken als ik echt slechts 80km/u bleef rijden in de vijfde versnelling. Het audiosysteem is verbonden met het stuurwiel.

Wat is dat handig in de praktijk. Zenders wisselen of hard en zacht zetten van het volume is een genoegen. Ik word er vrolijk van. Iets minder vrolijk werd ik door de brief van het CJIB. Want de rode is ontmaagd. Eerste bekeuring binnen. In Leiden, toch net even te snel gereden en hup, op de flits. 49 euro meneer! Dat was even jammer, maar ja, kan de rode Tsjech niks aan doen. Die doet wat de baas wil. En die is derhalve meer dan tevreden. En voor hen die het interessant vinden, intussen zijn we 5.500 kilometer verder qua ervaring met deze zuinige vierwieler….(Beelden: Yellowbird archief)

Van blauw naar…..rood….

De compacte Tsjech die ik in juli 2015 nieuw kocht bij mijn vrienden van Korterink in Rouveen (wat je ver haalt is lekker..) deed zijn werk door de jaren heen met verve. Maar ook meteen met zeer beperkte dorst. Over 90.000 kilometers gereden in binnen- en buitenland behaalde ik een score van gemiddeld 1:20. En echt, ik rijd er niet bepaald op. Net als zijn zilvergrijze voorganger voelde de ‘Dinky Toy’zoals ik hem wel eens betitelde zich eigenlijk meer thuis op de snelweg of regionale routes dan in de stad. Al was het maar omdat het sportieve maar redelijk harde onderstel verkeersdrempels lastig te nemen vond. Nee, die lange ritten, dat was zijn ding. En ik genoot van de luxe, want de editie die ik indertijd kocht stond daar bol van. Leder en chroom, maar ook de nodige elektronica, het hoorde er allemaal bij of in. Hij werd ook nogal eens het slachtoffer van derden met een hekel aan blauwe auto’s zo leek het wel eens.

Krassen, deurinslagen van grotere auto’s, een aanrijding (ik deed er ook hier verslag van) door iemand die niet kon uitparkeren. Waar zijn voorgangers schadevrij bleven, de blauwe leed. En ik met hem. Toch je spaarcenten op wielen. En ik heb de tik dat ik vind dat je altijd in een nette auto moet rijden. Dus werden al die schadeplekken weer professioneel opgelost. Maar de leeftijd werd wel een dingetje. Vooral als je ook denkt in termen van restwaarde en een aankomende grote servicebeurt. Omdat daarbij de airco ook gevuld moest, best wel een prijzig iets. Dus…. goede raad was in dat geval niet eens zo duur. Maar eens kijken naar iets anders. Liefst iets soortgelijks, al was het maar om de kosten per kilometer. Maar dan wel van het laatste type, met allerlei vernieuwingen zoals Led-licht, regensensor, een fijne airco, cruise-control en de nodige luxe die ik al gewend was in de blauwe.

Zoeken op internet leverde heel wat wagens op die me zouden kunnen overtuigen van hun kunnen, maar dan bevielen me de adressen niet.  Bij mijn ‘hofleverancier’, een Skoda-dealer (die ook Suzuki en Toyota voert) in Rouveen stonden een paar erg interessant aanbiedingen. ‘Weet je wat, we gaan er eens kijken en zien welke deal hij kan opbouwen voor me’ was de gedachte toen we onvoorbereid met een vuile blauwe vol boodschappentassen (want je weet nooit wat je nog tegenkomt)richting Rouveen vertrokken. De man die me al drie keer had geholpen aan iets leuks, luisterde naar het wensenpakket en nam me mee naar de auto’s die ook op internet stonden.

Een witte uitvoering en een rode. Beide even oud, heel weinig kilometers op de teller (5.500)en in de fabrieksgarantie. Maar die tornadorode….jeminee, wat een mooie uitvoering. Speciaal dashboard, automatische verlichting, speciale velgen met Conti banden, bedenk het, alles er op en aan. Machtig mooie stoelbekleding. Een proefrit maakte duidelijk dat dit een kanshebber was. En de deal kwam ook naar grote tevredenheid rond. Omdat de auto zo nieuw is, kon hij ook meteen mee als ik dat wilde. Dat was even een schok, want ik had de blauwe normaal helemaal gewassen en gepoetst als nieuw ingeleverd. Nu moest ik hem in deze gebruikte conditie achterlaten. Hielp wel met de emoties, want zelfs ik was erg verknocht geraakt aan die kleine blauwe rakker die me zo trouw en zo vaak naar Duitsland en Belgie had gebracht en zoveel comfort koppelde aan een pittig karakter. Alles overgelegd van de ene in de andere, uiteraard nog iets vergeten, maar detail, de nieuwe op naam en rijden maar. We moesten er zelfs even van bijkomen. Niet alleen vanwege de snelheid van handelen, ook vanwege die kleur. Zilvergrijs toch mijn voorkeur. Rood nooit. Maar ja, ervaringen uit het verleden zijn geen garantie voor negatieve zaken in de toekomst. En waar we de rode lieten zien in de afgelopen periode, hij maakte veel positiefs los. Veel meer dan die keurig nette blauwe. En verdraaid, door die grotere velgen en wat soepeler banden kom ik nu zonder gedoe over 95% van de verkeersdrempels….Ik ben dus aardig in de nopjes….We zullen zien hoe dat over vijf jaar is…(Beelden: Yellowbird archief)

Vernuftig goed – Daihatsu!

Hoewel wij in Nederland het merk Daihatsu pas ergens in de jaren zeventig echt leerden kennen was het in Japan zelf best al een oudje. Want opgericht als Hatsudoki in 1907 en actief met de bouw van vooral treinen en trucks werd het 1951 omgedoopt tot Daihatsu. Daarna duurde het nog even voor de eerste auto’s van het merk werden gemaakt. Eerst Midgets, driewielers voor stadsbestel en op enig moment de Fellow, een klein karretje met een tweecilinder tweetakt onder de achterbank.

Begin jaren zeventig nam men de stap om ook te gaan expanderen richting Europa. Met aardige en vooral goede kleine auto’s die een wat exclusiever karakter hadden dan die van Toyota of Nissan.  Zo had men een bescheiden tweepitter in het gamma waar je net met een klein gezin inpaste mits je geen boodschappen mee wilde nemen of een te grote hond. Cuore heette het karretje en het had in ons land een beperkte schare kopers. Iets groter was de Charade die een driecilinder in huis had, indertijd best heel bijzonder, en niet alleen relatief ruim was, maar ook qua styling modern genoeg was om klanten te trekken.

Daarnaast voerde men een kloon van de Toyota Corolla, aangeduid als Charmant en men leverde een potent terreinwagentje in de vorm van de 4WD Taft. Halverwege de jaren tachtig werd het gamma totaal veranderd. De Cuore kreeg een andere body, driecilinder motor van 850cc, veel meer ruimte en prima rijeigenschappen. De Charade groeide ook en kreeg o.a. een opgevoerde 1,0 ltr grote driecilinder die in de meest bijzondere uitvoering 101 pk leverde en was voorzien van een turbo en intercooler. Mateloos goed verkocht in die jaren.

Ook kwam de Charmant in een nieuwe body uit, en werd de Taft opgevolgd door de Rocky, een stoere terreinwagen. Daarnaast leverde men ook nog eens een reeks kleine bestelwagens (Hijet) en Pickups. Het gamma werd steeds breder, net als de klantenkring.

Eind jaren tachtig verdween de Charmant uit het gamma en werd vervangen door de technisch erg geslaagde Applause, die i.p.v. een sedan kofferdeksel  een grote en handige achterklep vertoonde. Naast de Rocky kwam de Feroza de gelederen versterken en werd o.a. een sedanversie van de Charade uitgebracht. In latere jaren zagen we het gamma constant evolueren, Daihatsu werd een volwassen merk, maar de prijzen stegen navenant mee en de omzet daalde in omgekeerde richting. Kwaliteit moet ook betaalbaar zijn. En zo kon het gebeuren dat in de jaren na de financiële crisis Daihatsu een jaaro of tien geleden besloot uit de exportmarkten terug te treden. De aandelen kwamen in handen van Toyota en het merk werkt vooral in de sector kleine auto’s in Japan voor haar moedermaatschappij. Men liet de Europese markten voor wat ze waren. Verkoopt nog wel in sommige Aziatische landen waar men een goede naam en faam heeft en zelfs lichte trucks en bussen levert. Bij ons is het avontuur voorbij. Duurde om en nabij 40 jaar. Mooi merk, niks van te zeggen. En zij die er mee of in reden zullen dat direct onderschrijven. (Beelden: Yellowbird archief/internet)

Alweer 60 jaar oud, de eerste DAF-jes..

Vandaag neem ik precies zestig jaar mee terug in de tijd. Naar het einde van de jaren vijftig, en meer specifiek naar Eindhoven. Daar werd onder de bezielende leiding van de Gebroeders Huub en Wim van Doorne een personenauto ontwikkeld die qua naam en faam doorleeft tot in onze dagen. Een kleine auto, maar met een groot verschil ten opzichte van de andere wagens die in die dagen op de markt verschenen. De Daf-fabrieken van de heren van Doorne werden vooral beroemd om hun vrachtwagens en aanhangers, een personenauto, volledig in ons land gebouwd, was een noviteit. De vaderlandse autopers was er heel erg positief over. En dat bleef heel lang het geval ook al was het nieuwe product voorzien van een heel klein motortje, een tweecilinder boxer van 600cc die slechts 22pk leverde. Maar het nieuwe wagentje had elegante lijnen, was simpel om mee om te gaan en na de voorseries redelijk betrouwbaar. Meest opmerkelijk was de indertijd zeer innovatieve variomatic-versnellingsbak die zorgde dat iedereen met de Daf kon rijden. En voor de goede orde, zo’n klein Dafje reed net zo hard voor- als achteruit.

De neus van de kleine auto was bijzonder opvallend vorm gegeven, heel herkenbaar ook. In ‘schrijfletters’ stond de naam van de fabrikant op de neus van de auto, voor wie het nog niet wist dat dit een Nederlandse auto was. Kort na de zgn. 600 kwam de 750 al op de markt met een iets grotere motorinhoud en wat meer pk’s. Qua onderstel bleef alles bij het oude. Net als veel concurrenten had de Daf achter twee pendelassen, wat in bochten wel eens kon zorgen voor wat bijzondere reacties. Desondanks werd de Daf een hit. Vanaf de start moest de fabriek alle zeilen bijzetten en was een grondige reorganisatie nodig om maar liefst twee keer meer auto’s te produceren dan oorspronkelijk gepland. In 1963 kwamen er varianten in het gamma. Een stationcar en een daarvan afgeleide besteller. Ook een pick-upje werd leverbaar.

De Daf’s werden vanaf dat moment aangeduid als Daffodils. De grilles kregen een ander aanzicht, breder, luxer, steviger. Technisch werden de Dafjes ook iets opgewaardeerd en al snel zorgde dit voor een meer ‘volwassen’ voorkomen. Halverwege de jaren zestig kreeg de aloude Daf een aantal uiterlijke aanpassingen mee, waardoor het wagentje weer frisser oogde. De markant ‘kuil’ in de voorzijde van de motorklep verdween en werd recht getrokken. Het interieur werd een stuk luxueuzer en men perste nog eens twee extra pk’s uit het oude boxermotortje. Maar men werkte in Eindhoven inmiddels ook aan een door de Italiaanse ontwerper Michelotti getekende opvolger, die als Daf 44 furore zou gaan maken. Intussen waren ook varianten verschenen op hetzelfde thema. Zoals speciale postwagentjes voor de Nederlandse PTT en auto’s voor het GAK.

Ook een kleine vrachtwagen die als Pony door het leven zou gaan en in samenwerking met een Zweedse bedrijf, de ook bij ons (zeer beperkt) verkochte Kalmar Daf. Het was helaas ook zo dat het imago van de Dafjes door het type gebruikers dat er mee reed al snel een bepaald imago begon op te bouwen dat het wagentje nooit meer helemaal kwijt raakte. In feite bediende de auto een klasse bestuurders die nu in onze nieuwe eeuw in brommobielen langs de wegen scheuren. En door de hoge inzet van door het GAK aan minder validen verstrekte voertuigen kreeg de Daf een naam die hij eigenlijk niet verdiende. Daf probeerde dit met de 44, 55 en Marathon allemaal te corrigeren, maar de wagens verloren nooit de bijnaam die ze eerder kregen. En dat is heel jammer want er zijn vele honderdduizenden van die Nederlandse wagens gebouwd en heel succesvol verkocht. In ons land bestaat een zeer actieve club die erg leuk bezig is om de herinnering aan de Daf op gepaste wijze en vooral rijdend levend te houden. (Beelden: Yellowbird/LPAC/Internet)

Mini-Rusje….de Oka!

Had ik het vorige zondag over een auto uit de Oekraine die we hier zelden of nooit hebben gezien, dit keer ga ik het met u hebben over een mini-autootje uit Rusland, de Oka. Een auto die vergelijkbaar was met de uit Japan afkomstige Suzuki Alto, Daihatsu Cuore of soortgelijke karretjes. Hier gezien als regionale auto’s met veel ruimte en een relatief groot vermogen, in Rusland in eerste instantie toch aangeduid als invalidenwagens. Dat kwam voort uit het tijdperk waarin ze werden ontwikkeld. Toen was nog sprake van de Sovjet-Unie en binnen dat grote land was een echte auto toch groot en zwaar en kon tegen een stootje. De Oka werd aan het begin van de jaren tachtig ontwikkeld en kwam als opvolger op de markt voor een onaantrekkelijk vehikel dat als S03D bekend stond. De nieuwe Oka kreeg een tweecilinder motor voorin (in feite een halve Lada-motor) en kreeg voorwielaandrijving wat in de Sovjet-Unie een primeur was.

De styling van de Oka was gebaseerd op die van de toenmalige kleine Fiat’s en die eerder genoemde Japanse kei cars, wat zorgde dat het ding er aardig modern uitzag en van binnen ruimte bood aan twee volwassenen met twee kinderen op de achterbank. Grappig genoeg bedachten de ontwerpers van de auto dat ze geen schijn van kans maakten tegenover de concurrentie, maar toen men na afloop van de productie de balans opmaakt bleek dat er een dikke 700.000 Oka’s waren gebouwd en verkocht. Daarbij werd er al in 1989 een elektrische variant uitgedacht die jarenlang de enige in serie gebouwde elektrische auto ter wereld was. Met volle batterijen reed je er anno 1989 al 100km ver mee. De Oka werd uiteindelijk gebouwd in de fabriek van VAZ, dezelfde die ook Lada’s produceerde. Vandaar dat de kleine auto een tijdlang onder dat logo (Lada) werd uitgebracht.

Later werden ze gebouwd op andere plekken in de Sovjet-Unie zoals gebruikelijk in de autofabricage van dat grote land. Ook in Azerbaijan zette men de Oka in elkaar. De Oka werd gebouwd tot 2008 en toen zaten er intussen Chinese tweepitters onder de kap die voldeden aan de Euro2 normen. Afgeleide versies verschenen er ook van. Zoals een Pickupje en een versie met een dichte laadbak achter. De laatste uitvoeringen haalden 125km/u, hadden 33 pk’s beschikbaar en verbruikten een keurige liter benzine op 27 km gereden afstand. Geen wonder dat die kleine dingen best populair waren in het thuisland en aanverwante staten. Mij is niets bekend over eventuele export van Oka’s naar het westen. Gek genoeg kwam ik ze ook nooit tegen in de landen van het vroegere Oostblok. Kennelijk waren daar de eigen fabrikaten veel populairder. Jammer eigenlijk, want die Oka was best een bijzonder ding. Maar intussen zijn we hem helemaal vergeten. Tot ik er tegenaan liep en dacht dat het wel aardig zou zijn om er wat over te schrijven hier. U wilt me wel vergeven…(Beelden: Internet)

Van grijs naar blauw

WP_20150729_002Toen we aan het einde van 2012 besloten dat het wat ons betreft schluss was met het (relatief dure) diesel rijden en we bij ons eigen merk goed terecht konden voor een compacte zuinigheidskoning met alles er op en aan besloten we nog maar eens voor een nieuwe auto te gaan. De aanbieding waar we voor vielen was echt compleet, bedenk het en het zat op de kleine zilvergrijs metallic gekleurde flitser en de inruilprijs voor de Turbodiesel die we terug brachten als deelbetaling was meer dan mooi. Ik schreef er indertijd al het e.e.a. over. Begin 2013 stapten we dus in de nieuwe flitser en genoten van het comfort en de luxe. Maar ook van de relatief mooie verbruikscijfers. Een ding bleek echter wel een nadeel, de wagen was driedeurs en dat hield in dat zij die mee wilden (of moesten) rijden achterin plaats moesten nemen via een soort slangenbeweging langs de naar voren geklapte voorstoelen. Maar ja, wie betaalt mag het zeggen, dus graag geen gezeur…. De kleine zilveren auto met het bekende logo van de vliegende pijl op zijn neus en achterklep deed alles vanaf de eerste rit zonder een moment van gezeur.

WP_000442Hij bracht ons naar Duitse en Nederlandse bestemmingen, kon meer dan goed mee op de snelwegen, had door zijn verlaagde onderstel wel veel last van al te hoge verkeersdrempels en hield niet zo van de stad. Opmerkelijk als je bedenkt dat het concept juist uitgaat van dat soort gebruik. Hoe dan ook, al snel reed er in de vriendenkring om ons heen een tweede en daarna derde exemplaar in de rondte. Goed voorbeeld doet volgen en zo. Intussen zijn er van dit drielingmodel (niet meteen het zelfde merk) vijf in onze brede kring in omloop. Onze zilveren vriend was op enig moment de 50.000 km’s voorbij. In ruim 2 jaar best veel. Dat was ook indertijd de bedoeling niet. De garantietermijn was intussen verlengd, daar zat het hem niet, maar al dat gerij komt de (voor)banden niet ten goede. En die stonden op de nominatie vernieuwd te moeten worden. Omdat ook bevriende merkrijders (wel loyaal aan ons merk…) na een flinke kilometrage overstapten van een driedeurs op een vijfdeurs-versie kwam die gedachte ook bij ons boven.

I will survive!!!

De zilveren flitser in zwaar weer….

Drie deuren bleek(f) toch een beperking, vijf deuren waren we al die jaren daarvoor gewend geweest. En toen kwam die aanbieding van de dealer in Rouveen. ‘Kom langs en geniet van meer dan hoge inruilwaarde’’ etc. Het bezoek wat wij brachten aan die actieve dealer vlakbij Zwolle was vruchtbaar. Zo scherp als zij zelf schreven te zullen zijn konden ze met ons niet door de bocht. Logisch, immers, er was meer met de compacte Tsjech gereden dan zij hadden ingeschat. Maar de prijs die uiteindelijk op tafel moest voor een vergelijkbaar luxe en erg fraaie zuinigheidskoning met vijf deurtjes was zodanig aantrekkelijk dat we overstag gingen. Onlangs opgehaald. Nieuw, zuinig, ruim en met een andere kleur. Blauw metallic. Wennen, ik geef het toe. Maar dat is bij alles zo wat je nieuw haalt. Voorlopig kunnen we er weer even tegen. Nieuw is leuk, het ruikt lekker en heeft weer wat aangepaste zaken die net weer slimmer zijn dan bij de vorige nog het geval was. Maar missen doen we die wel. Want een heerlijke auto met een hoop mee. Maar dat schrijf ik vast over een jaar of wat ook over deze blauwe…..