
Als jong ventje, ik verhaalde daar al eerder over, fietste ik vanuit huis meerdere malen per jaar naar Schiphol, zette mijn toenmalige tweewieler tegen de heg daar en klom er op. Dan kon je net over de struiken heen het vliegverkeer volgen dat toen nog een schaduw was van wat er nu zoal opstijgt of landt. Door de jaren van het leven heen heb ik dat zgn. ‘spotten’ tot een ware passie verheven. Kocht er ook de nodige apparatuur voor en kan me verheugen op heel wat avonturen langs de diverse startbanen van vliegvelden die ik hiervoor opzocht.

Maar de afgelopen pakweg vier jaren kwam er eigenlijk niks meer van. Het verlangen er naar nam overigens niet af en dus pakte ik onlangs de hele boel weer eens bij elkaar, laadde de SLR-camera op, zette nieuwe batterijen in mijn luchtvaartontvanger en stapte in de auto voor een ochtendje in juni waar ik weer eens echt kon genieten. Want net als mensen die een sportwedstrijd bezoeken of anderen die op het strand liggend alles wat daar voorbij komt observeren, doe ik dit dan langs een van Schiphol’s start/landingsbanen.

Grote en kleine kisten, Nederlandse en buitenlandse carriers, zakenjets, of zelfs een oefendemo van de lokale brandweer. De camera klikte, en af en toe zette ik ook de iPhone in voor wat videowerk. Heerlijk. Het was die ochtend na de bloedhitte van een week eerder, zalig koel, de wind blies me in de rug en boven me trok het zwerk dicht wat weliswaar zorgde voor minder heldere beelden, maar ook de zon wat filterde die hier nog wel eens precies tegenover je staat. Later reed ik even langs mijn bekende ‘pornoshop’ in Aalsmeer voor wat aankopen en deed toen als toetje nog even een looprondje op Schiphol-Oost waar ik dan veelal de daar geparkeerde zakenjets op de plaat zet. Ik luister naar de kisten, ik ruik de lucht van kerosine, ik zie de bedrijvigheid, bereken hoeveel mensen er in die kisten zitten en ook hoeveel werk deze parel in de kroon van onze economie de regio en het land biedt en geniet. Ik spot zolang het kan.

Want voor je het weet is Schiphol opgelost in het zoutzuur van de linkse klagers waarvan er naar nu bekend werd 80 goed waren voor 55.000 klachten per maand. Ik behoor daar niet bij, zal duidelijk zijn. En omdat ik een echte omwonende ben, ook dat nog, zal ik nooit klagen. Want ik spot zelfs onbewust wat hier voorbij komt als ik in mijn mancave mijn geschoten opnames ver- en bewerk…! Heerlijk tijdverdrijf…(Beelden: eigen archief)








De stappen die ik op jonge leeftijd zette op het gebied van een carrière switch hadden niks van doen met kennis van zaken, meer met een enorm verlangen naar actief willen zijn in dat wereldje van de luchtvaart. Ik had als jong mens bijna een obsessie met die luchtvaart, ongetwijfeld mede veroorzaakt door mijn moeder die me vaak meenam als kleine urk naar het toenmalige Schiphol en dan op het platform rondwandelingen of ritten met ons als kinderen maakte waardoor ze dicht bij die vliegende vogels kon komen. Ergens moet toen de tik van de propellers me hebben geraakt want ik weet niet beter dan dat ik gek was op alles wat vloog. En dat die dingen over de stad heen (en onze straat) af en aan vlogen richting Schiphol zal zeker hebben bijgedragen aan een grote nieuwsgierigheid richting alles wat er mee van doen had. Dus als jong mens al bezig met verzamelen van alles wat met die luchtvaart te maken had en als het even kon op de fiets (of per Maarse & Kroonbus) naar Schiphol om vliegtuigen te kijken. Al snel had ik door dat er in grote lijnen twee kanten van de luchtvaart waren ontwikkeld. Die van de passagiers met alle glamour en uitstraling die daarbij hoorde kennelijk, en die van de luchtvracht. Die laatste op het oude Schiphol een beetje weggeduwd in een relatief bescheiden hoek aan de oostkant van het toenmalige platform.
Vaak zag je daar interessante wat oudere vliegtuigen hun werk doen. Je zag er ook mensen met kratten in de weer of met enorme stapels dozen bloemen. Maar verder keek ik niet zozeer naar de achtergronden van deze tak van dienst. Het gek zijn op…ging door toen ik als jong mens was begonnen bij de Nederlandsche Middenstandsbank in Amsterdam (nu ING) waar ik een keurig nette kantoorbaan kreeg en min of meer werd gedwongen in de avonduren te studeren. Want carrière maken bij een bank hield in dat je moest doorleren. Zware tijd voor een jong mens als ik, immers ik startte met die carrière op mijn 14e. Wist toen wel al vrij zeker dat ik later directeur van die bank zou zijn. Het liep anders. Het karaktertrekje dat ik me niet wilde laten onderwerpen aan malloten met meer positie, stak al op die jonge leeftijd de kop op. En daarbij, was dat bankleven wel iets voor mij? Een overplaatsing naar een afdeling die me helemaal niet beviel zorgde er na een aantal jaren voor dat ik ontslag nam. Ik moest en zou iets gaan doen wat me meer paste. En al snel ontdekte ik dat men op Schiphol in die jaren bwvs gilde om mensen. Mijn achtergrond (bankwerk en studie) maakte dat een oud en gerenommeerd transportbedrijf in Amsterdam me uitnodigde op sollicitatiegesprek.
Men was daar nl. gestart met iets ‘nieuws’. Luchtvracht! En daarvoor zocht men een goede vent naast de al werkzame ‘chef’ van het kantoor, Ruud Breems. Of ik daar iets in zag!? Nou zeker. En twee weken later meldde ik me op Schiphol. In een bescheiden kantoor met daarnaast een soort opslagruimte die men ‘particulier entrepot’ noemde. Dat kantoor kende slechts een enkel bureau, twee stoelen, een schrijfmachine en wat kasten voor de benodigde papieren. De rol van het bedrijf was om aan de ene kant vrachtgoederen die per vliegtuig waren aangekomen en bestemd voor klanten van het bedrijf in te klaren en af te leveren. Tot dan de hoofdzaak van het werk. De tweede taak betrof het versturen van luchtvrachtgoederen t.b.v. vaak weer andere klanten over de hele wereld. En dat moest je dan doen met vooraf klaargemaakte stapels papieren, waaronder een luchtvrachtbrief, douanedocumenten en als je pech had allerlei eenmalige verklaringen rond het al dan niet uit de EEG afkomstig zijn van dat spul. Je had contact met de airlines van toen, moest je een weg knokken langs de barrières van de douane en dan die spullen zelf af zien te leveren in de loodsen van de afhandelende partijen voor de airlines. Vaak KLM, soms Aero Ground Services die beiden een bescheiden loods hadden aan dat uit mijn spottersjaren bekende vrachtplatform. Al snel waren de taken verdeeld. Ruud Breems bleef importgoederen doen, ik mocht alle exportzaken regelen. Een verantwoordelijke baan en door al die praktische kanten ook een verademing t.o.v. dat toch wat saaie bankwerk. En daarbij…de vliegtuigen reden met hun vleugels zowat door onze kantoorruimte heen en tussen de middag zat ik vaak even op een krukje naar al dat fraaie spul te kijken. Ik was op Schiphol begonnen. En zou er nog heel wat jaren blijven…(Beelden: Yellowbird archief/Peter Jongbloed)
Ik ben een vliegtuigspotter. Iemand die vanaf zijn jeugd is gefascineerd door het fenomeen van de vliegende metalen vogels. Net als duizenden anderen die dit zien als een serieus te nemen hobby. Elk vliegtuigtype kunnen onderscheiden en ook de maatschappij of luchtmacht die het toestel gebruikt. In die zin had ik een rol kunnen spelen bij een heel bijzonder fenomeen dat na de Tweede Wereldoorlog werd ingezet als verdedigingslinie van ons met kwade bedoelingen bezoekende vliegtuigen uit het Oostblok. In 1950 startte men in ons land namelijk met de bouw van een keten van torens die waren bedoeld om laag vliegende (onder de radarketen van toen) Russische vliegtuigen te spotten, hun richting en bedoelingen in te schatten en dat door te bellen naar de luchtverdediging van toen. Gebouwd op heel wat verschillende plekken, verspreid over heen Nederland. Bemand door het Korps Luchtwachtdienst (KLD) en actief gebruikt tijdens de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. In basis torens met een soort betonnen honingraatconstructie en wel op zodanige wijze uitgevoerd dat het niet te veel zou hoeven kosten.
Bovenop die torens een platform en dat was te bereiken met steile metalen of houten trappen. Het systeem heeft uiteraard nooit om het eggie hoeven dienen. De Russen kwamen niet, gelukkig maar, en onze radar- en afluisterapparatuur werd zodanig goed dat we de menselijke observaties niet meer nodig hadden. Van de oorspronkelijke 276 uitkijkposten (een deel was op bestaande hogere bebouwing gevestigd) bleven er maar weinig over. Naar verluid zijn er nog maar 19 zichtbaar in het landschap. Een daarvan bezochten we onlangs. In een plaatsje waar ik zelf nog nooit gehoord had zelfs, Strijensas, midden in de Mariapolder, aan het water niet te ver van de Moerdijkbruggen. Deze is gebouwd op een oude kazemat (1938) en heeft dus een behoorlijk fundament.
Tijdens de open dag die in de lokale krant werd aangekondigd en door een van onze lieve vrienden uit de omgeving opgepikt, beklommen we die toren (gevaar voor eigen leven..) en keken uit over de polder en de rivier. Voor mij is dat geen genoegen, want last van hoogtevrees, maar toch wel even een aardige indruk van hoe zoiets in de praktijk moet zijn gegaan. Kompas, verrekijker, op de rand van de toren aanduidingen van welke plaatsen in een bepaalde zichtrichting te vinden waren. Men houdt de boel hier in ere. Vrijwilligerswerk. En zo hoort het ook. De geschiedenis was mij onbekend. En ik vind het knap te bedenken dat al die lui die dat werk deden ook in dezelfde boekjes als ik indertijd hun basiskennis opdeden om al die Russische vliegtuigen te kunnen onderscheiden van de laagvliegers uit eigen gelederen. Ik ben blij dat ik dit heb gezien. Net als die polder, op de uiterste noordoostpunt van de Hoeksche Waard. Ik was verbaasd dat ook daar mensen wonen…maar dat is een andere discussie…
Vrouwlief gaat op reis. Samen met onze schoondochter. Goede combi, kunnen het prima vinden. En ik blijf thuis. Samen hebben ze vast weer veel plezier en de plannen voor dit nieuwe tripje werden al enige tijd geleden gemaakt. Lekker ver weg, een bestemming met grote culturele en toeristische potentie. De opslagkaartjes in hun camera’s zullen er vermoedelijk tot de rand mee worden gevuld. Het is hen helemaal meer dan gegund natuurlijk. Ik ben er ook al wat aan gewend geraakt. Vaker met de familie op stap in de afgelopen jaren en ik blijf dan thuis. Dat laatste is deels een eigen keuze. In mijn carriere heb ik zo veel gereisd en gevlogen dat ik er op enig moment een beetje moe van werd. Daarbij is dat vliegen ook niet meteen comfortabeler geworden. Wellicht nog wel in de lucht, maar zeker niet op de grond. Ik stam nog uit het tijdperk dat als je ging reizen je een ticket kreeg van de airline waarmee je geacht werd te vliegen en dat je dan ging inchecken op Schiphol, je eventuele koffer afgaf en daarna de paspoortcontrole passeerde voor een wandeling richting de Gate waar jouw vlucht op je wachtte. Eventueel nog even ‘taxfree’ shoppen en daarna op het gemakkie een bakkie doen. Alles binnen redelijke tijd voor vertrek.
Zo vloog ik heel Europa door, maar ook naar de VS. Tegenwoordig is alles anders. Je boekt via het internet, print zelf een A4tje uit met je ticketgegevens en checkt ook jezelf in. Bagage meenemen is een oefening waarvoor je moet afstuderen wil je het snappen en de veiligheidsvoorzieningen zijn zodanig streng dat je zowat drie uur van te voren aanwezig moet zijn om op tijd bij die gate te komen. Het taxfree shoppen verloor haar aantrekkelijkheid sinds we in de EU grenzenloos met elkaar omgaan en de prijzen in die winkels vergelijkbaar zijn (zo niet duurder) met die in de hoofdstedelijke Kalverstraat. Als je met een zgn. prijsvechter vliegt moet je zelf maar zien dat je snel aan boord komt als het startschot voor het ‘boarden’ heeft geklonken. Daarna is het ieder voor zich en God voor ons allen. Nee, ik ben daar niet van al weet ik nog steeds goed waar je wel en niet moet zitten in zo’n kist. En op elk vliegveld is de procedure gelijk. De magie van het vliegen voor mij daardoor deels verdwenen. Het vliegen zelf het leukste deel van de reis, alles op de grond vervelend. Daarbij ben ik zelf van het op tijd zijn en kan slecht tegen vertragingen.

En dat maakt mijn plezier in de achterliggende jaren toch een stuk minder groot. Ooit, in een grijs en ver weg gelegen verleden, begon ik met deze liefhebberij door op de fiets vanuit mijn woonhuis of school naar het toenmalige Schiphol te fietsen en daar dan over de heg te kijken naar die startende en landende vliegtuigen. Dat werd later weer wat anders. Zomer en winter, warm of koud, altijd een paar uurtjes per week zitten op een van de toenmalige terrassen met een bakkie warme chocolademelk en dan maar kijken naar al die vertrekkende en aankomende vliegtuigen. De meeste daarvan nog voorzien van zuigermotoren en propellers. De eerste jets maakten het de oren in die tijd best wel eens lastig. Want die kisten van toen waren nog niet van de milieuvriendelijke soort. Met de brommer later ook wel eens naar de andere vliegvelden die vanuit Amsterdam binnen redelijke tijd bereikbaar waren. Hilversum, Soesterberg, Rotterdam-Zestienhoven. Zag je weer eens iets anders dan het standaardwerk. Wist ik veel in die tijd.
Onlangs trakteerde ik mijzelf weer eens op een ‘mannendagje’ zoals ik het zelf noem. Dan gaat een mens als ik niet naar een of ander stadion om daar naar voetballende lieden te kijken hoor. Nee, ik vertrek dan naar het grote vliegveld in mijn achtertuin, dat bij de meeste mensen bekend is als Schiphol. Die wereldluchthaven ligt zo dicht bij onze woonstek dat ik er dagelijks mee geconfronteerd word. Maar ooit ben ik besmet geraakt met het spottersvirus en dat ben ik jarenlang intensief wezen uitzieken. Gewapend met een camera, een opschrijfboekje, en in die latere jaren een luchtvaartontvanger en verrekijker. Heerlijk om dat weer eens te doen. Het komt er domweg te weinig van. In mijn jeugdjaren werd ik al getrokken door dat bekijken van vliegtuigen. Die dingen kwamen indertijd nog wel eens recht over de stad heen als ze gingen landen of juist waren opgestegen en het geluid trok mij als jong mens richting de basis waar al dat spul opereerde. Ik ging eerst op de fiets die kant op.
Zette die dan tegen de heg voor de startbaan neer, klom op de stang van het tweewielige ding en keek naar de vliegtuigen die daar vertrokken of landden. Het was een warm bad al was het best wel eens fris. Later ging ik dan met een kaartje richting de promenades langs het toenmalige platform en deed enorm veel indrukken op. Maakte de laatste propellervliegtuigen mee, de eerste jets, genoot van de geluiden, droomde weg bij het idee dat die kisten naar de meest uitheemse bestemmingen vlogen. Teheran, Ceylon, New York, Helsinki en zo meer. Allemaal op de fiets, later bromfiets. Ik was daarmee best een buitenbeentje want zelfs uit de kring vrienden die aangaven gek te zijn op vliegtuigen waren er maar weinigen die zo gek waren om in januari met me mee te gaan naar de luchthaven als daar sneeuw lag. Of tijdens het Gouden huwelijk van Juul en Benno toen heel wat buitenlandse gasten per vliegtuig arriveerden op Schiphol en dat deden met vliegtuigen die je normaal nooit zag.





