De eerste….

De eerste….

..straaljager van onze Koninklijke Luchtmacht kwam uit Engeland. Hij heette de Meteor en was gebouwd door het toen nog bestaande bedrijf Gloster. Dat bouwde deze tweemotorige machine al tijdens WO2 en dankte haar ontwerp aan de ontwikkeling van de straalmotor die de Britten nog steeds toeschrijven aan Sir Frank Whittle. In Duitsland had men overigens intussen ook al een stel straaljagers in gebruik en die werden met wisselend succes gebruikt in de strijd tegen geallieerde bommenwerpers.

Dat toestel van Messerschmitt had ook twee motoren maar was anders van ontwerp dan het Britse toestel. De Meteor had rechte vleugels en de motorgondels maakten onderdeel uit van dat ontwerp. De piloot zet redelijk ver naar voren in de cockpit onder een plexiglazen kap, de bewapening van de machine voorin de neus.

De RAF was eerst nog wat terughoudend bij de eventuele bestelling van deze machines, maar toen Engeland door de Duitsers werd bestookt met V1 raketten die min of meer lukraak op een doel werden afgeschoten maar pas neerploften als de brandstof op was, had men voor de luchtverdediging vliegtuigen nodig die deze raketten qua snelheid konden aanpakken. Dat bleek de Meteor te kunnen.

De eerste Meteors hadden nog wat experimentele motoren, latere versies kregen de Rolls Royce Derwent in de vleugels die zorgden dat de best traditioneel ogende machines toch al tegen de 1000km/u snel konden vliegen. Opmerkelijk was ook dat de Britten exemplaren van de Meteor schonken aan de Amerikanen ‘voor studie-doeleinden’, iets waar ze later best spijt van kregen omdat de Amerikaanse vliegtuigindustrie daar best mee werd bediend. Hoe dan ook, de V1’s werden door de Meteor redelijk effectief bestreden en de steeds verbeterde versies kregen een aardige naam en faam bij de Britten.

Maar ook buiten het Engeland van toen was men onder de indruk en zo kon het gebeuren dat zowel Nederland als Belgie Meteor’s bestelden voor hun luchtverdediging. Een deel daarvan bij Fokker gebouwd en ingevlogen. Dat was voor veel militaire vliegers in onze landen best wennen. Omscholingscursussen waren dringend nodig, ondanks alles kregen beide luchtmachten te maken met aardig was crashes en incidenten. Toch kreeg men met deze straaljager een aardige strijdmacht op orde die paste bij de eerste jaren van de Koude Oorlog. In dat kader kreeg de Meteor ook een stevige tegenstander aan de Russische Mig’s 15 tijdens de Koreaanse Oorlog. Die Migs waren niet alleen sneller ( met dank aan door de Britten geleverde straalmotoren die de Russen snel kloonden..), ze hadden ook kanonnen aan boord waarmee ze de Meteor het leven goed zuur maakten. De ervaringen waren zodanig dat werd besloten om de Britse straaljagers voortaan alleen nog maar te benutten als jachtbommenwerpers en niet meer als echte straaljagers.

Die taken werden voortaan verricht door Amerikaanse jagers die wel waren opgewassen tegen de Migs. Hoe dan ook, de Meteor diende jarenlang bij onze Luchtmacht. Werd vervangen door de elegante en veel potentere Hawker Hunter. Enkele exemplaren bleven bewaard. De diverse musea in ons land hebben er vaak wel eentje staan ter bewondering of verbazing. Feit is dat deze machines onze defensie een hele stap vooruit deden zetten in slechts een paar jaar tijd. Ging men in 1940 de Duitsers nog te lijf in tweedekkers of vliegtuigen met vaste landingsgestellen, na dat conflict deden we mee met de grote landen. Omdat we nooit meer wilden worden overrompeld door een vijand. Gek genoeg is dat denken anno nu vrijwel weer helemaal verdwenen. Maar dat is een andere discussie…… (beelden: archief Yellowbird/internet)

Onbekende vliegtuigbouwer; Beriev!

Onbekende vliegtuigbouwer; Beriev!

Tussen de grote namen van (Sovjet)Russische vliegtuigbouwers zit er een die we hier in ons land niet tot nauwelijks leerden kennen. Het waarom ligt vooral in het type vliegtuigen dat deze ontwerper door de vele jaren heen ontwikkelde. Hij werd namelijk in eigen land vooral groot en/of bekend door zijn vliegboten en amfibievliegtuigen. En dat is een type toestel dat je hier zelden of nooit ziet en al helemaal niet met een Russische herkomst. Wij kennen Antonov, Ilyushin, Tupolev, Mig of Suchoj, maar Beriev?

Toch is ook dit een traditioneel bedrijf dat met een lange aanloop voor WO2 tijdens dat conflict de nodige patrouillevliegtuigen ontwikkelde en bouwde voor de Sovjet-Marine. Niet alle toestellen even succesvol, maar Beriev had zodanig de smaak van het bouwen voor het grote Moederland te pakken dat het na WO2 doorging met behoorlijk moderne ontwerpen die allemaal bedoeld waren om de Rode Krijgsmacht te ondersteunen bij het verkennen van de zee rondom het communistische vaderland, vijandige onderzeeboten te helpen bestrijden en zo meer. De Be-6, en 12 en nog een hele reeks meer kwamen allemaal in gebruik en deden soms jarenlang hun werk. Men waagde zich soms ook aan een landvliegtuig, maar dit werd meestal geen echt groot succes.

De concurrentie in eigen land maar vooral vanuit toenmalig Tsjecho-Slowakije in dat opzicht te groot. Later, de oprichter was inmiddels zelf gaan hemelen, ontwierp men een indrukwekkende vliegboot met straalmotoren boven op de vleugels. Ideaal voor bestrijden van onderzeeboten maar in een doorontwikkelde geciviliseerde uitvoering ook voor blussen van bosbranden. Als er ergens een waterpartij te vinden was schepte je met deze machine duizenden liter water op en liet die bulk los boven de brandhaarden. Het Ministerie van Binnenlandse zaken in het huidige Rusland kocht er een paar en ook elders in de wereld komen die Beriev’s juist voor dit werk in gebruik. Kortom, een interessant bedrijf dat aandacht krijgt in het handzame boek over deze bouwer uit de ‘Typenkompas’ reeks waarvan ik er al eens eerder een onder de aandacht bracht. Het is een Duitse uitgave en de schrijver put in dit geval uit bakken vol informatie die hij deels verwerkt in de teksten . Wat de leesbaarheid niet groter maakt. In die zin wijkt dit deel af van andere in de reeks. Maar voor de liefhebbers zoals ik is dit een zeer informatieve uitgave. Voor jullie als lezers hooguit een verbazing opwekkend verhaal over de omvang van die Russische luchtvaartindustrie die meer voortbracht dan men ons in het westen soms wilde doen geloven. (Beelden: archief Yellowbird).

Applaus…

Applaus…

Iedereen wil wel eens een klopje op de schouder krijgen voor dit of dat. Een applaus is daarvan de overtreffende trap. In de luchtvaart is het vaak een teken van ellende bij passagiers die voor hun leven vrezen maar blij zijn dat ze weer op de grond zijn. Ik maakte het nog wel eens mee aan boord van vakantievluchten dat men als jaarlijkse passagier kennelijk blij was dat die vlucht van 1,5-2 uur goed was afgelopen. Maar bij normale vluchten kom je dit echt niet tegen.

Dat geldt niet voor de Russen. Los van alles zijn dat mensen die in feite elke dag leefden of leven met de dood. Je hoeft maar te kijken naar wat filmpjes over het dagelijkse wegverkeer daar en je snapt dat je een verachting voor de dood moet hebben om daar de weg op te gaan. Zo was dat ook voor hen die in de Sovjet-tijden aan boord stapten van een van de vele (12.000) vliegtuigen van staatsluchtvaartbedrijf Aeroflot.

Veelal toestellen van eigen fabrikaat, gevlogen door piloten die niet altijd de wodka lieten staan voor een vlucht, waardoor de uitkomst van zo’n reis niet meteen vast stond. Toch viel het aantal ongelukken en incidenten relatief nog mee ook. Maar de gemiddelde Russische passagier klapte zich na de landing toch de handen warm als men weer aan de grond stond.

Dat fenomeen verdween wat toen na de val van de USSR Aeroflot uiteenviel in tientallen luchtvaartbedrijven die in de nieuwe staten van het CIS werden opgericht om tenminste de hoogst noodzakelijke vliegverbindingen te blijven verzorgen. Onderhoud veelal matig, de vliegtuigen afgevlogen, maar de tarieven laag. Er werd ook toen veel afgeklapt aan boord. Bij het nieuwe Aeroflot kwamen westerse vliegtuigen in dienst. Airbussen, Boeings, Bombardiers, Embraers. Toestellen met een bewezen staat van dienst en dat trok niet alleen Russische passagiers aan, maar ook westerse of Aziatische. En die klapten niet meer.

Het ging die maatschappij goed en men sloot zich aan bij allerlei westerse allianties wat de veiligheid en economische voorspoed deed groeien. Tot Rusland Oekraine binnenviel en de westerse landen zich meteen afwendden van wat Moskou in een jaar of 30 aan goodwill had opgebouwd. Gevolg, hele vloten westerse toestellen (veelal gehuurd van westerse bedrijven) bleven in Rusland en werden genationaliseerd en bleven in dienst zolang de onderdelen voorradig waren. Ook het nieuwste materieel bleef vliegen. Passagiers aan boord beseffen dat inventiviteit en onderhoud van levensbelang zijn voor een veilige vlucht. En als zelfs zo’n moderne Europese of Amerikaanse kist veilig is geland een applaus voor de crew weer van toepassing is. Ik snap dat wel. Want het blijft een wonder dat men ondanks alle boycots en barrieres met gestolen vliegtuigen veilig weet te vliegen. En o ja, veel oude Sovjedt-types zijn onder het stof vandaan gehaald en worden ook weer ingezet. Op binnenlandse lijnen, van/naar vliegvelden die op zich al relatief veel gevaar in zich hebben door de omstandigheden daar. Als je na een vlucht aan boord van zo’n toestel klapt snap ik dat wel weer. En denk ik terug aan die jaren dat we ook hier nog klapten voor die piloten. Nooit begrepen waarom, maar vanuit Russisch perspectief wel…. (Beelden: Archief/internet)

Duur genoegen; Aviodrome…

Duur genoegen; Aviodrome…

Het was eind november vorig jaar dat zoonlief me aangaf dat hij wel met me naar het Aviodrome op Lelystad wilde voor een bezoek aan dat luchtvaart themapark. Nou dat deden we uiteraard. Ik was er zelf al minstens een jaar of 5 niet meer geweest en had wel enige nieuwsgierigheid rond wat men er nu doet aan luchtvaarteducatie op die plek. Want dat lijkt in Nederland tegenwoordig vrijwel niet meer aanwezig te zijn door alle linkse retoriek die vooral op deze sector is gericht.

Hoe dan ook, goed bereikbaar als altijd, ruime parkeergelegenheid, verbouwde entree, aardige mensen die je de weg willen wijzen. Maar die ken ik daar wel. Dus als oude gids voor zoonlief dat museum door. Er is veel te zien. Men heeft alles nu in historische opstelling staan, waardoor je naast allerlei audio-visuele zaken ook de oude vliegtuigen stuk voor stuk te zien krijgt.

En die collectie is omvangrijk en zeker ook smaakvol opgesteld. Juist door de afwisseling blijft het boeien. Herindeling van de collectie zorgt ook voor even zoeken naar vaste waarden als die leuke en ooit van de sloop geredde cockpitsectie van een Transavia-Caravelle. Maar die is niet meer toegankelijk en slijt nu een kwijnend bestaan als muurbloem.

Over lage en hoge gangwegen zie je de grote hal en alles wat daarin staat. Fokkers, Douglassen, Lockheeds etc en je kunt doorlopen naar de enorme Boeing 747 naast die hal. Maar daarbij valt meteen op dat onderhoud aan de buitenkant van dit toch unieke toestel niet wordt gepleegd. Men heeft er de mensen en het geld niet voor. Zonde hoor. Buitengekomen zien we een prachtig opgeknapte C54 Skymaster in kleuren van de KLM maar ook een aardig verloederde Lockheed Neptune van de MLD. Zelfde verhaal, geen echt onderhoud.

Iets wat ook de aloude Antonov 2 tweedekker parten speelt die op moment dat wij er waren min of meer als vuilnisbak voor spelende kinderen diende. Moet anders kunnen. In de technische hallen aan de overkant van de grote expositieruimte staan veel restauratiepropjecten. De unieke DC-2 in de kleuren van de oude Uiver van KLM. Vloog ooit, maar gaat vermoedelijk een onzekere toekomst tegemoet. Ook de Noorduyn Norseman waaraan men werkt lijkt pas over een jaar of 15 af te komen. Het tempo van het werk zeer laag.

Nieuw is een expositieruimte in een nieuw kleiner gebouw waarin de straalmotor en haar ontwikkeling aandacht krijgt. Via audiovisuele presentaties (met automatisch openende deuren, je kunt er niet eerder uit..) wordt je via via geleid naar een ruimte waar een Gloster Meteor is ondergebracht, de eerste straaljager van onze luchtmacht. En daarnaast weer een compacte hangaar waar ook de nodige straalmachines staan tentoongesteld. Al met al een interessante aanvulling op het al langer bestaande. Het oude (nagebouwde)stationsgebouw van Schiphol uit de jaren dertig van de vorig eeuw, was tijdens ons bezoek ingericht als ontvangstruimte voor Sinterklaas, en dus niet echt te bezoeken. Jammer. Alles bij elkaar opgeteld, het is er wel lekker druk, er is veel te zien en te beleven en je kunt hier vooral kinderen laten zien waarom wat ze op school of elders horen over vliegtuigen niet deugt. Maar dit terzijde. Het uitje kost ook geld. Entree is bijna 2 tientjes p.p. voor volwassenen. Met mijn museum-jaarkaart was/is het gratis. Maar de blijheid gaat wel wat over als je ziet dat je hier altijd een dagkaart moet betalen voor 2 uurtjes parkeren. Tegen E.7.50 per auto. Best stevig. En dan hebben we de catering nog niet bezocht. Nee, helemaal positief kan ik er niet over zijn. Daarvoor dienden nog te veel puntjes op de i te worden gezet. Maar wie weet is dat binnenkort wel gedaan. We gaan het over een tijdje weer eens zien…. (beelden: Prive (c)Yellowbird photo)

Fokker’s succesnummer…

Fokker’s succesnummer…

Veel mensen hebben bij de naam van vliegtuigbouwer Fokker al dan niet parate herinneringen. Voor mij startten die op het moment dat ik me wat ging verdiepen in de wereld van de luchtvaart. Fokker als bouwer van veel jachtvliegtuigen voor de Duitse Keizerlijke Luchtmacht in WO1. Of Fokker als belangrijke pijler onder het succes van KLM voor WO2. Na de oorlog, Anthony Fokker zelf overleed al in 1940, ging zijn bedrijf verder en bouwde succesnummers als de S11 trainer, S14 straalmachine, maar zeker ook de F27 Friendship (770 verkocht) en F28 straalmachine.

Latere doorontwikkeld tot de moderne Fokker 50, 70 en 100. Nog steeds hebben die Fokkers een goede naam. En die dankte het bedrijf met name aan haar vooroorlogse periode. Fokker bouwde in die jaren verkeersmachines die baseerden op een technische handigheid. Een buizenframe, daarover heen linnen of hout en een houten vleugel die heel slim bovenop de romp was bevestigd.

Het bleek een duurzame constructie die lang werd toegepast. Ook op de 1-motorige F-VIIa, een passagiersvliegtuig dat al snel populair werd, ook bij KLM, maar op langere afstanden toch wat te kwetsbaar omdat die ene motor net te weinig betrouwbaar was om zonder pech grote vluchten te maken. Op verzoek van haar klanten hing Fokker toen twee extra motoren onder de hoge vleugels en ineens was een totaal ander vliegtuig geboren.

De F-VIIb-3m die meteen kon rekenen op veel belangstelling van KLM maar ook maatschappijen uit andere landen. De machine was zo populair dat hij een tijdlang gold als norm op passagiersgebied binnen de luchtvaart. Licentie-contracten werden verstrekt in de VS, Engeland, Belgie, Frankrijk, Polen en Tsjecho-Slowakije. En voor een vooroorlogs type was de F-VIIb-3m daarmee een wereldwijd succesnummer. Zelfs militaire varianten werden er uit ontwikkeld al dienden die meestal als trainer of vervoer voor officieren.

Tot in Nederlands-Indie en Australie werden deze Fokkers benut en ze bleven dik 20 jaar in gebruik. Daarna werd de Fokker ingehaald door moderner types als de Douglas DC-2 die van metaal was gebouwd. Neemt niet weg dat we best trots mogen zijn op dit verkoopsucces van een puur Nederlands product. Fokker zelf ontwikkelde steeds weer nieuwe machines die het basisprincipe trouw bleven maar wel groeiden in omvang en prestaties. Maar het succes van haar zevende verkeersmachine kon men nooit meer evenaren in die periode. Het boek Fokker F-VII-3m van Harm J Hazewinkel inspireerde mij bij het lezen over dit eerste wereldsucces van het bedrijf. Het is een fraaie geillustreerde uitgave van Vliegende Vleugels en en kent ISBN Nummer: 978.90.808868-4-1 en kostte indertijd 15 euro nieuw. Geld meer dan waard…. (b eelden: archief)

Afhalers….

Afhalers….

Neem van mij maar aan dat ik mijn weg op onze nationale Luchthaven Schiphol normaal gesproken wel aardig kan vinden. Maar ik geef toe, in het gebied rond de aankomst/vertrekhallen kom ik meestal liever niet. Zeker niet met de auto. Wij zijn hier waar wij wonen voorzien van een prima busverbinding met Schiphol en als het echt moet kan het ook met de trein nog wel, dus dan laat ik de auto voor reizen naar/van Schiphol liever thuis. Die gebruik ik uiteraard wel weer als ik in de periferie van het vliegveld langs een van de startbanen mijn geliefde spotters/fotowerk wil doen. Hoe dan ook, vrouwlief was op reis tijdens die vorige maand en die trip was ver weg en duurde vele dagen. Samen met een van onze kinderen. Ze genoten, maar werden daar beide ook flink verkouden in dat verre land. De berichten per app (wat is dat toch een geweldige uitvinding) waren zodanig dat ik besloot om hen alsnog per auto op te pikken zodat ze met de bagage niet hoefden te sjouwen.

Daarbij, Code Geel was in onze streken weer eens afgekondigd, hevige regen en wind teisterden huis en haard. De grote blauwe Boeing waarmee zij reisden kwam desondanks keurig op tijd aan. Een uur later stonden ze met de koffers in de aankomsthal. Ik kon komen. Dat deed ik. En reed dus mijn automatische ritje naar de Aankomsthal. De borden verwezen me op enig moment ‘linksaf’. Waar ik voor gesloten spoorbomen zonder spoor stond. Ingang van een parkeergarage waar ik tegen een giga tarief per uur de auto kon neerzetten. ‘Dacht het niet’ zei ik nog tegen mijzelf.

Dus terug naar af, weer een ronde over die luchthaven en dan maar via een andere (mij bekende) weg naar die aankomsthal waar de dames intussen ongeduldig en snotterend wachtten. Maar wat ik ook deed, ik kwam niet bij die hal van bestemming. Uiteindelijk een allochtone bewaker van dienst maar even gevraagd. ‘Neeee mag niet, andere auto volgen…..naar Vertrekhal…daar parkeren’ was wat ik begreep uit zijn woorden. Dus, gas op de plank, weer helemaal rond en dan de borden Vertrekhal volgen. Eenmaal daar in een kluwen van vertrekkende en aankomende passagiers de auto zien te parkeren en de dames waarschuwen. ‘Je moet naar boven want die klojo’s van Schiphol willen niet dat ik jullie beneden op pik’. En aldus geschiedde. Na een kwartier sjouwen met hun tassen en koffers vonden zij mijn fraaie Tsjech met mij er naast in regen en wind en kon ik de geliefde passagiers met lading inladen. Dwars door de drukte weer terug naar de snelweg….. Een erg slechte beurt van de luchthaven. Echt, ik snap niet dat je dit zo regelt. Klantonvriendelijk is nog een te fraaie term hiervoor. En volgende keer neem ik wel weer de bus, moeten we onderweg maar overstappen in de auto waar het wel gaat. Gelukkig bleek die reis de moeite waard, net als de voor mij meegebrachte souvenirs. Dat maakte toch wel veel goed….. Maar dat lag niet aan Schiphol. Integendeel…(beelden: Archief Yellowbird)

63…

63…

Ja ja, een verjaardag…opnieuw…maar niet de mijne…Wel een die een grote invloed had op mijn verder leven en functioneren. Op 20 december 1960 besloot ik dat ik op ‘volwassen’ manier om moest gaan met mijn liefhebberijen, die toen net als nu bestonden uit de wereld van de luchtvaart en die van de automobielen. Ik dacht dat ik met die stap ook zelf echt volwassen werd. Ach, wat wist ik eigenlijk nog, een melkmuiltje met een grote bek, maar ook zeker van zijn toekomst. Een toekomst die een carriere in zou houden die weliswaar iets anders verliep dan toen bedacht maar toch langs bepaalde lijnen deed uitkomen wat ik als zeer jong mens al voor me zag.

Terugkijkend verbaast het me nog steeds dat ik met een vloot Dinky Toys en plastic vliegtuigjes al zodanig bezig was met een ‘eigen bedrijf’ dat ik langs die lijnen ook de volwassen toekomst in kon reizen. Bij vrienden uit de straat of naaste familieleden kon ik bij die keuze slechts rekenen op een glimlach of (pak weg) enig begrip, maar men vond me vooral ook een bijzonder menstype.

Veel leuker om maar te zien hoe die toekomst op je af zou komen was het credo voor de meesten toen. Bij de een lukte dat beter dan bij de ander overigens. Ik volgde het pad dat ik zelf in de bol had geprogrammeerd en werkte me op tot ik directeur was van een bedrijf en later zelfs zelfstandig ondernemer om zo mijn eigen bureau te bestieren dat de naam droeg van dat miniatuurbedrijf wat ik lang geleden op een tafel in de eetkamer had opgezet. Die datum en verjaardag zijn symbolisch natuurlijk, maar wat volgde had toch zijn weerslag op wie ik nu bent en wat ik zoal aan ervaringen op deed. Bij die ervaringen ook teleurstellingen uiteraard.

Soms moet je accepteren dat je een geweldige manager kunt zijn maar een wat mindere ondernemer. Dat je meer creatief bent dan economisch ingesteld. Dat je bedreigingen minder moet leren zien dan uitdagingen. Door ervaring leert men. En je leert ook dat niet iedere zakenpartner of klant per definitie te vertrouwen is of dat opdrachtgevers en/of afnemers je soms laten zitten met een aardige financiele opduvel. Alles meegemaakt en dat had dat ventje van toen nog niet helemaal door. Geen ondernemers in de familie, wel veel vrijgevochten types. Ik was en werd dat nooit. Zat en zit toch niet in de genen. Dat ‘bedrijfje’ van toen werd een echte onderneming en is nu de Geuzennaam voor mijn collectie. En dan mag je het vieren toch? Nou dat doen we…taartje, drankje….maar wel morgen. Want een traditie moet instant gehouden worden….Proost…..op mij… (beelden: Prive)

Luchtvaart op rails…

Luchtvaart op rails…

Als je al die links denkers moet geloven is de toekomst voor ons, burgerlijke reizigers slechts te vinden op rails. Men vertrouwt op het 19e eeuwse vervoerssysteem als afgodsgelovigen op het Gouden Kalf. Maar hoe ziet dat er in de praktijk uit dan? Bij toeval bracht ik onlangs vrouwlief naar Schiphol voor een trip die zij samen met een van de kinderen ging maken naar een ver oord. Vliegen was een urenkwestie, zou zij in plaats daarvan hebben gekozen voor de trein was ze vermoedelijk nu, vele weken later, nog bezig om er te komen. Intussen is ze allang weer veilig thuis, maar dit terzijde..

Het is niet voor niets dat al die milieufreaks en andere mafkezen met een ingebakken afkeer van de moderne tijd, voor elke conferentie of optocht wel in het vliegtuig stappen. Een beetje trein doet er toch een factor 10 langer over dan wat een vliegtuig aan reistijd vraagt. Daarbij is het railverkeer niet goed ingesteld op de stromen passagiers die de luchtvaart gemiddeld moet verwerken.

En toen ik bij het vertrek van vrouwlief nog eens keek naar de klantvriendelijkheid van de blauwe dames bij de incheck en de genomen veiligheidsmaatregelen, tja, dan steekt dat toch zeer luxe af bij wat de NS aan schraalmans te bieden had. Dat kind van ons kwam met de trein naar Schiphol. Er was die dag weer van alles loos op de rails dus ze had vertraging, maar stond ook als een haring in een ton opgepakt over een afstand van 45km. En dat wel voor de volle mep, want de NS controleert wel graag op betalen, maar dan moet je tegelijk niet op service rekenen. Niks romantiek, gewoon veevervoer. Dat is in vliegtuigen toch anders. Bij de prijsvechters krijg je minder stoelruimte dan bij pakweg KLM, maar je kunt wel zitten. De bagage keurig onder in het ruim of boven je bol. Bij de NS moet je die maar bij je houden en hopen dat onverlaten er niet mee gaan lopen…

Opmerkelijk was ook dat toen het gezelschap weer bij elkaar kwam bleek dat alle NS-klokken op station Schiphol stil stonden. Net als die treinen….Het zegt veel. Clockwork Blue deed wel haar werk. Het was een genoegen weer even over die luchthaven te banjeren. Veel veranderd, maar bepaald niet slechter geworden. De vertrek/aankomsthallen zijn bijna shopping-malls, het ruikt er plezierig, het personeel is aardig, de boel is schoon. Bekijk nu het gemiddelde spoorstation in ons land. Gezien? Kijk, daarom moeten we gewoon blijven vliegen en dat spoor laten aan de linkse volksmassa’s die genoegen nemen met weinig voor veel. Want als we de jaarlijkse subsidies aan de NS (onlangs weer 170miljoen om de prijzen niet te laten verhogen..) weg zouden halen kost een treinticket van Amsterdam naar Maastricht net zo veel als een vliegticket van Schiphol naar New York. Rara waar ik dan liever heen zou gaan…. Hoe dan ook, dat linkse denken is een ramp. Het weghalen van de moderne tijd bij normale mensen is dat ook. Voor normaal denkende mensen blijft het vliegtuig. Gewoon doen. Je ziet meer en komt nog eens ergens. De familie is weer thuis en genoot. Een enkele reis die 8 weken had geduurd per boot…. Het kan altijd nog erger…(beelden: prive archief)

In de sneeuw naar Berlijn…

Telkens als we iets te vieren hebben of hadden deden of doen we iets leuks. Zo wilden we nog wel eens een tripje maken als bijvoorbeeld vrouwlief jarig was. Dat kon soms uitgebreider dan op andere keren in onze persoonlijke geschiedenis, maar in november 1988 vierden we een kroonjaar voor haar en besloten we dat te doen in Berlijn. Nu was dat een stad die je vanaf Schiphol alleen kon bereiken met Amerikaanse of Britse vliegtuigen, andere carriers zoals KLM mochten er door de toenmalige verdeling van Duitsland nog niet heen.

Dus checkten we op de 16e november, een dag voor haar daadwerkelijke verjaardag in voor de DanAir-vlucht uit die periode, in de vroege ochtend. Het vliegtuig waarmee we vlogen was een tweemotorige turboprop van het type British Aerospace/Avro 748 en zo’n kistje nam een 50-tal passagiers mee. Achter in de cabine was een open ruimte achter een vangnet waar men de bagage of wat vracht kon opbergen en de piloten liepen ons voorbij richting cockpit in een half militaire outfit.

De twee Rolls Royce Darts maakten voldoende geluid om elkaar nauwelijks te kunnen voorstaan maar in een uur en 38 minuten stonden we op het vliegveld van Berlijn (Tegel). De bijzondere ervaringen daar konden beginnen. Zo was de verdeelde stad nog echt een avontuur. We vermaakten ons prima en deden veel inzichten op over de enorme kloof tussen het vrije westen en het communistische deel van Duitsland dat nog onder een echt juk zuchtte van autoritaire controles en AK-47’s.

We bezochten uiteraard de bekende plekken van Berlijn en vierden de verjaardag van vrouwlief in alle vrijheid en sfeer die past bij zo’n gelegenheid. Op de 20e november 1988 moesten we weer terugvliegen richting Amsterdam. En was het de bedoeling dat we onze hotelkamer om 11u leeg verlieten. We mochten de bagage stallen achter de lobby. Maar verrassing…het begon te sneeuwen, en niet een beetje. Binnen de kortste keren lag er een dik pak van dat witte spul.

Dus maar even naar de Zoo, daarna in het Europacentrum een bakkie doen met een lekker broodje, dan nog even over de net gestarte Kerstmarkt daar vlak bij en genieten van een Gluhwein mit Schuss. En dan met de bus naar het vliegveld. Waar we al snel zagen dat de (zelfde) Britse turbopropper onder een fiks pak sneeuw verkeerde….Zou het toestel nog wel gaan? Toen we uiteindelijk konden inchecken deden we dat en bekeken het tafereel van het ijsvrij maken van de kist. Al snel zag die er toonbaar uit, maar ging het daarna toch weer sneeuwen…Het werd spannend.

Toch kwamen we zonder vertraging aan boord. Het voor de tweede keer ijs en sneeuw verwijderen ging zo heftig en met zoveel kracht dat het dwars door de randen van de raampjes naar binnen kwam zetten. Dus natte arm en shirt…Maar de kist startte de motoren en reed door de kledder en over een halve ijsbaan naar de schoongeveegde startbaan… In een uur en dit keer 35 minuten terug naar Amsterdam. Waar het helemaal schoon was. Nooit sneeuw gezien in Nederland. Het avontuur voorbij. Naast die leuke ervaringen waren we ook verliefd geworden op die prachtige Duitse hoofdstad van de toekomst toen. We zijn er nog een paar maal terug geweest. Maar niet meer in zo’n nostalgische propliner. Was best jammer eigenlijk…. (Beelden: Prive)

Fladderen…

Fladderen…

Intussen honderden vlieguren verder moest ik onlangs bij het zien van een oude foto ineens terugdenken aan die eerste keer dat ik samen met vrouwlief (toen nog lieve vriendin..) het luchtruim koos in een piepkleine Piper TriPacer. We praten dan over heel lang geleden. Ik had net zelf twee keer gevlogen in een rondvluchttoestel van Martin’s Air Charter boven Amsterdam en had dus al de nodige vliegervaring (..) maar de liefde voor al dat vliegende spul maakte dat ik graag meeging in de uitnodiging van iemand van de bankinstelling waar wij toen werkten die zijn uurtjes met dit sportkistje wilde onderhouden.

Tegen een geringe vergoeding konden we op een wat kille aprildag mee vanaf het grasvliegveld bij Hilversum. Mijn oudere broer Rob nam ik ook mee, net als een collega uit die tijd zodat de piloot twee vluchtjes kon maken en wij op dat vliegveld konden genieten van de sfeer en wat er zoal in de hangar van dat veldje stond opgeslagen. De Piper Tripacer was een piepklein toestel, je kon er net met drie man inzitten en met het wat iele motortje voorin was het een wonder dat hij zich op enig moment los maakte van het altijd wat drassige vliegterrein.

We vlogen o.a. boven Loosdrecht en Hilversum en het was een hele ervaring om te zien hoe de piloot op heel andere wijze dan ik, ‘ervaren vlieger’…, van Schiphol kende. Het vliegen in een dergelijk toestel had meer weg van fladderen dan echt vliegen maar wat was ik er gelukkig mee. Weer een vliegervaring er bij en dat sterkte alleen maar mijn verlangen om overal en altijd heen te vliegen om meer ervaringen op te doen. Nou dat deed ik. Ik schreef al die vluchten op in een soort logboek en sta achteraf versteld hoeveel keren ik heb kunnen en mogen vliegen. Van klein tot groot, want ook qua omvang kon het nog kleiner, zoals in een tweezits Piper Super Cub of Cessna 150. Maar toen was ik natuurlijk wel door de wol geverfd en wist wat me te wachten stond. Dat was indertijd tijdens die eerste keer op Hilversum wel anders. Ik weet nog goed dat we heel tevreden instapten in de auto van mijn broer Rob. Want hoewel ik nu een ‘ervaren vlieger’ was, een rijbewijs bezat ik nog niet. Dat kwam pas later. Maar daarover berichtte ik al eerder… (Beelden: archief)